Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Aardrijkskunde Zuidoost-Azië Actueel H1-3

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 5510 woorden
  • 30 oktober 2012
  • 56 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
56 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1 – Natuurlijke gevaren en natuurlijke hulpbronnen in Zuidoost-Azië

§1.1 Natuurlijke risico’s

Deelvragen:

  1. Welke natuurrampen bedreigen Zuidoost-Azië?
  2. Door welke factoren wordt de risicoperceptie van de bevolking in Zuidoost-Azië bepaald?

 

Interne krachten

In Zuidoost-Azië is het geologisch gezien onrustig omdat een aantal platen hier aan elkaar grenst: de Pacifische, Euraziatische, Indisch-Australische en de Filippijnse plaat. Er ligt een subductiezone tussen de Indisch-Australische plaat en de Euraziatische plaat. Die zone loopt van Sumatra tot de Sunda eilanden. Het duiken van de oceanische plaat onder de continentale veroorzaakt vulkanisme, aardbevingen en zeebevingen. Een andere breukzone met veel aardbevingen en vulkanisme ligt bij de Filippijnen.

 

Tsunami’s

Een ondiepe zeebeving die minimaal de kracht heeft van 7 op de schaal van Richter, kan boven een breuklijn het zeewater tot enige decimeters optillen. Zo ontstaan grote golven. Bij de kust remmen ze af door de ondiepte. Het achterste deel haalt dan het voorste deel in, waardoor korte, metershoge en zeer krachtige golven ontstaan. Deze tsunami kan aan land veel schade veroorzaken.

 

Moessons en orkanen

Moessons zijn halfjaarlijks van richting wisselende winden. De Zuidwestmoesson zorgt in de zomer voor overvloedige neerslag. Het gevaar voor overstroming neemt toe door steeds meer stedelijke bebouwing en ontbossing. Gevaarlijker nog zijn de tropische cyclonen (in de regio tyfonen genoemd). Die ontstaan boven het noordelijk halfrond tussen de keerkringen in de zomer en in het najaar. Voorwaarde voor het ontstaan van tyfonen is dat het zeewater minstens 27°C is tot op een diepte van minimaal 50 meter. De warme lucht daarboven stijgt op, koelt af en condenseert. Dat leidt tot overvloedige regenval. Het proces herhaalt zich en wordt steeds krachtiger (meer energie komt vrij).

 

Relatieve zeespiegelstijging

In Zuidoost-Azië maakt men zich grote zorgen om de veranderingen in het mondiale klimaat waardoor de zeespiegelstijging stijgt (relatieve zeespiegelstijging: de hoogte van de zee ten opzichte van het land). Gevolgen:

  1. Natuurlijke gevolgen:
  • Grotere erosie van de kusten
  • Overstromingen
  • Grotere verzilting
  • Verlies van biodiversiteit
  1. Economische gevolgen:
  • Vernietiging van bestaansmiddelen en gebouwen

 

Dansen op de vulkaan

In Zuidoost Azie vallen wereldwijd gezien de meeste slachtoffers van natuurrampen. Toch zijn veel risicogebieden dichtbevolkt. De manier waarop mensen de risico’s inschatten (risicoperceptie) speelt een belangrijke rol. Er is sprake van een begrensd rationeel keuzegedrag: of mensen weggaan of blijven hangt af van hoe ze het gevaar afwegen tegen de voordelen van blijven. Arme mensen hebben ook vaak geen keuze. Via ‘natural hazard risk management’ wordt geprobeerd de natuurlijke gevaren te voorspellen en te bepalen hoe om te gaan met de gevolgen na een ramp. Bij risicoanalyse wordt gelet op de combinatie van de natuurlijke bedreigingen en de kwetsbaarheid van de bewoners.

 

§1.2 Ontbossing

Deelvragen:

  1. Hoe is het ecosysteem van een oerwoud opgebouwd en door welke oorzaken wordt dit gebied bedreigd?
  2. Wat zijn op verschillende schaalniveaus de gevolgen van de ontbossing van het tropisch regenwoud?

 

Het tropisch regenwoud

Het klimaat in tropisch regenwoud is warm en vochtig, waardoor bomen altijd kunnen doorgroeien en steeds groen blijven. Het bos bestaat uit drie etages:

  1. hoge woudreuzen met veel diersoorten
  2. een middelste etage met bomen en struiken van enkele meters hoog
  3. de bosvloer, waar het duister is en de plantengroei beperkt.

 De biodiversiteit is er groot; het woud is van belang als ‘genenreservoir’.

 

Rijke plantengroei op arme bodems

De bodem van het regenwoud is arm aan voedingstoffen. Schimmels en bacteriën breken de afgestorven planten en dode dieren snel af, waardoor de humuslaag dun blijft. Alle vrijkomende voedingsstoffen worden weer snel opgenomen. Voedingsstoffen die niet direct worden opgenomen verdwijnen door uitspoeling uit de kringloop.

 

Uitputting en aantasting

De interne stabiliteit van het tropisch regenwoud is groot. Veranderingen leiden vaak tot het uitsterven van soorten. Het vermogen voor planten- en diersoorten om in een ecosysteem te kunnen overleven heet draagkracht. De draagkracht in sterk in gevaar door activiteiten van mensen. Het kappen van het woud leidt tot uitputting van natuurlijke hulpbronnen (zoals specerijen, stoffen voor medicijnen).

