Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De euro, één gemeenschappelijke munt

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 5e klas havo | 3706 woorden
  • 18 juli 2009
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

De euro,
één gemeenschappelijke munt 

Profielwerkstuk
School : Havo 5


Inhoudsopgave
1. Inleiding
2. De ‘deelvragen’
2.1 Wat is de geschiedenis van de euro?
2.2 Wat zijn de voor- en nadelen van de euro
2.3 Wat is de invloed van de euro op de economie van Nederland?
2.4 Wat is de toekomst van de euro?
3. De hoofdvraag
3.1 De euro, een gemeenschappelijke munt; alleen maar voordelen
of ook nadelen
4. Samenvatting

Bijlage 1 Bronnen

Bijlage 2 Plan van aanpak
Logboek

Inleiding
Geld heeft verschillende functies, namelijk als:
a. ruilmiddel;
b. rekenmiddel: zo kan men gemakkelijk de waarde van twee producten met elkaar vergelijken;
c. spaarmiddel: geld kan onbeperkt en gemakkelijk worden bewaard; dit in tegenstelling tot goederen als voedsel of vee.

In 2009 bestaat de euro volgens de één 10 jaar en volgens de ander 7 jaar. In ieder geval is er dit jaar een speciale herdenkingsmunt uitgegeven ter gelegenheid van het 10-jarig bestaan van de euro. Daardoor lijkt de ero dus echt 10 jaar te bestaan, maar ook voor het andere is wel wat te zeggen. Hoe dat kan, zal ik in dit werkstuk over de euro duidelijk te maken. Mijn werkstuk gaat dit vooral over andere kanten van de euro. De hoofdvraag van mijn werkstuk is: De euro, een gemeenschappelijke munt; alleen maar voordelen of ook nadelen? Natuurlijk bekijk ik dit door een Nederlandse bril. .

Voor de beantwoording van de hoofdvraag stel ik de volgende deelvragen.

1. Wat is de geschiedenis van de euro?
2. Wat zijn de voor- en nadelen van de euro?
3. Wat is de invloed van de euro op de economie van Nederland?
4. Wat is de toekomst van de euro?


Het antwoord op deze deelvragen leidt tot een conclusie en een antwoord op de hoofdvraag: De euro, een gemeenschappelijke munt; alleen maar voordelen of ook nadelen?

2. De deelvragen
2.1 Wat is de geschiedenis van de euro?


2.1.1 Algemeen
Voor de geschiedenis van de euro moeten we terug naar de geschiedenis van de Europese Unie. Met het Verdrag van Parijs, waarbij de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) werd opgericht, werd daarvoor in 1951 een eerste stap gezet. Doel van de EGKS was het vergemakkelijken van de wederopbouw van de verdragslanden na de Tweede Wereldoorlog. De landen die het verdrag sloten waren België, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland en het toenmalige West-Duitsland. Via een aantal verdragen, waaronder het voor de EU-geschiedenis belangrijke Verdrag van Rome van 1957, waarbij onder andere tot vorming van een Europese Economische Gemeenschap (EEG) werd besloten, en het zogenoemde Fusieverdrag van 1965, waardoor met ingang van midden 1967 één organisatie met één (Europese) Commissie, één Raad (van Ministers) en één budget ontstond, komen we uiteindelijk terecht bij het voor de euro belangrijke Verdrag van Maastricht van 1991, waarover hierna meer. Voor de Europese Unie als geheel, maar voor de euro minder belangrijk, zijn nog de Verdragen van Amsterdam van 1997 (in werking in 1999), Nice van 2001 (in werking in 2003) en Lissabon 2007 (in werking in 2009). Het Verdrag van Amsterdam ging vooral over het stemmen bij gekwalificeerde meerderheid en buitenlandse zaken en veiligheid. Het Verdrag van Nice gaat over het toetredingsbeleid en hervormingen van de EU, zoals de omvang van Europese Commissie, de stemverhoudingen binnen de Raad van Ministers (27) en de zetelverdeling van het Europese Parlement(785 leden). Het Verdrag van Lissabon, ook wel hervormingsverdrag genoemd, was daarnaast o.a. nodig in verband met de afwijzing door Nederland en Frankrijk van de ‘Europese Grondwet’. Omdat de Ierse bevolking dit verdrag heeft afgewezen staan de hervormingen nu op een laag pitje.
Inmiddels telt de EU 27 landen en zitten er 10 - 12 landen, vooral uit Oost-Europa in de wachtkamer.

