Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Broeikaseffect

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 6e klas vwo | 4990 woorden
  • 26 mei 2006
  • 66 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
66 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1, inleiding en afbakening van het probleem Iedereen heeft wel eens van het broeikaseffect gehoord, maar wat is het nou precies? Om het broeikaseffect te begrijpen moet je eerst weten wat de atmosfeer is. De atmosfeer is de gasvormige schil om de aarde. De atmosfeer bestaat uit verschillende lagen, de hoogste laag is de exosfeer die zit op een hoogte van 500 kilometer. Daar eindigt de atmosfeer in de ruimte. De Troposfeer en de Stratosfeer samen is de atmosfeer waar wij in leven. Die dunne laag is daarom erg belangrijk voor ons, het is van levensbelang. Zonder die atmosfeer zou leven op aarde onmogelijk zijn. Hieronder zijn schematisch de lagen van de atmosfeer weergegeven. De atmosfeer bestaat uit verschillende gassen. Het grootste gedeelte bestaat uit stikstof namelijk 78,2% en zuurstof 20,9%. Voor de overige 0,9% bestaat de atmosfeer uit Argon, Kooldioxide, Neon, Helium, Methaan, Krypton, Lachgas, Waterstof, Xenon en Ozon. Stikstof is nodig voor de opbouw van organismen. Verder is Stikstof het grootste component die de atmosferische luchtdruk bepaald. De luchtmassa zorgt ervoor dat de windsnelheden niet te hoog worden. Lucht is belangrijk voor het vervoeren van gassen en waterdamp. De overige gassen van de atmosfeer zijn ook belangrijk. Ozon houdt de Ultraviolette straling van de zon tegen. Zonder deze bescherming zou er geen leven op de continenten mogelijk zijn. Ozon zit in de Stratosfeer op een hoogte van 50 kilometer. Koolzuurgas houdt de zonnewarmte vast. Als er geen koolzuurgas zou zijn zou de temperatuur op aarde 30 graden lager zijn. Zonder zulke “sporengassen” zou leven in de huidige vorm niet kunnen bestaan. Het lijkt alsof de atmosfeer speciaal voor ons gemaakt is, maar dat is niet zo. Leven en de atmosfeer zijn verbonden met elkaar in een kringloop. Als er iets verandert in de Atmosfeer beïnvloedt dat ook het leven. Zo’n verandering in de kringloop gebeurde ook ongeveer 2 miljard jaar geleden. Toen waren de omstandigheden gunstig om in de oceanen leven van een bepaald type te ontwikkelen. 2 miljard jaar geleden was er vrijwel geen zuurstof aanwezig in de oceanen. Zuurstof was voor die levensvormen die toen leefden giftig en omdat de oceaan geen zuurstof bevatte konden die levensvormen zich goed aanpassen aan het klimaat. De organismen scheidden zuurstof uit wat kwam door de chemische samenstelling van de organismen. Eerst werd de zuurstof op geringe schaal geproduceerd. Maar later, toen de organismen in aantal toenamen, werd er steeds meer zuurstof geproduceerd. 1 miljard jaar geleden was het gehalte aan zuurstof in de atmosfeer nog maar 1 procent. Maar vervolgens trad er een versterkend effect op in de zuurstof vorming. Hoog in de atmosfeer ontstond uit de zuurstof, een nieuw gas Ozon(O3). De ozon hield de schadelijke UV stralen van de zon tegen, en de continenten werden leefbaar. Op de continenten ontstonden planten die nog meer zuurstof gingen produceren en daardoor kwam er nog meer Ozon in de atmosfeer. Zo ontstond de atmosfeer zoals we die nu nog kennen. Zo’n chemische milieu ramp van die omvang heeft daarna nooit meer plaats gevonden. Er zijn lange perioden geweest waarin de atmosfeer gelijk bleef en goed aangepaste organismen zich konden ontwikkelen, maar het klimaat is erg wankel. Processen kunnen makkelijk gestoord worden. Als zulke processen het begeven kunnen hele soorten organismen uitsterven. Als 1 soort uitsterft heeft dat gevolgen voor de voedselketen, dus ook op soorten die hoger of lager in de voedselketen staan. Doordat de ene soort uitsterft krijgen andere soorten weer nieuwe kansen. Meestal was er een directe aanwijzing voor klimaatsveranderingen, zoals een meteoriet inslag. Maar soms gebeurde het zonder een duidelijke aanwijzing. Veel van die klimaatsveranderingen ontstonden doordat de aardas in die tijd anders stond. Als die verandert dan schuiven de pool cirkels op en de stand van de evenaar verandert. Dat had een gigantisch effect op het leven op aarde. Al die veranderingen hadden allemaal natuurlijke