 

Waterhuishouding

Er vindt ook aantasting van de waterkringloop plaats. Het evenwicht tussen het water dat terechtkomt in de tropische regenwouden en het water dat er uit verdwijnt heet de waterbalans. Het bos kent een grote verdamping (zowel evaporatie als transpiratie). Het water dat op de bodem valt, voedt rivieren overvloedig. Het weghalen van de oerwoudvegetatie verandert de waterbalans sterk: er vindt bodemerosie plaats en rivieren slibben dicht, wat weer leidt tot overstromingen.

 

Zwerflandbouw

Shifting cultivation is een vorm van landbouw die in evenwicht is met het regenwoud: een stuk woud wordt platgebrand en een tot twee jaar agrarisch benut. Na twintig jaar is het weer hersteld. Deze vorm werkt bij een lage bevolkingsdruk. Neemt het aantal mensen toe dan worden akkers langduriger bewerkt of worden ooit verlaten akkers te snel weer in gebruik genomen. Dat vernietigt het ecosysteem.

 

Ontbossing

Ontbossing is een groot milieuprobleem. Het heeft verschillende oorzaken:

  1. Er is veel vraag naar tropisch hardhout in Westerse landen
  2. In de jaren 60 en 70 kregen veel bedrijven concessies (kapvergunningen)
  3. Illegale houtkap.
  4. Mijnbouw in het woud, waarvoor ook wegen worden aangelegd.
  5. De aanleg van plantages (o.a. voor hout, rubber en palmolie)
  6. Bosbranden

 

Gevolgen van de ontbossing op mondiaal schaalniveau

Het verdwijnen van het regenwoud versterkt het natuurlijke broeikaseffect. De hoeveelheid CO2 in de atmosfeer neemt toe omdat minder bomen minder CO2 opnemen. Door bosbranden komt er juist extra veel CO2 in de lucht. Veel planten en dieren in het woud sterven uit. Zo verdwijnen ook belangrijke schakels in voedselkringlopen op aarde. De gevolgen zullen overal merkbaar zijn.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Gevolgen op regionaal schaalniveau

Op lokale en regionale schaal leidt ontbossing tot verstoringen van de water- en voedselkringloop. Het kan ook leiden tot bodemerosie en aardverschuivingen. Als er geen vegetatie meer is, wordt de bovenste laag van de bodem niet langer vastgezet en wordt afstromend water niet afgeremd. Dit kan grote modderstromen veroorzaken en dichtslibbende rivieren (met gevaar voor overstromingen). Deze landdegradatie leidt tot veel schade. Ontbossing brengt de klimaatregulatie in gevaar. Daardoor kan het voorkomen dat perioden van uitzonderlijke droogte ontstaan, met grote bosbranden.

 

Lokale gevolgen

Op lokaal niveau is er een belangrijk sociaal effect van ontbossing: traditionele ladangbouwers delven vaak het onderspit tegen legale en illegale houtkap. Hun cultuur dreigt zo te worden vernietigd. Tegenover alle negatieve gevolgen is er natuurlijk een heel groot voordeel: geld en werkgelegenheid.

 

Rol van de overheden

In sommige landen zijn boswetten gemaakt: regels voor de commerciële exploitatie van productiebossen. Die moeten leiden tot duurzaam bosbeheer. De praktijk is vaak anders. Er is gebrek aan geschoold personeel, en er is sprake van corruptie en een falend politieapparaat, er zijn conflicten over landrechten. Bovenal blijft de vraag naar goedkoop hout in westerse landen bestaan. Veel landen in Zuidoost-Azië zijn ‘soft states’, met weinig wetshandhaving. De internationale gemeenschap wil helpen. Het FSC-keurmerk is een voorbeeld van internationale certificering.

 

Hoofdstuk 2 – Een regio in beweging

§2.1 Steden in Zuidoost-Azië

Deelvraag:

  1. Hoe heeft zich de urbanisatie in Zuidoost-Azië voltrokken en welke problemen  doen zich door de snelle urbanisatie voor in de grote steden?

 

Urbanisatie

De urbanisatie in de wereld verloopt snel. In 2006 bevonden zich 18 agglomeraties (stedelijke gebieden) van meer dan 1 miljoen mensen in Zuidoost-Azië.  In de megasteden wonen wereldwijd tegenwoordig ongeveer 400 miljoen mensen. De groei van megasteden vindt vooral in ontwikkelingslanden plaats. In de rijke landen zullen de inwoneraantallen stabiliseren.

 

Plus en min

De voordelen van megasteden:

  • Ze zijn middelpunt van handel, onderwijs en industrie
  • Ze zijn het centrum van de globaliserende, internationale activiteiten
  • Ze zijn het cultureel, creatief, sociaal en educatieve centrum van het land

 

De nadelen van zulke sterk groeiende steden:

  • Armoede en werkloosheid nemen toe
  • Het gebrek aan stadsplanning leidt tot ruimtelijke problemen (transport en infrastructuur)
  • De druk op de huizenmarkt is groot, wat leidt tot uitgestrekte sloppenwijken
  • Er zijn veel milieuproblemen (lucht en drinkwater) en gezondheidsproblemen
  • De stad staat vaak onder grote invloed van de overheid, wat de kans op corruptie bevordert
  • Tot slot leiden de slechte omstandigheden voor veel mensen, tot een hogere kans op groeiend fundamentalisme. Door verkeerde beleidskeuzen is er een groeiend gebrek aan kapitaal; de problemen verergeren zich.

