Basisboeknr 26-30, 37, 41-43, 83, 94, 106, 117, 120, 125, 126

Beoordeling 5.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1681 woorden
  • 23 maart 2004
  • 125 keer beoordeeld
Cijfer 5.1
125 keer beoordeeld

BB 25 zonnestand en temperatuur * Zonhoogte = hoe de zon op de aarde schijnt. * Stralen van de zon staan evenwijdig. Hoe meer je naar de polen komt, hoe schuiner ze staan. * Schuine stralen moeten een groter oppervlak verwarmen. - Schuine stralen hebben meer kans op terugkaatsing door een langere weg door de dampkring. BB 26 hoogteligging en temperatuur * Op de top van een berg is het kouder dan aan de voet terwijl het dichter bij de zon zit. * Bij temperatuur gaat het om de lucht van de dampkring. * De stralen geven pas warmte af aan het aardoppervlak. Dus hoe hoger je komt hoe kouder het wordt. BB 27 land of water en temperatuur * Er is verschil in verwarming van land en water. * Land wordt warmer maar ook kouder dan water. * De gevolgen van de luchttemperatuur daarvan zijn: - Boven zee zijn er kleine en langzame temperatuursschommelingen. - Boven land zijn er grote verschillen in temperatuur en snelle wisselingen.
BB 28 windrichting en temperatuur * Windrichting = de richting waar de wind vandaan komt. De wind heeft invloed op de temperatuur. * Landwind = Een wind die afkomstig is van het vaste land. Zeewind = Een wind die van zee af komt. Aanlandige wind = Een zeewind. Aflandige wind = Een landwind. - Bij een aanlandige wind wordt het in de zomer koeler en in de winter minder koud. - Bij een aflandige wind wordt het in de zomer heel warm en in de winter heel koud. BB 29 zeestromen en temperatuur * Zeestromen = stromen die ontstaan als de wind boven zee langdurig uit 1 richting komt. Zeestromen kunnen warm zeewater uit de tropen naar de poolstreken voeren en koud poolwater naar warmere streken brengen. * Een zeestroom kan daardoor veel invloed hebben op de temperatuur. - Golfstroom = de stroom die warm water uit de Golf van Mexico naar de westkust van Europa brengt. BB 30 gebergten als temperatuursscheiding * Een wind kan gehinderd worden door een gebergte. * Bijv. de Golfstroom in Scandinavië. Het Scandinavische Hoogland houdt de warme lucht tegen. Daardoor vriezen de havens in Noorwegen niet dicht maar in Zweden wel. * In de zomer heeft Zweden er wel een voordeel van. Dan blijft de koude lucht van zee hangen. * Temperatuursscheiding = Een gebergte waardoor een warme/koude wind wordt tegengehouden. De Alpen beschermt Zuid*Europa in de zomer tegen een koude Noordenwind. BB 37 het klimaatsysteem van Köppen * Köppensysteem = Systeem wat de Duitser Köppen heeft bedacht waarin de klimaten duidelijk begrensd worden. * Er zijn 5 klimaatzones. Van de evenaar naar de polen. A tropische vegetatie. B woestijnvegetatie
C loofbomen
D naaldbomen
E toendra’s, eeuwig ijs * A, C, D en E hebben te maken met de temperatuur. * Köppen heeft met de vegetatie de grenzen gelegd. - de 18°C grens, is de A/C grens. - de *3°C grens is de C/D grens. - de 10°C grens is de D/E grens. * Je kunt de 5 klimaten weer onderverdelen. Dit doe je met de letters f,s of w. f droge tijd ontbreekt
s droge tijd in de zomer

