Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Diabetes

Beoordeling 7.5
Foto van een scholier
  • Profielwerkstuk door een scholier
  • 6e klas vwo | 4226 woorden
  • 5 april 2004
  • 182 keer beoordeeld
Cijfer 7.5
182 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Wat is diabetes? Diabetes mellitus is een stofwisselingsziekte, die ook wel suikerziekte genoemd wordt. Het glucosegehalte (suikergehalte) van het bloed is dan hoger dan normaal. Die glucose komt via voedsel in het bloed en wordt zo vervoerd naar alle cellen in het lichaam. Om de glucose in die cellen te laten komen is insuline nodig. Bij mensen met diabetes wordt er te weinig of geen insuline aangemaakt. Die insuline wordt normaalgesproken gemaakt door de bètacellen, die in groepjes in de alvleesklier (pancreas) liggen. We noemen dit ook wel de eilandjes van Langerhans. Bij mensen met diabetes worden de bètacellen (gedeeltelijk) door afweercellen vernietigd. Ze kunnen dus geen of niet genoeg insuline meer aanmaken waardoor de glucose de cel niet in kan. Het teveel aan glucose in het bloed veroorzaakt een hoge osmotische waarde van het bloed, waarop het lichaam reageert door de inname van extra water te stimuleren. Normaalgesproken gaat de glucose die in de nieren uit het bloed gefilterd wordt weer terug naar het bloed (resorptie). Maar als er teveel glucose in het bloed is, is de hoeveelheid glucose die er uitgefilterd wordt groter dan de hoeveelheid die de nieren kunnen resorberen. Dit teveel aan glucose wordt via de urine uitgescheiden. Om dat uit te scheiden is veel water nodig. Omdat er nu te weinig brandstof in de cellen is, gaat het lichaam andere reserves gebruiken, waardoor iemand zich zwak gaat voelen. Er zijn twee verschillende vormen van diabetes. Die worden ook wel type 1 en type 2 genoemd. Bij type 1 wordt er helemaal geen insuline meer aangemaakt door de alvleesklier en zal iemand steeds insuline moeten spuiten om de bloedglucose stabiel te houden. Deze vorm wordt meestal voor iemands dertigste ontdekt, daarom wordt het ook wel jeugddiabetes genoemd. Type 2 komt voornamelijk voor bij mensen boven de veertig en wordt daarom vaak ouderdomsdiabetes genoemd. Hierbij maakt de alvleesklier nog wel insuline aan, maar dat is niet genoeg. Ook komt het voor dat het lichaam niet goed op de insuline reageert. Bij deze vorm hoeft er vaak geen insuline gespoten te worden, maar krijgt iemand voedingsadvies en eventueel tabletten. De spijsvertering Voedsel is nodig om de cellen van brandstof en bouwstoffen te voorzien. Ons dagelijks voedsel bestaat uit drie hoofdbestanddelen. Dat zijn koolhydraten, eiwitten en vetten. Koolhydraten is de verzamelnaam voor suikers en zetmeel. Onder andere in brood, aardappelen en zoetigheid kan je koolhydraten vinden. Eiwitten vind je in vlees, vis, kaas en eieren en vetten vind je vaak in boter, olie en noten. Koolhydraten leveren hiervan de meeste energie. De vertering daarvan begint al in de mond, waar het zetmeel wordt gehydrolyseerd met behulp van het enzym amylase. Dit wil zeggen dat het zetmeel wordt ontleed door reactie met water. Zetmeel is een polysacharide van 10.000 of meer glucosemoleculen en amylase knipt dat in stukjes, zodat er ketens over blijven van 2 tot 9 glucose-eenheden. Dit knippen is nodig voor de resorptie later in de dunne darm. Via de slokdarm en de maag komen de ketens in de dunne darm terecht. Daar vindt weer hydrolyse plaats. Dit keer met behulp van het in de dunne darm gevormde enzym maltase. Zij zorgen ervoor dat de korte suikerketens worden gesplitst tot enkelvoudige suikers, ofwel glucose. Daarna kan de glucose door actief transport opgenomen worden in het bloed. Transportenzymen helpen daarbij om door de dekweefselcellen van de darmwand en de bloedvatwand te komen.