2.1.2 Verdrag van Maastricht (1991) en vervolg
Terug naar het Verdrag van Maastricht. De verdragslanden, toen twaalf - met Denemarken, Griekenland, Groot-Brittannië, Ierland, Portugal en Spanje erbij - vonden dat de samenwerking verder moest gaan dan die op alleen maar economisch gebied. In het verdrag van 1991 werd de uitbreiding van het werkterrein geregeld en de naam veranderd in Europese Unie. Ook werd de vorming van een Economische en Monetaire Unie (EMU) overeengekomen met als kroon op het werk een gezamenlijke munt, die voorlopig eerst ECU, European Currency Unit, werd genoemd, een naam die al in 1979 is bedacht. Ecu bleek echter de naam van een oude Franse munt te zijn. Daarom zou de gezamenlijke munt later - op voorstel van de Belg Germain Pirlot - de naam euro krijgen. De ‘E’ van EMU staat trouwens voor ‘Economische’, waarmee de vorming van een gemeenschappelijke markt wordt bedoeld. Belangrijke redenen waren het invoeren van één stabiele munt en een matige rente. Voor andere redenen zie 2.2. ‘Voor- en nadelen van de euro’.

In 1998 werden de onderlinge wisselkoersen tussen de euro en de munteenheden van de deelnemende landen vastgesteld. Zo werd de koers van de euro ten opzichte van de gulden bepaald op ƒ 2,20371; of andersom gerekend één Nederlandse gulden had een waarde van € 0,45378. In 1999 werd de euro een officieel feit. Twaalf landen, waaronder Nederland hebben de euro per die datum ingevoerd. Eerst als rekeneenheid; later ook als wettig betaalmiddel. Met rekeneenheid bedoel ik, dat de waarde van de eigen munt van de deelnemende EMU-landen vanaf dat moment in euro’s werd uitgedrukt; de wisselkoers van bijvoorbeeld de gulden was aan de euro gekoppeld. Op de wisselmarkten en beurzen werd vanaf 1999 alleen nog maar in euro’s gehandeld en niet meer in guldens, franken, marken enz. In het dagelijkse leven betaalde men in Nederland van 1999 tot en met 2001 echter nog gewoon in guldens. In die periode, maar ook daarna nog zag je vaak twee prijzen op één artikel staan: één in euro’s en één in de ‘vroegere’ nationale munt. In de zomer van 2008 zag ik dat in Frankrijk, ruim 6 jaar na de overstap op de euro, nog steeds.


Pas begin 2002 werd de euro als wettig nationaal betaalmiddel ingevoerd. De toen 12 deelnemende landen vervingen vanaf dat moment de eigen munt door euromunten en -bankbiljetten. Voor veel Nederlanders is dat dan ook het echte begin van de euro; nu 7 jaar geleden. De euro als rekeneenheid bestaat dus in 2009 10 jaar, de euro als betaalmiddel bestaat in 2009 7 jaar. Vandaar het gelijk van beide partijen.
Inmiddels hebben 15 van de 27 EU-landen de euro ingevoerd; n.l. Duitsland, Ierland, Nederland, Griekenland, Frankrijk, Luxemburg, Oostenrijk, Finland, België, Italië, Portugal en Spanje, bekend van het spotje DING FLOF BIPS, Slovenië, Malta en Cyprus. Sinds dit jaar, 2009, is Slowakije daar als zestiende land bij gekomen. Daarmee geldt de euro voor ca. 330 miljoen inwoners als wettig betaalmiddel. Groot-Brittannië, Denemarken en Zweden doen niet met de euro mee, hoewel Zweden dat volgens het verdrag eigenlijk wel zou moeten. Daarnaast zijn de jongere EU-landen, alleen al in 2004 kwamen er 10 nieuwe EU-landen bij, (nog) niet op de euro overgestapt. Aan de andere kant zijn er ook landen, die geen lid van de Europese Unie zijn, maar toch de euro ‘voeren’, zoals Monaco, San Marino, Vaticaanstad, Andorra en Montenegro.