w droge tijd in de winter BB 41 oorspronkelijke plantengroei en natuurlijke zones * Oorspronkelijke plantengroei of natuurlijke plantengroei = de planten groei die er was toen er nog geen mensen waren. Vegetatie = ander woord voor plantengroei. Vroeger was de plantengroei anders dan nu. * Cultuurgrond = grond die gebruikt wordt voor landbouw. * Natuurlijke zone = gebied dat nog steeds de oorspronkelijke plantengroei heeft. BB 42 plantengroei en temperatuur * De temperatuur bepaalt wat voor een vegetatie er in een bepaald gebied is. * Homogeen = gelijksoortig. In de gematigde zone zijn er meestal homogene loofbossen. De temperatuur moet in de zomermaanden boven de 15°C komen. * In de taiga groeien naaldbomen. In de zomermaanden moet het hier boven de 10°C zijn. - Gemengde bos = waar de taiga en de gematigde zone door elkaar heen groeien = heterogeen bos. * Boomgrens = als de temperatuur in de zomer niet hoger wordt dan 10°C. In de poolstreken (toendra) staan helemaal geen bomen meer. Er ligt 9 maanden sneeuw en het is 3 maanden moerassig. - Tussen de taiga en de toendra is het overgangsgebied. * Er ligt poolijs op de plekken waar de temperatuur zomers niet boven het vriespunt komt. Op het land is landijs en op de zee drijven ijsbergen. BB 43 plantengroei en neerslag * Invloed van afnemende neerslag op de plantengroei. Dwars door Afrika. Van evenaar naar de Sahara: * Tropisch regenwoud. Geen droge tijd. Altijd groen. Bladerdak in etages. * Savanne. In de winter droog. Tropisch gras en verspreid een paar bomen. * Woestijnsteppe. 8 maanden de droge tijd. Grassoorten in pollen en doornige struiken. - Op het zuidelijk halfrond is de droge tijd in hun winter. * Woestijn. Het hele jaar droog. Geen begroeiing. Zand/grind bodem. Oasen bij rivieren of bronnen. BB 83 landverhuizing * Landverhuizing = Dat veel mensen uit hun land weggaan om in 1 ander land zich te gaan vestigen. Gastarbeiders = Mensen die uit arme landen naar de rijke landen komen om daar te werken. * Je hebt drie redenen om naar een ander land te verhuizen: - Economisch motief. Als je hoopt dat je in dat andere land een rijker leven hebt. - Politiek motief. Als mensen in hun eigen land in gevaar zijn. - Godsdienstig motief. Als mensen in hun eigen land hun godsdienst niet meer mogen uitoefenen. BB 94, Natuurlijke factoren en onderontwikkeling * Tropisch klimaat hoge temperatuur en meestal grote vochtigheid. * Klimaat heeft invloed op de gezondheidstoestand van de bevolking. - Bij warm weer kan op voedsel sneller rottingsbacteriën ontstaan. - In warme plassen kunnen ziekteverwekkende insecten leven. * Als het veel regent. Is er veel water in de grond waardoor voedingsstoffen in de grond al worden opgelost. * Droge klimaten zijn wel gezond. * Het probleem is alleen dat je op een droge grond geen voedsel kunt verbouwen. * Extensieve veeteelt vee dat leeft aan de rand van de woestijn waar nog een beetje gras is.
BB 106, Zelfverzorgend en commercieel * Bestaansmiddelen middelen die je nodig hebt om te leven. * Zelfverzorging het produceren van goederen voor eigen gebruik. Vroeger was in Nederland veel zelfverzorging. * Commercieel productiesysteem Als niemand meer produceert voor eigen gebruik, maar als je je spullen koopt. [commercie = handel] - Mensen worden steeds meer afhankelijk van anderen doordat niemand meer zijn eigen bestaansmiddelen produceert. BB 117 Zware industrie en lichte industrie * De zware industrie is georiënteerd op grondstoffen. Voorbeelden van zware industrie zijn bijv. Staalfabrieken of de olie*industrie. * De zware industrie bepaalt het landschap. * Een industrieterrein met lichte industrie heeft een ander gezicht. * Bij de zware industrie zijn er veel grondstoffen nodig. Die grondstoffen moeten daar ook heen vervoerd worden. De zware industrie komt daarom op twee locaties voor: * In oude