Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2 (Mens & Milieu)

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1977 woorden
  • 13 december 2004
  • 27 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
27 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 2 De werking en het gebruik van het natuurlijk milieu Paragraaf 1 Onze natuurlijke hulpbronnen De mens maakt op allerlei manieren gebruik van het natuurlijk milieu. Alle zaken die we aan het natuurlijk milieu onttrekken noemen we natuurlijke hulpbronnen. Deze zijn meestal niet onbeperkt aanwezig. Er zijn: - Niet vernieuwbare milieuvoorraden. Dit zijn natuurlijke hulpbronnen die door de natuur niet of heel langzaam worden aangemaakt. - Vernieuwbare voorraden. Dit zijn natuurlijke hulpbronnen die in hoog tempo steeds worden aangemaakt: de productie hiervan is voor de mens waarneembaar. Het overvloedig gebruik van energie en grondstoffen door de mens leidt tot 3 soorten milieuproblemen: 1. Milieuverontreiniging: er komen van bepaalde stoffen door toedoen van de mens hogere concentraties in het water, bodem en lucht. 2. Milieuaantasting: omvat allen vormen van vermindering van de kwaliteit van natuur en landschap. (Bijv. aantasting van mooie cultuurlandschappen). 3. Milieu-uitputting: hierbij benut de mens energie, grondstoffen of levende biomassa te veel of in een te hoog tempo. Paragraaf 2 Duurzame ontwikkeling De milieuproblemen zijn in de loop van de tijd steeds omvangrijker en complexer geworden. Er zijn drie trends. 1. Er komen door productieprocessen steeds meer stoffen in het milieu, denk aan bijvoorbeeld CFK’s. 2. Milieuproblemen vinden op een steeds hoger schaalniveau plaats. Dit betekent dat steeds grotere gebieden beïnvloed worden. 3. Door de groei van de welvaart en de bevolking wordt er een steeds groter beslag op de natuurlijke hulpbronnen gelegd. Om de groei van milieuproblemen te bestrijden is er een goede strategie nodig: duurzame ontwikkeling. Dit houdt in dat er wordt voorzien in de behoeften van de huidige generatie zonder de mogelijkheden van toekomstige generaties in gevaar te brengen. Daarom wordt er gestreefd naar het handhaven van de milieugebruiksruimte van een gebied. Dit zijn de benuttingsmogelijkheden van de natuurlijke hulpbronnen zonder de voorraden essentieel aan te tasten of uit te putten. De omvang van de milieugebruiksruimte wordt bepaald door 5 factoren: 1. De aanwezigheid van winbare natuurlijke hulpbronnen. 2. Het tempo van de aanwas van vernieuwbare natuurlijke hulpbronnen. 3. De mate van onttrekking van natuurlijke hulpbronnen. 4. Uitbreiding van kennis en techniek. 5. De kwaliteit van het natuurlijk milieu. Clip 1 De milieuproblemen van de arme en van de rijke landen. Zowel arme als rijke landen hebben milieuproblemen. Bij de rijke landen hangen veel milieuproblemen samen met een overdadig gebruik van energie en grondstoffen. De arme landen kennen dit soort milieuproblemen ook, maar in mindere mate. Hier domineren milieuproblemen die het gevolg zijn van de sterke bevolkingsgroei en een te intensieve benutting van weinig geschikte natuurlijke milieus.