Verwerking van glucose in het lichaam Het bloed transporteert de glucose naar al de cellen in het lichaam, waar het via verbranding wordt omgezet in energie. Om in de cel opgenomen te worden is het hormoon insuline nodig. Dit hormoon wordt gemaakt in de eilandjes van Langerhans. De insuline werkt als een soort sleutel die in een receptor past op de celwand. Als de insulinesleutel op het receptorslot past, gaat er een deurtje in de cel open en kan er glucose naar binnen. Als er niet genoeg insuline is blijft de celdeur dicht en kan de cel de glucose niet gebruiken. Bij een teveel aan glucose in het bloed, wordt de glucose opgeslagen in de lever of spiercellen als glycogeen. Dit gebeurt ook onder invloed van het hormoon insuline. Wanneer het glucose gehalte van het bloed te sterk daalt, geven de alfacellen in de alvleesklier glucagon af. Onder invloed van dit hormoon wordt het opgeslagen glycogeen weer omgezet in glucose en aan het bloed afgegeven. Het glycogeen, in met name de lever, blijft daar ongeveer acht tot tien uur beschikbaar. Wanneer het niet binnen die tijd gebruikt wordt, zal het langzaam omgezet worden in vet. Bij mensen met diabetes gaat dit allemaal iets anders. Er wordt door de alvleesklier te weinig of geen insuline meer aangemaakt, waardoor er een insuline tekort kan ontstaan. Dit heeft tot gevolg dat de bloedglucosewaarden stijgen, doordat er minder glucose uit de voeding in de lever kan worden opgeslagen. Een deel van de glucose komt in de urine terecht. Ook kan de glucose, als gevolg van het insuline tekort, minder goed de lichaamsweefsels in komen. Bij een groot tekort aan insuline moeten de weefsels dan vetten en eiwitten verbranden voor hun energie, ook al zit er zoveel glucose in het bloed. De vetverbranding heeft onder andere tot gevolg dat er ketonen in het bloed en de urine komen. Dat zijn afbraakproducten van de vetstofwisseling, die gevormd worden in de lever. Als hier erg veel van gevormd worden, kan dit leiden tot verzuring van het bloed. Er is dan sprake van diabetisch ketoacidose dat kan leiden tot een coma. Omgang met diabetes Als iemand te horen heeft gekregen dat hij diabetes heeft, gaat zijn leven er opeens heel anders uitzien. Hij zal op veel dingen moeten letten en zijn leefstijl daaraan aan moeten passen. Zo moet hij zijn bloedglucose in de gaten houden en rekening houden met wat hij eet. Ook moet hij extra voorzichtig zijn met bijvoorbeeld alcohol en drugs. Voeding
Bij diabetes is het erg belangrijk dat iemand gezond eet. De voeding heeft namelijk direct invloed op je bloedglucose. Dat wil niet zeggen dat iemand met diabetes een streng dieet moet volgen en zoveel mogelijk suikervrije producten moet eten. Juist niet. Koolhydraten zijn een belangrijke brandstof voor het lichaam. Ze worden omgezet in glucose, waardoor de bloedglucose stijgt. Het is daarom belangrijk de hoeveelheid koolhydraten goed te verdelen over de dag en een evenwicht te vinden tussen de voeding en de behandeling met tabletten of insuline. Suikervrije producten zijn ook niet nodig. Alleen zoetjes en suikervrije limonade of lightfrisdrank zijn wel handig, omdat koolhydraten uit drinken erg snel worden opgenomen in het bloed. Dat komt doordat het vloeibaar is. Hierdoor stijgt de bloedglucose, omdat de insuline die toegediend wordt niet snel genoeg werkt. Suikervrije producten zijn vaak nog ongezond ook, omdat ze veel verzadigd vet bevatten. Vette voeding kan het cholesterolgehalte verhogen en daarmee ook de kans op hart- en vaatziekten. Verder levert vet ook veel calorieën, wat tot overgewicht kan leiden. Mensen met diabetes die te zwaar zijn, zullen moeten afvallen. Daarvoor wordt vaak een caloriearme voeding voorgeschreven met regelmatig bewegen. Dit is niet alleen beter voor het cholesterolgehalte en de bloeddruk, ook verbetert de gevoeligheid voor insuline. Vaak kan daardoor het medicijngebruik verminderd worden. Behandeling -met insuline
