Waar heb jij je schoolspullen gekocht?

Doe mee aan het Back To School onderzoek over schoolspullen en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Hoofdstuk 4

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1042 woorden
  • 16 juni 2017
  • 15 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
15 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Laat van je horen: schrijf een brief en kom in de krant 📰

Ook dit jaar organiseert Nieuws in de Klas een schrijfwedstrijd waarbij het winnende verhaal wordt gepubliceerd in de krant. Schrijf jij het meest vlammende betoog, best onderbouwde of scherpste opinie over wat er nu speelt in de wereld, dichtbij of ver weg? Of het nu gaat over het milieu, geloof, vluchtelingen of het nieuwe kabinet, AI of gender-issues, alle meningen zijn welkom. 

Doe mee!

Hoofdstuk 4: Stedelijke gebieden

 

§2: De Randstad en de rest

 

De Randstad wordt door sommigen als een Deltametropool gezien: dé wereldstad aan de monding van grote rivieren. Het is niet een stad, maar een ringvormig, stedelijk gebied bestaande uit:

1) Amsterdam

2) Den Haag

3) Rotterdam

4) Utrecht

Deze steden hebben grootstedelijke functies, dat wil zeggen activiteiten in:

1) Bedrijvigheid

2) Openbaar bestuur

3) Kennis en cultuur

De bevolking maakt hier in wijde omtrek gebruik van.

De Randstad is nog geen stedelijk netwerk, dat kun je aan de pendelzones zien. Dit is het gebied tussen herkomst en bestemming van forensen. De Randstad bestaat uit 3 gebieden:

1) De Noordvleugel. Deze bestaat uit Amsterdam en Utrecht en de steden in dat gebied.

2) De Zuidvleugel. Deze bestaat uit Rotterdam en Den Haag en de steden in dat gebied.

3) Het Groene Hart. Dit is een weidegebied dat tussen de grote steden ligt.

Een stedelijk gebied waarbinnen de bevolking op het verstedelijkte platteland voor werken, winkelen en uitgaan op de stad is gericht heet een urban field. Vanuit de Randstad vindt een uitschuifproces proces plaats naar aangrenzende delen van Nederland. Bedrijvigheid en werknemers gaan zich vestigen in de halfwegzone: Noord-Brabant en Gelderland. Daar is de bereikbaarheid beter.

 

§3: De Randstad en de ruimte

 

In de Randstad zijn de ruimteproblemen groter dan in de rest van Nederland. De overheid bepaalt op welke manier de ruimte gebruikt mag worden, oftewel ruimtelijke ordening. Er zijn 2 soorten:

1) Sectoraal beleid. Dit gaat over één onderwerp of sector in de samenleving.

2) Regionaal beleid. Hierbij worden inrichtingsvoorstellen van verschillende sectoren samengebracht. Alle plannen van de verschillende ministeries zijn vastgelegd in de Nota Ruimte.

Net buiten de Randstad zijn er steden die worden aangewezen voor gezinnen: groeikernen of groeisteden. Doordat deze erg snel groeiden werden er ook Vinex-wijken (nieuwbouw) gemaakt. Deze liggen aan de rand van bestaande steden. De woningbehoefte is het aantal woningen, gespecificeerd naar soort en locatie dat nodig is om de vraag te voldoen. Suburbanisatie zorgt voor pendelstromen. Hierdoor is er veel verkeer en komen er dus hogere milieubelastingen. Het dilemma is dat we in de Randstad de economie willen laten bloeien, maar tegelijkertijd een hoge kwaliteit van wonen verlangen.

 

§5: Steden: ruimte en bestuur

 

Ruimtelijke processen leiden bij steden tot knelpunten, zoals bij stedelijke distributie: de bevoorrading van winkels, kantoren en horeca. Alle steden hebben stedelijke functies waar de bevolking van een groot gebied gebruik maakt. Deze voorzieningen hebben een bepaalde reikwijdte. Dit is de afstand die je maximaal wilt afleggen om gebruik te maken van een voorziening. Het gebied waar de mensen wonen gebruikmaken van de voorzieningen heet het verzorgingsgebied. Als een verzorgingsgebied niet genoeg mensen meer trekt, halen ze de drempelwaarde niet meer.

Bedrijven met een grote ruimtebehoefte kiezen vaak voor een plek in de buurt van een verkeersknooppunt, waar meerdere wegen bij elkaar komen. Er kan op deze plekken veel nieuws ontstaan, waarbij er steeds meer van publiek-private samenwerking (pps) gebruik wordt gemaakt. Dit is samenwerking tussen de overheid en het bedrijfsleven. Het nieuwe van pps is dat de vaak langdurige samenwerking leidt tot meer kwaliteit.