Paragraaf 3 De milieugebruiksruimte zoet water Water is een onmisbare bron voor allerlei levensprocessen. Water is voor elk land ene onmisbare grondstof. Het belangrijkst is de aan en afvoer van zoet water. Een waterbalans geeft hiervan een goed beeld. Er zijn twee bronnen van zoet water: 1. Vernieuwbare bronnen van zoet water. Regenwater dat in een gebied valt = interne vernieuwbare bron van zoet water. al het water dat vanuit de omgeving toestroomt = externe vernieuwbare bron van zoet water
2. Niet-vernieuwbare bronnen van zoet water. Dit water bevindt zich in het diepe grondwater. Deze watervoorraad kan niet van bovenaf worden bijgevuld. Zij zijn ontstaan in de periode dat de grondlagen werden afgezet. Water is onmisbaar voor tal van activiteiten. Er is water nodig in de huishouding, in de landbouw en in de industrie. 1. Huishouden, hier is drinkwaterkwaliteit nodig om te koken, drinken, wassen en schoon te maken. 2. Landbouw. Dit is de grootste en snelst groeiende watergebruiker. Irrigatie verhoogt het watergebruik fors. Veel van het irrigatiewater verdampt door de hoge temperatuur en de lage vochtigheid in de lucht. 3. Industrie. Het water wordt hier maar voor een klein deel echt opgemaakt. Het wordt voornamelijk gebruikt om te koelen. Allerlei stoffen kunnen de kwaliteit van zoet water bedreigen. De samenstelling van het ondiepe grondwater weerspiegelt het grondgebruik. Het grondgebruik heeft ook invloed op het oppervlaktewater. In Nederland is de samenstelling van het rivierwater dat ons land binnenstroomt het meest bepalend voor de kwaliteit van het oppervlaktewater. Clip 3 Het benuttingspercentage van het vernieuwbaar zoet water. Niet elk land staat er wat betreft zijn watervoorziening even goed voor. Het benuttingspercentage geeft een eerste indruk van de kwetsbaarheid van de watervoorziening. Landen met een laag percentage hebben in theorie een groot waterreserve. Je berekent dit door het totale waterverbruik te delen door het totaal vernieuwbaar water. Paragraaf 4 De milieugebruiksruimte bodem Binnen elk ecosysteem zijn de planten erg belangrijk. Zij staan aan de basis van de vernieuwbare hulpbron organisch materiaal. Dit is al het materiaal dat is gevormd door levende organismen. Planten hebben voedingsstoffen nodig, deze halen ze uit de bodem. Dit is het bovenste deel van de grond waaruit de plantenwortels water en voedingsstoffen halen. De omvang van productie van organisch materiaal hangt af van: 1. De voorraad voedingsstoffen. 2. De voorraad water
3. Een goed bodemleven. (Veel bacteriën en bodemdieren). De milieugebruiksruimte van de bodem kun je vergroten door: 1. De toevoer van meststoffen
2. De toevoer van fossiele energie
3. De toevoer van water door irrigatie en beregening. Nederland en vele ander ontwikkelde landen hebben nog een andere manier om deze milieugebruiksruimte te vergroten. Ze leggen beslag op (landbouw)ruimte in andere landen. De gewassen en grondstoffen worden geproduceerd en geïmporteerd. Nederland is een draaischijf in een netwerk van transport van grondstoffen. De milieugebruiksruimte bodem in de wereld groeit en krimpt. In de rijke landen wordt deze uitgebreid, en in de landen die gewassen en grondstoffen exporteren krimpt deze ruimte voor de eigen bevolking. De betalingsbalans gaat in die landen boven de productie van voedsel voor de bevolking, met gevolgen als voedseltekorten, verwoestijning en bodemerosie. Paragraaf 5 De milieugebruiksruimte van de ontwikkelingslanden In veel ontwikkelingslanden is het handhaven van de milieugebruiksruimte bodem voor de eigen bevolking een moeilijke zaak. Twee redenen zijn: 1. Bevolkingsgroei