oorzaken. Het was nooit zo dat het klimaat veranderde door een bepaald organisme. Maar het versterkte broeikaseffect ontstaat echter door de mens en niet door een natuurlijke oorzaak. De mens scheidt niet alleen natuurlijke stoffen uit, maar de mens scheidt ook onnatuurlijke stoffen uit, zoals fossiele brandstoffen. Deze brandstoffen zijn misschien wel door de natuur gemaakt, maar te veel van deze stoffen in de atmosfeer is niet goed; het kan de groei van de mens beperken. Op plaatsen waar de grens van onleefbaarheid wordt bereikt, stopt de groei. Op dit punt ontstaat het milieu probleem. De mens zit overal op de aardbol en scheidt zoveel stoffen uit dat het klimaat erdoor kan worden beïnvloed. Dit kan negatieve gevolgen hebben, maar ook positieve gevolgen Gevolgen van het versterkt broeikaseffect op de natuur De gevolgen van het versterkte broeikaseffect zijn enorm. Iedereen op aarde wordt ermee geconfronteerd. Veel planten moeten zich in noordelijke richting verplaatsen omdat de temperatuur stijgt. De dieren die zich hebben aangepast om die planten te eten moeten zich ook verplaatsen. Maar het broeikaseffect breidt zich zo snel uit dat de planten zichzelf niet snel genoeg kunnen verplaatsen. Toen er nog verschillende ijstijden op aarde waren, moesten bomen en planten zich zuidelijk verplaatsen. Dit deden ze doormiddel van zaden. Elke boom heeft een andere manier om zaden te verspreiden. De ene boomsoort verspreidt zaden doormiddel van de wind, van een andere boomsoort worden de zaden gegeten door dieren en zo verplaatsen bomen zich door het landschap. In de ijstijden waren sommige bomen niet “snel” genoeg om zich te verplaatsen en veel van die soorten stierven uit doordat de temperatuur te snel daalde. Maar nu stijgt de temperatuur sneller zodat de bomen zich ook niet snel genoeg kunnen verplaatsen. De temperatuur is niet het enige waar de vegetatie mee te maken heeft. Ook de geologische situatie heeft het er mee te maken. Dit kun je zien door de vegetatie van Amerika te vergelijken met die van Europa. In Noord-Amerika lopen de grootste bergketens in een noord-zuid richting. Toen het in de ijstijden in Noord-Amerika kouder werd kon de vegetatie makkelijk naar een zuidelijke richting uitwijken. In Europa lopen de belangrijkste bergketens als de Alpen, de Caucasus en de Pyreneeën in een oost-west richting, waardoor ze onneembare obstakels vormen voor de vluchtende planten. Daarom komen in Amerika allerlei soorten vegetatie voor die na de laatste ijstijd niet meer in Europa voorkwamen. De temperatuur schommeling was tijdens de ijstijden niet meer dan 2 graden per duizend jaar. De bomen konden de kou of de warmte makkelijk voorblijven door hun verspreidingsgebied elke duizend jaar met 300 km naar het zuiden of het noorden te verplaatsen. De afgelopen 130 jaar is de temperatuur tussen de 0,3 en 0,6 graden gestegen. De temperatuur stijgt dus veel sneller dan 2 graden in duizend jaar. Als de temperatuur blijft stijgen verdwijnen sommige gewassen. Sommige dieren verdwijnen dan ook. De gewassen in het noorden verdwijnen het snelst, want die zijn helemaal aangepast aan de kou en als het daar warmer wordt dan verdwijnen die gewassen. De dieren die van gewassen leven kunnen dan ook verdwijnen, evenals roofdieren die van die dieren leven. Dat brengt dus het hele ecologisch evenwicht uit balans. Als de temperatuur stijgt vindt er meer verdamping plaats, dus meer neerslag. Die neerslag kan de zeestromen beïnvloeden. Doordat het zeewater op grotere breedtegraden warmer wordt, kan het water daar niet meer naar de bodem zakken. Dit moet dus op een ander plaats gebeuren. Of als dit niet kan, is er slechts een circulatie aan de oppervlakte mogelijk. Omdat de warme golfstroom zo ver naar het noorden stroomt, hebben wij een mild klimaat. Als de warme golfstroom niet meer zo ver naar het noorden kan stromen, verdwijnen de depressies en krijgen we te maken met poollucht vanuit het noorden. Daardoor wordt Europa droger en kouder. Dat heeft ook weer invloed op de dieren die hier leven en de planten die hier groeien. Sommige planten zullen verdwijnen en daarvoor in de plaats komen toendra planten die wel op die kou zijn berekend. De permafrost kan ook zuidelijker komen te liggen. Daardoor wordt de grond onbruikbaar om gewassen op te telen. Als