Hoofdstuk 3: Stromen trekken sporen

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 746 woorden
  • 13 maart 2009
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Oriëntatie
Voorbeelden van stromen:
-verkeers~ = wegen, viaducten...
-energie~ = praatpalen, zonnedaken
-afval~ = vuilverbranding
-goederen~ = kanaal, tanker
-lucht~ = windvanen

§1
-Wat is de ‘El Niño’ ?
De warme zeestroom, bij Ecuador en Peru, die rond Kerstmis verschijnt.
Gevolgen van de verschijning: vis verdwijnt, regenval en temperatuurstijgingen.
-Hoe ontstaan stromen?
Door verschillen. (Hoog-laag)
-Welke stromen zijn er?

Fysisch-geografische stromen: lucht-, water- en convectiestromen
Sociaal-geografische stromen: migratie-, verkeers-, goederen- en informatiestromen
-Hoe laten stromen sporen achter?
Als bijvoorbeeld wegen, spoorlijnen, havens, schotelantennes en zendmasten.
Het landschap is ook van invloed op de omvang (en loop) van stromen. Denk aan bergen en een vlak stuk land.
-Hoe zijn stromen mogelijk?
Het landschap wordt (her-)ingericht. Geografen zetten stromen op een kaart d.m.v. een stroomdiagram.
Stroomdiagram = diagram waarop richting en omvang van stromen staan.
-Tijd en kosten nemen toe met de te overbruggen afstand, voorbeeld:
Als je met de auto verder rijdt, kost het meer tijd en geld(brandstof).

§2
Wat is het verschil tussen verkeer en vervoer?
Autoverkeer = auto’s die van de ene plaats naar de andere rijden
Autovervoer = auto’s die als goederen getransporteerd worden
Verkeer
Het voortbewegen van auto’s, treinen, vliegtuigen en vrachtwagens. (Lucht-, trein- en wegverkeer.) Voortbewegen van vervoersmiddelen.
Vervoer

Het verplaatsen (transport) van goederen en mensen van herkomst naar bestemming.
Het gaat dus over de lading.
Logistiek is het zorgen voor de totale goederenstroom, van productie tot aan consument, met inbegrepen de informatie- en geldstromen.
Logistiek = het sturen, opslaan, bewerken en transporteren van goederen.
Distributie = de verdeling van goederen over een gebied.
Voorbeeld: Om bloemen snel bij de consument te krijgen is een goed distributiesysteem nodig: afzetgebied (distributie~) -- tuinbouwgebied (verzamelgebied) -- groothandel (distributiecentrum) -- winkels (detailhandel)
Infrastructuur = de wegen, spoorlijnen, vliegvelden, pijpleidingen, kabels, satellieten etc. waar verkeer en vervoer gebruik van maken.
De info die per kabel of draadloze verbinding wordt verstuurd hoort ook bij verkeer en vervoer.
Telecommunicatie = uitwisselen van info met elektronische middelen (zoals e-mail)
(verdieping) spreidingspatroon = manier waarop mensen, activiteiten en verschijnselen over een landschap verdeeld zijn: regelmatig, geclusterd, willekeurig, lineair, radiaal of concentrisch.

§3
Welke vorm van verkeer en vervoer kiezen we?
Personenstromen

-particulier vervoer (eigen auto)
-openbaar vervoer (bus, metro, trein, vliegtuig)
De keuze wordt bepaald door de afstand, prijs en reistijd.
Goederenstromen
Transportmodaliteiten (vervoer met transportmiddel): schip, vrachtauto, pijpleiding en trein.
De keuze wordt bepaald door de kosten en soorten goederen. De vaste kosten zijn onafhankelijk v/d transportafstand. De variabele kosten stijgen als de afstand toeneemt.
Goederenvervoer: 1.massagoederen (bulk~) 2.stukgoederen. Voorbeeld: 1.graan in een scheepsruim = onverpakt 2. goederen in containers, kisten, kratten, vaten of balen. = verpakt
Informatiestromen
Toen internet kwam dacht met dat telewerken (en teleshopping) het personenvervoer zou terugdringen. Dat is nauwelijks gebeurd. (Telewerken is thuiswerken met een computer in verbinding met het bedrijfscomputernetwerk.)

§4
Hoe voorkomen we een verkeersinfarct?
Verkeersinfarct = verkeer is zo gehinderd, dat automobilisten nauwelijks vooruit komen
Het ontstaat door ‘externe’ omstandigheden bv. het weer, files, incidenten
Knooppunten

Plaatsen waar mensen, goederen en laadeenheden tussen verschillende vervoerswijzen uitgewisseld worden. Bv. stations, havens en vliegvelden met een transferium of een P&R.
-transferium: overstappunt tussen twee verschillende vervoersmiddelen (auto op bus)
-Park-and-Ride: parkeerplaats, bij stations, voor forensen (auto op openbaar vervoer)
Plaats – schaal knooppunt
Utrecht – nationaal, Maastricht-Heerlen – euregionaal, Rotterdam – internationaal, Zwolle – regionaal en Arnhem-Nijmegen – nationaal.
Knelpunten
Verkeersintensiteit = het gem. aantal motorvoertuigen op een wegtraject (per dag)
Verkeerscongestie = verstopping v/h wegennet
Feiten:
-een hoge verkeersintensiteit leidt niet altijd tot congestie
(drukke wegen leiden niet altijd tot files)
-knelpunten op wegen leiden tot files
Oplossingen:
niet-effectief: carpoolen, alle auto’s uit stadscentra weren, invoeren van elektronische tolsystemen, openbaar vervoer stimuleren
effectief: (misschien) een 2e verkeersnetwerk. Binnen regio’s: kortere afstanden zodat de centra beter bereikbaar wordt. Op het hoofdwegennet: minder toe- en afritten zodat men snel grote afstanden kan afleggen.
Verkeersnetwerk = alle knooppunten en transportlijnen bij elkaar.


§5
Hoe verlopen internationale goederenstromen?
Door handel is vervoer van goederen nodig. Er is een internationale taakverdeling tussen landen. Rijke landen leveren industrieproducten (en diensten). Andere landen leveren grondstoffen en agrarische producten,
Transportwijzen:
-grote afstand + massagoederen = schepen of pijpleiding
-hoogwaardig + weegt weinig = vliegtuig
-middellange afstand = trein of binnenvaartschip
-korte afstand = vrachtwagen (kan overal komen)
Vaak zijn combinaties hiervan nodig. Bv. bananen van Costa Rica naar AH in Nederland.
De bananen (uit het voorbeeld) moeten worden overgeladen: overslag.
Overslag = overladen van goederen van het ene transportmiddel op het andere
Transportnetwerken
Het vervoer loopt via de transportlijnen die via knooppunten verbonden zijn (met elkaar).
Bij knooppunten komen goederen samen (verzameling) en gaan ze weer uiteen (distributie).
Distripark = distributiecentrum bij een zeer belangrijk knooppunt (bij Rotterdamse haven 3 )

Waarom distripark?
Voor een optimale uitwisseling tussen verschillende ‘modaliteiten’.
Mainport = een intercontinentaal knooppunt = Rotterdam en Schiphol
Internationalisering = bedrijven naar het buitenland.

Meer komt nog...

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.