Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Nederlandse jeugbewegingen

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 1927 woorden
  • 12 juni 2003
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Onderzoeksopdracht geschiedenis: Nederlandse jeugdbewegingen in het interbellum: Jeugdbeweging of jeugdzorg? Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding
Hoofdstuk 2 Deelvraag 1, 2 & 3
Hoofdstuk 3 Deelvraag 3 & 4
Hoofdstuk 4 Deelvraag 5 & 6
Hoofdstuk 5 Conclusie
Hoofdstuk 5 Logboek + Bronvermelding Inleiding. Het onderwerp van de laatste onderzoekopdracht van geschiedenis is: Nederlandse jeugdbewegingen in het interbellum: Jeugdbeweging of jeugdzorg. Om deze onderzoeksopdracht te maken, moest je je beperken tot één jeugdbeweging, ik heb gekozen voor de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC). Dit heb ik gedaan omdat op dit moment de ideeën van de Socialistische Partij mij het meest aanspreken. Ik ben benieuwd of ik met ook bij zo’n vereniging zou aansluiten als deze nog bestond. Bij het maken van de onderzoeksopdracht zijn de hoofd- en deelvragen al gegeven. Dit zijn: Hoofdvraag:  De Nederlandse jeugdbewegingen in het Interbellum: Jeugdbeweging of jeugdzorg? Deelvragen:  Door wie is de organisatie opgericht en wanneer?  Welke omvang bereikte de organisatie?  Wat zijn de doelstellingen van de organisatie?  Hoe is de organisatie gestructureerd?  Welke activiteiten staan er op het programma?  Spelen meisjes een rol binnen de organisatie?  Hoe verhouden de verschillende jeugdorganisaties zich t.o.v. elkaar?  In welke mate zijn jeugdorganisaties verzuild? Wederzijdse beïnvloeding? Nederlandse jeugdbewegingen in het interbellum. Door wie is de organisatie opgericht en wanneer? In 1901 richt de SDAP zelf haar eerste jeugdorganisatie op, De Zaaier. Deze organisatie word door jongeren zelf bestuurd en heeft verschillende afdelingen, verspreid over het hele land. De Zaaier maakt deel uit van de linkse, revolutionaire jeugd en doet ook mee aan discussies over de koers van de partij. In 1909 splitst de Sociaal-Democratische Partij zich af van de SDAP en omdat De Zaaier weigert partij te kiezen, wordt ze afgestoten door de SDAP en ontwikkeld ze zich meer in de richting van de SDP. In 1911 probeert de SDAP opnieuw een jongerenorganisatie op te richten en er wordt besloten in alle afdelingen waar voldoende jongeren zijn, jongelieden-organisaties (JO’s) op te richten. In verband met de eerdere aanleiding met De Zaaier word besloten de zelfstandigheid van de jongeren in te perken, actie voeren en politiseren word verboden, en er komt een leeftijdsgrens van 14 tot 18 jaar. Door de vele conflicten over de vorm en inhoud van JO’s, heft het Centraal Comité zich op en hiermee de JO’s. Zij worden afdelingen van een nieuwe organisatie, de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC), die op 18 maart 1918 wordt opgericht. De AJC word bestuurd door ouderen, de jongeren mogen zich in politiek opzicht niet met de partij- en vakbondspolitiek bemoeien. De organisatie had vooral een cultureel opvoedende taak en streefde er naar om het socialistische cultuurideaal op haar eigen manier te realiseren. Zo ontstond de opmerkelijke AJC-stijl, deze stijl was sterk ontleend aan die van de Duitse socialistische jeugdbeweging, de Wandervögel. Dit blijkt echter niet aantrekkelijk genoeg te zijn, de vakbondsjongeren hadden moeite met de strenge normen van de AJC en vanwege het wegblijven van de jeugdleden werd besloten de regels te versoepelen. Na de oorlog gaat de SDAP op in de PvdA. De AJC gaat op dezelfde manier verder als voor de oorlog. Maar de formule blijkt achterhaald te zijn. De leden lopen weg. In 1959 wordt de organisatie opgeheven. Achteraf is de AJC de grootste linkse jongerenorganisatie geweest met ongeveer 10.000 leden
