In de klas hebben we een aantal proeven uitgevoerd, waarvan we in dit verslag 3 zullen gaan behandelen. Een van de proeven die we gaan behandelen is proef 4. Dit is een proef waarin we door middel van een neerslagreactie een bepaalde ionsoort uit een oplossing gaan verwijderen. Ook doen we nog twee andere proeven; namelijk proeven 6 & 7. Hierin gaan we bepaalde ionsoorten en ook een verontreiniging aantonen.
Met behulp van de Binas voeren we de proeven uit. We hebben uit de Binas informatie over de goed- of slechtoplosbaarheid van bepaalde ionen gehaald.
De proeven die we in dit verslag hebben behandeld zijn bedoeld om de kennis over zouten te vergroten.
PROEF: 4
Proef 4 bestaat uit drie kleine proefjes. We gaan het nu over deze proeven hebben.
In proef 4a gingen we calciumionen uit een oplossing van calciumnitraat halen.
In proef 4b gingen we fosfaationen uit een oplossing van natriumfosfaat halen.
En in proef 4c gingen we ijzer(III)ionen uit een oplossing van ijzer(III)nitraat halen.
Onze onderzoeksvraag die we voor proef 4 hebben opgesteld is: “Hoe verwijderen we ionen uit een oplossing?”
Bij deze proeven maakten we gebruik van een buisjesplaat en een rekje met reageerbuisjes waarin zoutoplossingen zaten. Als we een stof gingen onderzoeken, deden we een druppeltje in de buisjesplaat en vervolgens voegden we daarbij ook nog een druppeltje van een andere stof zodat er een neerslag reactie optrad. Op deze manier zou je ionen uit een oplossing kunnen filtreren, maar dit hoefden wij niet te doen.
Nu komen de verschillende werkwijzen van de drie proeven aan de orde.
Proef 4a: Hier hebben we in de buisjesplaat aan calciumnitraat oplossing, natriumcarbonaat toegevoegd. Dit hebben we gedaan omdat we dan een neerslagreactie kregen. De calciumionen vormen een reactie met de carbonaationen. Natriumionen vormen géén neerslag met de nitraationen.
Proef 4b: Hier hebben we in de buisjesplaat een druppeltje natriumfosfaat en een druppeltje kopernitraat bij elkaar gedaan. Het gevolg was dat koperionen een neerslag vormden met de fosfaationen, terwijl de natriumionen géén neerslag vormden met de nitraationen.
Proef 4c: We hebben bij ijzer(III)nitraat, natriumhydroxide toegevoegd, omdat ijzer(III)ionen een neerslag vormen met hydroxide-ionen. De natriumionen reageren niet met de nitraationen en ontstaat er dus géén neerslag.
Proef 4a: Calciumnitraat en het natriumcarbonaat zijn beide kleurloze vloeistoffen. Wanneer deze stoffen bij elkaar komen, ontstaat er een witte suspensie.
Proef 4b: Natriumfosfaat is een kleurloze vloeistof en kopernitraat een blauwe vloeistof. Door deze twee stoffen samen te voegen, ontstaat er een blauwe suspensie.
Proef 4c: IJzer(III)nitraat is een gele vloeistof en natriumhydroxide een kleurloze vloeistof. Door deze twee samen te voegen ontstaat er een bruin/oranjekleurige neerslag.
Proef 4a:
Vóór de reactie:
Ca (aq) en 2NO (aq)
2Na (aq) en CO (aq)
Reactievergelijking:
Ca (aq) + CO (aq) à Ca CO (s)
NO (aq) Na (aq) Na (aq) NO (aq)
Proef 4b:
Vóór de reactie:
3Na (aq) en PO (aq)
Cu (aq) en 2NO (aq)
Reactievergelijking:
Cu (aq) + PO (aq) à Cu ( PO ) (s)
Na (aq) NO (aq) Na (aq) NO (aq)
Proef 4c:
Vóór de reactie:
Fe (aq) en 3NO (aq)
Na (aq) en OH (aq)
Reactievergelijking:
Fe (aq) + 3OH (aq) à Fe (OH ) (s)
NO (aq) Na (aq) Na (aq) NO (aq)
Proef 4a: Bij deze proef hebben we de calciumionen uit de oplossing gehaald door carbonaationen toe te voegen in de stof natriumcarbonaat.
Proef 4b: Bij deze proef hebben we fosfaationen uit de oplossing gehaald door koperionen toe te voegen in de stof kopernitraat.
Proef 4c: Bij deze proef hebben we het ijzer(III)ionen uit de oplossing gehaald door hydroxide-ionen toe te voegen in de stof natriumhydroxide.
Samengevat:
Om een ionsoort uit een oplossing te halen, moet je ervoor zorgen dat er een neerslag ontstaat. Deze kan je eruit filtreren. Op deze manier is de ionsoort verwijderd.