Iemand met diabetes maakt zelf geen of te weinig insuline aan. Om te zorgen dat de glucose toch in de cellen wordt opgenomen wordt insuline toegediend via een injectie. Er zijn verschillende soorten insuline, namelijk: ☆ snelwerkende insuline
Deze insuline begint te werken na 10 minuten en de maximale werkingsduur bedraagt 3 tot 5 uur. ☆ kortwerkende insuline
Deze insuline begint te werken na 30 minuten en de maximale werkingsduur bedraagt ongeveer 8 uur. ☆ middellangwerkende insuline
Deze insuline begint te werken na 1,5 uur en de maximale werkingsduur bedraagt ongeveer 24 uur. ☆ langwerkende insuline
Deze insuline begint te werken na 4 uur en de maximale werkingsduur bedraagt ongeveer 28 uur. Ook komen er nog verschillende mengvormen voor. Om de insuline te injecteren kan gebruik gemaakt worden van een insulinepen. Deze pen heeft een dunne naald met een ampul insuline. De naald wordt net onder de huid ingebracht. Dat kan in de arm, de buik, het bovenbeen of de bil. Ook kan een insulinepomp gebruikt worden. Deze pomp bestaat uit een ampul met insuline, een motortje met een batterij, een afleesschermpje en bedieningsknoppen. De insuline loopt via een buigzaam slangetje naar een naaldje in de buik. In plaats van dat iemand een paar keer per dag (langwerkende) insuline inspuit met een naald, wordt er nu de hele dag door een klein beetje (kortwerkende) insuline automatisch ingespoten. Met een knop kan op elk moment van de dag wat extra insuline gegeven worden, bijvoorbeeld voor het eten. Met de reductieknop kan iemand het juist wat verminderen als hij bijvoorbeeld gaat sporten. -met tabletten
Als het lichaam nog wel insuline aanmaakt, maar niet voldoende of het lichaam reageert hier niet goed op, dan wordt dat vaak behandeld met tabletten. Deze tabletten bevatten geen insuline, maar chemische stoffen. Er zijn verschillende soorten tabletten en elk soort heeft een andere werking: ☆ S.U.-preparaten

Deze tabletten stimuleren de insulineproductie van de alvleesklier en verbeteren de insulinegevoeligheid. ☆ Biguaniden
Deze tabletten verbeteren de insulinegevoeligheid. ☆ Acarbose
Deze tabletten remmen de opname van koolhydraten vanuit de darmen. Samen met een voedingsadvies en veel lichaamsbeweging wordt op deze manier geprobeerd de bloedglucose tussen de 4 en 10 mmol per liter te houden. Als iemand te vaak daar boven zit, is het mogelijk dat hij moet overgaan tot het spuiten van insuline. Bloedglucose meten Normaalgesproken bevindt het glucosegehalte van het bloed zich tussen de 4 en 10 mmol per liter. Insuline en inspanning zorgen voor een verlaging van de bloedglucose. Voeding zorgt voor een stijging. Ook griep en stress kunnen de bloedglucosewaarden veranderen. Om te weten hoeveel insuline iemand moet spuiten is het belangrijk te weten hoe hoog zijn bloedglucose is. Dit kan gemeten worden met een bloedglucosemeter. Eerst prikt iemand in zijn vinger om wat bloed te krijgen en vervolgens breng hij een druppeltje bloed op een teststripje aan. Dat stripje doe hij in een apparaatje die dan binnen een paar seconden de bloedglucose geeft. School en werk Ook op school zal rekening moeten worden gehouden met de diabetes. Vooral bij de gymles is de diabetes erg lastig. Elke keer moet er geprikt worden om de bloedglucose te bepalen om te kijken of er wel meegedaan mag worden. Het is belangrijk dat er aan de leraren, conciërge en klasgenoten verteld wordt wat er aan de hand is zodat ze weten wat ze moeten doen als degene met diabetes een keer onwel wordt. Ook kunnen klasgenoten dan beter begrijpen waarom hij steeds moet spuiten en af en toe iets eet in de klas. Als de school van de diabetes afweet kunnen ze daar misschien rekening mee houden bij bijvoorbeeld schoolfeesten, dagjes uit en schoolkamp zodat iemand niet altijd zijn eigen eten en drinken hoeft mee te nemen. Verder zou het fijn zijn als er een speciaal