Welke omvang bereikte de organisatie? De AJC telde tussen 6.000 en 10.000 leden van twaalf tot twintig jaar. Het was een elite organisatie met een sterk besef van sociale missie: gericht op een romantisch-religieuze natuurbeleving en tegen de verwording van de individualistische moderne grote stadscultuur. In 1930 had de bond 12.000 leden. Wat zijn de doelstellingen van de organisatie? Het doel dat de AJC nastreefde was het idealiseren van het socialistische-cultuurideaal. Ze probeerden, zowel in het eigen leven als in de samenleving, zowel lichamelijk als geestelijk, jongeren uit de arbeidersklasse voor te bereiden op deelname aan de activiteiten van de arbeidersbeweging, door middel van een eigen AJC-stijl. Deze stijl had haar eigen omgangsvormen, manier van kleden (manchesterbroeken, bloemetjesjurken met sandalen), feest vieren en vrijetijdsbesteding, zoals: wandelen, kamperen, volksdansen, zang, muziek en lekenspel. Men streefde naar de nieuwe mens in een nieuwe socialistische gemeenschap. De klassenstrijd en andere marxistische dogma's werden gaandeweg verlaten. In vele opzichten week de AJC niet wezenlijk af van de jeugdorganisaties van de andere zuilen. Het leven in de AJC was onderworpen aan een aantal geschreven en ongeschreven wetten. AJC’ers snoepen bijvoorbeeld niet en leggen hun geld opzij voor AJC-kleding of AJC-kampen. Ook was het belangrijk jezelf te kunnen beheersen op het gebied van roken en drinken, vooral dit laatste was absoluut niet toegestaan, het glas stond tegen het socialisme. Hoe is de organisatie gestructureerd? Het hoofdkwartier van de AJC was gevestigd in Amsterdam. Het Congres was de hoogste instantie, hier werd het door het Hoofdbestuur (HB) gevoerde en te voeren beleid besproken en werden ook de belangrijkste beslissingen genomen. De bezittingen van het Kampfonds, dat werd ingezameld uit gespaarde kampfondszegels, werden gebruikt voor de aankoop en het beheer van terreinen en gebouwen, en waren ondergebracht bij de stichting ‘Voor Zon en Vrijheid’. De N.V. Verkoop-Centrale ‘De Brug’ was een soort van winkel, waar AJC’ers kampeer- en sportartikelen, kleding, muziekinstrumenten, boeken, brochures, plaatwerken, administratie- en kantoorbenodigdheden, kunst- en kunstnijverheidsartikelen enz. konden aanschaffen. Voor de oorlog kende de AJC vier leeftijdscategorieën, namelijk: de Trekvogels (8-12 jaar), de Rode Valken (12-16 jaar), de Rode Wachten (16-21 jaar) en de Jong Socialisten (vanaf 21 jaar). De Jong Socialisten moesten ook lid zijn van de SDAP of van één van de bij het NVV aangesloten vakbonden. Een afdeling bestond uit tien of meer personen van 12 tot 21 jaar die in dezelfde plaats woonachtig waren. De Rode Valken werkten in kleine gemeenschappen, de zogenaamde horden met jongens en meisjes gescheiden. Waren eer meer dan 16 horden in een troep, dan was deze te groot en moest deze worden gesplitst. Meerdere troepen in dezelfde afdeling vormden een stam. De Rode Valken en naoorlogse trekvogels hadden hun eigen wet, groet, uniform, totems, vaandels en vlaggen. Zij kwamen in de zomer jaarlijks bijeen in hun grote kamp de ‘Rode Nederzetting’ aan de voet van het ‘Rode Valkennest’. De Rode Wachten hielden hun jaarlijkse pinksterfeest rond ‘De Paasheuvel’, in Vierhouten op de Veluwe. Ook bij de naoorlogse AJC kon men al op achtjarige leeftijd lid worden. Daar waren drie leeftijdscategoriën: de Zwaluwen (8-12 jaar), de Trekvogels (12-16 jaar) en de Rode Wachten (16-23 jaar). Daarnaast was er en groep van 23 jaar en ouder. De Zwaluwen en Trekvogels werkten in koppels, vluchten en zwermen. De koppels (voor de oorlog horden) waren gemeenschappen van ongeveer 14 jongens of meisjes. Een aantal koppels vormden een vlucht ( voor de oorlog troep) en een aantal vluchten een zwerm ( voor de oorlog stam). Alle zwermen samen vormden de Nederlandse Trekvogelbeweging. De Rode Wachten vormden kernen, groepen en afdelingen. De kernen waren kleine gemeenschappen van ongeveer 15 jongens en meisjes. De afdelingsbesturen gaven leiding aan het plaatselijke werk. NB: De namen van AJC-groepen zijn over het algemeen zeer symbolisch. In het begin nog niet, dan heten de jongsten gewoon A-leden en de ouderen de B-leden. Maar later gaan de 12- tot 16-jarigen Rode Valken heten en de 16- tot 21-jarigen de Rode Wachten. De leden van boven de 21 worden Jong-Socialisten genoemd en vlak voor de Tweede Wereldoorlog komt er nog een groep, de Trekvogels, jongeren onder de twaalf. En later veranderen al die namen weer en krijgen ook de groepen in verschillende plaatsen aparte namen. Al deze namen zijn afgeleid van de Duitse Wändervogel, herman Molendijk, een belangrijk leider bij het AJC, had voor hij voorzitter werd bij het AJC een half jaar in Duitsland in kampen gewerkt. Hier kwam hij voor het eerst in aanraking met de namensymboliek en hij heeft toen hij terugkwam in Nederland, dit ook bij het AJC ingevoerd. De namen zijn bijna allemaal afgeleid van dieren, deze symboliseren de natuur. VB: De Zaaier: afgeleid n.a.v. het stukje van Ed Polak: Een zaaier ging uit om te zaaien. Een deel van de uitgestrooide korrels viel op de rotsgrond en is verloren gegaan. Een ander deel, evenwel, is terecht gekomen in goede aarde en heeft rijke oogst voortgebracht.  