Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Binnenhuisarchitectuur

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • Klas onbekend | 9509 woorden
  • 2 april 2003
  • 181 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
181 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding Ons profielwerkstuk gaat over binnenhuisarchitectuur. Wij hebben voor dit onderwerp gekozen, omdat het ons allebei erg aanspreekt. We hebben op internet gezocht om een leuk onderwerp te vinden. We kwamen het onderwerp binnenhuisarchitectuur tegen, en besloten ons profielwerkstuk over dit onderwerp te doen. Daarbij gaat het om het vak tekenen. Wij zullen in dit werkstuk onder andere kijken naar de belangrijkste aspecten in het binnenhuisarchitectuur. Welke sfeer kunnen zij creëren en zijn deze verschillende aspecten belangrijk binnen de inrichting van een huis. We kijken onder andere naar · Ornamenten · Verlichting · Kleur · Materialen Ornamenten Normaal gesproken vind je ornamenten in oudere statige huizen. Steeds vaker keren de ornamenten terug in het hedendaags interieur. Al vele jaren wordt de interieur trend gekenmerkt door decoratie, ambiance en sfeervolle elementen. Wanneer men meer sfeer wilt, moet u beginnen met de basis. Wanden, deuren en uiteraard het plafon. Zelfs een lege kamer, heeft door het toevoegen van ornamenten al meteen een betere sfeer. Ornamenten zijn dan ook een belangrijke aspecten in het huis. Ornamenten hoeven niet beperkt te blijven aan het plafon. Door middel van het plaatsen van ornamenten op een wand, kunnen deze ook zeer veel sfeer toevoegen in huis. Ook kan men ze toepassen rond deurlijsten en ramen. Door de ornamenten krijgt het huis een heel ander karakter. Deze lijsten zijn er in heel veel soorten en maten. Zo heb je ook kroonlijsten of kooflijsten. Deze zijn bedoeld om tegen de wand of het plafon te bevestigen. De zogenaamde perklijsten worden alleen tegen de wanden en het plafon bevestigt. De zogenoemde bagetlijsten worden gebruikt als extra toevoeging naast de perklijsten om een rand tussen plafon en wand te maken. Er zijn ook ornamenten waar men een TL – buis achter kan bevestigen. Dit geeft een optisch vergrotend effect.
Verlichting Zodra het buiten donker wordt, bepaald de kunstverlichting de sfeer in het interieur. Naast sfeer creëren moet verlichting de mogelijkheid bieden om bepaalde activiteiten uit te voeren of juist te ontspannen. Kunstlicht kan in drie groepen worden verdeeld: direct, indirect en diffuus verlichting. Bij direct licht ontvangt het oog de lichtstraal rechtstreeks. Dit licht is vooral bedoel om grotere vlakken te verlichten. Voorbeelden hiervan zijn bureaulampen en eettafellampen. Belangrijk voor deze lampen is, dat ze op de goede hoogte hangen. De gloeilamp mag daarbij niet zichtbaar zijn. Bij indirect licht ziet men de lichtbron niet als zodanig. Deze verlichting is dan ook een echte sfeer bepaler. Diversen lampen kunnen worden gebruikt om in een interieur diverse accenten te plaatsen. Met een lamp die naar boven schijnt, kunt u ruimte creëren. Minder gezellig is diffuus licht. Bij deze lichtbronnen wordt het licht naar alle kanten verspreid. Om een functioneel en een decoratief verlichtingsplan te ontwerpen, levert een evenwichtige combinatie van de drie groepen het beste resultaat op. Er is ook de mogelijkheid om te kiezen tussen een mix van modern en klassiek. Verlichting ter accentuering van schilderijen, kunstvoorwerpen en planten geeft ook een verrassend effect. Er zijn erg veel verschillende soorten lampen. Zo heb je tafellampen, hanglampen, wandlampen en vloerlampen. Elke lamp zorgt voor zijn of eigen functies of sfeer bepaling. Licht Daglicht In een kamer is de verdeling van het licht, hoeveel ramen er ook zijn, altijd enigszins ongelijk, tenzij men een aantal daklichten aanbrengt die het licht gelijkmatig verdelen. Binnen is men afhankelijk van de grootte van de ramen, de indeling van de ramen met of zonder roeden en de kleur van het glas. In historische gebouwen waren de vertrekken weel meer op het daglicht afgestemd dan in de huidige bouwwijze, waar, zeker in kantoren en bedrijfsruimten, het kunstlicht voor een belangrijk deel het daglicht vervangt. De hoge ramen in de gevels uit de voorgaande eeuwen waren bedoeld om het daglicht diep in de kamers te laten binnenvallen. De plafonds met hun rijke stucwerk, zeker vanaf begin 18e eeuw, werden hierdoor goed zichtbaar en weerkaatsten het licht. De ouderwetse ramen met geprofileerde roedenverdeling hebben een gunstig effect op de verstrooiing van het licht goed. Glas in lood ramen verzachten het verblindende buitenlicht. Bomen voor het huis werken ’s zomers als filters van het licht, maar ’s winters laten de kale bomen juist weer meer licht door. Vitrages voor de ramen nemen iets van het daglicht weg, maar ze zorgen ook voor mooiere verspreiding van het licht en gaan verblinding tegen. Daglicht geeft ons een aantal vaste gegevens. Noorderlicht is het meest contant in hoeveelheid en in kleur; daarom hebben de meeste kunstschilders het liefst een atelier dat op het noorden ligt. In ruimten die op het oosten, westen of zuiden zijn gelegen is het verschil in daglicht juist heel groot, vooral als de ramen aan één kant van de ruimte zijn gesitueerd. Men kan deze verandering van licht enigszins compenseren door de wanden een kleur te geven. Ook met zonwering kan de lichtsterkte worden aangepast. Toch is de weergave van kleuren bij daglicht optimaal vergeleken met de weergave van kleuren bij kunstlicht. Ondanks de veranderende lichtinval van ’s ochtends tot ’s avonds komen kleuren in het interieur goed tot hun recht. Dit komt omdat daglicht altijd hetzelfde spectrum heeft. Het licht verloopt van koel in de ochtend naar warm in de avond, van blauwgrijs rond het middaguur naar geelrood in de namiddag. Op heldere zonnige dagen is er eigenlijk sprake van twee lichtbronnen: de diffuse straling van de blauwe hemel en de gerichte bundel van het directe zonlicht. De kleuren veranderen mee in de loop van de dag en vallen weg naarmate het donkerder wordt. De kleur geel, de lichtste tint in de primaire kleuren, blijft het langst zichtbaar. Aanpassing is zowel bij licht en donker als bij kleur van grote betekenis. Wanneer men vanuit het lichtere gedeelte van de woonkamer naar het donkere gedeelte kijkt, is het effect anders dan wanneer men zich in het donkere gedeelte bevindt en naar het lichtere gedeelte kijkt: het donkere gedeelte lijkt lichter wanneer men er zelf in zit. Daarnaast hangt de totale indruk van het licht in de kamer nauw samen met kleur en textuur van wanden, vloer en meubels. Kunstlicht Het interieur ziet er ’s avonds bij kunstlicht heel anders uit. Men kan met kunstlicht een bijzondere sfeer creëren, een sfeer die niet afhankelijk is van het licht bij bepaalde weersomstandigheden. Verlichting kan in principe op iedere plaats worden aangebracht. Men moet daarbij wel rekening houden met de bestemming van de ruimte, dus wat men allemaal aan activiteiten in die kamer wilt doen en hoeveel licht men daarbij nodig heeft. Zichtbaarheid van een structuur van een wand of de kleuren van het meubilair hangt niet alleen af van de hoeveelheid licht die er op valt, maar vooral ook van de richting van de lichtbron. Bij indirect licht zijn vormen en structuren minder duidelijk zichtbaar dan bij direct licht. Strijklicht accentueert de structuur nog duidelijker. Strijklicht is licht dat onder een zeer kleine hoek op een vlak valt, waardoor het licht als het ware langs het vlak strijkt en de textuur zichtbaar maakt door schaduwvorming. Via reflectie kunnen bepaalde vlakken ook worden verlicht. Reflectie ontstaat wanneer het materiaal het daarop vallende licht in meer of mindere maten terugkaatst. Reflectie wordt nog al eens toegepast in musea om lichtgevoelige kunstwerken te exposeren. Grote contrasten bij het gebruik van lichtbronnen, kunnen – onbedoeld- een effect hebben op de keuren. We kunnen bijvoorbeeld een zwart voorwerp als wit zien wanneer de achtergrond duister is en het voorwerp vel wordt verlicht. Omgekeerd kan een onverlicht wit voorwerp zwart lijken tegen een verlichte zwarte