 

§2.2 De megasteden Jakarta, Manila en Bangkok

Deelvragen:

  1. Wat zijn de verschillen en overeenkomsten in ruimtelijke ontwikkeling van de drie megasteden Jakarta, Manila en Bangkok?
  2. Welke vormen van overurbanisatie vind je in die drie steden en hoe zijn ze ontstaan?

 

Megasteden

Jakarta, Manila en Bangkok zijn de drie megasteden in Zuidoost-Azië. In 2015 komen daar Bandung, Ho-Chi-Min stad, Hanoi en Yangon bij.

 

Bangkok

Bangkok, de hoofdstad van Thailand, ligt aan de Chao Phraya rivier bij Golf Van Thailand. De stad ligt laag, 1 meter boven zeespiegel. In 1950 woonden er 1 miljoen mensen, in 2005: 8,1 miljoen. Het grondgebied breidde zich tussen 1950-2005 sterk uit. Bangkok is een echte primate city: het is het financiële, commerciële, politiek, industrieel en onderwijscentrum van het land. 20 % van de bevolking verdient daar 70 % van het BNP.

 

Het platteland wordt opgeslokt

De bevolking in Bangkok neemt vooral toe door een migratie van het platteland (ruraal-urbane migratie). De welvaartverschillen tussen stad en platteland zijn groot. Migranten komen vooral in slums terecht.  Er is een grote verborgen werkloosheid en veel mensen werken in de informele sector, ook wel vluchtsector genoemd. Dit leidt tot involutie: een groeiend aantal arbeidskrachten die in informele sector de armoede delen. De groei-impuls kwam voor een groot deel van buitenlandse, industriële bedrijven. De stad breidt zich uit. Er is een CBD in het centrum, nieuwe industrieparken en welvarende suburbs aan de randen van de stad.

 

Overurbanisatie in Bangkok

In Bangkok is sprake van over-urbanisatie op het gebied van verkeer: te weinig werk, woningen, voorzieningen. Voorbeelden:

  • Complete verkeerschaos: te veel auto’s en slechte alternatieven (zoals de te dure nieuwe skytrain)
  • Het rivierwater is te vervuild, drinkwater komt uit aquifers. Veel mensen zijn afhankelijk van duur flessenwater. Het grondwater raakt uitgeput.
  • Een ander waterprobleem is dat de bergingscapaciteit bij heftige buien onvoldoende is. Als gevolg hiervan verzakt de grond en ontstaan overstromingen.

 

Jakarta

Jakarta was in de tijd van de VOC al een belangrijke havenstad voor Nederlandse kolonisten. De urbanisatie verliep snel. Woningen zijn gebouwd als omheinde hofjes; deze kampongs vergen veel ruimte. Jakarta is een primate city, van oudsher een belangrijk centrum. Tot 1990 was het een echte handelsstad. Nu is er ook meer industriële productie.

 

JABOTABEK

Door de grote groei van Jakarta ontstond een nieuw administratief en bestuurlijk centrum sinds de jaren zeventig, waar 23 miljoen mensen leven. Het gebied bestaat uit Jakarta, Bogor, Tangerang en Bekasi. Opvallend is de suburbanisatie van wonen en ook werken (industrie en diensten) uit Jakarta naar de andere drie regio’s. Dit komt omdat de grondprijzen in Jakarta erg hoog zijn. De andere districten groeien, Jakarta blijft achter in groei. Door deze suburbanisatie verdwijnt veel landbouwgrond.

 

Over-urbanisatie in Jakarta

Door de over-urbanisatie is Jakarta een van de vuilste steden ter wereld (luchtvervuiling en het vele afval). Het water is sterk vervuild en het drinkwater raakt op. Er treedt verzilting op omdat er zeewater binnenkomt waar het grondwater teruggelopen is. De grond verzakt door waterwinning, waardoor ook gebouwen verzakken en er regelmatig grote overstromingen zijn bij buien. Het probleem van huisvesting wordt aangepakt via het Kampung Improvement Program. Eenvoudige voorzieningen worden door de overheid aangebracht, waardoor de waarde van de woningen stijgt en mensen zelf weer gaan investeren.

 

Manila

Manila werd in 1571 veroverd door Spanjaarden, en in de twintigste eeuw gekoloniseerd door de VS. Ook in deze stad vond snelle urbanisatie plaats. Na de onafhankelijkheid van de Filippijnen in 1946 trok de stad veel industrie aan door het beleid van importsubstitutie (zelf producten maken die eerst werden ingevoerd). Sinds 1985 is er een nieuwe industrialisatiegolf.

 

Over-urbanisatie in Metro-Manila

Metro-Manila is een nieuwe bestuurlijke en administratieve eenheid bestaande uit 14 steden en 3 gemeenten. Er is sprake van over-urbanisatie op het gebied van wonen. De stad trok veel mensen van het platteland. Er ontstonden veel squatterwijken die vaak met de grond gelijk werden gemaakt door de overheid. Sinds 1996 is er meer woonrecht en woonzekerheid gekomen. Het beleid voor aanleg van voorzieningen, kan de aanwas van mensen nauwelijks bijbenen. Er is ook over-urbanisatie rond drinkwater en rivierwater. Er is geen schoon drinkwater via leidingen. Door de grote wateronttrekking daalt de grond en verzilt het drinkwater. Ook het rivierwater is sterk vervuild, wat de visvangst sterk heeft teruggebracht.

