Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 2602 woorden
  • 3 april 2017
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Aardrijkskunde BuiteNLand
4 havo
Hoofdstuk 3: Stedelijke gebieden
Samenvatting

Paragraaf 1 Freerunners run for free:
-Stedelijke vraagstukken spelen op verschillende schalen:
Buurt- De straat waar je woont, dit is de kleinste schaal
Lokaal- De stad waar je woont
Regionaal- De provincie waar je in woont
Nationaal- Het land waar je in woont (Nederland)
Continentaal- Het continent waar je in woont (Europa)
Mondiaal- Als je kijkt naar de hele wereld, dit is de grootste schaal
-Figuur 1 uit je werkboek is belangrijk om naar te kijken, je ziet hier hoe de gemiddelde stad is opgebouwd.

Paragraaf 2 De stad als sociaal centrum:
-Een stad is heus niet alleen maar om gezellig te shoppen en te eten, er wordt ook gewoond en gewerkt. Meer dan je denkt. Om winkels te bevoorraden rijden vrachtwagens door de stad, iedereen ergert zich aan die vervelende vrachtwagens die in de weg staan, er is ruimtegebrek (Dat is goed te merken :/).
Het bevoorraden van de winkels wordt Stedelijke distributie genoemd. Hierbij botsen verschillende belangen,  want de onderstaande dingen kunnen niet allemaal tegelijk:

·       De transportondernemingen moeten zorgen voor betrouwbare aanvoer van goederen tegen redelijke tarieven.

·       De winkeliers willen steeds kleinere voorraden van een steeds groter assortiment, dat leidt tot kleine zendingen en daardoor veel verkeer. Ik snap niet helemaal waarom dat zo handig is? Bestel gewoon een heel nieuwe collectie in een keer ofzo

·       Het winkelpubliek wil sfeervol winkelen en dichtbij parkeren, maar parkeerplaatsen vreten ruimte.

·       Stadsbesturen willen bebouwing in de binnensteden, maar dat kost veel tijd en ruimte dus dat is slecht voor de omzet van de bedrijven in de buurt.
Het is toch zonde om de binnenstad te verbouwen? Dat is juist iets dat laat zien hoe oud en sterk de stad is, pfff niet alles hoeft modern…?

-In de binnensteden is dus altijd ruimtegebrek. Iedereen wil op de beste plek zitten en daarom zijn de prijzen van panden en huizen in de binnenstad zo achterlijk duur.
-Een bouwmarkt zal je niet snel vinden in een binnenstad, maar waarom niet? Dat komt omdat de voorraad goeden heel veel ruimte in beslag neemt en dit soort winkels gewoon heel erg groot zijn. Ook heb je meer parkeerruimte nodig.
-Ook kantoren van grote bedrijven, banken en verzekeringsmaatschappijen hebben groot ruimtebehoefte. Er werken veel mensen dus kiezen deze bedrijven voor een locatie met een goede bereikbaarheid. Ze vestigen zich in de buurt van een verkeersknooppunt. Dat is een punt waar meerdere (lucht-, spoor-, water-, of auto)- wegen bij elkaar komen.
Werknemers kunnen daar parkeren of met het openbaar vervoer bij hun werk komen.
-Voor de overheid is het slim om juist hier te investeren in de infrastructuur --> nieuwe tramlijn of autoweg --> verbeterde bereikbaarheid --> bedrijven profiteren hiervan
-Congestie betekend letterlijk een ophoping van een vloeistof zoals bloed (niet zo best als je dat in je aderen hebt). Maar bij Aardrijkskunde is dat een ander woord voor zo’n super handig verkeersknooppunt. (ik heb heel google overgezocht om hier achter te komen want het boek gebruikt opeens wildvreemde woorden zonder degelijke uitleg pfff)
Anyway; congestie kost de economie veel geld.
Op deze plekken worden ook vaak luxe appartementen gebouwd. Zo ontstaat er een nieuw centra, een stuk verwijderd van het vroegere stadscentrum, maar met dezelfde dingen en spullen. Gewoon alles wat je nodig hebt voor een happily ever after leven.

-De afstand die je maximaal wilt afleggen om gebruik te maken van een voorziening noem je de reikwijdte van die voorziening. Ik ga toch geen godsamme honderd kilometer rijden om ff pannenkoekenmix te halen??? Doe normaal.
-In een grote stad vind je vooral hoogwaardige voorzieningen en in een kleinere vooral laagwaardige.
-Het gebied waar de mensen wonen die van die voorzieningen gebruik maken is het verzorgingsgebied. Dusss: voorzieningen met een grote reikwijdte, hebben een groter verzorgingsgebied.
-De vestiging van een nieuwe hoogwaardige voorziening in een stad kan grote gevolgen hebben (ohjee…), Die zuigt de klandizie uit een ander verzorgingsgebied weg (O M G)!
-Die andere oude stomme bedrijven halen hun drempelwaarde dan niet meer… Dat is het minnimum aantal klanten dat een bedrijf nodig heeft om goed te blijven lopen.
-Een strenge regel nieuwe hoogwaardige voorziening:  HIERBIJ  MOETEN DE BELANGEN VAN CONSUMENTEN, ANDERE ONDERNEMERS EN HET DAMN MILIEU DOOR DE BESTUURDERS VAN EEN STAD OF PROVINCIE WORDEN AFGEDWONGEN, peace out.