achtergrond. Om kleur nuances en fijne materialen goed te kunnen onderscheiden, moet er dus zo weinig mogelijk contrast zijn met de achtergrond. Veel licht is nodig om details en kleuren goed te kunnen zien; uiteraard hebben donkere kleuren meer licht nodig dan lichtere kleuren. In een diffuus verlichte ruimte, dit is ruimte waar het licht in alle richtingen wordt verstrooid en er geen schaduwwerking is, komen de eigenschappen van materialen niet zo goed tot hun recht. Glaswerk of spiegels worden mat van uiterlijk en de oppervlaktestructuur van bijvoorbeeld stoffen verdwijnt. Kleuren verliezen hun glans en vormen worden verhuld door gebrek aan licht en schaduw. Glanzende vlakken zoals tegels, glas en metaal komen het best tot hun recht waarneer het licht erin reflecteert. Ogenschijnlijk is een spiegel het toppunt van reflectie, maar een spiegel reflecteert alleen datgene wat in het zicht van de spiegel komt, terwijl een mat helder wit oppervlak alle licht uit de omgeving naar alle kanten reflecteert. Het kiezen van verlichting In principe is met alle soorten lampen een goede lichtsfeer in uw huis te creëren. Het licht overdag is een gegeven, maar ’s nachts moeten we zelf de keuze maken voor het soort verlichting, de hoeveelheid licht en de plaats. We bespreken verderop de verschillende lampen, armaturen en de toepassingsmogelijkheden, waardoor het kiezen van de juiste verlichting wellicht iets gemakkelijker wordt. Directe en indirecte verlichting Het is verstandig om eerst vast te stellen waar u in ieder geval licht nodig hebt om bijvoorbeeld te kunnen lezen, werken of eten. Voor deze activiteiten heeft u ‘direct’ licht nodig. Daarnaast kunt u ‘indirecte’ licht toepassen om de rest van de ruimte te verlichten. Te grote contrasten van licht en donker kunnen erg hinderlijk en onrustig zijn. Het is de kunst om een goed evenwichtig te vinden tussen ‘direct’ en ‘indirect’ licht. Te veel licht, vooral verblindend licht, kan heel onaangenaam zijn. Let er daarom op dat u nooit in de lichtbron kijkt, vooral bij halogeenverlichting is dit storend. Ook te weinig licht is niet prettig en heel vermoeiend voor de ogen. Directe en indirecte verlichting kunnen bijna in elke ruimte worden gecombineerd. De indirecte verlichting, licht waarbij de lichtbron zelf niet zichtbaar is, kan op allerlei manieren worden aangebracht. T.L.-armaturen, die worden weggewerkt in koven, boven of onder kasten, achter of voor de gordijnen, zijn hiervoor zeer geschikt. Deze vorm van indirecte verlichting kan een zeer ruimtelijk effect te weeg brengen, bijvoorbeeld door het aanlichten van de gordijnen, die daardoor een lichter vlak in de kamer vormen.
Dimmers Het gebruik van dimmers wordt zeer vaak aanbevolen door architecten. Met dimmers kan de lichtsterkte, afhankelijk van het gebruik, op ieder gewenst moment worden veranderd. Wanneer men televisie kijkt, heeft men veel minder licht nodig dan wanneer men wilt lezen. Het is dan heel prettig wanneer men de verlichting in de kamer kan dimmen. Het beste is om per lamp een aparte dimmer te hebben. Het lichteffect is dan optimaal en het gebruik zeer flexibel. Met dimmers kan men, afhankelijk van de activiteiten, de sfeer in een woonkamer bepalen. Soorten lampen Elektrische verlichting is in twee grote groepen te verdelen. De eerst groep bestaat uit de temperatuurstralers, waartoe alle gloeilampen en halogeengloeilampen behoren. Temperatuurstralers hebben een spectrum dat verwant is aan daglicht, zodat ze alle kleuren op een natuurlijke manier weergeven. De tweede groep zijn de gasontladingslampen, waarvan de tl-lamp de bekendste uitvoering is. Gasontladingslampen geven de kleuren anders weer dan temperatuurstralers. Gloeilampen en halogeenlampen hebben een verwant spectrum en zijn dus beide temperatuurstralers. Kleuren komen over het algemeen met gewoon gloeilamplicht het best tot hun recht. De kleur va natuurlijke materialen, zoals hout, steen of stoffen, wordt door gloeilamplicht ‘geflatteerd’, dat wil zeggen dat de kleur warmer wordt. Gloeilampen zijn er in veel uitvoeringen en met verschillende vermogen. Er zijn ook buisvormige gloeilampen te koop, die men kan gebruiken in plaats van tl-lampen. Gloeilampen zijn eenvoudig te dimmen. Verspiegelde gloeilampen en reflectorlampen zijn een uitvoering van gloeilampen waarmee decoratieve effecten kunnen worden bereikt. Er is op de ballon van deze lampen een laag aangebracht, die geen of bijna geen licht doorlaat. Bij verspiegelde lampen is dat een spiegelende laag en bij reflectorlampen een reflecterende laag. Hierdoor wordt het licht in een bepaalde richting gestraald. Halogeengloeilampen, ook wel halogeenlampen genoemd, hebben een aanmerkelijk langere levensduur dan gloeilampen, maar ze zijn wel duurder. Halogeenverlichting is ook heel goed te dimmen, maar er is wel een speciale dimmer voor nodig. Halogeenlicht is witter van kleur dan gloeilamplicht; een halogeenlamp heeft als nadeel dat hij nog meer warmte afgeeft dan een gloeilamp. Halogeenlicht is goed te gebruiken als algemene verlichting, maar ook voor het aanlichten van schilderijen. Halogeenlampen zijn er met lichtbundels van verschillende breedte en ze zijn vaak in alle richtingen verstelbaar. Aanvankelijk waren halogeenlampen alleen te gebruiken in een speciale armatuur met een transformator. Tegenwoordig zijn er ook halogeenlampen verkrijgbaar voor gewone armaturen. Gasontladingslampen produceren veel meer licht voor minder energie dan gloeilampen. Aan de binnenzijde van de wand van de tl-lamp, ook wel fluorescentielamp genoemd, zijn fluorescentiepoeders aangebracht. De samenstelling van de fluorescentiepoeders bepaalt de kleur van het uitgestraalde licht, waardoor dit als ‘warm’ of als ‘koud’ wordt ervaren. Er zijn namelijk nog geen poeders die alle kleuren van het spectrum kunnen opwekken. Daardoor worden voorwerpen in een ruimte minder goed of zelfs slecht weergegeven. Vooral de spaarlamp is erg intrek tegenwoordig. Ze zijn goedkoop en zorgen niet speciaal voor een goede kleurweergave in een bepaalde ruimte. Als dit dan ook niet nodig is, is de spaarlamp een goed alternatief. Een spaarlamp noemen we ook wel een compact fluorescentielamp. Dit wordt ook vaak aangeduid als sl-lamp of als een pl-lamp. Deze lampen hebben veel kleinere afmetingen en zijn in verschillende uitvoeringen verkrijgbaar. Ze kunnen in een interieur een decoratief lichtelement vormen. Ook deze lampen hebben een hoge lichtopbrengst en lage energiekosten. Het dimmen van gasontladingslampen is moeilijker dan het dimmen van gloeilampen en is relatief duur. Bovendien is het effect van dimmen bij deze lichtbronnen minder mooi dan bij gloeilampen en halogeenlampen. Deze laatste krijgen als ze worden gedimd een mooiere warmen kleur, terwijl het licht van gedimde gasontladingslampen schraal wordt. Hoewel gasontladingslampen energiezuiniger zijn, moet men er rekening mee houden dat ze als afval belastend zijn voor het milieu. Ze moeten als chemisch afval worden ingeleverd. Armaturen Er zijn veel soorten verlichting armaturen te koop voor allerlei toepassingen. We noemen eerst de toepassingen, daarna bespreken we de armaturen. De toepassingsmogelijkheden van de verschillende armaturen zijn de volgende: Basisverlichting: Het begrip “basisverlichting” ook wel “algemene verlichtingen” genoemd, stamt uit te tijd dat “lichtspreiding” nog in de kinderschoenen stond. Over het algemeen bestond de verlichting uit een plafondlamp als algemene verlichting, een hanglamp boven de eettafel en een schemerlamp bij de “rookstoel”. Momenteel maken we van veel meer lichtpunten in het interieur gebruik: wandarmaturen, staande en hangende lampen, lichtkoven, enz. al deze soorten verlichting zorgen samen voor een basisverlichting. Plaatselijke verlichting Voor het uitvoeren van bepaalde activiteiten in een ruimte is plaatselijke verlichting nodig. Plaatselijke verlichting is nodig om te kunnen lezen, werken of bij bezigheden in de keuken. De manier waarop het licht dor de armatuur wordt verspreidt, is bepalend voor de hoeveelheid licht. Armaturen die diffuus licht verspreiden geven minder kans op hinderlijke schaduwvorming.