Welke activiteiten staan er op het programma? Al voordat de SDAP de Arbeiders Jeugd Centrale (AJC) en het Instituut voor Arbeidersontwikkeling werden opgericht, stonden praktische vorming en het bijbrengen van kennis van en gevoel voor natuur en maatschappij al centraal. De SDAP-vereniging "Kennis is macht" uit 1911 probeerde de jongelui van veertien tot achttien jaar, jongens zowel als meisjes, zoveel mogelijk te geven wat de bezittende klasse haar had onthouden. Een voortgezette opleiding na de lagere school, laat staan een wetenschappelijke studie, lag buiten het bereik van arbeiderskinderen. Daar was geen geld voor. Na de lagere school, op twaalf-, dertienjarige leeftijd gingen arbeiderskinderen naar fabriek, werkplaats, winkel, kantoor of naar de zeemacht om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Wat vader binnenbracht aan loon, was niet voldoende om van rond te komen. Laat staan als een vrouw, weduwe geworden, alleen de zorg had voor de kinderen. Dan was het bittere armoede. Slechts de uitzonderlijke begaafde zoon of dochter uit een arbeidersgezin had soms de kans of het geluk om via de ULO (Uitgebreid Lager Onderwijs) op de kweekschool terecht te komen en onderwijzer(es) worden. Het was een weg naar sociale mobiliteit. Deze sociaal-democratische vereniging benadrukte het belang van algemene kennis en lichamelijke ontwikkeling en ontspanning. Maar het ging om meer. Daarnaast was het wel de bedoeling dat de jonge arbeiders, de jeugdige leerlingen, inzicht verwierven in de proletarische strijd. Onderwerpen die in dat verband aan orde kwamen waren: geschiedenis, letterkunde, staatsregeling, gezondheidsleer, alcoholisme, maatschappijleer met het oog op het socialisme. En ook wekelijks gratis gymnastieklessen door bevoegden. Naar de zeden van die tijd voor jongens en meisjes afzonderlijk gegeven. De activiteiten bestonden grotendeels uit cursussen, pinksterkampen, kinderkampen en voorlichting en propaganda voor de beweging.  Spelen meisjes een rol binnen de organisatie? De Bond van Sociaal-Democratische Vrouwen Propagandaclubs werd in 1908 door Mathilde Wibaut opgericht. De Vrouwenclubs maakten zich sterk voor zaken als anti-militarisme, vrouwenkiesrecht en het recht van vrouwen op arbeid. Het weekblad van de bond was 'De Proletarische Vrouw'. Vooral vóór 1919 hadden de Vrouwenclubs weinig van de manlijke partijleden van de SDAP te verwachten. Deze waren bang dat bij invoering van het algemeen kiesrecht, veel vrouwen - uit gebrek aan klassebewustzijn - vooral op de confessionele partijen gingen stemmen. Toen Liesbeth Ribbius Peletier, die secretaris/penningmeester was van de bond, in 1925 tot bezoldigd secretaresse van de SDAP werd gekozen, verbeterde de verhouding tussen de Vrouwenclubs en de partij. Juffrouw Ribbius Peletier liet uit eigen middelen in de bossen bij Bennekom het huis De Born bouwen. Het echtpaar Spanjaard, binnenhuisarchitecten, gaven de inrichting van het huis een 'Nieuw Zakelijk' aanzien. Bondsleden kregen vanaf 1933 de kans om in De Born even los te komen van het gezin en zich via cursussen te bezinnen op de rol van de vrouw in de samenleving.
Conclusie. Volgens mij is het AJC meer een jeugdbeweging dan jeugdzorg. Er werd inderdaad veel georganiseerd voor de jeugd, maar het was niet zo dat de kinderen daar heen werden gebracht door de ouders om van ze af te zijn. De kinderen vonden het zelf hartstikke leuk om er heen te gaan en verheugden zich op ieder kamp. Het enthousiasme was groot, zowel onder de leden als onder de leiders. Die konden de kinderen kennis verschaffen en meehelpen met het organiseren van kampen, feesten en andere activiteiten. Het was één grote gezellige boel, waar de natuur een belangrijke plaats in speelde. De jongeren organiseerden zelf ook veel en hoewel er ook veel geleerd moest worden bij het AJC, was er niemand die het een straf vond om heen te gaan. De sfeer was gemoedelijk en gezellig.

REACTIES

C.

C.

het is voor een spreekbeurt over de jeugdbeweging

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.