Hierdoor is de oppervlakte van de cultuurgrond per bewoner in veel gebieden teruggelopen. 2. Exportlandbouw. Veel grond wordt gebruikt voor de productie voor de wereldmarkt. Factoren die de ruimte kunnen vergroten zijn in vele landen niet gunstig. Zo is het gebruik van kunstmest voor veel ontwikkelingslanden veel te duur. De watervoorraad in de wat drogere gebieden in de ontwikkelingslanden is beperkt. Er kan te weinig water zijn voor de huishoudens, landbouw en industrie. Er is een permanent watertekort als er per persoon minder dan 1000 m3 vernieuwbaar zoet water is in een land. Twee factoren versterken het tekort aan water: 1. Bevolkingsgroei
2. Productieverhoging in de landbouw
Clip 6 Bodemerosie en verwoestijning
In veel ontwikkelingslanden is sprake van een tekort aan grond. Soms is er dus geen andere keus dan minder geschikte grond gebruiken. Zo worden op te steile heuvels bossen gekapt. Bodemerosie is dan onvermijdelijk. Ook de waterafvoer van rivieren wordt onregelmatiger. Het regenwater kan niet meer in de grond zakken en stroomt over de oppervlakte naar beneden. Bij veel neerslag krijgen de rivieren hierdoor in korte tijd veel water = piekvoer. Ook in woestijnrandzones is landbouw een moeilijke zaak. Er valt hier weinig regen. Dit kan leiden tot overbegrazing en verslechtering van de bodem wat weer leidt tot verzilting wat de verwoestijning bevordert. Clip 7 Verzilting
In droge gebieden is landbouw zonder irrigatie niet mogelijk. Irrigatiewater bevat altijd zouten. Zelfs het zoetste water heeft nog zouten. Als het water verdampt (wat bij irrigatie in grote mate gebeurt) blijven de zouten in de bodem achter = verzilting. Bij een lage grondwaterstand kunnen de zouten door extra water toe te voeren naar beneden spoelen. De gewassen ondervinden dan weinig schade. Bij slecht doorlatende bodems lukt dit niet en worde de planten aangetast, dit lukt ook niet bij een hoge grondwaterstand. Ook bij een te grote toevoer van irrigatiewater kan dit gebeuren. De enige oplossing is drainage, dit zorgt voor een goed doorspoeling. Irrigatiewater en spoelwater dat naar een rivier terugstroomt kan benedenstrooms weer voor irrigatie gebruikt worden. De kwaliteit wordt echter steeds slechter. Hoofdstuk 3 Werken aan de kwaliteit van het leefmilieu Paragraaf 1 De achtergrond van het ontstaan van milieuproblemen Klimaatverandering, verzuring van de bodem, verspreiding van zware metalen, erosie, overbevissing, uitputting van grondstoffen zijn voorbeelden van milieuproblemen. Ze zijn niet uniek voor deze tijd. Tegenwoordig is de milieusituatie toch anders. De milieuverslechteringen zijn niet meer lokaal en zijn vaak niet direct merkbaar. De kern van veel milieuproblemen is afwenteling. Dit betekent dat mensen de nadelen van veel handelingen die ongunstig zijn voor het milieu niet voor eigen rekening nemen. De nadelen wentelen ze af op andere milieugebruikers, gebieden of generaties. Afwenteling op andere milieugebruikers en andere gebieden: bij elk productieproces komen afvalstoffen vrij. De goedkoopste en makkelijkste manier om er vanaf te komen is lozen in water, lucht of bodem. Denk bijvoorbeeld verzurende stoffen. Door zure regen worden bijvoorbeeld gebouwen aangetast en de bodem verzuurt. De afwenteling wordt beperkt door onder andere filters en katalysatoren. Afwenteling op toekomstige generaties: dit geldt bijvoorbeeld voor het uitputten van niet-vernieuwbare schaarse grondstoffen, opmaken van tropisch hardhout, leefvissen van zeeën of ernstig vervuilen van bodems. Toekomstige generaties moeten maar zien hoe ze deze problemen oplossen. Denk bijvoorbeeld aan klimaatverandering door de CO2-uitstoot. Paragraaf 2 Het ruimtelijk beleid: vier ontwikkelingskoersen Het tegengaan van milieuproblemen is voor de toekomst een noodzaak. In het ruimtelijke beleid van de overheid is zonering een belangrijk hulpmiddel. Voor elk homogeen stuk landelijk gebied wordt een keuze gemaakt welke functie zich optimaal moet kunnen ontwikkelen. De functies mogen elkaar onderling niet hinderen. Er zijn 4 ontwikkelingskoersen