Accentverlichting Sommige voorwerpen in een ruimte wilt men soms wat extra accentueren, omdat ze heel decoratief zijn, bijvoorbeeld schilderijen, een bepaald meubel of een voorwerp van een verzameling. Accentverlichting dient spaarzaam te worden toegepast. Door teveel voorwerpen te voorzien van accentverlichting schiet men het doel voorbij. Er zijn veel soorten spots verkrijgbaar om lichtaccenten aan te brengen, zowel met een smalle lichtbundel voor kleine voorwerpen als met een brede lichtbundel voor grotere objecten. Zorg er bij het plaatsen van de spots voor dat men niet in het licht van de spot kijkt en dat er bij het accentueren van een vlak voorwerp geen hinderlijke spiegeling ontstaat. Houdt er rekening mee dat sommige voorwerpen niet bestand zijn tegen veel licht of warmte. Kleuren kunnen verbleken bij veel licht en sommige materialen kunnen niet tegen warmte. Decoratieverlichting Door bepaalde armaturen te gebruiken in het interieur, ontstaan decoratieve elementen in een ruimte die hun kracht vooral ontlenen aan het uiterlijk en minder aan de lichtopbrengst. Een compositie van vrij eenvoudige armaturen kan een hele decoratief lichteffect geven. We bespreken nu de verschillende soorten armaturen. Inbouwarmaturen
Zijn over het algemeen ingebouwd in het plafon. Ze zijn in veel uitvoeringen voor nagenoeg alle lamptypen in diverse prijsklassen verkrijgbaar. Inbouwarmaturen kunnen voor plaatselijke verlichting, accentverlichting en decoratieve verlichting worden gebruikt. Opbouwarmaturen worden meestal gebuikt als er geen mogelijkheden zijn om armaturen helemaal of half in te bouwen. Opbouw armaturen zijn in geheel zichtbaar, daarom worden aan de vormgeving meer eisen gesteld. Opbouwarmaturen zijn voor dezelfde geschikt als inbouwarmaturen. Armaturen aan snoer, pendels, en staaldraden. De zogenoemde hanglampen, kunnen worden toegepast wanneer men de verlichting kiest lager in de ruimte wil, bijvoorbeeld boven de tafel. Deze armaturen geven niet alleen plaatselijke verlichting, maar zorgen ook voor variatie in lichtbronnen met een verschillende lichtopbrengst. Armaturen die aan het plafon hangen, kunnen heel decoratief zijn. Verder kunnen ze worden toegepast als plaatselijke verlichting en accentverlichting. Armaturen voor bevestiging aan een spanningsrail. Deze bieden veel mogelijkheden. Men is bij deze armaturen niet direct afhankelijk van aanwezige elektrische aansluitpunten. Er is een grote keus aan armaturen voor bevestiging aan een spanningsrail. De spanningsrails zelf zijn er in verschillende uitvoeringen. Ze kunnen ook tegen verticale vlakken worden aangebracht. Ze zijn te gebruiken als decoratieve verlichting, plaatselijke verlichting en accentverlichting. Wandarmaturen
Die Zijn in heel veel uitvoeringen verkrijgbaar en bijna alle typen lampen kunnen erin worden gebruikt. Wandarmaturen zijn voor de al hiervoor genoemde toepassingen te koop. De verdeling van het licht van tafelarmaturen hangt af van de lichtkap. Het licht dat bijvoorbeeld naar boven wordt uitgestraald, zorgt plaatselijk voor indirecte verlichting via het plafond. Als het licht naar beneden wordt uit gestraald is een tafelarmatuur ook goed te gebruiken als leeslamp. Tafelarmaturen zijn gemakkelijk te dimmen en door te experimenteren met lichtgetinte gloeilampen kunt u de lichtsfeer veranderen. Voor werkzaamheden aan een bureau of werkblad zijn speciale bureauarmaturen te koop. Bureaulampen verspreiden het licht redelijk gelijkmatig over een bepaald oppervlak. Er zijn bureauarmaturen voor gloeilampen, maar voor een decoratieve armatuur worden meestal halogeen lampen gebruikt. In de lampvoet zit dan de transformator, waardoor de bureaulamp meteen stabiliteit heeft. Wanneer men de warmte die een gloeilamp nou eenmaal afgeeft hinderlijk vindt, kunt u ook een bureaulamp met een T.L.-buis nemen. Bureauarmaturen zijn vooral geschikt voor plaatselijke verlichting. Staande lampen zijn er in soorten en maten. Deze armaturen kunnen in principe op elke willekeurige plaats in de kamer staan. U met de armatuur wel zo plaatsen dat er geen hinderlijke schaduwen vallen juist op die plaatsen waar ment het licht nodig heeft. Van de meeste staande lampen kunt men de lichtsterkte regelen. Ze zijn daardoor voor verschillende doeleinden geschikt, zowel voor plaatselijke verlichting, indirecte verlichting via het plafond, de zogenoemde ‘uplighters’, en decoratieve verlichting. Bij indirecte verlichting via het plafond moet u er wel rekening mee houden dat elk scheurtje en elk oneffenheid zichtbaar wordt. De hiervoor besproken armaturen vormen in de meeste gevallen ook een decoratief element in het interieur. Er zijn echter ook lichtsystemen in de handel die speciaal als decoratie bedoeld zijn: neonfiguren om aan de wand te hangen of als opstelling in de ruimte. Ook voor boekenkasten en vitrines is decoratieve verlichting verkrijgbaar. Kleur Bij het aankleden van een huis, is vooral de kleur zeer belangrijk. De kleurencirkel bestaat uit zes kleuren. Als eerst heb je de drie primaire kleuren; rood, geel en blauw. Dit zijn de enige kleuren die niet door menging van andere kleuren samengesteld kunnen worden. Bij de andere drie kleuren uit de kleurencirkel is dit wel het geval. Oranje, groen en violet noemt men de secundaire kleuren. Ook heb je dan nog de complementaire kleuren. Dit zijn kleuren die elkaar aanvullen, zoals; rood en groen, geel en paars, blauw en oranje. Rood is een zeer warme kleur. Ook geeft deze kleur de meest energie. Daarom wordt deze kleur niet vaak in een omgeving gebruikt waar men rust zoekt. Bijvoorbeeld niet in de woonkamer of in de slaapkamer. De kleur rood is wel weer geschikt voor accessoirs. Geel is een opwekkende, verhelderde kleur. Geel wordt daarom vaak toegepast in sombere omgevingen. Ook in de kinderkamer werkt de kleur geel heel goed. Blauw is een koele kleur, die kalmerend kan werken. Blauw is een kleur die wijkt. Het kan de kamer groter lijken maken. Blauw brengt ook rust in verschillende ruimtes. Dit maakt het een ideale kleur voor in de badkamer of voor in de slaapkamer. Dan is er nog de kleur groen. Deze kleur staat voor rust en frisheid. Groen biedt het maximum aan rust, breng balans en geeft vertrouwen. Om een huiselijke sfeer te creëren, is groen de ideale kleur. Groen is een goede tint voor bijvoorbeeld de woonkamer. Ook kan men kiezen voor een apart effect in een van de kamers. Men kan dan kiezen voor kleuren die eigenlijk juist met elkaar vloeken. Neem rood en roze samen. Deze kleuren vloeken bij elkaar. Maar toch, als je ze samenvoegt, krijg je een apart effect. In dit hoofdstuk gaan we het hebben over het gebruik van kleuren in het interieur. Door de eeuwen heen heeft kleur een belangrijke rol gespeeld in het leven van de mens. Vroeger waren er niet zoveel kleuren ter beschikking als tegenwoordig, omdat de technische kennis en mogelijkheden om veel kleuren te maken ontbraken. er werden voornamelijk plantaardige grondstoffen gebruikt om verf te maken. De grondstof afkomstig uit de indigoplant bijvoorbeeld, levert een speciaal soort blauwe kleurstof op waarvan verf werd gemaakt. De verf werd onder meer gebruikt voor keukens, omdat de blauwe kleurstof vliegen op afstand houdt. Tegenwoordig bestaat er zo’n grote schakering van kleuren dat de mogelijkheden om stoffen en materialen te kleuren bijna onbeperkt zijn. Kleuren zijn dan ook niet meer weg te denken in onze maatschappij. In het verkeer, op het werk en in huis, overal wordt kleur gebruikt. De rode aanduiding op de warmwaterkraan en blauw