2.1.3 Voorwaarden voor deelneming aan de euro, de ECB en ESCB
Het aantal landen dat deelneemt aan de euro breidt zich nog steeds uit. Zoals gezegd zijn er nu zestien landen, met Slowakije als meest recente. Om deel te mogen nemen aan de euro moet het land lid zijn van de EU en lid worden van de EMU. Voor een sterke euro zijn er strakke regels gesteld, waaraan een land moet voldoen om op de euro te mogen overgaan. Voorwaarden zijn: prijsstabiliteit (hoogstens een beperkte inflatie), een 2 jaar lange, stabiele wisselkoers, een tot maximaal 3% beperkt overheidstekort, een staatsschuld van minder dan 60% van het Bruto Binnenlands Product en een beperkte langetermijnrente.
De Europese Centrale Bank (ECB) in Frankfurt am Main heeft een belangrijke vinger in de pap bij de beoordeling of landen al op de euro kunnen overstappen. De ECB is samen met het Europese Stelsel van Europese Banken (ECSB) in 1998 opgericht, met de Nederlander Wim Duisenberg als eerste bankpresident. Hoofddoel van de ECB is het zorgen voor stabiele prijzen. Dat doet ze onder meer door de rente te verhogen of te verlagen. Daarnaast houdt de ECB de geldmarkt in de gaten en als het moet daar geld uit te nemen of - wat de laatste tijd veel gebeurt - juist geld in te pompen. Aan de ECSB doen ook de Centrale Banken van EU-landen mee, die nog een eigen munt hebben.
De euro heeft overal dezelfde waarde, die als het nodig is, wordt bijgesteld door de ECB.

2.1.4 Euromunten en -bankbiljetten
Om de euro ‘handen en voeten’ te geven, zijn er acht munten met een waarde van € 0,01 tot € 2 en zeven bankbiljetten, met een waarde van € 5 tot € 500, in omloop gebracht. Kenmerkend voor de euromunt is - dat naast een gemeenschappelijke muntzijde - ieder deelnemend EMU-land en enkele van de hiervoor genoemde staatjes zijn eigen muntzijde heeft. De 1-euro- en 2-euromuntstukken zijn in twee metaalsoorten uitgevoerd. De eurobankbiljetten hebben verschillende formaten; het formaat neemt toe naarmate de op het bankbiljet aangegeven waarde hoger is.
Een aantal landen heeft enkele euromunten niet uitgebracht, zoals Finland met de 1- en 2- eurocentmunten. Teveel gedoe was het verhaal. Ook in Nederland is dat een veel gehoord argument. Bedragen worden dan wel op de eurocent nauwkeurig berekend, maar vervolgens op 5 eurocent naar boven of naar beneden afgerond.


2.2. Wat zijn de voor- en nadelen van de euro?
2.2.1 Voordelen

De Europese Unie noemt zelf als voordelen van de EMU en de euro in het bijzonder:
a. meer concurrentie;
b. stabiele prijzen;
c. gemakkelijker en goedkoper lenen;
d. geen wisselkosten meer (particulieren en bedrijven);
e. lage rente;
f. economische stabiliteit;
g. gemakkelijker internationale handel;
h. kostenbesparende overheden;
i. lage rente verkleint kloof tussen arm en rijk;
j. gezonde en duurzame overheidsfinanciën;
k. tegen een stootje kunnen;
l. één financiële markt;
m. de euro, een munt om rekening mee te houden;
n. een tastbaar teken van Europese identiteit.

Voor consumenten gelden de eerste vier argumenten (a t/m d), voor het bedrijfsleven de tweede serie van vier argumenten, waarvan één gemeenschappelijk met consumenten (d t/m g) en voor de deelnemende landen de argumenten h t/m k, terwijl de daarop volgende argumenten voor de Eurozone (de landen met de euro als munt) als geheel zouden opgaan.

Wat van de argumenten toelichtend, consumenten kunnen nu gemakkelijker prijzen van producten in verschillende landen met elkaar vergelijken (transparantie), terwijl de prijzen ook nog eens stabieler zijn geworden. Bovendien kunnen ze omdat de inflatie en daarmee de rente lager is voordeliger lenen.