 

Conclusie

De drie steden (Jakarta stabiliseert, de andere groeien nog fors) verschillen van westerse urbanisatie doordat de problemen met armoede, huisvesting, milieu, voorzieningen en werkgelegenheid veel groter (en meer zichtbaar) zijn.

 

§2.3 Het platteland en de voedselvoorziening

Deelvragen:

  1. Welke economische ontwikkelingen hebben zich voorgedaan in de rurale gebieden in Zuidoost-Azië en met name Thailand?
  2. Op welke wijze probeert men in Zuidoost-Azië en met name in Thailand de productiviteit in de landbouw te verhogen?

 

Werkgelegenheid in de landbouw

Het aandeel van de landbouw in economie en werkgelegenheid neemt steeds verder af. In Zuidoost Azië verdienden in de jaren zeventig nog 60-75 % van de mensen hun brood in de landbouw. De meeste bedrijven waren zelfvoorzienend. Daarnaast waren er commerciële bedrijven (plantages). Door de industrialisatie is de werkgelegenheid in de landbouw afgenomen tot 30-45 %. De industrie levert ook een hoger aandeel in het BNP. Dit proces noem je de-agrarisatie.

 

Groene Revolutie

Om de groeiende bevolking van voedsel te voorzien moest de landbouwproductie geïntensiveerd worden. Dan kan door toepassing van Groene Revolutie en genetische modificatie. Indonesië en de Filippijnen maakten hier op grote schaal gebruik van, de (rijst)productie steeg spectaculair. Ook werden boeren bijgeschoold. De nieuwe technieken vergden veel insecticiden, irrigatie en pesticiden. Met programma’s hielp de overheid daarom de armere boeren.

 

Nadelen van de Groene Revolutie

De Groene revolutie bleek niet zo groen. Er ontstond schade aan het milieu door het gebruik van chemicaliën. De natuurlijke waterhuishouding werd ontregeld, en bodem uitgeput omdat ze heel het jaar werden gebruikt. Ook werden door andere oogstmethoden de traditionele, sociale gebruiken op platteland aangetast.

 

Landbouw in Thailand

65% van het land van Thailand wordt gebruikt voor landbouw. Er zijn verschillende zones:

  • het noorden: reliëfrijk, traditionele rijstteelt en bosbouw
  • noordoosten: droger, veel rijstbouw, deels geïrrigeerd
  • centrale deel: laag en vruchtbaar: veel geïrrigeerde rijst, tuinbouw
  • zuiden: zure grond: rubber, rijst garnalenkwekerijen
  • rondom de grote steden: tuinbouw

Thailand is nummer één op de ranglijst van rijstexporteurs op de wereld, ook door de speciale rijstsoorten die relatief veel opbrengen in het buitenland.

§2.4 De verstrengeling van stad en platteland in Thailand

Deelvragen:

  1. In hoeverre zijn er relaties tussen de economische en ruimtelijke ontwikkelingen in de stad en die op het platteland in Thailand?
  2. Op welke wijze kan de regering  deze relaties in goede banen leiden?

verbondenheid tussen stad en platteland

Stad en land zijn steeds sterker met elkaar verbonden geraakt door economische ontwikkelingen. Er zijn nog maar weinig gebieden met een autonome ontwikkeling.

Afroming van arbeid

Vanaf de jaren ’80 leverde het platteland de arbeiders aan voor industrieën in de stad: veel mensen migreerden. Fabrikanten die eerst in de landbouw (vooral in moderne bedrijven, de agribusiness) investeerden, stopten nu hun kapitaal in de steden. Dat betekende een afroming van kapitaal en goederen, en van arbeid uit de landbouwsector. In het noordoosten is weinig werk in de landbouw (weinig vruchtbare grond). Van daaruit vindt circulaire migratie plaats naar Bangkok.

Kansen voor het platteland

In gunstig gelegen landbouw gebied werd wel geïnvesteerd. Er werd aangesloten bij de toenemende vraag van consumenten in de steden en buitenland naar bepaalde landbouwgewassen.

Door deze vormen van gunstige ‘afgeleide ontwikkelingen’ konden boeren hun bedrijf op het platteland houden en werd braindrain voorkomen. Ook industrieën suburbaniseerden: arbeiders trokken niet meer naar de grote stad, maar de industrie trok naar de kleinere gemeenten rond de stad.

Probleemgebieden

Gebieden die minder vruchtbaar zijn en verder van de steden liggen, hadden te leiden van dalende prijzen voor landbouwproducten ten opzichte van industrieproducten: dat heet ruilvoetverslechtering. Veel boeren moeten nu het grootste deel van hun inkomsten buiten de landbouw verdienen.Subcontracting

Subcontracting (uitbesteden werk aan lokale fabrieken) geeft een gebied kans op werkgelegenheid. De lonen zijn echter laag en de arbeidsomstandigheden slecht. In Thailand zijn veel thuisarbeiders gecontracteerd; bedrijven onttrekken zich zo aan arbeidswetten. De arbeiders worden vaak uitgebuit en leven met grote onzekerheid (bedrijven vertrekken als elders de lonen lager zijn). Sommige internationale bedrijven hebben hun gedrag inmiddels verbeterd.

Suburbanisatie

Er is een grote concurrentiestrijd om grond in de directe omgeving van de stedelijke uitbreidingszones. Het suburbanisatieproces verloopt niet planmatig.