op de koudwaterkraan zijn universeel. Er bestaat ook geen ander land in de wereld met andere kleuren voor de stoplichten. Verkeersborden met de kleur rood vertellen ons dat iets niet mag of dat we moeten opletten, terwijl we de kleur blauw associëren met ‘toegestaan’. Kleur en psychologie Het gevoel dat een bepaalde kleur bij ons oproept is heel persoonlijk. Een kleur kan verschillende emoties oproepen. De kleur rood bijvoorbeeld wordt geassocieerd met warm feestelijk maar ook met gevaar. Er is door psychologen en andere wetenschappers onderzoek gedaan naar de invloed van kleur op menselijk gedrag. Er werden bijvoorbeeld aan een groep mensen verschillende kleuren getoond en bij het zien van de kleuren werd de ademhaling en de hartslag gemeten. Het resultaat was als volgt: rood - sneller; groen - rustig, regelmatig; blauw - rustig doch onregelmatig. In een ander onderzoek werden mensen in groepjes verdeeld over ruimten met verschillende kleuren e werd hun gevraagd bepaalde opdrachten uit te voeren. In de ‘gele ruimte’ werden de minste rekenfouten gemaakt en in de ‘blauwe ruimte’ de meeste. Verder blijkt uit het onderzoek dat felle kleuren heel gewild zijn bij kinderen en dat ouderen van gedekte tinten houden. De waarde van dit soort onderzoeken is maar betrekkelijk. Wat wel een gevolg is van al deze onderzoeken en de daaruit voortkomende theorieën is dat ze in de loop van de tijd invloed hebben gehad op het toepassen van kleuren. Het spreekwoordelijke ziekenhuiswit is allang door andere kleuren vervangen. De tint wit, waarschijnlijk gekozen om hygiënische redenen, is in de meeste operatiekamers vervangen door de kleur groen. De kleur groen reflecteert veel minder dan de kleur wit, waardoor een veiliger en rustiger werksituatie ontstaat. Deze uitkomst is niet het gevolg van psychologische theorieën, maar is gewoon gebleken uit de praktijk. In normale omstandigheden zijn er veel meer elementen die ons gevoel over een bepaalde ruimte beïnvloeden dan alleen de kleur. Ook de grootte van de ruimte, de vorm, de geluiden, het licht en het meubilair zijn van invloed op ons gevoel.
De kleurencirkel Een methode om de kleuren te ordenen is de kleurencirkel, die in de zeventiende eeuw door de natuurkundige Isaac Newton is ontwikkeld. Er zijn drie primaire kleuren: rood, geel en blauw. Deze kleuren noemen we primair, omdat we ze niet door menging kunnen verkrijgen, terwijl dat voor alle andere kleuren wel geldt (wit en zwart noemen we geen kleur. De secundaire kleuren ontstaan door twee primaire kleuren met elkaar te mengen. Mengen we rood en geel dan levert dat de secundaire kleur oranje op; mengen we rood en blauw, dan krijgen we de secundaire kleur violet en bij menging van blauw en geel ontstaat de secundaire kleur groen. Bij menging van een primaire kleur met een secundaire kleur ontstaat een tertiaire kleur. De tertiaire kleuren zijn: geeloranje, roodoranje, roodviolet, blauwviolet, blauwgroen en geelgroen. In de kleurencirkel van figuur 1 (zie bijlage) staan in de binnenste cirkel de primaire en secundaire kleuren en in de buitenste cirkel de primaire, secundaire en tertiaire kleuren. De kleuren die in de cirkel tegenover elkaar liggen zijn de complementaire kleuren: groen en rood bijvoorbeeld zijn complementair. Complementaire kleuren zorgen voor het contrast. Met de eigenschappen van complementaire kleuren kunt u rekening houden bij het gebruik van kleur in interieur. Complementaire kleuren hebben dezelfde kleurintensiteit, ze zijn niet aan elkaar verwant en harmoniëren met elkaar. Ze hebben ook de neiging elkaar te versterken. Meng je twee complementaire kleuren met elkaar, dan gebeurt het tegenovergestelde: ze vernietigen elkaar. Kleureffecten Het zien van kleuren is alleen mogelijk door het licht wat er op valt. Het witte zonlicht bestaat uit alle kleuren van de regenboog. De kleuren waaruit het zonlicht is opgebouwd, noemen we het spectrum. Dit spectrum zorgt ervoor dat we kleur zien. Als het donker is, is er geen kleur te zien. De natuurkundige Isaac Newton ontdekte dat het zonlicht via een glazen prisma kan worden gesplitst en dat alle kleuren een andere brekingshoek hebben. De in het daglicht aanwezige kleuren worden door de voorwerpen waarop het licht valt geabsorbeerd of gereflecteerd. We zien dan de kleur van het gereflecteerde licht. Als het voorwerp al het licht absorbeert, is het zwarte en als het al het licht reflecteert, is het wit. Als een voorwerp alleen bepaalde lichtstralen terugkaatst, dan heeft het een kleur. De kleuren in een interieur zijn ’s avonds bij kunstlicht anders dan overdag bij daglicht. Kunstlicht is een nabootsing van daglicht, maar heeft niet precies hetzelfde spectrum. Dat spectrum verschilt ook weer iets per lichtbron. Het effect van kleur in het interieur hangt af van de hoeveelheid licht, het soort licht en de manier waarop het binnenvalt. De kleur van de muur tegenover de ramen lijkt veel lichter dan dezelfde kleur op de muur waarin de ramen zijn geplaatst. Op die muur valt immers geen licht. ’s Avonds zal de kleur op de muur weer een heel ader effect geven, afhankelijk van de plaats van de verlichting en het soort verlichting. Het soort daglicht heeft ook invloed op de kleur. Valt er weinig zonlicht in de kamer of juist veel, dan zijn de kleuren in het interieur weer anders. Het daglicht verschilt ook per weertype en is dus van invloed op de kleuren in het interieur. Kleur en vorm Het gebruik van kleur kan de vorm van een kamer beïnvloeden. Bijvoorbeeld: een lange smalle kamer lijkt breder als één van de lange wanden een donkere kleur krijgt. Wanneer u beide lang wanden donker schildert, lijkt de kamer juist nog smaller. Een laag plafond dat donker wordt geschilderd, lijkt nog lager. Een hoog plafond dat donker wordt geschilderd, lijkt nog hoger. Wilt u een hoog plafond lager laten lijken, dan kan een felle kleur enig effect hebben. Een laag plafond hoger laten lijken, kan door het plafon dezelfde kleur te geven als de wanden. Kleuren beïnvloeden elkaar Twee wanden van dezelfde kleur, die elkaar in een hoek raken, zullen de kleur beïnvloeden. In de hoek lijkt de kleur heel anders dan verder weg op de wand. Dit effect doet zich bij lichtere kleuren duidelijker voor dan bij donkere kleuren. Een voorbeeld uit de praktijk: in een lang smalle gang was voor de lange wanden een gelig crème kleur gekozen. Na afwerking door de schilder bleek dat de kleuren op de wanden elkaar zo hadden beïnvloed dat de hele gang fel geel leek. Nadat één van de wanden wit was geschilderd, was de hele gang gelig crème van kleur en was het gewenste effect bereikt. De kleur van de vloer is vaak veel meer bepalend voor een ruimtelijk effect van een kamer dan de wanden. Een witte tegelvloer beïnvloedt de ruimte op een andere manier dan bijvoorbeeld een felle kleur of een beige wollen tapijt. De vloer kan een bindend element zijn of juist een verdeling markeren. In openbare gebouwen bijvoorbeeld heeft het loopgebied vaak een andere kleur dan de rest van de vloer. Behalve de kleur op wanden, vloeren en plafonds is de invloed van de kleur van het meubilair of de gordijnen minstens zo groot. Één kleuraccent heeft dus meer effect dan veel verschillende kleuren bij elkaar. Kleurenplan Voordat men begint met het kiezen van een kleur verf, kiest men eerst de vloerbedekking en de gordijnen uit. De volgende stap is het bepalen van de kleuren die men gaat gebruiken op de wanden, deuren, kozijnen, radiatoren en plinten. Daarna gaat men kijken naar de kleur van alle meubelen en accessoires.