het zeewater warmer wordt zet het water uit en heeft het water een kleinere soortelijke massa. Daardoor stijgt het zee niveau en dat bedreigt landen waar het land net onder de zeespiegel ligt. Ook het leefgebied van dieren wordt daardoor kleiner. Al de bovenstaande voorbeelden gaan over mogelijke gevolgen voor de natuur. Maar de mens leidt ook onder die gevolgen. Als vegetatie zich verplaatst moeten onze gecultiveerde gewassen zich ook verplaatsen. Want als de temperatuur omlaag of omhoog gaat kunnen de gewassen misschien niet goed groeien. De gewassen die wij gebruiken voor voedsel productie zijn nog redelijk makkelijk te verplaatsen, omdat wij de gewassen kunnen helpen. Dat kunnen wij dus ook doen voor de natuurlijke gewassen. Maar het enige probleem is, waar moet je die gewassen dan neerzetten? Veel van het broeikaseffect wordt door de fossiele brandstoffen geproduceerd. Auto’s stoten veel broeikasgassen uit, onder andere Ozon(O3). Je zou denken dat het geen kwaad kan om meer ozon te hebben, want de ozonlaag is al zo dun. Ozon op grote hoogte kan geen kwaad, maar als ozon in de onderste laag van de atmosfeer(troposfeer) zit, is het giftig voor mensen. De ozon heeft grote effecten op de natuur en op ons. De agrarische productiviteit van bijvoorbeeld tomaten, aardappelen en maïs kan verminderen. Ook bij andere gewassen kan de groei verminderen. Doordat de aarde warmer wordt, vindt er meer verdamping plaats. Hierdoor valt er meer neerslag. Die neerslag kan geen kwaad, maar als er teveel neerslag valt, kan dat schade aan de bodem toe brengen. Door de regen is er namelijk meer afstroming. Die regen neemt dan meer voedingsstoffen uit te bodem, waardoor de bodem minder vruchtbaar is. De zeespiegelstijging heeft misschien nog wel de meeste gevolgen. Als de zeespiegel stijgt dan moeten de landen die het laagst liggen hun dijken verzwaren. Landen waar ze voorheen geen dijken hadden, moeten dijken aanleggen. De havens moeten verder landinwaarts verplaatst worden. Het zeewater kan ook doordringen in het grondwater. Dat noem je verzilting. Veel planten halen hun water uit het grondwater. Die planten kunnen daardoor dood gaan, omdat ze niet van zilt water kunnen leven. Als de temperatuur met 1 graad stijgt kan de zeespiegel al gauw met 10 tot 20 cm stijgen. Voor de rijke landen is deze stijging minder erg dan voor arme landen. Arme landen zoals Bangladesh ten oosten van India, hebben het geld niet om dure voorziening zoals, dijken aan te leggen. Vooral voor Bangladesh aan de monding van de Ganges en Brahmaputra, met een gemiddelde bevolkingsdichtheid van 580 personen per vierkant kilometer, is dat een ramp. Er wonen in dat gebied acht en een half miljoen mensen. Dit gebied wordt al vaak geteisterd door overstromingen, dus de situatie wordt er dan niet beter op. Dit geldt voor veel arme landen die aan zee liggen, ze hebben het geld er gewoon niet voor. Samenvattend kun je zeggen dat de volgende effecten te verwachten zijn: a. een veranderde stralingsbalans

b. een verschuiving in de drukverdeling
c. een andere loop van de zeestromen
d. het afsmelten van gletsjers
e. de permaprost (altijd bevroren ondergrond) en de toendra zullen poolwaarts schuiven
Al met al zijn de gevolgen van het versterkte broeikaseffect moeilijk voorspelbaar en daardoor gevaarlijk. Ook als je terugkijkt naar het verleden, zie je sterke veranderingen in het klimaat. Uit de inleiding blijkt dat als we iets willen doen aan het broeikaseffect het veel geld zal gaan kosten. Daarom is mijn vraagstelling: Waar moeten we meer waarde aan moeten hechten: ecologische of economische belangen? Hoofdstuk 2, het maatschappelijke probleem Om de energie voorziening van de wereld te veranderen wordt er een heel andere aanpak vereist. Al die maatregelen kosten geld. Als niemand er geld voorover heeft kan er nog niks veranderen. De mensen moeten dus bewust gemaakt worden dat die maatregelen uiteindelijk goed zijn voor het milieu is en voor de mens. Als het geld beschikbaar is moet het wel in de goede milieu vriendelijke maatregelen worden gestoken. De CO2 concentratie moeten door die nieuwe maatregelen dalen. Tijdens de klimaat conferentie van Kyoto in 1997 hebben de meeste geïndustrialiseerde landen een quota gekregen om de uitstoot van CO2 te verkleinen. Niet alle