Proef 6 & 7
Onze onderzoeksvraag die we hebben opgesteld is: “Hoe toon je een bepaalde ionsoort aan?”
Proef 6a: Bij deze proef moesten we aantonen of er in de stof natriumsulfaat oplossing of natriumchloride oplossing aanwezig is.
Proef 6b: Bij deze proef moesten we aantonen of in onkruidbestrijder sulfaationen of fosfaationen voorkomen.
Proef 6c: Bij deze proef moesten we aantonen of badzout, natriumcarbonaat of calciumchloride bevat.
Proef 6d: Bij deze proef moesten we aantonen of wrattenmiddel zilvernitraat of zinknitraat bevat.
Proef 7: Bij deze proef moesten we onderzoeken of Broxomatic verontreinigd was met soda.
Bij deze proeven hebben we gebruik gemaakt van de buisjesplaat, en een rekje met de zouten.
Bij proef 7 hebben we ook nog epjes gebruikt. Niet alle stoffen zaten in het rekje. Er lagen voorin de klas nog een aantal die we ook konden gebruiken.
Bij elke proef deden we de stof die we wilde onderzoeken in de buisjesplaat. Daarbij voegden we nog de stof die we gekozen hadden om de stoffen aan te tonen. Wanneer er een neerslag optreed, weet je welke stoffen gereageerd hebben, waardoor je dus meteen weet of er een bepaalde ionsoort in de oplossing aanwezig is.
Proef 6a: Bij deze proef voegden we bariumnitraat toe, omdat de bariumionen een neerslag vormen met de sulfaationen en niet met de chloride-ionen.
Proef 6b: Hier voegden we ijzer(III)nitraat toe, omdat de ijzer(III)ionen een neerslag vormen met de fosfaationen en niet met de sulfaationen.
Proef 6c: Hier voegden we kopernitraat toe, omdat de koperionen we met de carbonaationen een neerslag vormt en niet met de chloride-ionen.
Proef 6d: We voegden bij deze proef natriumchloride toe omdat, chloride-ionen een neerslag vormen met zilverionen en niet met de nitraationen.
Proef 7: We voegden calciumnitraat toe, omdat de calciumionen een neerslag vormen met de carbonaationen. (Soda is natriumcarbonaat). Voordat we dat konden onderzoeken, moesten we eerst de broxomatic oplossen in water. Nadat we dit hadden gedaan konden we de proef verder uitvoeren.
Proef 6a: Natriumsulfaatoplossing en natriumchloride-oplossing zijn beide kleurloos. We hebben een kleurloze bariumnitraatoplossing toegevoegd om te kijken welke stof er aanwezig is. Na het toevoegen van deze kleurloze bariumnitraatoplossing ontstond er een witte suspensie.
Proef 6b: Onkruidbestrijder is een kleurloze vloeistof, hier voegden we het gele vloeibare ijzer(III)nitraat toe. Er ontstond een gele suspensie.
Proef 6c: Badzout is blauw van kleur. We voegden de blauwe vloeistof kopernitraat toe. Er ontstond een blauwe suspensie.
Proef 6d: Wrattenmiddel is kleurloos. We voegen de kleurloze vloeistof natriumchloride toe. Hierdoor ontstond er een witte suspensie.
Proef 7: Broxomatic is een witte stof, opgelost in water is het kleurloos. We voegden de kleurloze vloeistof calciumnitraat toe. Er ontstond een kleurloze vloeistof.
Proef 6a: Ba (aq) + SO (aq) à Ba SO (s)
Proef 6b: Fe (aq) + PO (aq) à Fe PO (s)
Proef 6c: Cu (aq) + CO (aq) à Cu CO (s)
Proef 6d: Ag (aq) + Cl (aq) à Ag Cl (s)
Proef 7: Bij deze proef is géén vergelijking, want er ontstond géén neerslag.
Proef 6a: Door middel van bariumnitraat konden we de sulfaationen aantonen. Er zitten dus sulfaationen in.
Proef 6b: In onkruidbestrijder zitten fosfaationen, omdat ijzer(III)ionen een neerslag vormt met de fosfaationen.
Proef 6c: In badzout zit natriumcarbonaat, omdat de koperionen een neerslag vormden met de carbonaationen.
Proef 6d: Door middel van natriumchloride toonden we zilvernitraat aan. Omdat de zilverionen een neerslag vormen met de natriumchloride.
Proef 7: Broxomatic is niet verontreinigd met soda, want er ontstond géén neerslag.
Samengevat:
Een ionsoort kan je aantonen door een zoutoplossing toe te voegen die met de ene ionsoort wél een neerslag vormt en met de andere ionsoort niét.
REACTIES
1 seconde geleden