Regionale samenwerking is samenwerking tussen de 3 bestuurslagen:

1) Rijk

2) Provincie

3) Gemeentes

Deze samenwerking is noodzakelijk om dat de aanspraken van bewoners en bedrijven op de ruimte en voorzieningen vaak de gemeentegrens overstijgen. Regionale samenwerking kent 2 vormen:

1) Wettelijk. Er is een aantal stadsregio's met wettelijke bevoegdheden om stedelijke problemen op een hoger niveau dan de gemeente op te lossen. Hogere budgetten, dus meer macht.

2) Vrijwillig. Daarnaast bestaan er bestuurlijke netwerken op vrijwillige basis.

 

§6: Steden: verandering en vernieuwing

 

We leven in een kenniseconomie. Daarbij draait het om innovatie: constant vernieuwen van producten en diensten. Om dit te kunnen doen is er kennis nodig, dit is zakelijke dienstverlening, die gericht is op overheid en bedrijven. Stadsbesturen stimuleren graag een creatieve stad, met een hoog aandeel werkenden in creatieve beroepen. Dit is goed voor de economie.

De kloof tussen banen voor hoog-en-laagopgeleiden heet een duale arbeidsmarkt. Deze dualiteit is ook zichtbaar op de woningmarkt. Toch is er geen grote segregatie naar inkomen: arm en rijk wonen redelijk door elkaar. De segregatie naar etnische achtergrond is groter.

Stadsvernieuwing is het verbeteren van de kwaliteit van woningen door middel van opknappen of sloop en nieuwbouw. Tegenwoordig is het beleid gefocust op herstructurering: het slopen van slechte huurwoningen en nieuwe duurdere woningen bouwen. Als gevolg daarvan diversifieert de bevolkingssamenstelling wat betreft sociaal-economische klassen: gentrification.

§8: Het buurtprofiel

 

Woonwijken kun je verdelen in buurten. Op basis van een buurtprofiel bepaalt een stad wat er moet worden verbeterd. Er staan sowieso drie dingen in het buurtprofiel:

1) De kenmerken van de bewoners

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen

1) De kenmerken van de bewoners

2) De kenmerken van de woningen

3) De kenmerken van de woonomgeving

Woningen weerspiegelen de tijd waarin ze gebouwd zijn. Zo waren ze eerst klein, voor arbeiders. In 1901 kwam er een Woningwet met bepaalde eisen, zoals meer kamers en een woonkamer. Na WOII was er hongersnood en werden er veel eengezinswoningen gebouwd. Pas na 1985 werden in het kader van de herstructurering van oude wijken dure appartementen en huizen gebouwd. Van elke woning kun je woningkenmerken onderscheiden:

1) Ouderdom

2) Eigendom

3) Woningtype

4) Staat van onderhoud

Je kunt naast woningen ook in het buurtprofiel letten op de bewonerskenmerken:

1) Grootte van huishoudens

2) Etniciteit

3) Inkomen

4) Gezinsfase

 

§9: De woonomgeving

 

Het derde onderdeel van het buurtprofiel is de woonomgeving. De leefbaarheid kan minder worden door overlast of verloedering. Als de leefbaarheid in het geding is heet dat sociale onveiligheid. Je onderscheidt objectieve sociale (on)veiligheid en subjectieve sociale (on)veiligheid.

Een openbare ruimte is een gebied dat bedoelt is voor iedereen, maar lijkt soms van niemand te zijn. De subjectieve (on)veiligheid is vaak hoog wanneer deze plekken donker of verlaten zijn. Stadsbestuurders moeten ervoor zorgen dat alle gebieden toegankelijk blijven, hiervoor dienen ze voor 3 dingen te zorgen:

1) Onderhoud

2) Overzichtelijkheid

3) Toezicht

Er zijn naast politie en indeling van openbare ruimtes nog twee factoren die bijdragen aan een veilige wijk:

1. Sociale cohesie. Bereidheid om een actieve rol te spelen in de buurt en elkaar te helpen. Dit wordt gestimuleerd door buurt-of wijkvoorzieningen.

2. Burgerschap. De manier waarop inwoners zelf deelnemen aan de samenleving en meehelpen de leefbaarheid vorm te geven. Op sociaal gebied of je lid bent van een club, economisch of je werk verricht, politiek of je stemt of lidmaatschap bij een partij.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.