geïndustrialiseerde landen hebben aan hun quota voldaan. Veel landen hebben geen maatregelen in hun eigen land gedaan, maar wel in andere landen. Dan kunnen ze zeggen dat ze aan hun eigen quota hebben voldaan en ondervinden ze geen economische nadelen. Maar dat helpt natuurlijk niet, want in eigen land zelf wordt nog steeds CO2 geproduceerd en dat wordt niet verkleind. Dit noemen ze ook wel CO2 boekhouding. De landen hebben als het ware een rekening gekregen die ze moeten betalen. Als ze uit hun eigen kas betalen dan krijgen ze economische schade en dat willen ze niet. Dus gaan ze die rekening verkleinen door het geld te laten aflossen door iemand anders. Ze lenen dat geld dan en hoeven dat zelf niet te betalen. Maar ze vergeten dat geld af te lossen, dus dan is er nog niks veranderd. Want de schuld hebben ze nog steeds. Veel landen op de wereld hebben gewoon het geld niet om maatregelen tegen het broeikaseffect te nemen. Deze arme landen dragen nu nog weinig bij aan het versterkt broeikaseffect, maar in de toekomst misschien wel. Economische gevolgen: De gevolgen van maatregelen op de korte termijn zijn voor de economie: · - De staatsschuld in alle landen stijgt · - De Belastingen moeten daardoor ook stijgen · - De mensen kunnen minder besteden dus gaan minder kopen. · - De winkeliers krijgen minder omzet, dus betalen minder belasting
Die gevolgen brengen een behoorlijke klap voor de economie in alle landen. De economie heeft niet alleen te lijden, ook de mensen in de maatschappij. De mensen hebben door al die maatregelen die de overheid doet om de CO2 uitstoot de verminderen, minder te besteden. Doordat ze minder kunnen besteden gaan ze minder geld uitgeven aan bijvoorbeeld sport of school. De mensen worden hierdoor minder betrokken bij de maatschappij. Die gevolgen hoeven in Nederland niet zo groot te zijn, maar in andere landen gebeurt dit misschien wel. De maatregelen zelf hebben ook grote gevolgen voor de economie en de maatschappij. De maatschappij moet zelf ook het nut van duurzame energie zien. De mensen moeten dus ook die duurzame energie kopen. Als dat niet gebeurt dan blijven de maatregelen zo onrendabel dat niemand er wat aan heeft. De economie moet veel investeren in duurzame middelen om het milieu te sparen. Maatschappelijke gevolgen: Klimaatveranderingen zullen grote gevolgen hebben voor de maatschappij. De effecten worden zichtbaar door een verandering in de aard en de frequentie van extreme weersomstandigheden. Die extreme weersomstandigheden zijn: · - Overstromingen · - Stormen · - Hittegolven · - Droogtes

Omdat weersomstandigheden uit het verleden geen goede maatstaf zijn voor het toekomstige weer, zullen extreme weeromstandigheden als verrassing optreden. De schade van deze weersomstandigheden zal daardoor heel groot zijn. De klimaatsveranderingen kan ook voordelen met zich meebrengen zoals: hoger landbouwopbrengsten, uitbreiding van toerisme en lagere stookkosten. Veel agrarische gebieden in noordelijke streken in Canada en Rusland kunnen misschien profiteren van de hogere temperaturen en een hoger koolstofdioxideconcentratie. Maar om die voordelen te gebruiken moet er veel tijd en geld ingestoken worden om de samenleving in die streken te veranderen. Om die gebieden voor te bereiden op zulke effecten moet er eerst nieuwe infrastructuur aangelegd worden, zoals ontginning, wegen aan leggen, watervoorzieningen verbeteren en steden bouwen. Om dat te realiseren moet er wel een mate van zekerheid over het klimaat bestaan. Als na 20 jaar blijkt dat het weer te koud wordt om daar dingen te verbouwen zijn al die investeringen voor niets geweest. Doordat de aarde opwarmt zullen de stookkosten in de noordelijke breedtegraden lager zijn. Daar tegenover staat dat er in de zomer meer airconditioning nodig is. De scheepvaartroutes die de noordelijke continenten nu met elkaar verbinden zijn niet erg toegankelijk, maar wel een stuk korter dan de zuidelijk gelegen scheepvaartroutes. Als door de opwarming van de aarde er minder ijs in de zee ligt kunnen deze routes economisch aantrekkelijk worden. Om dit allemaal te realiseren moet er een mondiale herverdeling van kosten en voordelen van het weer komen. De kosten die gemaakt worden zullen groter zijn dan de voordelen dat het met zich meebrengt. Nu heeft de wereldmaatschappij