Strijd om grond en water

Bossen worden in hoog tempo gekapt, door de grote vraag naar hout voor de bouw van woningen in de steden. Ook voor de aanleg van commerciële houtplantages verdwijnt het oorspronkelijke woud. De waterstand daalde door de nieuwe boomsoorten, met grote landerosie op de hellingen als gevolg. Het is een voorbeeld van tegengestelde belangen. Ook op het gebied van water is er competitie tussen stad en land. Er wordt veel water verbruikt door de sterk groeiende stedelijke bevolking (drinkwater) en door boeren voor irrigatie. In droge jaren mochten boeren het land niet opnieuw inzaaien. Ook de bergingscapaciteit van rivieren neemt af omdat dichtbij de rivier veel nieuwe gebouwen worden geplaatst. Dat vergroot de kans op overstromingen.

Dreigende afbraak van sociale cohesie in de dorpen

De gevolgen van de Aziëcrisis waren ook op het platteland te merken. Door de werkloosheid in de stad trokken veel migranten terug naar het platteland, zodat de crisis zich daarheen verplaatste (dit is een afgeleide ontwikkeling in negatieve zin). De crisis werd aangepakt, afgedwongen door het IMF, met grootschalige projecten en door liberalisering van de economie. Zo probeerde men de export te bevorderen. Later schakelde men over op kleinschalige, duurzame projecten waarbij de bevolking meer werd betrokken. De economie is sinds 2001 weer wat uit het dal.

Goed beleid?

Thailand is lang (tot 1990) centralistisch bestuurd geweest. Tegenwoordig wordt de invloed van de plattelandsbevolking groter.  De ‘onderhandelingsontwikkeling’ of ‘governance’ (de manier van besluiten nemen en invoeren) zou zich meer moeten richten op deelnamen voor iedereen. Tegenwoordig gaat meer aandacht uit naar Good Governance (manier van besturen waarbij de overheid de inwoners zo goed mogelijk proberen te dienen). Dan wordt aan acht punten aandacht besteed:

  1. participatie van de hele bevolking
  2. besluitvorming volgens de wetgeving waarbij de mensenrechten worden gerespecteerd
  3. transparantheid van de besluitvorming
  4. instituten en processen dienen iedereen
  5. gelijkheid voor iedereen
  6. efficiëntie gericht op duurzaamheid en bescherming van het milieu
  7. consensus en duurzaamheid
  8. verantwoordelijkheid door publieke en privé-sectoren

§2.5 Groeidriehoeken en groeicorridors

Deelvragen:

  1. Hoe verlopen de stromen van goederen, kapitaal en mensen tussen de ASEAN-landen?
  2. Op welke wijze worden deze contacten bevorderd?

Interactietheorie

Tussen de landen in Zuidoost Azië vinden veel stromingen plaats van producten, mensen en handel. Volgens de interactietheorie van Ullman vinden zulke stromingen plaats als voldaan is aan drie voorwaarden:

  1. Complementariteit
  2. Transporteerbaarheid
  3. Geen ‘tussenliggende mogelijkheden’

Handel in de regio

De handel van de Zuidoost-Aziatische landen is gestegen, behalve het aandeel binnen de ASEAN. Dat blijft sinds 1993 schommelen rond 24%. Het aandeel van de handel met China en India neemt snel toe. De handel varieert binnen de ASEAN ook van land tot land. Dit heeft te maken met de verschillen in welvaart. Elk land heeft zijn eigen comparatieve voordelen. Dat kunnen goedkope arbeid, goed geschoolde arbeiders, infrastructuur of een gunstige ligging zijn. De transporteerbaarheid van goederen is goed omdat alle landen lid zijn van de ASEAN. Er is ook veel infrastructuur aangelegd. Wat betreft ‘tussenliggende mogelijkheden’: landen die aan elkaar grenzen hebben relatief veel onderlinge handel.

Regionale economische zones of groeidriehoeken

Om handel te bevorderen zijn er Export Processing Zones en Speciale economische zones aangelegd. Binnen de ASEAN zijn ook vier groeidriehoeken of Regionale Economische Zones opgericht, om de economie van minstens drie landen beter met elkaar te verbinden:

  1. de SIJORI-driehoek (zuidelijke driehoek)
  2. de Oost-ASEAN driehoek
  3. de Mekongdelta-driehoek
  4. de noordelijke driehoek

De SIJORI-driehoek

De belangrijkste groeidriehoek is de SIJORI-driehoek (Singapore, Maleisië (Johor) en Indonesië (Riau)) die in 1989 is opgericht. Kenmerken zijn:

  • het heeft een ‘hub’ aan Singapore: sterke stad als belangrijke stimulans voor economie
  • er is duidelijk sprake van complementariteit tussen de gebieden (olie, logistiek)
  • goede toegankelijkheid
  • veel buitenlandse investeringen
  • de centrum-periferieverhouding tussen de hub en de andere twee gebieden

Het succes van de  groeidriehoeken

De groeidriehoeken hebben voordelen ten opzichte van handelsblokken (EPZ):

  1. minder risico door de kleinschaligheid (het gaat om regio’s, geen hele landen)
  2. er zijn geen tijdrovende onderhandelingen tussen twee regeringen nodig
  3. er is transitie mogelijk van centraal geregeerde landen naar liberale markteconomie
  4. ze richten zich op investeringen en export met de hele wereld
  5. het is een goed concept om perifere gebieden mee te ontwikkelen

Of een groeidriehoek succesvol is, hangt af van de volgende factoren:

  1. Gebieden moeten aan elkaar grenzen en goed toegankelijk zijn
  2. De aanwezigheid van een metropoolgebied als ‘aanjager’
  3. Complementariteit tussen arbeid, technologie en locatie
  4. Privé-investeerders
  5. Goede infrastructuur en transportmogelijkheden
  6. Sterke culturele en sociale banden tussen de regio’s
  7. Politieke steun is voor de moeilijk te realiseren driehoeken

Groeicorridors

Een andere type zone is de groeicorridor: die ontstaat wanneer een paar groeidriehoeken met elkaar worden verbonden. Misschien groeien de vier groeidriehoeken in Zuidoost-Azië eens aan elkaar tot één groeicorridor.

