Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5 Zuidoost-Azië

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1293 woorden
  • 31 maart 2010
  • 73 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
73 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
5.1 Afbakening en gebiedskenmerken

Zuidoost-Azië
• 11 landen
• kenmerken van Oost-Azië, Zuid-Azië, Australië
• ook kenmerken van Pacific Rim: eco. sterk opkomend gebeid rond Grote Oceaan

Regio: gebied met eigen kenmerken
- begrenzing wordt bepaald door criteria
• formele/homogene regio’s: begrensd door gelijksoortige verschijnselen
• functionele regio’s: begrensd door relaties, interacties, contacten
- nodale regio’s: gericht op een centraal punt

• perceptionele regio’s: begrensd door een gevoel

Culturele overeenkomsten
• rijke culturele traditie
• veel oude koninkrijken
• natte rijstbouw
• handelaren en zeerovers
• veel invloeden van buiten
• kenmerken van China en India (Indo-China)
• invloeden Europese kolonisatie

Cultuurgebied: gebeid waarbinnen de culturen van volkeren op elkaar lijken, gebasseerd op 3 criteria: dominante cultuur, geschiedenis en geografische ligging.

Fysisch-geografische kenmerken
• veel eilanden en schiereilanden
• veel invloed van de zee
• het reliëf bepaalt de bevolkingsspreiding
• aardbevingen
• vulkanisme

Politieke samenwerking
•sinds 1967 ASEAN, Association of Southeast Asian Nations

- bevorderen vrede
- samenwerking
• sinds 1992: AFTA, ASEAN Free Trade Area
- poging tot vrijhandel
- mate van samenwerking is beperkt door geringe complementariteit.

Gebiedskenmerken Zuidoost-Azië
• klimaat:
- ligging in de vochtige tropen: direct/indirect invloed gehad op ontwikkelingsproces (alle landen in tropen eco zwak)
- veel gebieden Af-klimaat
• regionale verschillen door
- hoogteligging
- aan- of aflandige wind
- stijgingsregen
- stuwingsregen
• tropische bodems
- vaak arme bodems
- weinig humus
- snelle afbraak organisch materiaal
- kwetsbaar voor verstoringen (ontbossing)
- vanouds extensieve landbouw, shifting cultivation
• vruchtbare bodems in

- rivierdelta’s
- vulkanische gebieden
• geologie
- grote hoogteverschillen (plooiingsgebergten)
- grote rivierdelta’s met intensieve landbouw
- diepe troggen
- convergente plaatgrenzen
- aardbevingen
- subductiezones: vulkanen, eilandbogen

Bevolkingskenmerken
• demografische ontwikkeling o.a. bepaald door
- ontwikkelingsgraad
- politiek
- economie
• zichtbaar in
- demografische transitie
- hdi-index: human development index
• variabelen o.a.
- bbp
- alfabetisering
- levensverwachting

5.2 Ontwikkelingen in Zuidoost-Azië
Bewoners
• veel verschillende groepen.
- grootste groep woonde vaak in laagland hier ontstonden economische centra
- minderheidsgroepen vaak in perifere gebieden


Kolonisatie
• vanaf 16e eeuw: komst Europeanen
- handelskolonialisme: vooral specerijen
• na 1800 opkomst industrie in Europa
- imperialisme: uitbouw koloniale rijken, exploitatiekoloniën
koloniën: leverancier grondstoffen, delfstoffen, afzetgebied, industrieproducten

Dekolonisatie
• na Tweede Wereldoorlog: dekolonisatie
- koloniale grenzen werden staatsgrenzen
- soms strijd om onafhankelijkheid
- soms strijdtoneel wereldconflicten
• economische afhankelijkheid bleef
- neokolonialisme

Slechte economische start
• jonge landen, slechte (economische) omstandigheden
- gebrekkige infrastructuur
- slechte scholing
- weinig ondernemers
- interne conflicten
- seperatisme
• handel
- verslechtering ruilvoet

Opkomst industrie
• begin industrie vaak door

- importsubstitutie
- exportvalorisatie
• daarna soms snelle ontwikkeling, emerging economies
- eerst Japan
- daarna Aziatische tijgers
- dan nieuwe industrielanden

Voorbeeld: Singapore
• snelle groei door:
- gunstige ligging
- overheidsinvloed: lage lonen, soepel ontslag, beperkt stakingsrecht
- hierdoor veel buitenlandse investeerders
- exportgerichte industrie.