Ook bedrijven profiteren van een lagere inflatie en rente, waarmee ze gemakkelijker kunnen investeren. Door de grotere economische stabiliteit durven bedrijven nu ook beter voor de langere termijn te plannen en kunnen ze met lagere prijzen uit (geen omslachtige im- en exportprocedures meer en geen verschillende valuta’s en valutarisico’s meer).
Een aan de EMU deelnemend land kan voordeliger geld lenen en daarmee geld besparen. De overheidsfinanciën (schuld en begroting) van zo’n land zijn ook voor langere tijd op orde en kan onverwachte prijsstijgingen of onrust op de wisselmarkten beter opvangen.
Voor de Eurozone als geheel geldt dat geld gemakkelijker beschikbaar komt en dat investeerders de risico’s beter kunnen spreiden. De EU is één van de grootste wereldeconomieën en een belangrijke tegenhanger van de dollar, ook omdat het een harde munt is. Bedrijven kunnen dan ook gemakkelijker bepalen dat in euro’s moet worden betaald en schakelen daarmee valutarisico’s uit (b.v. US dollar en Japanse yen).
Een voorbeeld van het valutarisico: Omdat de euro stabiel is hoef je geen rekening meer te houden met veranderingen in wisselkoers binnen de EMU-landen. Tussen bijvoorbeeld de euro en dollar nog wel; de euro heeft al een enkele maal tegen de 1,60 gestaan maar ook beneden de 0,90. Het Engelse pond was in 2007 nog ca. 1,5 euro waard. Begin 2009 is het Engelse pond ongeveer evenveel waard als de euro; een verlies van ruim 30% dus. Deze grote valutaschommelingen zijn vooral lastig voor bedrijven die veel met deze landen werken.

2.2.2 Nadelen
De EU heeft het liever over mythen en noemt de volgende:
a. door euro hogere prijzen;
b. verlies van eigen, nationale identiteit.

De EU heeft deze ‘nadelen’ onderzocht. De EU schat zelf dat de invoering van de euro een eenmalig effect op de prijzen heeft gehad van 0,1 - 0,3% in 2002. Dit effect zou later door de stabiele prijzen meer dan goed gemaakt zijn. Ook met het verlies aan eigen identiteit zou het wel meevallen; dit omdat er maar een paar munteenheden als de Duitse mark en de Franse franc waren, die een rol van betekenis in de wereldeconomie speelden. Andere economieën waren te klein of de munt te zwak, zoals bijvoorbeeld de Italiaanse lire.

Anderen noemen nog nadelen als:
a. remmen economische groei;

b. de invoeringskosten van de euro;
c. en specifiek voor Nederland: Nederland zou te goedkoop zijn ingestapt.

Ook hier een korte toelichting. De EMU-normen zouden economische groei in de weg staan. Omdat een land, dat aan de euro meedoet niet te veel schulden mag maken, kan het daardoor misschien niet zoveel investeren als het wel zou willen.
De invoering van de euro heeft veel geld gekost; oude munten en biljetten moesten worden ingezameld, vernietigd en vervangen door euro's. Bovendien moesten alle pin- en geldautomaten vervangen of aangepast worden. Dit was een eenmalige uitgave.
Sommige mensen zeggen dat Nederland te goedkoop is ingestapt; de gulden zou veel meer waard zijn dan € 0,45378. Anderen spreken dat tegen; het zou alleen voor de verhouding met de Duitse mark opgaan. Dit argument gaat dus ook niet altijd op.

Daarnaast denken mensen dat met de komst van de euro het leven duurder is geworden; niet door de euro zelf, maar door bedrijven, die bij de invoering van de euro de prijzen sterk hebben verhoogd, zoals de horeca. Volgens anderen zijn we vooral meer gaan kopen, omdat het allemaal zo goedkoop leek. Daardoor was je wel eerder door je geld heen. Weer anderen denken dat het moment waarop de euro werd ingevoerd, in 2002 toen het economisch minder ging, ongelukkig was. Nu zeven jaar later zijn mensen positiever over de euro gaan denken.

2.3 Wat is de invloed van de euro op de economie van Nederland
Nederland is naar verhouding een kleine, open economie. Nederland zit bijvoorbeeld niet bij de G8 aan tafel, maar wel bij de G20 top in november 2008 in Washington (VS). ‘Open’ omdat Nederland veel goederen en diensten importeert en exporteert. Verder is Nederland een doorvoerland; de transportsector (over de weg, water en door de lucht) is goed ontwikkeld. Nederland is hierdoor ook gevoelig voor wat er ergens anders gebeurt. Aan de andere kant heeft Nederland aan de opbrengsten uit aardgas wel een steuntje in de rug.
Voor de invoering van de euro was Nederland financieel en economisch al goed op weg; Nederland had een sterke economie, een harde gulden en gezonde overheidsfinanciën; het begrotingstekort bleef binnen de perken net als de inflatie en de rente.