spuitplekje is op school, omdat toiletten vaak onhygiënisch zijn en daar geen plek is om de spuitspulletjes neer te zetten. Op het werk is het ook belangrijk dat iemand verteld dat hij diabetes heeft. Zo zijn er tenminste mensen die weten wat ze moeten doen als die persoon een hypo (bloedglucosewaarde onder de 4 mmol per liter) of hyper (bloedglucosewaarde boven de 10 mmol per liter) krijgt. De meeste beroepen zijn geen probleem voor mensen met diabetes, maar beroepen als vrachtwagenchauffeur, politie, piloot en brandweer kunnen wel problemen opleveren. Ook kan het zijn dan iemand voor zijn beroep veel onderweg is, veel buiten de deur moet eten of in ploegendiensten moet werken. Bij dit soort beroepen moet iemand zelf bepalen of hij het aankan of niet. Uitgaan Bij het uitgaan is de kans op een hypo erg groot. Vaak spuit iemand namelijk kortwerkende insuline voor het avondeten en gaat dan rond elf uur uit. Hij eet dan niet meer, maar staat wel de hele avond te dansen. Hierdoor daalt de bloedglucose. Onder invloed van alcohol is die daling nog sterker. Het afbreken van alcohol heeft voor de lever namelijk voorrang op de verwerking van glucose. Normaalgesproken geeft de lever extra glucose af als er weinig glucose in het bloed aanwezig is. Maar als je alcohol in je bloed hebt, doet de lever dat niet meer. Hoe het lichaam op drugs reageert, hangt af van de drug, de omgeving waar iemand drugs gebruikt en de houding ten opzichte van drugs. Sommige drugs brengen een verhoogd risico met zich mee als je diabetes hebt. Dat zijn bijvoorbeeld de stimulerende drugs XTC, speed en cocaïne. Ze werken direct op de stofwisseling. Het is voor het lichaam dan net of je een stuk hebt hardgelopen. Het lichaam gaat daarom meer verbranden en de bloedglucosewaarden kunnen ontregeld raken. Cannabisproducten werken niet direct op de stofwisseling, maar hierbij verandert iemands waarneming. Hierdoor voel hij een hypo minder goed aankomen en doordat hij stoned is vergeet hij gemakkelijk te meten, en als het heel erg is, zelfs insuline te spuiten. Ook kan iemand er vreetbuien van krijgen, wat weer een hoge bloedglucose kan veroorzaken. Bij paddo’s kan het ook zo zijn dat iemand vergeet te meten of te spuiten, omdat hij dan zijn gevoel van tijd en ruimte kwijtraakt. Vakantie Tijdens de vakantie raakt de diabetes vaak ontregeld, omdat iemand dan een heel ander ritme heeft. Hij is in een andere omgeving, staat later op en gaat vaak later naar bed en hij eet op andere tijden. Wanneer iemand naar een verre bestemming reist, kan er sprake zijn van een tijdverschil en raak hij helemaal zijn ritme kwijt. Verder is het zo dat iemand op vakantie veel vaker ergens een terrasje pakt of even een ijsje of hotdog neemt en daar moet steeds rekening mee worden gehouden. Hier moet het gebruik van tabletten en insuline aan worden aangepast.
Sport en beweging Voor mensen met diabetes is het goed om regelmatig te bewegen. Hierdoor verbetert namelijk de functie van hart en spieren, het uithoudingsvermogen neemt toe en het kan leiden tot een vermindering van de insuline behoefte. Dat komt doordat de werking van insuline in het lichaam verbetert. Ook is het verstandig voor mensen met type 2 om te sporten, omdat zij vaak overgewicht hebben en op deze manier af kunnen vallen. Bij het bewegen moet er alleen wel op gelet worden op het ontstaan van een hypo. De ingespoten insuline kan dan namelijk sneller worden opgenomen in het bloed, doordat de doorbloeding toeneemt. Ook nemen de spieren de glucose gemakkelijker op. Hierdoor neemt het glucosegehalte van het bloed af en kan er een hypo ontstaan. Hoe erg die hypo is, hangt af van de intensiviteit en de duur van de beweging en hoe het lichaam daarop reageert. Om een hypo te voorkomen zal iemand voor het sporten zijn bloedglucose moeten bepalen. Als dat te laag is kan er een hypo ontstaan, maar als dat te hoog is kan het nog verder