mijngebieden. Daar werd (wordt) ijzererts en steenkool uit de grond gehaald. Het hoefde dus niet te worden vervoerd. * Nu vind je het ook aan diep vaarwater (de kust). Je kunt voor het vervoer van massagoederen een tankschip of de pijpleidingen (voor nat massagoed) gebruiken. BB 120 Vervoermiddelen en vrachtgoed * Je kunt voor het vervoer kiezen uit verschillende vervoersmiddelen; vrachtauto, trein, schip en vliegtuig. * Schepen zijn het goedkoopst maar zijn ook het langste onderweg. * De trein kan ook veel vervoeren. Hij gaat sneller dan een groot schip maar ook iets duurder. * Een vrachtwagen kan niet zo veel vervoeren maar kan wel snel en van deur tot deur vervoeren. * Het vliegtuig is het snelste vervoermiddel op de lange afstand. Het is ook de duurste en je kunt er geen grote massa’s mee vervoeren. * Als we kijken naar vrachtgoed, dan zijn er vervoertechnisch twee groepen. * Om te beginnen zijn er massagoederen. Dat wordt los in de laadbak/het ruim/de tank gestort. Het overladen van het ene naar het andere vervoermiddel gaat mechanisch. Het levert dus niet veel werkgelegenheid op. * Tegenover de massagoederen staan stukgoederen. Stukgoederen zij verpakt en zijn daarna in containers gedaan. - De containers kunnen op een schip. Dan worden ze over zee vervoerd en daarna gaan ze op een vrachtwagen en kunnen ze bij de klant voor de deur afgeleverd worden. BB 125 Stadswijken * Je kunt een stad verdelen in wijken of buurten. Elke wijk heeft z’n eigen functie. Drie functies van wijken zijn: Wonen, werken en uitgaan. * Het centrum heet de oude binnenstad. Vroeger waren daar ook veel woonhuizen. Maar tegenwoordig zijn er vooral veel winkels en kantoorpanden omdat het mooi centraal ligt. De woonfunctie is dus voor een deel verdwenen. * In sommige delen van de oude binnenstad zijn helemaal geen huizen meer. Dat deel noemt men de centrale zakenwijk. * Het deel dat voor café’s, bars en discotheken wordt gebruikt heet de uitgaanswijk. * Bij de woonwijken wordt er onderscheid gemaakt tussen de volksbuurten en de dure buurten. In de volkswijken zijn de huizen oud en slecht onderhouden. De huizen in de rijke buurten zijn meestal nieuwer en goed onderhouden. Daar wonen de mensen met de betere inkomens. * Je kunt de opbouw van een stad maken zoals het figuur hieronder. * Zo’n simpele tekening met de opbouw van een stad heet een model. Zo’n model is theorie. * Nieuwe woonwijken * Oude woonwijken * Binnenstad BB 126 Etnische wijken * De VS is een immigratieland. Er zijn veel mensen naartoe geëmigreerd. Er leven veel etnische groepen door elkaar. * In de VS leeft iedere etnische groep in een eigen woonwijk. Een etnische wijk. Daar leven de etnische groepen ieder hun eigen leven. * Dat er etnische wijken ontstaan heeft te maken met de samenhang binnen een groep en de factoren van buitenaf. - De samenhang heeft alles te maken met dat mensen sociale wezens zijn en het liefst in een eigen groep leven, met mensen die dezelfde gewoontes en taal hebben. Daar voelen ze zich veilig. - Dat mensen alleen maar in hun eigen etnische wijk wonen heeft te maken met twee omstandigheden van buitenaf: * De huizen zijn daar vaak duur en ze kunnen dat niet betalen. * De mensen die in een ‘duurdere’ wijk wonen, kijken vaak op de mensen neer met een andere huidskleur. Dus mensen willen er vaak ook niet eens wonen. * In de VS bestaan de etnische wijken al heel lang omdat de VS al heel lang een immigratie land is. De landen in Europa zijn pas vanaf 1950 immigratielanden. 1 uitzondering: Al vanaf de middeleeuwen zijn er joodse wijken. In 1527 was er in Venetië een bepaalde wet dat de joden daar alleen in de wijk “getto” mochten wonen.

REACTIES

D.

D.

vet cool!!!!!!!!!!!!

19 jaar geleden

L.

L.

super handig om een samenvatting te hebben voor basisboek!

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.