Paragraaf 3 De stad als economisch centrum:
-In de agrarische samenleving (kijk maar in je Geschiedenis boek) van voor de industriële revolutie (Geschiedenis boek) was grond de belangrijkste productiefactor. Later, in de industriële samenleving (weer in je GS boek), waren grondstoffen, machines en arbeid de productiefactoren. In onze tijd is de belangrijkste productiefactor het menselijk brein (oeeeeh).
In een kenniseconomie wordt veel geld geïnvesteerd in het bedenken van nieuwe technologie en producten. Het gaat om twee soorten kennis:

1.      ‘Harde’ technologische kennis.
--> vooral in de industrie
--> met machines en dat soort coole dingen
--> die dingen moeten nog wel verkocht worden… daarom is er de….: (tromgeroffel)

2.      ‘Zachte’ sociale kennis!
--> vooral in de handel en dienstverlening
--> gaat over de kennis van het gedrag van mensen
--> met die kennis wordt een technisch snufje ook echt populair

-in de kenniseconomie is de uitwisseling van allerlei kennis en informatie belangrijk. Ze leveren diensten aan het bedrijfsleven en de overheid. Dat noem je zakelijke dienstverlening. In bron 8 uit je boek zie je hoeveel werkgelegenheden in de kenniseconomie in Nederland is. Eigenlijk best wel weinig tsss.
-Op economisch gebied was er tussen 1975 en 1990 een crisis in de stad (oei…). Bedrijven liepen leeg naar terreinen buiten de stad. Toen ontstond er een verlies aan werkgelegenheden en werden er veel mensen werkloos. Gelukkig werd in de loop van de jaren 90 de stad weer veel aantrekkelijker. Mensen die in creatieve beroepen werkten vestigden zich weer in de stad en functioneerde als een motor voor de economische ontwikkeling, dat kwam door twee redenen:

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

1.      De creatieve wonen graag in steden en geven redelijk veel geld uit aan stedelijke voorzieningen (blijkbaar).

2.      De creatieve creëren een sfeer van succes. Daar profiteren andere bedrijven ook van, das mooi meegenomen.

-Hierdoor werden die steden een creatieve stad, een stad met een groot aandeel in creatieve beroepen.
-Stadsbesturen stimuleren om twee redenen dat bedrijven zich in de stad vestigen;
--> werkgelegenheden & belastingopbrengsten.

-Als je minder dan een MBO-diploma hebt, ga je de statistieken in als ‘laagopgeleid’.
In Nederland is weinig gelegenheid voor onze laagopgeleiden, terwijl ik denk dat we ze juist goed nodig hebben; wie knipt er anders ons haar of maakt ons Mac Donalds eten klaar? Zo’n baan is voor laagopgeleiden perfect en niet eens zo slecht.
Toch ontstaat er door de grote verschillen tussen hoog- en laagopgeleiden een duale arbeidsmarkt.

Paragraaf 4 Problemen in de stad aanpakken:
-In de vorige eeuw waren alle gebouwen tussen 1870 en 1940 verkrot en voldeden niet meer aan de eisen van de tijd. Vanaf 1980 voerden steden een stadsvernieuwing in.
--> de kwaliteit van de sociale huurwoningen werd verbeterd door renovatie, sloop en nieuwbouw.
--> sociale huurwoningen bleven bestaan en de huren gingen iets omhoog, maar in het algemeen veranderde de bevolkingssamenstelling in deze wijken niet.
--> de koopkracht in deze wijken bleef gering en de drempelwaarde alleen voor laagwaardige voorzieningen werden gehaald.
-Vanaf de jaren 90 wordt in de steden en beleid gevoerd van herstructurering.
--> slopen slechtste huizenblokken
--> duurdere woningen teruggebouwd
--> openbare ruimtes krijgen een update
--> staten en stoepen worden opnieuw bestraat
-Herstructurering vindt niet alleen in de negentiende-eeuwse arbeiderswijken en andere vooroorlogse wijken plaats, maar ook in de goedkope naoorlogse wijken uit 1950 en 1970.
-Door de herstructurering komen mensen uit hogere sociaal-economische klassen wonen, dat proces heet; gentrification. (qwhat?) Door hun hogere koopkracht is er weer vraag naar duurdere winkels. Het voorzieningenniveau stijgt.