stijgen waardoor het bloed kan verzuren. Er is dan namelijk een insulinetekort. De spieren kunnen geen glucose opnemen, terwijl de lever wel glucose aan het bloed blijft afgeven. Ziekte Dat ziekte de insulinebehoefte beïnvloedt, komt ten onder andere doordat iemand zich anders gedraagt dan normaal. Hij eet meestal minder en ligt vaak op bed of op de bank. Hierdoor zijn de glucosewaarden niet goed te voorspellen. Als hij ook koorts heeft wordt dat nog lastiger, omdat een lichaamtemperatuur van boven de 38 °C het lichaam ongevoeliger maakt voor insuline. Heeft iemand last van braken en diarree dan heeft hij minder insuline nodig, omdat er dan minder voedsel wordt opgenomen en er dus minder glucose is om te verbranden. Bepaalde medicijnen hebben ook invloed op de bloedglucose, net als stress die kan ontstaan tijdens het ziek zijn. Gevolgen van diabetes
Niet alleen om zich op dit moment goed te voelen zal iemand moeten letten op zijn leefstijl en zijn bloedglucosewaarden, maar vooral voor later is het erg belangrijk. Te vaak te hoge glucosewaarden kunnen namelijk complicaties veroorzaken op de lange termijn. Gevolgen op de korte termijn Hypoglycaemie
Als de bloedglucosewaarde onder de 4 millimol per liter komt, wordt dat hypoglycaemie, ofwel hypo genoemd. Dit kan komen door niet genoeg of te laat eten, te veel of te snelle opname van insuline of meer lichaamsbeweging dan normaal. De symptomen van een hypo verschillen per persoon. Ook kunnen de symptomen per keer verschillen. Bekende symptomen zijn: bleekheid, zweten, beven, duizeligheid, honger, hoofdpijn, humeurig, moeheid en slecht zien. Verder kan iemand last krijgen van concentratieproblemen, rusteloosheid, hartkloppingen, een trillerig gevoel en tintelingen in handen, voeten, lippen of tong. Als iemand hier last van krijgt is het verstandig iets zoets te eten of te drinken, zoals druivensuiker of frisdrank. Daar zitten koolhydraten in die snel worden opgenomen. Gebeurt dit niet dan zal de bloedglucosewaarde nog verder dalen en kunnen de symptomen verergeren. Dit kan leiden tot sufheid, vreemd gedrag, grofheid en lacherigheid, slecht humeur, dubbel zien, stuipen, agressief en verward gedrag. Iemand met diabetes is vaak zelf niet meer in staat deze symptomen te herkennen, daarom zullen mensen uit hun omgeving moeten ingrijpen. Als ze dat niet doen kan degene met diabetes zelfs zijn bewustzijn verliezen. Een hypoglycaemie kan je behandelen door druivensuiker of limonade in te nemen, omdat de koolhydraten die erin zitten snel worden opgenomen in je lichaam. Dit kan worden gedaan zolang iemand nog bij zijn bewustzijn is. Is hij dat niet meer dan zal hij glucagon geïnjecteerd moeten krijgen. Dat hormoon zet namelijk de lever aan tot het omzetten van glycogeen in glucose en de afgifte daarvan in het bloed. Hyperglycaemie
Een bloedglucosewaarde boven de 10 millimol per liter wordt hyperglycaemie, ook wel hyper genoemd. Mensen met diabetes type 2, die geen goede therapie volgen, kunnen soms jarenlang bloedglucosewaarden boven de 10 mmol/l hebben. Dit wordt onderbehandeling genoemd. Symptomen van een hyper zijn: moeheid, dorst, slaperigheid, vaak plassen en een droge tong. Als een hyper erg lang duurt, kunnen ernstige ontregelingen optreden, waarvan iemand zelfs in coma kan raken. Een hyperglycaemie kan behandeld worden door insuline te spuiten. Het is erg belangrijk om de bloedglucosewaarden te controleren en te zien of je een hyper hebt, want te vaak te hoge glucosewaarden geven een grotere kans op latere complicaties. Ogen

Op de korte termijn kan iemand last krijgen van bepaalde oogafwijkingen, zoals een troebele ooglens, verandering van de vorm van de ooglens, aantasting van het hoornvlies en beschadiging van de oogzenuwen. Klachten als wazig of vlekkerig zien en ooginfecties kunnen komen door een te hoge bloedglucose. Een te lage bloedglucose kan ook zorgen voor vlekkerig zien of onduidelijk zien. Verder kunnen schommelingen in de bloedglucose oogklachten veroorzaken. Gevolgen op de lange termijn Ogen