Ruimte Ruimtewerking
Vastgeroeste theorieën over ruimtewerking bestaan in grote getale. Meestal kunnen we met net zoveel argumenten het tegendeel beweren. Zo horen we bijvoorbeeld vaak dat hoge ruimten met horizontale effecten zij gediend, zoals lambriseringen en lage boekkasten. Met hetzelfde recht kunnen we beweren dat een hoge boekenkast de hoogte van de ruimte zo goed accentueert. Elke ruimtewerking is afhankelijk van de verhouding tussen de lengte-, breedte- en hoogtemaat; het zal duidelijk zijn dat een ruimte met een vloeroppervlakte van 6x6 m en een plafonhoogte van 3 m, meestal niet als ‘hoog’ zal worden ervaren, terwijl een kamer van 2x2 m met een hoogte van 3 m meestal wel als ‘hoog’ zal worden ervaren. Vooral als deze ruimte ook nog hoge ramen heeft, zal het hoogte-effect nog meer worden versterkt. De persoonlijke voorkeur en beleving van de bewoner spelen hierin een grote rol. Wanneer we in een vooroorlogs huis met een gemiddelde plafonhoogte van 3 m zijn opgegroeid, zullen we een andere ruimtebeleving hebben dan wanneer we altijd in een naoorlogse nieuwbouwhuis hebben gewoond met normhoogten van 2.60 m voor de woonkamer en 2.40 m voor de overige ruimten. De lichtval via ramen en deuren is een essentieel onderdeel van de wijze waarop we de ruimte ervaren. De ligging van de ramen ten opzichte van de zon speelt hierbij een grote rol. Ramen op het zuiden, westen, noorden of oosten geven elk een andere sfeer. Helaas kan er vaak niet veel aan de plaats van de ramen in een woning worden veranderd. De maat en vorm van de ramen zijn eveneens voor een groot deel bepalend voor de lichtval. Een ruimte die aan een tuin of balkon grenst met glas tot op de grond, zal ruimer lijken dan dezelfde ruimte met een raam met borstwering. Zittend in een kamer kan u opeens het gevoel bekruipen ‘er moet hier iets veranderen’. Om dan meteen met de meubels te gaan slepen, heeft niet zoveel zin, want meestal is niet duidelijk wat er nu precies moet veranderen. Ga er dan eens rustig voor zitten en probeer te bedenken wat er niet klopt en wat u anders wilt hebben. Probeer erachter te komen waarom u zich niet op uw gemak voelt in die ruimte. Dit gevoel van onbehagen kan u in elke ruimte overvallen: de woonkamer, de keuken, de slaapkamer of de badkamer en ja zelfs het toilet kan voor problemen zorgen. Voor elke ruimte geld: wat is de functie? Wat wil ik eventueel doen en welke mogelijkheden biedt de ruimte? Het is belangrijk om eens voor uzelf op een rijtje te zetten waarvoor een bepaalde ruimte moet dienen, wat u er allemaal wilt doen en hoe intensief het gebruik is of het gewenste gebruik zou moeten zijn. Een handig hulpmiddel daartoe is het zogenaamde ‘programma van eisen’ Materiaal Niet alleen de ruimte, de vorm, de kleur en het licht bepalen de vormgeving van het interieur. Ook het materiaal dat wordt toegepast bepaalt mede de indruk die men heeft van een gebouw, interieur, meubelstuk of gebruiksvoorwerp. De keuze in materialen is vooral de laatste veertig jaar enorm toegenomen. Door het ontstaan van nieuwe toepassingen ontstaan, zoals plastic kuipstoelen en ‘formica’ aanrechtbladen. Primitief levende volkeren kiezen voor beschutting tegen warmte, kou en vocht de materialen die in de natuur aanwezig zijn. In bosrijke gebieden worden hout, stro, riet en bladeren gebruikt. De mensen die in kalkgebergten verblijven, bouwen grotwoningen en de eskimo’s wonen in iglo’s van sneeuwblokken. Voor deze volkeren is het kiezen van materialen nooit een probleem; er is immers geen sprake van keuze. In de huidig geïndustrialiseerde maatschappij, met zijn grote aanbod aan materialen, is een systematische aanpak geboden om tot een keuze van toe te passen materialen te komen. Het kiezen van materialen Bij het bepalen van de keuze voor alle materialen moet men zich afvragen aan welke eisen die materialen moeten voldoen. Een eis zou bijvoorbeeld kunnen zijn dat de materialen voor mensen duurzaam moeten zijn of dat ze juist onderhoudsvriendelijk moeten zijn. Welk materiaal men kiest, is ook afhankelijk van de maat van de ruimte, de intensiteit van het gebruik, de lichtinval, de persoonlijke voorkeur en niet te vergeten de reeds toegepaste materialen waarmee men misschien wel het nieuwe materiaal moet combineren. Al deze aspecten betekenen een eventuele beperking van de keuzemogelijkheid. Maar juist deze beperkingen kunnen een inspiratiebron zijn bij de keuzebepaling. Ze geven richting aan het afwegingsproces. Vaak onbewust is mode en trendgevoeligheid ook een belangrijke factor bij de materiaalkeuze. De herontdekking van de granito badkamervloeren en aanrechtbladen is daar een voorbeeld van. Bij het grootset deel van de materialen die in het interieur worden gebruikt, speelt voor de meeste mensen onderhoud een belangrijke rol. Maar soms vormen de esthetische criteria, wat is mooi en wat is lelijk, zo’n belangrijke factor dat mensen voorbijgaan aan de praktische nadelen van sommige materialen. Het effect van de kleur en de materiaalsoort zijn onverbrekelijk met elkaar verbonden. De kleur van een geglazuurde tegel geeft een heel ander effect dan diezelfde kleur in verf aangebracht op een deur. De kleur van natuurlijke materialen wekt een andere indruk dan de kleur van niet natuurlijke materialen. Aan een houten vloer bijvoorbeeld die gelig is van kleur kan men in het interieur andere kleuren toevoegen dan aan een geel tapijt. Dat laatste is sprekender en zonniger, maar dwingt mensen wel tot het maken van een andere keuze voor de overige kleuren die men wilt toepassen. Naast de combinatie van kleur en materiaal zijn er nog andere combinaties waarmee men rekening moet houden: de combinatie van hard en zacht, van warm en koud. In een kamer waar veel harde materialen zijn gebruikt, bijvoorbeeld een stenen vloer, muren van schoon metselwerk en een plafond met structuurwerk, kan de akoestiek uiterst onaangenaam zijn. Een tapijt op de vloer en zware gordijnen maken de geluiden in de woonkamer dan al veel zachter. Wilt men juist geen tapijt op de vloer, dan zal men het moeten zoeken in de stoffen bekleding van de meubels of de wanden met stof behangen. In een woonkamer met een zacht tapijt en behang op de muren zal men over het algemeen geen last hebben van een slechte akoestiek. In zo’n woonkamer kan men de gordijnen rustig weglaten. De combinatie koud en warm loopt in de meest gevallen parallel aan de combinatie hard en zacht. Een stenen vloer is hard, maar heeft ook een koude uitstraling en zonder vloerverwarming voelt hij zelfs echt koud aan. Een zacht vloerkleed erop zorgt voor een warmere uitstraling en voorkomt koude voeten. Een harde vloer die niet koud aandoet, is parket. Een houten vloer heeft een warme uitstraling. Het interieur krijgt een persoonlijk karakter door de keuze van de materialen. De een houdt van een rustige en ingetogen sfeer, de ander van een spannend en verrassend interieur. In het hele huis dezelfde vloerbedekking maakt een ruime en rustige indruk. In elke kamer een andere kleur maakt het geheel onrustig, maar ook verrassender. Soorten vloerbedekking De keuze in vloerbedekkingen is enorm. Er bestaan harde, semi-harde en zachte vloeren. Onder harde