-In de stad kom je veel verschillen tegen, tussen bijvoorbeeld arm en rijk. In Nederland zijn die verschillen redelijk gemixt. De segregatie naar etnische achtergrond is groter, in de grote steden wonen mensen van niet-westerse afkomst. Zij wonen vaak dicht bij elkaar en letterlijk op elkaar (in flats dus voor als je de grap niet begrijpt). Dat komt door:
--> niet-westerse allochtonen zijn vaak laagopgeleid
--> ze hebben gemiddeld een laag inkomen
-Mensen zoeken dus medeallochtonen op, en waar veel allochtonen zijn, zijn speciale voorzieningen voor die groep.

-In de binnenstad tussen de oude gebouwen zijn veel voorzieningen. Die missen in de nieuwbouw wijken. In nieuwbouw wijken wonen vaak jonge stellen en die hebben behoeftes aan kinderdingen zoals basisscholen. Naarmate hun kids ouder worden hebben ze andere dingen nodig zoals een hangplek. Volgens het boek zijn op plekken waar de voorzieningen missen weinig te doen. Maar je kan toch best een plek maken voor jongeren, of een extra speeltuin? Er moet alleen even in geïnvesteerd worden, en dat is het probleem. Die damn overheid wilt daar geen  geld aan uit geven.

Paragraaf 5 Samenwerkingen rond de stad
-Dagelijks zijn er talloze uitwisselingen tussen de stad en het platteland. Stad en regio zijn stevig met elkaar verbonden door werk en voorzieningen zoals sport en winkels.
-Voor deze vredige samenhang is ruimtegebrek de boosdoener. Ze zullen deze samenwerking alleen behouden door regionale samenwerking. Daarmee wordt overlegd wat waar mag worden gebouwd. Mooie villawijken zien er dan wel mooi uit, er zijn ook mensen die dat never ever kunnen betalen! Andere afspraken gaan over de ruimte die nodig is voor verkeersknooppunten, openbaar vervoer, groen en grootschalig voorzieningen zoals een ziekenhuis. Is er geen goede afstemming leid dat tot verloedering.

-Het bestuur van Nederland heeft drie verschillende schaalniveaus die je goed moet kennen:
--> het hoogste: het Rijk
--> het middelste: de 12 provincies
--> de laagste: de 431 (miss nu al meer) gemeentes
-Als deze niveaus samenwerken noem je dat bestuurlijke netwerken. Ze werken op twee manieren samen:

1.      Met de stadsregio’s: er zijn acht stadsregio’s in Nederland. Die krijgen geld van het Rijk om stedelijke problemen op te lossen. Een gemeente is verplicht om de meerderheidsbesluiten van een stadregio op te volgen. Het bestuur van zo’n regio bestaat uit een derde van de Nederlandse bevolking en een kwart van de gemeenten.

2.      Via vrijwillige samenwerking: behalve de bij wet geregelde samenwerking bestaan ook veel vrijwillige samenwerkingsverbanden tussen gemeenten, stadsregio’s en provincies.

-Sommige mensen willen gemeentes en provincies afschaffen en alleen nog regio’s houden, maar andere mensen vinden een gemeente belangrijk omdat die veel dichter bij het persoonlijke leven van de burger staat, en daar ben ik het ook mee eens.

-Er zijn freaking veel wetten waar we ons aan moeten houden, maar dat is ook belangrijk. Er zijn twee soorten belangen:
--> publieke belangen: bijv. woningbouw en milieu, dat is veel persoonlijker
--> private belangen: het bedrijfsleven, is uit op winst.
Deze twee belangen staan van nature tegen over elkaar. Deze tijd wordt er met het publiek-private samenwerking verband veel meer samengewerkt. En dat is dus goed voor én het persoonlijk leven én de winst, handuug.

Paragraaf 6 Het buurtprofiel
-Een stad kun je verdelen in woonwijken. Een woonwijk verdeel je weer in buurten. Een buurt heeft een bepaalde sfeer. In een buurtprofiel staan in elk geval drie dingen
--> de kenmerken van de woningen
--> de kenmerken van de bewoners
--> de kenmerken van de woonomgeving
Die drie hangen sterk met elkaar samen

-Woningen spiegelen de behoeften van de tijd waarin de gebouwd werden. Een stukje geschiedenis: eind negentiende eeuw werden goedkope huurwoningen gebouwd voor de arbeiders. In 1901 kwam een Woningwet waarin allerlei eisen stonden voor een woning.
-Na de Tweede Wereldoorlog heerste een grote woningnood en kwamen er vele arbeiderswijken. Later kwamen er flats. In de jaren zeventig kwamen er galerijflats met meer privacy.
-Na 1980 begon stadsvernieuwing en werden oude huizen vervangen voor middeninkomenshuizen. Pas na 1985 werden dure en luxe appartementen gebouwd.
-Van elke woning kan je vier woningkenmerken onderscheiden:

