Inleiding
Dit verslag gaat over de normen en waarden van homoseksualiteit, die er ca. 1960 waren en nu. In het verslag worden de normen en waarden in Nederland bedoeld. Het verslag is als volgt ingedeeld: in totaal bestaat het verslag uit vier hoofdstukken. In de eerste drie hoofdstukken wordt antwoord gegeven op de deelvragen. In het laatste hoofdstuk wordt een conclusie getrokken, door een antwoord te geven op de hoofdvraag. Voor dit verslag zijn er drie invalshoeken gebruikt, namelijk: politiek, maatschappelijk/sociaal en cultureel. Deze leken ons de beste invalshoeken voor dit verslag.
De hoofdvraag is: Welke veranderingen hebben de homoseksuelen meegemaakt in de afgelopen 40 jaar? Het antwoord op deze hoofdvraag zal gegeven worden door een conclusie te trekken uit de drie deelvragen. De deelvragen zijn respectievelijk: 1. Welke veranderingen zijn er op het gebied van homoseksualiteit in juridisch opzicht? Dit hoofdstuk gaat over de veranderingen in de wet over homoseksualiteit. 2. Welke veranderingen zijn er op het gebied van homoseksualiteit in maatschappelijk opzicht. Hierin staat wat er veranderd is aan het denken van mensen over homoseksualiteit. 3. Welke veranderingen zijn er op het gebied van homoseksualiteit in cultureel opzicht. In deze laatste deelvraag worden de veranderingen van de mening van de kerk over homoseksualiteit behandeld.
Aan het eind van het verslag is het de bedoeling dat er een overzichtelijk beeld is ontstaan over homoseksualiteit, vroeger en nu.
Hoofdstuk 1: Welke veranderingen hebben er plaats gevonden op het gebied van homoseksualiteit in juridisch opzicht?
Vanaf 1911 begonnen er een aantal dingen te veranderen op het gebied van de normen en waarden van homoseksualiteit. Dit komt doordat in 1911 het artikel 248-bis werd ingevoerd door de regering van Nederland. Hierin stond dat homoseksuele contacten tussen meerder- en minderjarigen strafbaar was. De Nederlandse jurist Jacob Schorer was het hier niet mee eens en richtte het Nederlands Wetenschappelijk Humanitair Komitee (NWHK) op. Deze organisatie heeft maar tot de Duitse inval in 1940 bestaan en is in 1946 door het Cultuur- en Ontspanningscentrum (COC) vervangen. In Nederland gebeurde het oprichten van zo’n dergelijke organisatie niet voor het eerst. Jacob Schorer had namelijk het voorbeeld van de Duitse seksuoloog Magnus Hirschfeld opgevolgd. Deze man had in Duitsland al in 1897 het Wissenschaftlich-humanitäres Komitee (WHK) opgericht, dat voor de homoseksuelen op kwam. Hirschfeld dacht anders over homoseksualiteit dan de maatschappij. Hij bekeek homoseksualiteit vanuit een biologisch opzicht. Dit betekent dat homoseksualiteit en heteroseksualiteit even natuurlijk zijn. De bevolking en de regering keken hier anders tegenaan. Zij zagen homoseksualiteit als een ziekte. Homoseksualiteit stond namelijk in die tijd op de lijst van internationale ziekten. Hirschfeld wilde de mening van de bevolking veranderen. Dit was niet het enige wat hij wilde veranderen. Hij wilde ook het vele discrimineren van homoseksuelen verlagen en er voor zorgen dat het non-discriminatie-artikel van de Grondwet ook voor homoseksuelen telden. In Nederland probeert het COC hier ook wat aan te doen. Het grootste streven van deze organisatie is de integratie van homoseksuelen. Hiermee wordt bedoeld dat mensen, ongeacht hun seksuele voorkeuren, gelijk behandeld moeten worden. Deze organisatie was niet alleen opgerecht om op te komen voor de gelijke rechten van homoseksuelen, maar ook voor homoseksuelen die steun zochten. Het COC had een aantal ontmoetingsplaatsen opgezet waar ze bij elkaar hun verhaal kwijt konden. Vanaf de jaren ‘60 kwamen homoseksuelen op voor gelijke rechten. Ook wel de homo-emancipatie genoemd. Tot nu toe zijn ze er redelijk in geslaagd. Het is zo dat homoseksuelen nog steeds gediscrimineerd worden, maar ze hebben nu wel gelijke rechten, zoals in het non-discriminatie-artikel van de Grondwet staat. Mede door de homo-emancipatie is in 1971 het artikel 248-bis afgeschaft. Dit artikel werd afgeschaft, doordat uit onderzoek van de Gezondheidsraad was gebleken dat jongeren niet door verleiding homoseksueel kunnen worden, zoals men eerder dacht. Pas veel later ontstond er een wettelijk geregelde en erkende samenlevingsvorm voor homoseksuelen. Dit was pas vanaf 1 januari 1998. Dit werd het geregistreerd partnerschap genoemd. Door de maatschappij wordt het geregistreerd partnerschap meestal het homohuwelijk genoemd. Het lijkt in vele opzichten op het huwelijk. Net als bij het huwelijk wordt er aangifte gedaan, zijn er getuigen, de partners geven elkaar het jawoord en er wordt een akte opgemaakt door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Ook de rechten en plichten van het geregistreerd partnerschap zijn bijna geheel hetzelfde als bij een huwelijk, alleen het geregistreerd partnerschap heeft voor de betrekkingen met kinderen geen rechtsgevolgen. Dit betekent dat geregistreerde partners geen kinderen mogen adopteren. Sommige homoparen zouden graag kinderen willen hebben. Dit kan wel, maar dan zijn niet beiden de ouder van het kind. Zo is alleen de vrouw waaruit het kind is geboren de moeder. Haar vrouwelijke partner wordt niet gezien als de tweede ouder van het kind. Homoparen kunnen dus uit eindelijk wel kinderen hebben, maar het kind wordt dan niet officieel als het kind van het homopaar gezien door de wet, maar als het kind van degene waaruit het is geboren. Het COC heeft in de afgelopen jaren al veel bereikt. Het volgende wat het COC wil bereiken is dat homoparen wel kinderen mogen hebben.