Groei van de economie
• na eerste industrie
- lonen stijgen
- mogelijk vertrek arbeidsintensieve industri, footloose bedrijven
• komst bedrijven
- (toekomstige) afzetmarkt
• ontstaan regionale arbeidsverdeling

Ontwikkeling Zuidoost-Azië
• Zuidoost-Azië: nu onderdeel wereldeconomie

• buitenlandse bedrijven worden aangetrokken door
- lage lonen
- gunstige belastingregels
- gunstige ligging
- goede infrastructuur
- extra voordelen in de EPZ’s (export processing zones)

Onderdeel wereldeconomie
• global shift: verschuiving economisch zwaartepunt
- naar Pacific Rim
• onderliggende processen:
- globalisering
- outsourcing
- offshoring

Azië-crisis
• groei Zuidoost-Azië veelal met geleend geld
• niet altijd goed geïnvesteerd
- overschot aan vastgoed
- leningen die niet afgelost konden worden
• banken trokken geld terug
- Azië-crisis (1997)
- herstel na 2003

Landbouw
• oude zwerflandbouw verdwijnt
- braakperioden te kort

- verbod op afbranden bos
• sinds kolonisatie: meer sedentaire landbouw (vaste plek)
- zelfvoorzienende bevolkingslandbouw
- ondernemingslandbouw (o.a. plantages)
- gedwongen handelsgewassen voor Europoa
rurale differentiatie: verschil binnen plattelandsgebeiden

Agrarische ontwikkelingen
• agrarische transitie, vooral door Groene Revolutie
- meer mechanisatie
- meer kapitaalintensief
- minder arbeidsintensief
- hogere productiviteit
• nadelig voor kleine boeren
- dé-agrarisatie
- toename urbanisatie

Centrum – periferie
• snelle ontwikkeling kustgebieden
- export-gericht
• binnenland bleef achter
- zelfvoorzienend
• fragmentarische modernisering
• economisch dualisme
- ruimtelijke polarisatie
- economische polarisatie


Beeldvorming Zuidoost-Azië
• bepalend waren:
- koloniale situatie
- dekolonisatie
- Vietnamoorlog
- economische groei (met sociale ongelijkheid en ruimtelijke afwenteling)
- opkomst massatoerisme

Belang van het toerisme
• voorwaarden
- politieke stabiliteit
- bereikbaarheid
- prijsniveau
• gevolgen
- directe en indirecte werkgelegenheid
- positieve toeristenbalans
- behoud cultureel erfgoed
• nadelen
- milieuvervuiling
- grote invloed westerse bedrijven

Toerisme Indonesië
- metropool Jakarta met historische gebouwen
- rijstvelden en plantages
- oude tempels
- geisers, zwavelmeren, vulkanen
- hindoeïsme op Bali
- koraalriffen


Toerisme in Thailand
- Bangkok: modern en traditioneel
- veel verschillende landschappen
- platteland met rijstvelden
- verschillende bevolkingsgroepen
- tempels
- stranden

Toerisme in andere landen van Zuidoost-Azië
- weinig toeristische voorzieningen
- resten van oude beschavingen
- stranden
- delta’s

5.3 Regionale verschillen
• Laos
- een van de minst ontwikkelde landen
- grenst niet aan zee
- voormalige Franse kolonie
- communistische regering
- sinds 1986 minder staatsinvloed
• Gouden Driehoek: grensgebied met Myanmar en Thailand
- grote opiumproductie

Laos
• plattelandssamenleving:
- geconcentreerd langs de Mekong

- in berggebieden veel verschillende stammen veel culturen
• leven voor een deel van:
- textielproductie
- bezoekende toeristen
- zwerflandbouw (bodemerosie, minder bio-diversiteit)

Ontwikkeling van Laos
• opkomst industrie rond Vientiane
• toename buitenlandse investeringen
- mijnbouw
- elektriciteitsproductie
• de laatste jaren snelle economische groei

Singapore
- hoog ontwikkelingspeil
- weinig analfabetisme
- hoge welvaart
- hoge levensverwachting
- hoge hdi-ranking
- hoge verstedelijkingsgraad

Economie van Singapore
• begin: exporthaven rubber en tin
• daarn:
- olieraffinage
- distributie industrieproducten
• na onafhankelijkheid
- buitenlandse investeerders

- lage lonen
- goede scholing
•daarna
- kapitaalintensieve industrie
- dienstverlening

Bestuur Singapore
• één overheersende politieke partij
• veel staatsinvloed
- huisvesting
- gezinsplanning
- pers
- vakbonden
• strenge regels voor een schone stad