Hoofdstuk 3 – Eenheid en diversiteit

§3.1 Economisch machtige Chinezen

Deelvragen:

  1. Hoe is de scoiaal-economische positie van de Chinezen in verschillende landen in Zuidoost-Azië?
  2. Hoe gaat de politiek in Zuidoost-Aziatische landen om met het vraagstuk van de Chinese minderheid?

Overzeese Chinezen

In Zuidoost-Azië leven veel minderheidsgroepen. Die worden gevormd als er grenzen worden getrokken om staten af te bakenen, of als mensen op grote schaal naar een ander land verhuizen (migratie). De grootste minderheid in Zuidoost-Azië zijn de Chinezen die uit China zijn geëmigreerd. Wereldwijd wonen rond 39 miljoen Chinezen buiten China.

Chinese migratie

De eerste grote Chinese migratiegolf vertrok rond 1400 richting Maleisië en Singapore. De tweede golf was in de tweede helft van de 19e eeuw. Door hongersnood, werkloosheid en politieke onrust migreerden zo’n 2 miljoen Chinezen naar buurlanden in Zuidoost-Azië of naar verder weg gelegen bestemmingen (Hawaï, Californië, Australië en Afrika). De Chinezen werkten op de plantages, in de mijnbouw en bij spoorwegaanleg. De afschaffing van de slavernij, de gestage industrialisering in de 19de eeuw en de vraag naar goedkope arbeid in de Westerse wereld droegen bij aan de migratiestroom (pullfactoren). De Chinezen in Zuidoost-Azië vormen een etnische minderheid (andere afkomst) en ook wel een culturele minderheid (andere cultuur). De economische invloed van de Chinezen in Zuidoost-Azië is relatief gezien groot. De grote economische macht van de Chinese minderheid heeft in veel Zuidoost-Aziatische landen geleid tot discriminatie.

Assimilatie in Thailand

In Thailand lijkt de integratie van de Chinezen het best gelukt. Er lijkt sprake van assimilatie: het proces waarbij immigranten de hele cultuur van de autochtone bewoners hebben overgenomen en de onderlinge verschillen helemaal verdwenen zijn. Dat is echter niet het geval; de Chinezen gemeenschap is vaak nog erg gesloten.

De Chinese minderheid in Indonesië

  1. Al tijdens het Nederlands-Indische bewind woonden veel Chinezen in Indonesië. Velen hadden zich blijvend gevestigd, normen en waarden overgenomen en waren via huwelijken in de autochtone bevolking opgegaan.
  2. Met de komst van de islam is de culturele assimilatie moeilijker geworden. De onderlinge verhoudingen waren nooit probleemloos. Oorzaken zijn het succes van Chinezen in geldzaken, maar ook dat zij belastingen en tol inden voor de overheid. Soms waren de Chinezen zo gehaat dat plunderingen en zelfs bloedbaden plaatsvonden, dat gebeurt nog wel. Er is (nog steeds) een groot verschil in opleidingsniveau tussen de autochtone Indonesische bevolking en de Chinezen. De Chinezen hebben eigen scholen waardoor ze steeds hoger opgeleid zijn. Dit vergrootte de tegenstellingen in het land en verergerde de problemen.
  3. In de periode 1965-66 werden veel Chinezen gedood: Soeharto verdacht ze nauwe banden met de Volksrepubliek China te hebben. In 1967 verbood hij alle openbare uitingen van de Chinese cultuur.
  4. Aan het einde van het bewind van Soeharto in 1998 kende Indonesië een hoge inflatie en werkloosheid door de crisis in Zuidoost-Azië. De woede daarover leidde tot een volksopstand tegen de president en zijn aanhangers, die later omsloeg tot moorddadige aanvallen op Chinese handelaren.
  5. Sinds 2000 hebben de Chinezen meer vrijheden gekregen. De politieke en culturele omslag heeft nog geen eind gemaakt aan de discriminatie. Het feit dat 65% van de economie wordt gecontroleerd door de Chinezen, voedt de vooroordelen in negatieve zin.

Onopvallende Chinezen in Laos

In Laos woonden in 1975 ongeveer 40.000 Chinezen, die een stedelijke elite vormden. Toen de Volksrepubliek uitgeroepen werd, vluchten velen van hen. Dit had een ‘braindrain’ tot gevolg. Na de hervormingen in 1986 keerden maar weinig Chinezen terug. De regering heeft China-vriendelijk beleid; toch wonen nu maar 25.000 Chinezen in Laos.