vloerbedekking verstaan we: keramische tegels, natuursteen en granito. Garde vloeren zijn over het algemeen het minst aan slijtage onderhevig. Keramische tegels, natuursteen en granito worden vast aangebracht aan de ondergrond. Onder semi-harde vloerbedekking vallen: hout, kurk, linoleum, vinyl en rubber. De meeste semi-harde zijn eveneens tamelijk duurzaam. Tot de zachte vloerbedekking rekenen we: tapijten of karpetten en matting. De duurzaamheid van zachte vloerbedekking wordt sterk bepaald door de kwaliteit, maar als mensen van veranderingen houden, is zachte vloerbedekking in ieder geval gemakkelijk te vernieuwen. Harde vloerbedekking Keramische tegels: plavuizen hebben de kleur van de klei soort die is gebruikt, dus natuurlijke warme kleuren. Omdat de glazuurlaag niet dekkend is, kan men aan de plavuizen zien dat ze gebakken zijn: de ‘vlam’ is als het ware te zien in de tegel. Dubbelhard gebakken plavuizen zijn veel slijt vaster dan geglazuurde plavuizen. Bij geglazuurde plavuizen slijt door het gebruik door het gebruik de glazuurlaag eraf en daarmee verdwijnt de helder kleur. Men kan ze wel gemakkelijk schoonmaken. Ongeglazuurde plavuizen zijn minder gemakkelijk te onderhouden. Een ander soort keramische tegels zijn de geglazuurde tegels die in verschillende kleuren te koop zijn. De glazuurlaag is dekkend, vandaar dat ze in verschillende kleuren te koop zijn. Natuursteen: er zijn verschillende soorten natuursteen. Natuursteen wordt in de natuur gewonnen en is dus geen gebakken steensoort. Het grote verschil met keramische tegels is dat natuursteen veel meer tekening heeft. Het nadeel is dat er gemakkelijk krassen op komen en dat natuursteen tamelijk poreus is. Natuursteen kan mat of glanzend worden gemaakt. Voor het gebruik in badkamers kan men de natuursteen laten ‘zoeten’, dat wil zeggen dat de steen wordt geschuurd, waardoor het oppervlak ruwer wordt. De natuursteen wordt daardoor wel iets matter, dus iets minder helder van kleur. Marmer is een zachte natuursteensoort die in vele kleuren, onder andere wit, groen, roze en zwart, gewonnen wordt in de natuur. Marmer is niet zo slijtvast. Graniet is een harde natuursteensoort, zeer slijtvast en verkrijgbaar in vele kleuren. Leisteen zit, met betrekking tot de hardheid, tussen graniet en marmer in. Travertin is vrij zacht, niet slijtvast en cremig van kleur. Deze natuursteen wordt vaak gebruikt voor de vensterbank of om de open haard.
Inrichting Vroeger verliep het kiezen van meubilair volgens een vast stramien. Mensen spaarden meestal eerst; meubels aanschaffen en trouwen volgde daar dan op. Er kwam een bankstel een eetkamermeublement, een slaapkamer bestaande uit een bed en nachtkastjes, een linnenkast en een toilettafel. Het enige wat van tevoren werd bepaald was de stijl: klassiek of modern. Tegenwoordig verloopt dit proces veel gevarieerder. De samenlevingsvormen zijn veranderd: mensen wonen vaak eerst een poos alleen op kamers voordat ze gaan samenwonen en eventueel gaan trouwen. Sommige kiezen ervoor om altijd alleen te blijven wonen. Dat kan consequenties hebben voor de inrichting. Aanvankelijk is het budget meestal niet toereikend om meteen alles aan te schaffen. Mensen krijgen vaak meubels of kopen ze tweedehands. Na verloop van tijd, als er weer geld is, wordt het meubilair aangevuld of vervangen. Een menging van verschillende stijlen is dan niet uit gesloten en het gebruik van het meubilair kan veranderen in de loop van de tijd. De keuzemogelijkheden in meubels zijn nu ook veel groter: van meeneemmeubel en speciaal ontworpen te koop de meubelboulevard tot exclusieve ontwerpen in de designwinkel. Het meubilair Bij het kiezen van meubilair voor welke ruimte dan ook, moet u altijd de functie en het gebruik van de ruimte als uitgangspunt nemen. Waar u rekening mee moet houden is dat het meubilair makkelijk te vervangen en te verplaatsen is, maar de aankleding van de ruimte meestal niet. Een natuurstenen vloer en de bekleding van wanden en plafonds zijn iets minder gemakkelijk te vervangen dan een bankstel. Het meubilair kan daarom veel trendgevoeliger en modieuzer zijn dan de vaste elementen in een ruimte. Bij de aanschaf van meubilair zal men ook de keuze moeten maken of de meubels duurzaam moeten zijn of dat u na verloop van tijd iets vervangt. In het laatste geval stelt men andere eisen aan de levensduur. Ook een combinatie van beide is mogelijk, zeker bij zitmeubels: technisch gezien is de bank niet kapot te krijgen, maar de bekleding is minder slijtvast, waardoor men het na een poosje moet vervangen. Alle meubels hoeven ook niet meteen te worden aangeschaft, dat kan eventueel op termijn. Uitstel van aanschaf kan financieel noodzakelijk zijn, maar soms ook gewenst omdat men misschien nog geen afgerond beeld heeft van wat men wil en wat men nodig heeft. De stijl van de meubels van de meubels die u gaat kiezen wordt door mode, smaak en financiële mogelijkheden bepaald. Wilt u meteen een eenvoudig maar complete inrichting voor niet al teveel geld of wilt u liever stukje bij beetje het uiteindelijke ideale interieur bereiken? De functie van meubels na 1980 Pas tien jaar later begint de meubelvormgeving weer uit dat diepe dal te klimmen, waarbij het accent eerder ligt op meubelaccessoires, zoals klokken en lampen, en minder op gezichtsbepalende meubelontwerpen. In die positie verkeren we nog steeds: het niet functionele van Memphis, een Italiaanse ontwerpersgroep, is in het begin van dit decennium wel als een wervelwind door de ontwerpers wereld getrokken, maar heeft weinig zoden gezet aan de dijk van Nederland. Er wordt op (kleine schaal) heen en weer gezwenkt tussen barok en functioneel tussen uitbundig en sober, hoewel er anno 1996 wel een voorkeur onder ontwerpers blijkt te bestaan voor gerecyclede meubels, opgebouwd uit sinaasappel kistjes, afgedankte koelkastdeuren en restpartijen glas. Van de plattelandsnostalgie uit de jaren zeventig blijft het verzamelen van antiek over. Art decor uit Frankrijk en België, grootmoeders lampetkan uit de Achterhoek en verweerde leren Chesterfields van het Engelse platteland: alles van de rommelmarkt of de uitdragerij hoopt zich op in de woning. Zelfs het bad op pootjes begint aan een hernieuwde zegetocht. En in de keuken maakt het wit en roestvrijstaal van de bouwmarkt plaats voor romantische gebeitste kasten of voor marmer en natuursteen, al naar gelang de ruimte in de woning. Het is een onbewust verzet tegen het gelikte fabrieksgoed dat onder de laag fineer toch uit het schadelijke spaanplaat blijkt te bestaan. En het is vooral de uitdrukking van een verlangen naar een persoonlijke interieur: we willen niet veel van hetzelfde, we willen anders dan de buren. De woonkamer Voor de opstelling van het losse meubilair kunnen verschillende uitgangspunten worden gebruikt. Moeten er veel mensen bij elkaar kunnen zitten en/of moet er juist een opstelling komen waarbij iemand rustig een boek kan lezen zonder gestoord te worden door de rest die televisie zit te kijken. Vormt de plaats van de tv het uitgangspunt voor de opstelling of juist de open haard? Wel moet men er rekening mee houden dat een opstelling rond de openhaard ’s zomers en overdag niet