-Woningen spiegelen de behoeften van de tijd waarin de gebouwd werden. Een stukje geschiedenis: eind negentiende eeuw werden goedkope huurwoningen gebouwd voor de arbeiders. In 1901 kwam een Woningwet waarin allerlei eisen stonden voor een woning.
-Na de Tweede Wereldoorlog heerste een grote woningnood en kwamen er vele arbeiderswijken. Later kwamen er flats. In de jaren zeventig kwamen er galerijflats met meer privacy.
-Na 1980 begon stadsvernieuwing en werden oude huizen vervangen voor middeninkomenshuizen. Pas na 1985 werden dure en luxe appartementen gebouwd.
-Van elke woning kan je vier woningkenmerken onderscheiden:

1.      ouderdom (bouwjaar)

2.      eigendom (koop, huur van particulier of van corporatie)

3.      woningtype (vrijstaand, rijtjeshuis, flat…)

4.      staat van onderhoud (goed, slecht, gerenoveerd of niet)

Uit de kenmerken van de woningen kan je afleiden wat voor soort mensen er wonen. Bij de bewonerskenmerken kijk je naar:

1.      grootte van huishoudens (aantal personen)

2.      etniciteit (allochtoon of autochtoon)

3.      inkomen (hoogte in euro’s per jaar, uitkering of niet)

4.      gezinsfase (alleenstaand ouder, paar zonder of met kinderen, leeftijd kinderen, ouderen)

In een buurtprofiel zie je dus in een oogopslag welke aspecten in deze buurt gunstig of ongunstig zijn bij het gemeentelijk gemiddelde. Het beleid van de gemeente wordt er op gebaseerd.

Paragraaf 7 De woonomgeving
-We hebben het in paragraaf 6 gehad over het buurtprofiel, en twee factoren daarvan. Nu gaan we het over het derde hebben; de woonomgeving.

-De leefbaarheid kan grondig verziekt worden door overlast en verloedering. Overlast is bijvoorbeeld harde muziek of ’s nachts dronken mensen op straat. Verloedering is de achteruitgang van de fysieke omgeving , zoals ranzige hondenschijt op de straat.
-Is de leefbaarheid slecht? Glijden dronken mensen uit door al die hondenpoep? Dan spreek je van sociale (on)veiligheid. Die komt van binnen uit de samenleving. Objectieve (on)veiligheid gaat over criminele activiteit. Dan hebben we ook nog subjectieve sociale (on)veiligheid, dat is het GEVOEL dat er (on)veilige mensen of dingen in de buurt zijn. Je moet deze drie goed kennen, wat ze betekenen en wat de verschillen zijn.

Subjectief betekend persoonlijk, het gaat dus over wat JIJ voelt bij een buurt. Verloedering en overlast kan makkelijk opgelost worden, gooi de luidruchtige jongeren in een buurthuis en zorg voor hondenpoep vuilnisbakken. Maar het gevoel is moeilijk te veranderen.

-Bij openbare ruimtes zoals parken mag je zo binnenlopen. Sommige plekken vinden mensen eng, heeft dus weer te maken met het subjectieve gevoel.
-Het is belangrijk dat alle gebieden toegankelijk blijven, dat kan je doen aan de hand van drie dingen:

1.      Onderhoud
Fix de kapotte lantarenpaal en ruim de troep op! Dat geeft al een veel beter en schoner gevoel

2.      Overzichtelijkheid
Reusachtige gebouwen voor je neus laten je al gouw klein en onveilig voelen, zorg daarom dat alles goed is ingedeeld.

3.      Toezicht
Als je huis op de grond staat voel je je veiliger dan 6 hoog in een flat. Dat komt omdat je op de grond gezien wordt, uitgestorven plekken voelen eng omdat er niemand is die op je let.

-Er zijn nog twee factoren die naast politie en het uiterlijk van een openbare ruimte zorgen voor een veilige, leefbare wijk. Namelijk:

1.      Sociale cohesie. Dat is de bereidheid van burgers op een actieve rol te spelen in de buurt. Door een buurtbbq te organiseren! Whoehoe.

2.      Ook buurt- of wijkvoorzieningen helpen mee, een buurthuis of winkelcentrum brengen mensen bij elkaar. Mensen om je heen doen je veiliger voelen.

Nou dat was hoofdstuk 3, ik hoop dat je een mega-goed cijfer haalt. Groetjes Jasmijn

 

REACTIES

M.

M.

Goede samenvatting, alleen jammer van die kutopmerkingen tussendoor

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.