Chinese golfbewegingen in Cambodja

Cambodja onderhield tot de Culturele Revolutie in 1966 goede contacten met China. Daarna veranderde dat. De regering verbood Chinese kranten en verklaarde diploma’s van Chinese scholen ongeldig. Onder het Rode Khmerregime (vanaf 1975) verergerde de situatie: die voerde een anti-Chinees beleid met bloedige zuiveringsoperaties. Na de val van het leger van de Rode Khmer (1979) werd de situatie niet beter. Pas in 1993 kregen de Chinezen hun vrijheden terug. Hun hernieuwde invloed is zichtbaar door de vele Chinese winkels, nieuwe Chinese tempels, scholen en drukkerijen. Nu wonen er 600.000 Chinezen, vooral in de hoofdstad Phnom Penh.

§3.2 Natievorming in Zuidoost-Azië

Deelvragen:

  1. Op welke wijze draagt het etnisch- en sociaal-nationalisme bij een territoriale conflicten in  landen in Zuidoost-Azië?
  2. Hoe treden de nationale overheden van landen in Zuidoost-Azië op in territoriale conflicten?

Een staat, vele volkeren

Na de dekolonisatie in Zuidoost-Azië begon het proces van nation building. In vrijwel alle Zuidoost-Aziatische landen wonen meerdere naties. Ze vormen afzonderlijke sociale groepen binnen de staat, die op basis van een gedeelde cultuur of gedeelde etniciteit naar zelfstandigheid streven. Laos heeft veel etnische groepen, waarvan de Lao de meest dominante groep is. De etnische groepen leven meestal afgescheiden van elkaar en hebben nauwelijks onderling contact. Dat veranderde door toenemende migratie door de Vietnamoorlog, en door economische redenen.

Cultureel en etnisch nationalisme

Veel landen in Zuidoost-Azië zijn autocratische regimes: één persoon oefent ongelimiteerd macht uit. Deze regimes probeerden, meestal met dwang, een natiestaat op te bouwen: een homogene gemeenschap van burgers met een zelfde afkomst, cultuur en geschiedenis. In zo’n natiestaat behoort minstens zestig procent van de bevolking tot één etnische groep. Soms kozen de machthebbers de weg van cultureel nationalisme. Dan werd gezocht naar de cultuurschatten van de eigen natie. Het doel was volledige assimilatie (minderheden passen zich aan de samenleving waarin zij verblijven aan, ook cultureel gezien. Ze maken zich de taal en de gewoonten van de dominante culturele groep eigen). Een andere weg was die van het etnisch nationalisme. Dat streeft naar fysieke verwijdering van de minderheid uit de staat. Hiervoor zijn drastische instrumenten ingezet zoals gedwongen bekering, het vernietigen van cultuurkenmerken van een volk, verjagen van de bevolking en gedwongen sterilisatie.

De Cham in Cambodja en Vietnam

De Cham is een etnische groep die woont in Cambodja en Vietnam. In Vietnam zijn de Cham geassimileerd, maar in Cambodja heeft de Rode Khmer tussen 1975 en 1979 actief geprobeerd ze uit te roeien. De mensenrechtensituatie in Cambodja is nog altijd zorgwekkend, met name voor etnische minderheden. Een verbetering van de mensenrechtensituatie wordt gehinderd doordat de concentratie van macht bij enkelen ligt. Er zijn geen onafhankelijke instituties en ook ontbreekt een onafhankelijke rechtspraak.

Afscheiding van Oost-Timor

Etnisch en cultureel nationalisme dragen bij aan territoriale conflicten. In sommige landen zijn afscheidingsbewegingen ontstaan. Dit separatisme is soms succesvol, zoals in het geval van Oost-Timor. Oost-Timor was een Portugese kolonie. In 1975 werd het door het Indonesische leger bezet en later bij Indonesië gevoegd. In 1999 stemden de Oost-Timorezen in een referendum massaal voor onafhankelijkheid, wat tot veel geweld en een vluchtelingenstroom leidde. Ook Myanmar kampt met verscheidene separatistische bewegingen. Er zijn grensconflicten met Thailand en China over de teelt van de opium (heroïne).

Vreedzame oplossingen?

Nationalisme is vaak reden geweest voor de drang naar zelfstandigheid, zoals bijvoorbeeld in Maleisië en Singapore. In 1963 werd een nieuwe staat opgericht met de naam Maleisië. Dit was een federale staat: een verbond van verschillende staten die ieder hun zelfstandigheid behouden (federalisme). In 1965 waren er onderlinge spanningen en werd Singapore uit de federatie gezet. Maleisië is sinds 1965 een federale staat met dertien deelstaten, die autoritair bestuurd worden. De federalisering kan niet voorkomen dat conflicten zijn ontstaan over de rechten op natuurlijke hulpbronnen, over de regionale (financiële en politieke) verschillen en de sociale ongelijkheid. Er zijn veel wrijvingen tussen etnische groepen. Velen leven onder de armoedegrens. De regering ziet ze als bedreiging, en probeert ze onder meer te bekeren tot de islam.

Nationalisme is vaak reden geweest voor de drang naar zelfstandigheid, zoals bijvoorbeeld in Maleisië en Singapore. In 1963 werd een nieuwe staat opgericht met de naam Maleisië. Dit was een federale staat: een verbond van verschillende staten die ieder hun zelfstandigheid behouden (federalisme). In 1965 waren er onderlinge spanningen en werd Singapore uit de federatie gezet. Maleisië is sinds 1965 een federale staat met dertien deelstaten, die autoritair bestuurd worden. De federalisering kan niet voorkomen dat conflicten zijn ontstaan over de rechten op natuurlijke hulpbronnen, over de regionale (financiële en politieke) verschillen en de sociale ongelijkheid. Er zijn veel wrijvingen tussen etnische groepen. Velen leven onder de armoedegrens. De regering ziet ze als bedreiging, en probeert ze onder meer te bekeren tot de islam.