geen economische instrumenten om zo’n grote herverdeling van kosten te compenseren of de schade te vereffenen. Daardoor kunnen grote politieke spanningen tussen landen op treden. - De weergegevens die we in de loop van de geschiedenis hebben opgetekend, zijn geen betrouwbare basis meer voor het ontwerpen van bijvoorbeeld waterkeringen, drainagestelsels, gebouwen en landbouwsystemen. Hoofdstuk 3, historische analyse Het broeikaseffect is in de 19e eeuw ontdekt door drie wetenschappers. In 1827 kwam de Fransman Jean Baptiste Josepf Fourier met het idee dat de temperatuur alleen verklaard kon worden door onzichtbare warmtestraling. In 1861 maakte de Engelsman John Tyndall resultaten bekend van laboratoriummetingen, waaruit bleek dat waterdamp en gassen als kooldioxide warmte opnamen. Hij dacht dat variaties in die gassen klimaatveranderingen konden verklaren. In 1896 publiceerde de Zweed Svante Arrhenius berekeningen van temperatuurveranderingen op aarde door variaties in de hoeveelheid kooldioxide. Een verdubbeling leidde volgens hem tot een opwarming van 4 tot 6 graden. Arrhenius wordt daarom ook gezien als de ontdekker van het versterkte broeikaseffect. Aan het eind van de jaren vijftig begon men systematisch de koolstofdioxideconcentratie in de atmosfeer te meten. Charles David Keeling registreerde als eerste de concentraties met grote nauwkeurigheid. Dit deed hij op de Mauna Loa vulkaan op Hawaï en ook op het Amerikaanse militaire Zuidpool station. Al na twee jaar wist hij dat de kooldioxideconcentratie wereldwijd in de atmosfeer aan het stijgen was. Dit is nog steeds het geval, ook stijgt de concentratie steeds sneller. Op het moment is de gemiddelde concentratie ongeveer 372 ppm (parts per milion). Toen Keeling begon te meten was dit 315 ppm. Uit luchtbelletjes die waren opgesloten in de ijskap van Antarctica kon gemeten worden dat de concentratie voor de industriële revolutie ongeveer 280 ppm was. Het Klimaatverdrag en Kyotoprotocol. In 1992 werd in Rio de Janeiro het “Raamverdrag Klimaatverandering” van de Verenigde Naties gesloten, meestal werd dit het “Klimaatverdrag genoemd”. De doelstelling van dit verdrag is “het stabiliseren van de concentratie broeikasgassen in de dampkring op een zodanig niveau, dat een gevaarlijke menselijke invloed op het klimaat wordt voorkomen.” Nederland is een van de 177 landen die in de eerste helft van de jaren negentig het Klimaatverdrag heeft goedgekeurd. Het Kyotoprotocol werd in 1997 aangenomen als aanvulling op het Klimaatverdag. Industrielanden hebben afgesproken om de uitstoot van broeikasgassen in de periode 2008-2012 gemiddeld met 5 procent te verminderen ten opzichte van het niveau in 1990. Deze vermindering geldt voor de gassen kooldioxide (CO2 ), methaan (CH4), lachgas (N2O) en een aantal fluorverbindingen. Nederland heeft het Kyotoprotocol inmiddels goedgekeurd. Als het Kyotoprotocol in werking treedt is Nederland verplicht om van 2008 tot 2012, 6 procent minder broeikasgassen uit te stoten ten opzichte van 1990. Hoofdstuk 4, confrontatie H1 met H2 Mijn vraagstelling is waar we als mensheid meer waarde aan moeten hechten: ecologische of economische belangen. Om te voorkomen dat het broeikaseffect steeds verder versterkt wordt, moeten we een oplossing zoeken voor de volgende problemen: De energievoorziening De voornaamste oorzaak is de steeds stijgende behoefte aan energie. De geïndustrialiseerde landen zijn verantwoordelijk voor meer dan driekwart van het totale energieverbruik, dat voor 90% door fossiele brandstoffen wordt geleverd. Elektriciteitscentrales, industriële produktieprocessen en verwarming van huizen en gebouwen zijn voor een groot deel verantwoordelijk voor de alsmaar toenemende uitstoot van broeikasgassen. Het verkeer Het alsmaar groeiende aantal files is een steeds groter wordend probleem. Per dag ligt het gewicht van de uitstoot van lood via de uitlaat in West-Europa, de Verenigde Staten en Japan op een hoeveelheid van 400 miljoen auto's samen. De uitlaatgassen van auto's zijn: koolmonoxyde, kooldioxyde, zwaveldioxyde en stikstofoxyde. Wanneer de zon schijnt vormt deze mengeling van schadelijke stoffen uit stikstofoxyde en koolwaterstoffen ozon. Aan de grond stijgt de ozonconcentratie waardoor de temperatuur in de onderste luchtlagen toeneemt.