Indonesië
• bevolkingssamenstelling
- erg heterogeen
- grootste groepen Javanen en Sundanezen
• taal: Bahasa Indonesia
• godsdiensten:
- moslims (88%)
- christenen
- hindoes
Onderlinge relaties niet altijd goed o.a. door tegenstelling rijk – arm

Bevolking van Indonesië
• sterke concentratie op Java. Madura, Bali i.v.m. gunstige fysisch-geografische omstandigheden
- tropisch klimaat

- vruchtbare bodems (vulkanisme)
- meerdere rijstoogsten per jaar
- koloniaal verleden
• op deze eilanden gebrek aan werk en voorzieningen
- poging tot betere spreiding: transmigratiepolitiek, maar weinig medewerking bevolking

Primaire sector
• voor veel mensen belangrijk
• rijst op sawa’s, handelsgewassen b.v. rubber, palmolie, koffie, cacao
• Groene Revolutie:
- mechanisatie
- agrarische transitie
- dé-agrarisatie
• door veranderingen wordt shared poverty minder

Secundaire sector
• eerst veel staatsbedrijven
• na 1965
- beter investeringsklimaat particulieren
- petrochemische industrie door olie
- assembalagebedrijven
• na 1990
- investeringen door mno’s (schoeisel, kleding, speelgoed, enz)
- vertrekt deels naar goedkopere landen

• nog steeds overal veel kleine ambachtsbedrijfjes

Tertiaire sector
• grote informele sector
• door welvaart: groei formele sector
• belangrijk is opkomst toerisme tegenslagen door
- politieke onrust (b.v. aanslagen)
- tsunami
- besmettelijke ziekten

Een tweedeling
• overal in het land zichtbaar:
- fragmentarische modernisering
- dualistische economie
• veel kinderarbeid
• markt is ongelijk verdeeld: - vriendjespolitiek
- corruptie

5.4 Vergelijking China en India
• cultuurgebied Zuid-Azië:
- veel volkeren
- veel talen
- hindoeïsme: - veel goden
- reïncarnatie
- groep is belangrijk: kasten
- veel kastelozen

De opkomst van Zuid-Azië
• Na kolonisatie

- veel landen
- grensconflicten
- godsdienstige tegenstellingen
• dualistische economie
- centrum – periferie tegenstellingen o.a. tussen stad en platteland (grote groepen onder armoedegrens)

India als NIC
• gesloten economie werd vrijhandel
- staatsinvloed wordt minder
- invoerrechten afschaffen
• gunstig
- lage lonen
- goede scholing
- groeiende afzetmarkt
- goedkope grond
- soepele milieuregels
• veel investeringen India in rijke landen

China als handelsland
• handelsrelaties met USA, Europa, ASEAN-landen
• export van vele soorten goederen
• hogere grondstofprijzen door vraag China
• veel transport
- via Chinese havens
- door Chinese bedrijven
• veel contacten met Afrika

- geldleningen
- bouwactiviteiten
- ruil met grondstoffen

Productie in China
• sinds 1980 Speciale Economische Zones
- goede ligging
- goede infrastructuur
- belastingvoordelen
• eerst arbeidsintensief, later ook hoogwaardige eindproducten
• vrijemarkteconomie: veel overheidsinvloed, staatsbedrijven
• invloed China neemt toe, sinificeren
• ook groei Chinese afzetmarkt

Tweedeling in China
• fragmentarische modernisering / duale economie
- groei in oosten en zuiden
- groei in de steden
- agrarische gebieden blijven achter
• door liberalisering boeren naar de stad
- weinig rechten

- geen onderwijs voor hun kinderen

Nadelen Chinese groei
• groei economie door
- ontbreken goede milieuregels
- veel steenkoolgebruik
- corruptie
- lage lonen en armoede
• sterke milieuvervuiling
- groei autoverkeer
- elektriciteitsproductie
- vervuilende industrie
• watertekort

Bevolking van China
• meeste Chinezen zijn Han-Chinezen
- veel minderheidsgroepen met eigen cultuur
- vaak in perifere gebieden
- economisch achtergebleven
• invloed overheid
- lange tijd → één-kind politiek
- door vergrijzing nu meer kinderen nodig

Confucianisme
Confucianisme: harmoniemodel
- vaste opbouw maatschappij

- afgeschaft door communisme; klassenstrijd en dictatuur van het proletariaat

nu:
- markteconomie met welvaartstegenstellingen
- terug naar ideeën confucianisme






REACTIES

B.

B.

bagger

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.