Spreiding van de politieke macht

Sommige staten kiezen voor decentralisatie. Provincies of districten krijgen dan meer zelfstandigheid op bestuurlijk, staatkundig of economisch gebied. Politieke bevoegdheden worden overgeheveld. Doel is vooruitgang te boeken bij staatshervormingen en de regionale stabiliteit te vergroten. In Indonesië vindt sinds 1999 decentralisatie plaats. Soms leidde dit proces tot geweld en corruptie, vooral in regio’s met grote etnische of religieuze spanningen. De decentralisatie geeft in Indonesië veel onduidelijkheid over wie het voor het zeggen heeft: de regering in Jakarta of de provincies. Hierdoor stagneren de economische groei, de hervormingen en de daadwerkelijke uitvoering van de decentralisatie.

§3.3 Religie als sociale en politieke factor

Deelvragen:

  1. Waaruit blijkt dat religie in delen van Zuidoost-Azië op politiek en sociaal vlak een steeds groter belang krijgt?
  2. Wat zijn de maatschappelijke gevolgen van het toenemende belang van religie in landen in Zuidoost-Azië?
  3. Op welke wijze reageert de politiek (overheid) in de Zuidoost-Aziatische landen op het toenemende belang van religie?

Diversiteit

Zuidoost-Azië kent veel verschillende religies (christendom, islam, boeddhisme, hindoeïsme, confucianisme, taoïsme en animistische religies). Geloofsgroepen kunnen rustig naast elkaar leven, maar regelmatig zijn er ook religieuze spanningen. Soms is zelfs sprake van religieus fundamentalisme: aanhangers van een geloof zijn dan compromisloos in de waarden en normen die voor hen essentieel zijn.

De katholieke Filippijnen?

De Filippijnen zijn het enige land in Azië waar het merendeel van de bevolking christelijk is. De katholieke kerk heeft er veel macht, ook politiek. De moslimgemeenschap leeft vooral op de zuidelijke eilanden. Hier zijn veel gewelddadige confrontaties tussen het katholieke leger en leden van extreem-islamitische groeperingen.

De strijd op Mindanao

De oorzaak van de strijd op het Filippijnse eiland Mindanao is dat de Spaanse kolonisten dit eiland nooit hebben bezet. Het bleef een islamitisch sultanaat. In 1896 begon de Filippijnse onafhankelijkheidsoorlog. De afloop daarvan werd beïnvloed door de Spaans-Amerikaanse oorlog. De Amerikanen kochten het land van Spanje. De Filippijns-Amerikaanse oorlog die toen startte zorgde voor vele doden. Nog steeds strijdt men (inmiddels onderdeel van de Filippijnen), voor behoud van de eigen identiteit. Radicale groeperingen willen een eigen islamitische staat. In 1989 ontstond een autonome regio: de ‘Autonomous Region of Muslim Mindanao’ maar dat kreeg weinig extra bevoegdheden en bleef kleiner dan de moslimleiders wilden. In 1996 werd een nieuwe poging tot regionalisme gedaan, met een verdrag om de mate van zelfbestuur te vergroten. De moslimgroeperingen wezen het verdrag af. Anno 2006 blijkt dat weinig resultaten in ontwikkeling van het eiland zijn behaald.

Meer dimensies

De situatie in Mindanoa heeft ook demografische, economische en sociale aspecten. Zo werden migranten uit andere landsdelen in Mindanao gevestigd. Dat had twee voordelen:

  1. In die landsdelen werd onvrede onder boeren onder controle gebracht door kolonisten land aan te bieden
  2. Mindanao werd bevolkt met mensen die loyaal waren aan de Filippijnse staat.

Mindanao behoort tot de armste gebieden van de Filippijnen. Het gebied heeft veel natuurlijke grondstoffen, maar de multinationals die het gebied exploiteren, zorgen voor dat het geld verdwijnt uit de regio. Ook leidden de activiteiten tot ecologische rampen en schending van de voorouderlijke gebieden.

De wil van het volk in Myanmar

Myanmar wordt geregeerd door een militaire junta. In theorie heerst in Birma vrijheid van godsdienst, maar in de praktijk onderdrukt de junta religieuze en etnische groeperingen. Boeddhisten worden bevoordeeld en moslims sterk benadeeld. Er zijn veel mensenrechten-schendingen.

 

Etnische diversiteit

De Birmese bevolking is opgebouwd uit 137 etnische groepen. De meeste willen autonomie en voelen geen band met de staat Myanmar. Een groot aantal strijdende etnische groepen is door het militaire bewind in 1989 overgehaald tot een staakt-het-vuren, meestal in ruil voor een bepaalde mate van autonomie en met het vooruitzicht op economische ontwikkeling van hun regio. Deze afspraken werden in de praktijk door het regime niet of nauwelijks nagekomen. Dit heeft geleid tot een grote stroom vluchtelingen naar de buurlanden.

Gebrek aan democratie

 In 1990 werden verkiezingen gehouden. De NLD, partij van Aung San Suu Kyi, won. De junta erkende de overwinning niet en stelde haar onder huisarrest. Sinds 1990 zijn veel oppositiepartijen verboden. Veel politiek activisten vluchtten naar het buitenland. In 2007 demonstreerden boeddhistische monniken tegen de regering. Daartegen werd hardhandig opgetreden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.