altijd even prettig is: een leeg stookgat is niet echt fraai om te zien. Wilt men de bank of fauteuils zo plaatsen dat men naar buiten kan kijken? In dat geval zal het veel uitmaken of de ramen heel laag beginnen, zodat ook als men zit er naar buiten kan worden gekeken. Bij een schuifpui of openslaande deuren is men daarvan in ieder geval verzekerd. Alleen kan men vaak alleen overdag van een mooi uitzicht genieten.’s Avonds heeft men uitzicht op een zwart gat of op gordijnen. Wanneer de gordijnen worden aangelicht, kan die aanblik weer fraai zijn. Soms zijn aanzichten ’s avonds zo betoverd dat men graag kiest voor een opstelling met de blik op buiten gericht: een mooi verlichte tuin bijvoorbeeld, de bovenste etage van een flatgebouw of een huis aan de gracht. Voornoemde overwegingen moeten allemaal worden betrokken bij de keuze voor de opstelling van het meubilair. Bij al deze overwegingen moet men de ruimte zelf niet uit het oog verliezen. Soms dwingt de vorm van de ruimte men voor het kiezen van een bepaalde opstelling. Er moet in ieder geval genoeg loopruimte zijn om bij de bank of de eettafel te kunnen komen. Er moeten namelijk drank en spijs geserveerd kunnen worden. Het is belangrijk dat zitmeubels in een goede opstelling staan zodat iedereen prettig kan zitten en elkaar goed kan zien. Soms is het prettig om een winter- en een zomeropstelling te hebben voor u zitmeubels. Het kan ’s zomers bijvoorbeeld heel aangenaam zijn om via openstaande ramen of tuindeuren uitzicht te hebben op de tuin of het balkon, terwijl u ’s winters misschien liever kiest voor een opstelling rond de tv of openhaard. Om de opstelling van meubels regelmatig te veranderen is het nodig dat ze gemakkelijk verplaatsbaar zijn. De keuze in bekleding van banken en stoelen is groot. In stoffen bekleding is een enorme verscheidenheid in materiaal, kleuren, en dessins: natuurlijke vezels zoals katoen, wol en linnen en synthetische vezels zoals acryl en alcantara of een combinatie van beide vezels. Leren bekleding is er eveneens in heel veel soorten. De keuze die iemand maakt zal onder meer afhangen van zijn/haar smaak, het budget en de eisen die men stelt aan onderhoud en duurzaamheid. Er is bekleding die vuilafstotend is of gemakkelijk met een vochtige doek kan worden afgenomen en van sommige banken is de bekleding afneembaar en kunnen de hoezen worden gewassen. Bij de keuze van de bekleding van het meubilair moet met denken aan de manier hoe ze ermee omgaan. Heeft men bijvoorbeeld kleine kinderen, dan zult u andere eisen aan de bekleding stellen dan wanneer men alleen is. Verder zou de keuze in relatie moeten staat tot de overige toegepaste materialen in het interieur. Klein behuisd Stel dat het een kleine ruimte is die ingericht moet worden dan zijn er tegenwoordig heel veel mogelijkheden om die ruimte toch functioneel en gezellig in te richten. In een eetkamerappartement kan een slaapbank de oplossing zijn. Ook uitklaptafels en klapstoelen kunnen in een kleine ruimte heel handig zijn. Ingeklapt vragen ze nauwelijks ruimte. Als er dan eens meerder mensen tegelijk komen dan kan er in een mum van tijd een eettafel en klapstoelen voor bijvoorbeeld zes mensen zijn. Kasten zijn er in soorten en maten., van dicht, halfopen tot open. Kasten voor servies goed, voor audioapparatuur of voor boeken. Men moet dus eerst bedenken wat men allemaal kwijt wil en maakt afhankelijk daarvan de keuze. Bij de meeste mensen ‘groeien’ de spullen in de loop van de tijd. Aanbouwkasten, die men later kan uitbreiden, kunnen in dat geval heel praktisch zijn. Kasten worden meestal tegen een wand geplaatst. Toch kunnen half open of open kasten ook heel goed dienst doen als (transparante) afscheiding tussen bijvoorbeeld voor- en achterkamer. Wil men een boekenkast als afscheiding gebruiken, dan kan die beter niet helemaal open zijn; meestal zijn alleen de ruggen van boeken het aanzien waard.
De keuken De keuken was vroeger een aparte ruimte in huis. Aan het eind van de jaren vijftig werden de keukens open, al dan niet afgescheiden door een eetbar. Tegenwoordig komen ze beide voor: de een zweert bij een grote aparte keuken, de ander houdt meer van een kleine efficiënte keuken en gaat daarna liever in de woonkamer zijn maal nuttigen. Mensen wilden tijdens het koken en afwassen graag contact houden met de overige gezinsleden. De open keuken is in veel gevallen weer dicht gemetseld; de geluidsoverlast van keukenapparaten en de aanblik van een vol aanrecht zijn hiervoor waarschijnlijk de reden. Als we nu een huis vinden waar de suitedeuren, liefst met glas in lood, nog aanwezig zijn, prijzen we ons zeer gelukkig. De makelaar zal dit soms als extra verkoop argument gebruiken. Vooral voor een gezin met opgroeiende kinderen is die ouderwetse suite een uitkomst, voor als iemand eens rustig een boek wil lezen, terwijl de rest van de familie naar de tv zit te kijken. De eethoek De ouderwetse eetkamer was een afgesloten ruimte waar de maaltijden zwijgend werden gebruikt. De leden van het gezin kwamen zo weinig in deze kamer dat het er zelfs een beetje muf ging ruiken. Vreselijk droevig. Terwijl aan tafel de liefde voor de keuken met elkaar gekoesterd moet worden. Tegenwoordig zijn er vaak geen afzonderlijke eetkamers meer en hebben ze niet meer alleen die ene functie. Meestal staat de eettafel aan een kant van de woonkamer of tussen de keuken en de woonkamer in. De eettafel staat voor de emotie in huis. Maak daarom de eettafel tot centraal punt in je huis. Voor elke ruimte geld, ook al is deze niet zo groot: kies een royale eettafel. Het maakt de kamer ruimer en een grote tafel is multifunctioneel. Een ronde eettafel ligt voor de hand: het is een sociale vorm waarbij iedereen elkaar aan kan kijken. Optisch gezien is een ronde tafel minder mooi: in een hoekige ruimte gaat een groot rond meubel ‘zweven’, het wordt een eiland in de kamer. Bovendien bereik je het tegenovergestelde effect: een ronde eettafel straalt geen warmte uit. Een ovale vorm daarentegen juist weer wel. In een vierkante ruimte komt een vierkante tafel het beste tot zijn recht. De vorm van de kamer en de tafel ondersteunen en versterken elkaar. De slaapkamer Aangezien in de meeste slaapkamers tegenwoordig sprake is van centrale verwarming, kan deze ruimte voor meer dingen kunnen worden gebruikt dan alleen slapen. Het zou kunnen dat men er misschien oog graag televisie wil kijken, lezen of het ontbijt nuttigen en als de ruimte groot genoeg is misschien nog werken. Een kastenwand kan in een geval van een werkhoek goed als afscheiding dienst doen. Men kan de kamer gezellig maken door goede verlichting, planten, een kunstwerk aan de muur en, indien de ruimte groot genoeg is, een gemakkelijke stoel. In een kleinere slaapkamer kan men veel ruimte winnen door het bed in een hoek van de kamer tegen de wand te plaatsen. Men kan dan weliswaar niet om het bed heen lopen, maar het bed midden in de kamer kost veel ruimte, ruimte die men liever als loopruimte wilt benutten of voor iets anders. Men wint ook ruimte door kledingkasten met schuifdeuren te nemen. Het gebruik van kleuren in de slaapkamer verdient ook aandacht. Het daglicht en zonlicht in een