De ontbossing Bosbranden veroorzaken in tropische regenwouden de uitstoot van miljoenen tonnen CO2. Daarnaast worden de bomen gekapt voor velerlei doeleinden. Hele bossen veranderen in kale vlakten die vatbaar zijn voor overstromingen, verrotting en uitdroging, terwijl bomen juist enorme CO2-consumenten zijn. Dat betekent dat wanneer die massale ontbossingen doorgaan dat de aarde een gevoelig verlies te verwerken krijgt als het gaat om het onttrekken van CO2 uit de atmosfeer. Met het kappen van het tropische regenwoud wordt waarschijnlijk het grootste bezit van de aarde vernietigd: in deze "groene longen van de aarde" woont namelijk meer dan de helft van alle planten en dieren op aarde. Nog wel want onderzoekers menen dat de tropische regenwouden over 25 jaar volledig verdwenen zullen zijn als de ontbossing in dit tempo doorgaat. Chloorfluorkoolwaterstoffen Evenals CO2 spelen CFK's ook een belangrijke rol in het broeikaseffect. Het aandeel wordt op 20-25% geschat. Dat van kooldioxyde ligt boven de 50%. CFK's worden kunstmatig geproduceerd en worden vooral verwerkt in spuitbussen, koelkasten en gebruikt als bestanddelen van schoonmaakmiddelen. methaan
Het methaangehalte in de atmosfeer is de laatste 200 jaar verdubbeld. Dit broeikasgas wordt vooral geproduceerd door koeien en komt ook vrij bij aardgaswinning en natte rijstbouw. Elk methaanmolecuul is 32 maal zo schadelijk als een koolstofdioxydemolecuul. Maar als we daadwerkelijk een oplossing willen vinden voor de boven omschreven problemen, dan heeft dat op korte termijn negatieve gevolgen voor de economie. De gevolgen van maatregelen op de korte termijn zijn voor de economie: · - De staatsschuld in alle landen stijgt · - De belastingen moet daardoor ook stijgen · - De mensen kunnen minder besteden dus gaan minder kopen · - De winkelier krijgen minder omzet, dus betalen minder belasting
Echter, in hoofdstuk 2 heb ik de maatschappelijke problemen weergeven en daaruit blijkt dat als we niets blijven doen aan het broeikaseffect, de negatieve economische gevolgen op lange termijn mogelijk nog groter zijn dan wanneer we gaan investeren om het broeikaseffect te verminderen. De gevolgen van niets doen zijn op de lange termijn: · - Overstromingen · - Stormen · - Hittegolven · - Droogtes
Dit lijken alleen maar gevolgen voor de weersomstandigheden te zijn, maar deze weerverschijnselen leveren grote schade op en zullen dus veel kosten tot gevolg hebben. Wat dus waarschijnlijk een nog groter negatief effect zal hebben op de economie. De klimaatsveranderingen kunnen mogelijk ook voordelen met zich mee brengen. Maar ook om die voordelen te gebruiken moet er veel tijd en geld in gestoken worden, om bijvoorbeeld een nieuwe infrastructuur aan te leggen en watervoorzieningen te verbeteren. Maar ook om dit allemaal te realiseren moet er wel enige zekerheid over het klimaat zijn. De kosten die gemaakt zullen worden, zijn waarschijnlijk groter dan de voordelen die het met zich mee zal brengen. Hoofdstuk 5, conclusie Naar mijn mening is de beste oplossing om nu maatregelen te nemen tegen het versterken van het broeikaseffect. Want de negatieven gevolgen voor de economie op korte termijn wegen voldoende op tegen de niet te overziene gevolgen als we niets doen. Voorbeelden van mogelijke maatregelen: § zonne-energie § waterkracht § verbranding van biomassa § windenergie Zonne-energie: Zonne-energie word ook steeds meer toegepast. Een zonnepaneel levert natuurlijk op zonnige dagen meer energie dan op bewolkte dagen. Het zonneaanbod in Nederland komt overeen met bijna duizend uur volle zon. Op jaarbasis kan een zonnepaneel van 1 m² circa duizend kilowattuur energie produceren. De meest normale type zonnepanelen wekken bij volle zon ongeveer 1 kilowatt op. De meeste zonnepanelen worden op huizen aangebracht. Om een gemiddeld huishouden van energie te voorzien zijn ongeveer 20 tot 40 zonnepanelen nodig. Sommige energie bedrijven hebben een veld van zonnepanelen aangelegd om in de energiebehoefte van de mensen te voorzien