Hoofdstuk 2: Welke veranderingen hebben er plaats gevonden op het gebied van homoseksualiteit in maatschappelijk opzicht?
Tot de 19e eeuw werd homoseksualiteit gezien als godsdienstig zondedenken. Tot die tijd heette het ook geen homoseksualiteit, maar sodomie. Dit woord verwijst naar de bijbelse veroordeling van homoseksueel gedrag, dat in de steden Sodom en Gomorra zouden hebben plaats gevonden. Vanaf de 19e eeuw werd het zondedenken vervangen door een medisch/psychiatrisch ziektedenken. Deze overgang van zondedenken naar medisch/psychiatrisch ziektedenken werd vooral bevorderd door het feit dat alleen de homoseksuelen, die in problemen geraakt waren, met de onderzoekers in aanraking kwamen. Op deze manier ontstond er geen eerlijk beeld over homoseksualiteit. Al die tijd sprak niemand openlijk over homoseksualiteit. De bevolking veroordeelde homoseksualiteit. Het gebeurde meestal als iemand uitkwam voor zijn homoseksualiteit (coming-out), dat hij door familie en vrienden als het ware verbannen werd. Daardoor hielden de meeste mensen die homoseksueel waren hier hun mond over. Ook in het gezin spraken ouders zelden met hun kinderen over seks laat staan over homoseksualiteit. In de loop der jaren is dit toch wel veranderd. Men is veel opener gaan praten en vrijer gaan denken over deze onderwerpen. Dit komt vooral doordat mensen vroeger nog veel geloviger waren. Men ging meer naar de kerk en de kerk verbood homoseksualiteit. In deze tijd gaan mensen steeds minder vaak naar de kerk en geloven ze ook minder in de kerk. Dit is één van de redenen dat mensen makkelijker doen over homoseksualiteit. Uit een onderzoek blijkt het volgende: In 1968 vond nog 60% van de bevolking dat homoseksuelen zo veel mogelijk vrij gelaten moesten worden om te leven op hun eigen manier. In 1981 vond ruim 85% van de bevolking dit. Deze radicale veranderingen waren mede veroorzaakt door de vrouwenemancipatie. Door de emancipatie van vrouwen, die hun hoogtepunt kenden in de jaren ‘60 en ‘70, heeft er een brede mentaliteitsverandering plaatsgevonden op het gebied van onder andere rollenpatronen en gelijke behandeling. Door deze feministische golf kwam ook de homo-emancipatie op gang. Het veranderende denken van de bevolking zorgde voor meer begrip voor homoseksuelen. Doordat de bevolking steeds meer begrip toont voor homoseksuelen, hebben ook steeds meer homoseksuelen hun coming-out. Hierbij worden ze vaak geholpen door organisaties als het COC. Het lijkt tegenwoordig zo dat er steeds meer homoseksuelen op deze aardbol rondlopen, maar dat is dus niet zo. Vroeger kwamen homoseksuelen gewoon minder vaak uit voor hun homoseksuele gevoelens. Tegenwoordig zijn er op verschillende instellingen van universiteiten Lesbische en Homostudies. Deze instellingen verrichten onderzoek naar homoseksuele thema’s en verzorgen ook thematische cursussen voor studenten. Ook op hogescholen zijn tegenwoordig modules of cursussen met een homoseksueel thema. In de loop van de jaren hebben er veel verbeteringen plaats gevonden, ten opzichte van de homoseksualiteit. Maar alles wat de homoseksuelen willen bereiken is nog steeds niet bereikt. Er is nog een lange weg voor hen te gaan.
De praktische opdracht gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
S.
S.
hoi Ilse,
ik heb je praktische opdracht gelezen en vond hem erg goed. Maar zou je misschien even kunnen mailen welke internetpagina's je hebt gebruikt???
sander
22 jaar geleden
AntwoordenL.
L.
hoi
Leuk dat je een werkstuk hebt gemaakt over homoseksualiteit, zelf hoop ik er ook een te kunnen gaan maken!
Misschien kun je me helpen door met te vertellen welke boeken sites etc je hebt gebruikt, mail me aub ik zal je dankbaar zijn!
groetjes liesbeth van diggele
21 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Heeeeeeeeeey
merci hé, voor da voor mij opt net te zette
Ge zijt ne schat
20 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Wat een goede tekst. Ik ben zelf ook homoseksueel, en vind dat je het het heel goed hebt beschreven, ik ben er zelf ook veel wijzer van geworden. Thanx
x annemieke
19 jaar geleden
Antwoorden