Ook op de langere termijn komen oogklachten voor. Netvliesproblemen komen het meest voor bij mensen met diabetes. Deze problemen worden ook wel diabetische retinopathie genoemd (= netvliesschade) genoemd. Diabetes kan de kleine bloedvaatjes in het netvlies beschadigen en vernauwen, waardoor de bloedvaatjes gaan lekken. Hierdoor krijgt het oog te weinig zuurstof en gaat het als reactie daarop nieuwe bloedvaatjes aanmaken. Deze gaan alleen sneller kapot en zorgen zo voor nog meer bloedingen. Als hier niets aan gedaan wordt kan dit tot slechtziendheid of blindheid leiden. Hart en bloedvaten
Diabetes kan niet alleen bloedvaatjes in het netvlies beschadigen, maar tast ook andere bloedvaten aan. De wanden ervan worden dikker en stugger en er ontstaan sneller beschadigingen. Bloedvetten, zoals cholesterol blijven daardoor sneller aan de wanden kleven. De slagaderen vernauwen en slibben dicht. Dit proces wordt aderverkalking genoemd en het gevolg hiervan is dat de doorbloeding afneemt waardoor organen in het lichaam minder bloed en zuurstof krijgen. Als dit in de hersenen of bij het hart voorkomt, kan dat leiden tot een hersen- of hartinfarct. Nieren
Ook de bloedvaten die het bloed naar de nieren brengen en de nierfilters kunnen door diabetes beschadigd worden. Deze beschadigingen aan de nieren worden ook wel nefropathie genoemd. Het gevolg van de beschadigingen is dat de nieren stoffen doorlaten die eigenlijk in het bloed horen, zoals eiwitten. Deze stoffen verlaten via de urine onbedoeld het lichaam. Ook kan het zijn dat de nieren bepaalde afvalstoffen juist wel in het lichaam laten. Voeten
Ongeveer 1 op de 4 mensen met diabetes in Nederland heeft te maken met problemen aan de voeten. Deze problemen hebben niet alleen te maken met de bloedvaten, maar ook met de zenuwen in de voeten. Te vaak een te hoge bloedglucose kan op den duur de zenuwen in het lichaam beschadigen. Daardoor kan het gevoel in de voeten minder worden, waardoor iemand pijn of warmte minder of zelfs helemaal niet meer voelt. Er is dan een grotere kans op infecties en zweren, omdat wondjes en blaren niet goed meer opgemerkt worden. Ook genezen wondjes minder snel bij diabetes. Waarschijnlijk komt dit door een veranderde werking van de witte bloedcellen, die belangrijk zijn voor de afweer tegen bacteriën. Daarnaast is het zo dat het bloed niet voldoende cellen en stoffen kan aanvoeren door de slechtere doorbloeding. Zenuwen
Als de concentraties glucose in het bloed te hoog zijn zwellen de zenuwcellen en worden ze beschadigd. Beschadigingen aan de zenuwen (neuropathie) ontstaan vaak pas als iemand al lang diabetes heeft. Mensen met type 2 hebben bij de diagnose echter vaak al zenuwklachten. De klachten bij neuropathie zijn afhankelijk van welke zenuwen in welke mate zijn beschadigd. Klachten over de handen en voeten komen het meeste voor. Het gevoel in beide handen en voeten neemt dan af, waardoor iemand warmte of pijn minder goed voelt. Daardoor worden ook wondjes of infecties minder snel opgemerkt. Het kan ook zijn dat iemand juist meer pijn voelt, zoals pijnscheuten, tintelingen en kramp. Soms worden ook de zenuwen aangetast in de spieren naar de voeten en handen toe, waardoor iemand minder kracht kan zetten met zijn benen en armen. Gewrichten
Een minder bekende complicatie bij diabetes zijn de gewrichtsproblemen. Deze complicatie wordt ook wel Limited Joint Mobility (LJM) genoemd, wat beperkte bewegingsvrijheid betekent. Het gaat hierbij niet om de gewrichten zelf, maar om de weefsels eromheen. Er is teveel bindweefsel en dat weefsel is dik en stug. Hierdoor kan iemand zijn gewrichten pijnlijk, moeilijk of zelfs helemaal niet meer bewegen. Deze problemen kunnen zich, soms tegelijkertijd, voordoen in handen, schouders, heupen en voeten.