Waterkracht: Energie geproduceerd doormiddel van waterkracht wordt al op grote schaal toegepast; bijna 20% van de elektriciteit wordt met waterkracht geproduceerd. In Noorwegen zijn ze al helemaal afhankelijk van waterkracht. Maar waterkracht energie kan alleen opgewekt worden in een landschap met veel verschillen in de hoogte van het waterniveau. Er zijn twee vormen van waterkracht, grootschalige waterkracht en kleinschalige waterkracht. Bij grootschalige waterkracht wordt er een dam gebouwd in een rivier. Doordat het water wordt tegen gehouden ontstaat er achter de dam een reservoir met water. Door het water door de turbines onder in de dam te laten stromen wordt er een grote hoeveelheid elektrische vermogen geleverd. Het nadeel van deze manier is dat er grote gebieden onder water komen te staan. Daardoor moeten soms hele dorpen verplaatst worden en kan er schade aan het ecosysteem ontstaan of kan het landschap worden aangetast. Bij kleinschalig waterkracht wordt er in de rivier een stromingcentrale neergezet. Hierbij wordt er geen reservoir gevormd, maar het water wordt direct gebruikt. Zulke centrales wekken tussen de 100 kilowatt en enkele tientallen megawatt energie op. Verbranding van biomassa: Verbranding van biomassa is het verbranden van biologische producten. Dit lijkt grote gevolgen te hebben voor het milieu, immers als je hout of ander biomassa verbrandt komt er CO2 vrij. In een energie centrale waar ze biomassa verbranden, zetten ze evenveel bomen weer neer en die halen evenveel CO2 uit de lucht als er bij de verbranding vrijkomt. Die bomen die opnieuw gepland zijn worden weer als biomassa gebruikt. Daarom wort biomassa een hernieuwbare energiebron genoemd. De biomassa wordt omgezet in warmte en elektriciteit. Er zijn vier bronnen voor biomassa brandstoffen: · houtafval uit de bosbouw · plantaardig afval uit de landbouw · plantaardig afval uit de landbouwverwerkende industrie · speciaal geteelde energie gewassen
In Nederland zijn maar een paar van zulke biomassa centrales. In Scandinavië zijn er al veel in gebruik. Die centrales worden vooral gebruikt voor stadsverwarming. Energie kan ook opgewekt worden door afval verbranding. Bij afval verbranding wordt huishoudelijk afval, afval uit de industrie en andere sectoren gebruikt op energie op te wekken. Er wordt al veel huisafval verbrand, maar er wordt nog geen energie bij opgewekt. Veel van de boven genoemde manieren om energie op te wekken worden nog niet overal op de wereld toegepast. Ongeveer 65% van de elektriciteit in de wereld wordt nog steeds opgewekt met behulp van fossiele brandstoffen zoals kolen (39%), olie(9%) en gas(16%). Alleen de voorraden van deze grondstoffen zijn eindigend. En bij de verbranding van deze brandstoffen komen Windenergie: Wind energie is tot nu toe de meest rendabele en schone manier van energie productie. Een moderne windmolen produceert rond de 600 kW. Deze windmolens produceren per jaar 1 tot 1,5 miljoen kWh. Dat is genoeg om 300 tot 500 huishoudens een jaar lang van duurzame energie te voorzien. Het enig nadeel van een windmolen is: als er geen wind is wordt er geen energie geproduceerd. Veel windmolens worden aan de kant van het water neergezet en daar is altijd wel genoeg wind. Veel mensen vinden dat de windmolens de horizon vervuilen, maar als je er eenmaal aan gewend bent dan merk je de windmolens helemaal niet op. De overheid in Nederland wil in de toekomst grote windmolen parken in de Noordzee bouwen. Zodoende kan niemand de windmolens goed zien en toch wordt er veel energie opgewekt. Veel mensen, met name boeren, kopen een windmolen om in hun energie behoefte te voorzien. veel broeikasgassen in de atmosfeer. Niet alleen de energie productie kan milieu vriendelijker, maar ook het vervoer van mensen. Voorbeelden hiervan zijn: · Auto’s zuiniger maken · Auto’s met een brandstofcel · Auto’s met een motor en een elektromotor · Volledig elektrische auto’s