Desalniettemin is de euro ook voor Nederland voordelig. De open economie met veel internationale handel en transport, en daarnaast de reislust van Nederlanders, maakten dat Nederland profiteerde van zaken als wegvallende wisselkosten en vreemde valuta (en minder tijdrovende procedures bij de grens), wat de internationale handel bevordert doordat de kosten omlaag gaan. Andere EU-landen werden economisch ook gezonder en sterker. Dat betekende voor Nederland in de vorm van een stabiele munt meer im- en exporten en doorvoer, dus meer omzet. Door de sterke euro, die bovendien in steeds meer landen betaalmiddel is, kunnen Nederlandse bedrijven bovendien in overeenkomsten met bedrijven van buiten de Eurozone het valutarisico uitschakelen door te bedingen dat in euro’s wordt betaald. De werkgelegenheid kon de afgelopen jaren verder groeien en leidde zelfs tot krapte op de arbeidsmarkt.
De strakke begrotingsdiscipline draagt bij aan een beperkte inflatie en rente. Een lage rente heeft niet alleen maar voordelen. Ook in de VS was de rente laag en wat dat betekende hebben we geweten. Mensen wilden lenen en de banken verstrekten maar al te graag leningen. Voordat we het wisten gingen we van een hypotheekcrisis naar een kredietcrisis, die niet alleen bankensector raakte maar ook - wat wordt genoemd - de echte economie. Consumenten houden de hand op de knip.
De EMU heeft niet kunnen voorkomen dat de deelnemende landen door de kredietcrisis schade opliepen. En van de geldinjecties door de ECB en andere Centrale Banken in de financiële markten is nog onduidelijk of dat wel heeft geholpen, maar in Zweden, Denemarken en Groot-Brittannië, landen zonder EMU en euro, zijn ze slechter af. Om maar eens wat te zeggen, het Engelse pond is in een goed jaar tijd ten opzichte van de euro ruim 30% minder waard geworden: ca. € 1,50 in 2007 om ca. € 1,02 nu. Verder is de werkloosheid er sterk opgelopen en zijn huizenprijzen er behoorlijk gedaald.
De verschillen in inkomens, en daarmee de kloof tussen arm en rijk, zijn groter geworden. Dat komt niet door de euro zelf, maar wel door verdergaande internationalisering.

2.4 Wat is de toekomst van de euro?
De euro staat er goed voor en wordt steeds belangrijker. Zoals gezegd is de euro inmiddels in 16 EU-landen dé munt. Veel nieuwe EU-landen willen de euro graag invoeren. Als alles volgens plan verloopt zullen Polen, Estland, Letland, Litouwen, Bulgarije, Hongarije, Tsjechië en Roemenië binnen 5 jaar tot de EMU toetreden en op de euro overgaan.
Andere, al langer meelopende EU-landen hebben mogelijk spijt van hun keuze om niet in te stappen. Bij 2.3 gaf ik al aan hoe het Zweden, Denemarken en Groot-Brittannië vergaat. Landen als Spanje en Italië zitten nu goed maar hadden anders ook moeilijke tijden meegemaakt. Deze landen hadden dan moeten toekijken hoe het geld door inzakkende wisselkoersen het land uit verdween (kapitaalvlucht) of de inflatie en de rente grote hoogte bereikten. Centrale Banken van landen buiten de EMU houden nu ook reserves in euro’s aan, een teken van vertrouwen
Het succes van de euro is vooral te danken aan scherpe toelatingscriteria en strakke overheidsfinanciën.
Een paar resultaten:
a. de EU heeft berekend dat de wisselkosten in zeven jaar tijd ongeveer 90% omlaag gingen; van gemiddeld € 24 naar € 2,40 voor een bedrag van € 100;
b. eind 2006 waren er gerekend in geld meer euro’s in omloop dan Amerikaanse dollars;
c. in zeven jaar tijd nam de handel tussen de EMU-landen met 4 - 10% toe en met landen daarbuiten met 3%;
d. de euro heeft bewezen tijden van economische crisis goed te kunnen doorstaan.