1. Gele koers: de ontwikkeling van landbouw in zeer intensieve en sterk geconcentreerde vorm heeft hier voorrang. 2. Bruine koers: de grondgebonden landbouw in de vorm van akkerbouw of rundveehouderij. Gestreefd wordt naar een landschapsopbouw waarbij landbouw de ruimte afwisselt met een netwerk van groenelementen. 3. Blauwe koers: een combinatie van functies (geen intensieve landbouw). De nadruk ligt op economisch aantrekkelijk combinaties van landbouw met recreatie, beheer van natuur en landschap, bosbouw of waterwinning. Groene zones moeten de natuurgebieden met elkaar verbinden. De natuurverbindingszones staan in de ecologische hoofdstructuur van Nederland. De boer krijgt geld voor het instandhouden van natuur en landschap. 4. Groene koers: voorop staat het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur. Bij deze gebieden horen een aantal nationale parken. Paragraaf 3 Het Nederlandse milieubeleid Milieubeleid gaat over de toekomst van het milieu van mensen, planten en dieren. Milieubeleid is het beleid van de overheid dat zich richt top het bestrijden en voorkomen van milieuproblemen op alle schaalniveaus. Duurzame ontwikkeling is de leidraad van de overheid. Drie kernpunten moeten dit bevorderen: 1. Integraal ketenbeheer
Elk product heeft een bepaalde levensloop = productie-consumptieketen. Deze bestaat doorgaans uit 5 stadia: 1. Het winnen van grondstoffen (vaak samen met sterke omvorming van het landschap) 2. Het bewerken van grondstoffen tot basismaterialen of halffabrikaten. 3. Het maken van eindproducten. 4. Het gebruiken of consumeren van eindproducten. 5. Het afdanken van producten en het verwerken en hergebruiken van afval. In elk stadium zijn grondstoffen en energie nodige en ontstaan er afvalstoffen die kunne verontreinigen. Door de keten te analyseren kunnen producten vergeleken worden op hun negatieve effecten voor het milieu. Het beste is het sluiten van de stofkringlopen. 2. Een hoge kwaliteit van producten. Hoge kwaliteit draagt bij aan de duurzaamheid. Hierdoor kun je ze langer gebruiken, wat energie bespaart. Het is goed om in alle stadia van de productie-consumptieketen te streven naar hoogwaardige producten. 3. Minder gebruik van fossiele energie. De Nederlandse economie is zeer energie-intensief. Het gebruik van fossiele brandstoffen veroorzaakt veel milieuproblemen. We moeten dus minder van deze brandstoffen gebruiken
Clip 5 De instrumenten van het Nederlandse milieubeleid
Bij de aanpak van milieuproblemen hanteert de Nederlandse overheid twee benaderingen: 1. Brongericht milieubeleid: hierbij wil men milieuverstoring zoveel mogelijk bij de bron aanpakken. Hierbij staat het voorkomen van de schade centraal. 2. Effectgericht milieubeleid: deze aanpak wordt gebruikt als er milieuschade is en deze hersteld moet worden. Het gaat om het wegwerken van schadelijke effecten. Paragraaf 4 Mondiaal milieubeleid De positie van de ontwikkelingslanden en de rijke landen ten aanzien van de milieuproblemen is verschillend. Arme landen Rijke landen
hoge bevolkingsgroei
laag welvaartsniveau
armoede
verzilting, erosie, verwoestijning lage bevolkingsgroei
hoog welvaartsniveau
rijkdom
duurzame ontwikkeling
Het in 1994 gesloten klimaatverdrag moet de klimaatverandering op de aarde tegengaan. Zo zijn er bijvoorbeeld energieheffingen in Nederland op de benzine. Ook moeten er meer bossen aangeplant worden

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.