Verenigingen en stichtingen In Nederland zijn verschillende verenigingen en stichtingen actief die zich inzetten voor mensen met diabetes. Een daarvan is de Nederlandse Diabetes Federatie, waar ook de Diabetes Vereniging Nederland en het Diabetes Fonds Nederland lid van zijn. De Nederlandse Diabetes Federatie (NDF) is een vereniging die in 1995 is opgericht. Binnen de federatie werken mensen met diabetes, artsen, verpleegkundigen en diëtisten. Ze proberen een aanspreekpunt te zijn voor de overheid en zorgverzekeraars en informeren mensen die indirect en direct betrokken zijn bij de zorg voor iemand met diabetes. Zo willen ze streven naar goede diabeteszorg voor iedereen. De Diabetes Vereniging Nederland (DVN) zet zich al bijna 60
jaar in voor mensen met diabetes. Door voorlichting te geven
en allerlei activiteiten als kampen, cursussen en gespreksavonden te organiseren, proberen ze hen te helpen een normaal en actief leven te leiden. Bij deze activiteiten kunnen mensen met diabetes ook met elkaar over hun ervaringen praten. Verder zijn er nog telefonische hulpdiensten en Informatie Posten waar iedereen met diabetes terecht kan voor hulpverlening, individuele begeleiding of antwoord op hun vragen. Hiervoor zetten zo’n duizend vrijwilligers zich in. De meeste daarvan hebben zelf diabetes en gebruiken hun kennis en ervaring om anderen te helpen. Inmiddels heeft de Diabetes Vereniging Nederland al rond de 54.000 leden. Het Diabetes Fonds Nederland (DFN) zet zich ook in voor mensen met diabetes. Zij doen dat door het wetenschappelijk onderzoek naar het voorkomen en behandelen van diabetes te betalen. Dat wetenschappelijk onderzoek is erg belangrijk, omdat het hebben van diabetes grote lichamelijke gevolgen kan hebben en omdat diabetes ook een grote invloed heeft op iemands dagelijks leven. Zo wordt er niet alleen onderzoek gedaan naar het voorkomen en genezen van diabetes, maar ook hoe je er een zo normaal mogelijk leven mee kan leiden. Daarvoor heeft men bijvoorbeeld al de bloedglucosemeter en de insulinepomp uitgevonden. Daarnaast wordt er ook onderzoek gedaan naar de complicaties, zoals hart- en vaatziekten en oogaandoeningen. Men is nu al zover dat de diabetische oogaandoening door middel van een laserbehandeling behandeld kan worden. Het Diabetes Fonds Nederland betaalt niet alleen het onderzoek, maar ook de opleiding van de onderzoekers. Ze zijn een stichting en krijgen geen financiële steun van de overheid. Om toch alles te betalen is er ieder jaar een landelijke collecte ‘Geef voor diabetes’ en zijn er veel mensen donateur van het Diabetes Fonds. Verder informeert het Diabetes Fonds iedereen over diabetes en de lopende en uitgevoerde onderzoeken. Het logo van het Diabetes Fonds Nederland is de kolibrie. Deze vogel is als logo gekozen omdat het leven van een kolibrie veel elementen bevat van het leven van iemand met diabetes. Om in leven te blijven moet de kolibrie elke dag verschillende keren het eigen gewicht aan voedsel opnemen om te blijven leven. Ook iemand met diabetes moet een evenwicht bewaren. Een evenwicht tussen voedsel, beweging en medicijnen. Verder leeft elk soort kolibrie op zijn eigen manier. Iemand met diabetes leeft ook zijn eigen leven als een zelfstandig individu. Het omhoog vliegen van de kolibrie symboliseert het optimisme dat het wetenschappelijk onderzoek eens erin zal slagen het diabetesprobleem op te lossen. Sinds 1985 wordt dit symbool officieel erkend als internationaal symbool voor het wetenschappelijk onderzoek rond diabetes. Ook in het logo van de International Diabetes Foundation (IDF) is het vogeltje terug te vinden.

REACTIES

A.

A.

ik vond het opzich een goed pws, maar ik zoch eigelijk naar de praktijkopdracht. Zoals bekend moet je als je een natuur vak hebt, een practicum. Hier zocht ik eigeljk naar, omdat ik het over insuline en diabetes wil doen en niet weet wat voor praktijkopdracht ik moet doen.

17 jaar geleden

E.

E.

kan iemand mij misschien helpen met wat voor practicum we kunnen doen bij het onderwerp stofwisselingsziekten? En weet iemand misschien goede deelvragen?

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.