3. De hoofdvraag
3.1 De euro, een gemeenschappelijke munt; alleen maar voordelen of ook nadelen?
De euro wordt steeds meer een gemeenschappelijke munt. In onderdeel heb ik naast de geschiedenis, de voor- en nadelen van de euro, de economische gevolgen voor Nederland en de toekomst van de euro aangegeven. De euro heeft zoals ik al in onderdeel 2.2 beschreef niet alleen voor- maar ook nadelen. De voordelen wegen daarbij ruimschoots tegen de nadelen op. De invloed van de euro voor de Nederlandse economie heb ik in onderdeel 2.3 aangegeven. De euro is vooral een stabiele munt gebleken. Als ik dan toch een nadeel moet noemen dan is dat de rente. De rente, die door de ECB wordt vastgesteld, is overal binnen de Eurozone hetzelfde. Soms pakt dat volgens deelnemende landen niet altijd even gunstig uit. Zo kon de economie van Frankrijk en Duitsland in 2007 een renteverlaging als zetje in de rug goed gebruiken, terwijl Nederland juist belang had bij een gelijkblijvende rente of zelfs een renteverhoging. Deze regionale verschillen en tegenstellingen maken het lastig. Eigenlijk zou de ECB de ruimte moeten krijgen om op regionale verschillen in te spelen en afhankelijk van hoe regionaal verschillend de economie zich binnen de steeds groter wordende Eurozone een niet voor het hele gebied geldend rentepercentage vast te stellen. Verder zou bij barre omstandigheden, zoals nu met de kredietcrisis, de norm voor het begrotingstekort soepel gehanteerd moeten kunnen worden. Dat zal de EMU nog sterker maken.

4. Samenvatting
Als je één Europese markt wilt vormen met vrijheid van verkeer van kapitaal, goederen en diensten, en mensen dan hoort daar ook één munt bij: de euro. De euro is het directe gevolg van de vorming van de Economische en Monetaire Unie (EMU). In het Verdrag van Maastricht (1991) werd onder andere besloten tot invoering van de euro, die toen nog de Ecu (European Currency Unit) werd genoemd. De euro is in stappen ingevoerd. In 1998 werden eerst de onderlinge wisselkoersen tussen de euro en de valuta van de toen twaalf deelnemende landen vastgesteld. Zo werd vastgelegd dat de euro in guldens f 2,20371 waard was (teveel volgens sommigen). In 1999 werd de euro als rekeneenheid een officieel feit. De twaalf deelnemende EMU-landen ruilden begin 2002 hun nationale bankbiljetten en munten om voor euromunten en –biljetten; vanaf dat moment was de euro wettig betaalmiddel. Iedereen moest er een beetje aan wennen. In het begin zag je ook dat op een prijskaartje twee prijzen stonden; één in de verdwijnende munt en één in euro’s. De euro heeft overal dezelfde waarde, die als dat nodig is wordt bijgesteld door de Europese Centrale Bank in Frankfurt am Main.

Op dit moment zijn er zestien landen op de euro overgestapt. Acht landen, voornamelijk is Oost-Europa willen graag de overstap naar de euro maken, terwijl andere ‘landen’, waaronder Monaco, San Marino en Vaticaanstad ‘geruisloos’ op de euro zijn overgestapt. Een paar landen namelijk Zweden, Denemarken en Groot-Brittannië hebben de stap naar de euro niet of nog niet gemaakt.

De euro heeft vooral het geldverkeer gemakkelijker gemaakt. Bovendien is de euro een ‘sterke’ munt met een vaste waarde gebleken; goed voor economische groei en een matige inflatie en rente. De nadelen als invoeringskosten en onbedoelde prijsstijgingen zijn vooral tijdelijk en nemen de EMU-landen voor lief. Daar geven ze wat eigen identiteit graag voor op. Waar de EMU voor moet uitkijken is dat met de steeds groter worden Eurozone ook de regionale verschillen zullen toenemen. De EMU zou daar door regionaal verschillende rentepercentages mee rekening moeten kunnen houden en in barre tijden ook andere economische verschillen moeten kunnen accepteren.
Ook voor Nederland met toch al een sterke economie is de euro voordelig geweest. Nederland groeide verder en werd met haar open economie minder kwetsbaar.
De euro is niet meer weg te denken en zal zelfs de dollar als belangrijkste munt gaan verdringen.

Bijlage 1
Bronnen:
http://europa.eu/scadplus/leg/nl/lvb/l25014.htm
http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/publication9869_nl.pdf
http://www.minfin.nl/
http://euro.startpagina.nl/
kranten: De Telegraaf (3 januari 2009), Metro (30 december 2008) e.a.


Bijlage 2
Plan van aanpak
Voor het maken van het werkstuk denk ik de volgende stappen te doorlopen:
1.Globale verkenning van het onderwerp (4 uur)
zoeken van vindplaatsen en eerste verkenning van het leesmateriaal
2. Formuleren van de hoofd en deelvragen (3 uur)
3. Uitwerken van de deelvragen en het beantwoorden van de hoofdvraag (20 uur)
4. Schrijven van de conclusie (1 uur)
5. Afronden van het verslag (5 uur)





REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.