Als de auto’s zuiniger worden gemaakt dan neemt de verbranding van fossiele brandstoffen af. Maar er komen dan nog steeds broeikasgassen vrij. Veel nieuwe auto’s hebben al een zuinige motor. Maar veel auto’s die een aantal jaren geleden gemaakt zijn hebben nog een motor die minder zuinig is. Auto’s met een brandstof cel zijn veel schoner, want met een brandstof cel komt alleen maar energie vrij en een minimum aan schadelijke stoffen. In een converter die voor een brandstofcel geplaatst wordt, kun je verschillende brandstoffen gebruiken. Je kunt hiervoor ook de gewone fossiele brandstoffen gebruiken. Je kunt waterstof ook als brandstof gebruiken; bij die energie omzetting komt alleen maar water en lucht vrij. Van dat water kan je weer waterstof maken. Dan heb je dus een energie bron die nooit op raakt, want je hergebruikt alle stoffen opnieuw. Een auto die een verbrandingsmotor en een elektromotor heeft is op dit moment technisch en commercieel beschikbaar. In de stad voor kleine afstanden gebruik je de elektromotor. Maar als je een lange afstand moet rijden, rijdt je op de verbrandingsmotor. Op zo’n manier rijdt een auto een stuk zuiniger en schoner. Veel mensen rijden met hun auto alleen maar in de stad en met een gewone auto verbruik je dan veel meer brandstof. Maar als je met een elektromotor rijdt, gaat er geen brandstof verloren want je rijdt op elektriciteit. Dat is een kosten besparing en een besparing voor het milieu. Een volledig elektrische auto is eigenlijk alleen handig voor verkeer in de stad. Want de accuradius van een elektrische auto is te klein om grote afstanden af te leggen. Om al deze maatregelen toe te passen moet er veel veranderen in de maatschappij. We moeten niet afwachten tot er wat gebeurt, we moeten nu actie ondernemen. Als wij er nu wat aan doen kan het broeikaseffect op tijd worden ingedamd. Als er niets tegen de versterking van het broeikaseffect wordt gedaan, moeten er wereldwijd afspraken gemaakt worden over verdeling van kosten en reservering van financiële middelen om de gevolgen op lange termijn het hoofd kunnen bieden. Door de klimaatverandering zullen extreme weersomstandigheden als verrassing optreden en zal de schade grote kosten met zich meebrengen. Ook kunnen hiermee de kosten opgevangen worden voor een nieuwe indeling van infrastructuur over de wereld. Door de klimaatveranderingen zouden er voor sommige landen ook voordelen kunnen zijn, zoals bijvoorbeeld toerisme en/of meer landbouwmogelijkheden. Om hier gebruik van te kunnen maken, zullen er nieuwe wegen etc. aangelegd moeten worden. Bronnen Internet: http://nl.wikipedia.org/wiki/Aardatmosfeer
http://www.milieuloket.nl/9292000/modulesf/vfz0qpqn1000
http://nl.wikipedia.org/wiki/Broeikaseffect
http://members.chello.nl/~p-stortelder/broei/broeiindex.htm
http://www.mina.be/uploads/MBP_od_thema_2_klimaat_3.pdf Boeken: Schrijver: Barbara Veit

Titel: De wereld een broeikas? Schrijver: Tony Hare
Titel: Het broeikaseffect
Schrijver: Herman Jansen
Titel: Utrecht aan zee: gevolgen van de klimaatverandering voor Nederland
Schrijver: H.P. van Heel
Titel: Nader bezien: waan en wetenschap in onze samenleving Tijdschrift: National Geographic Nederland-Belgie 2004, nr 09

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.