slaapkamer verschilt over het algemeen van bijvoorbeeld een woonkamer, waar meestal meer ramen zijn dan in een slaapkamer. Is de slaapkamer bijvoorbeeld vrij donker omdat de ramen klein zijn en er nooit zonlicht binnen valt, dan kan men de ruimte ‘zonniger’ maken door kleur te gebruiken. Kleur op de wanden, de vloer, het plafond, en niet te vergeten: fleurig beddengoed. De kinderkamer Men moet er bij de inrichting van de kinderkamer rekening mee houden dat het gebruik van de ruimte al snel verandert. Wanner men een babykamer echt als babykamer inricht, zal hem snel weer moeten aanpassen. Meestal krijgen kinderen de kleinste kamer in huis. Toch is er soms iets voor te zeggen om desnoods de grotere ouderslaapkamer te gebruiken als kinderkamer, zodat voor de kinderen de ruimte groot genoeg is om te spelen. Aan het meubilair voor de kinderkamer moet men in ieder geval de eis ‘veiligheid’ stellen. De meubels moeten stevig zijn en niet gemakkelijk omkantelen. Er kunnen bete geen scherpe randen en hoeken aan zitten. Zorg dat de hoogte van het werk- of speelblad in overeenstemming is met de lengte van het kind en stel eisen aan een goede stoel. Bij de inrichting van de kinderkamer vormen de leeftijd met daarbij behorende activiteiten het uitgangspunt. De kamer van een peuter die wil dollen en stoeien wordt anders ingericht dan de kamer van een schoolgaand kind, dat ook nog huiswerk op zijn kamer moet maken. De kamer van een tiener die behoefte heeft aan privacy stelt weer andere eisen. Tieners zullen ook meer behoefte hebben om hun kamer naar eigen smaak in te richten. Meubilair dat kan worden aangepast of later, als de behoefte verandert, kan worden uitgebreid, is ideaal voor kinderkamers. De werkkamer Als men een ruimte over heeft in huis, dan zal een aparte werkkamer al snel de functie daarvan zijn. Men moet bij de inrichting van een werkkamer uitgaan van de activiteiten die er zullen gaan plaats vinden. Is het voornamelijk ‘schoon’ werk, dan zult men andere vloerbedekking kiezen dan wanneer er regelmatig geknutseld wordt. Maakt men met meer huisgenoten gebruik van de werkkamer voor allemaal verschillende activiteiten? Daarop zal de inrichting dan op moeten worden uitgestemd. Een werkblad met goede verlichting en een of meer goede stoelen zullen al gauw nodig zijn. Moet de werkkamer ook logeerkamer kunnen zijn en moet er dus een wand vrij zijn voor een slaapbank? Ook in de werkkamer kunnen met een beetje vindingrijkheid meer functies worden verenigd.
De hal In de meeste huizen is de hal of gang zo gesitueerd dat men er heel vaak komt. Bovendien is het de ruimte die iedereen als eerst betreedt in een huis. Toch is de hal een van de vertrekken in een huis waaraan we de minste aandacht besteden. Met licht kan men het er al heel aantrekkelijk maken, maar ook kan dat met de inrichting, zelfs in een kleine gang of hal. Een smalle gang lijkt ruimer met lichte wanden en een lichte vloer. Zelfs in een smalle gang kan men soms zelfs een ondiep kastje kwijt. Daar kan men dan weer iets opzetten en er bijvoorbeeld een mooie spiegel boven hangen. Er zijn hele mooie kapstokken te koop, zowel staande kapstokken knoppen of haken voor tegen de wand. In iedere gang of hal is ruimte voor een spiegel, die overigs ook nog eens voor een ruimte-effect zorgt. Is de hal erg donker of klein dan kan glas in de deur naar de woonkamer worden geplaatst. Er valt meer licht naar binnen en de hal lijkt groter. De hal is de eerst kennismaking met je huis. Laat het daarom geen opdringerige ruimte zijn, je moet hier de mensen rustig kunnen ontvangen. Maak een hal niet te donker en laat zware dessins achter wegen, dat komt streng over. Lichte, neutrale kleuren zijn gewoon het beste. Probeer contrasten met aangrenzende woonkamer zoveel mogelijk te voorkomen. Kies voor harde, onderhoudsvriendelijke vloeren, die sneeuw en regen kunnen weerstaan. Hout, tegels, marmer en linoleum zijn bovendien slijtvast. Een mooie trap is een architectonisch sieraad voor de hal. Maar de meeste trappen hebben geen zwierige draai, statige spijlen of monumentale balustrade. In de praktijk zien de meeste trappen eruit als een noodtrap: ze zijn te smal, te donker en worden weggemoffeld in een hoek. Een trap kun je eenvoudig opknappen. Bijvoorbeeld met een vaste bekleding (geluidsdempend), een niet al te kleurig schilderij of een egaal goudgeschilderde wand die ruimte en warmte tegelijk suggereert. Het ophangen van kunst Over het algemeen worden schilderijen, prenten en foto’s te hoog aan de wand opgehangen. Het middelpunt van de afbeelding moet zich, wanneer men staat, ongeveer op ooghoogte bevinden. Op die manier heeft men ook nog eens een goede blik op het kunstwerk als men zit. Men kan ervan uitgaan dat het beter is de kunstwerken iets te laag op te hangen dan te hoog. Wilt men meerder kunstwerken aan dezelfde wand hangen, dan kan men ze mooi rangschikken door bijvoorbeeld de onderkanten op een lijn te hangen of alle bovenkanten, afhankelijk van de maat van de kunstwerken. Zijn de afmetingen van de diverse kunstwerken verschillend, dan kan men ook het midden van de kunstwerken op een lijn proberen te brengen. Bij veel kunstwerken kan het handig zijn, zeker als ze ook nog eens regelmatig worden verwisseld, aan de bovenkant van de wand tegen het plafond een rail met ogen te bevestigen waaraan men met versterkt nylondraad de kunstwerken kunt hangen. De muren worden bij het gebruik van een rail niet beschadigd men kan de kunstwerken heel gemakkelijk op een andere plaats hangen. Vergeet bij het ophangen van kunstwerken ook de andere ruimten in huis niet, zoals de hal of de slaapkamer. Planten Voor veel mensen is een interieur niet af zonder planten. Het neerzetten van planten kan op heel veel verschillende manieren. Veel kleine plantjes her en der door de kamer verspreid en op de vensterbanken is vaak het beeld, maar het kan ook anders. Grotere planten op een lege plek in de kamer kunnen voor een decoratief effect zorgen. Een groep grote planten in grote potten kan als afscheiding dienen in een ruimte om twee functies een beetje te scheiden. Accessoires De trendmatige en modieuze accessoires voor het woonhuis worden elke maand uitvoerig getoond en besproken in de vele woonbladen die in de handel zijn. Deze accessoires kunnen kleine regelmatig wijzigende toevoegingen zijn op de vaste inrichting, zodat men het gevoel heeft toch even iets te kunnen veranderen. Accessoires zijn de toevoegingen die de inrichting mede het persoonlijke karakter geven. Het kan goed zijn dat je bij meerdere mensen dezelfde meubelen of dezelfde eethoek aantreft, voor accessoires geldt dat voor veel mindere mate. Ze zijn vaak gekocht in bijzondere winkeltjes, of het zijn erfstukken, of meegebracht van vakanties of verre reizen. Er zit in heel veel gevallen ook een verhaal aan vast en we willen er niet graag afstand van doen. Accessoires zijn bij uitstek geschikt om er bepaalde kleuraccenten mee te leggen. Accessoires kunnen het interieur nu net dat persoonlijke tintje geven.

REACTIES

J.

J.

super jullie hebben me echt geholpen

12 jaar geleden

L.

L.

leuk ik heb een 10

7 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.