Biografie
Friedrich Wilhelm Nietzsche werd geboren op 15 oktober 1844 in Röcken, een dorpje dichtbij Leipzig, Duitsland. Hier groeit hij op. Zijn middelbare schooltijd volbracht hij aan het prestigieuze gymnasium Schulpforta. Zijn ouders waren allebei sterk christelijk. Zijn vader was zelf dominee, en in de familie aan zijn moeders kant zitten ook veel dominee. Hierdoor heeft Nietzsche een erg goed beeld van het christendom weten te krijgen, zeker als hij na zijn middelbare school naar de universiteit van Bonn gaat om theologie te studeren.
Echter stapt hij al snel over op de studie klassieke filologie, de studie die zich bezighoudt met klassieke taalkennis, literatuur, en de onderlinge verhouding tussenbeide. Tijdens zijn studie blijkt al dat hij zelf ongelooflijk goede leerling is en erg goed lezingen kan houden en artikelen kan schrijven. Op 24-jarige leeftijd, in 1869, hij is nog niet eens afgestudeerd, wordt hem gevraagd hoogleraar te zijn op de universiteit van Basel, die hij snel aanneemt, dit ook als reden dat hij nu dichter bij de in Luzern wonende Wagner is, een vriend die hij een jaar eerder verworven heeft en van wie hij erg onder de indruk is. In 1872 publiceert hij “Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik”, een boek waarin hij zijn passie voor Wagner’s muziek beschrijft. Wagner was gevleid. Maar de filologen op de universiteit niet, die het boek verachtten, omdat het veel te filosofisch was. Hij vroeg al een jaar daarvoor ook al een omzetting van studie aan, van Filologie naar filosofie aan, maar dit werd afgewezen, tot zijn spijt, want dit begon steeds meer zijn interessevlak te worden. Hij loopt hier een onherstelbare schade op, en er komen nog maar weinig leerlingen naar zijn lezingen. Nietzsche begint de klassieke kunst te aanbidden, naast de muziek van Wagner, en krijgt grote anthapiën tegen het christendom.
Als Nietzsche rond 1876 constateert dat de kunst, het revolutionaire in Wagner’s stukken aan het verloren is, breekt hij met zijn beste vriend. Ook met Nietzsche’s gezondheid gaat het erg slecht, waar hij al sinds zijn jeugd erge moeite mee heeft. Na een aantal malen ziekteverlof te hebben genomen, neemt hij 1879 ontslag. Al meerdere malen heeft hij lange tijden in Italië, aan de Mediterannee doorgebracht, wegens gezondheidsredenen. Dit is ook de plek waar hij na zijn ontslag naartoe gaat. Hier werkt hij zijn filosofieën over de klassieke, mediterrane superieure levensstijl verder uit.
Op drie januari 1889 stort hij op straat ineen, en wordt in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen; zijn geestelijke en lichamelijke gezondheid waren dermate veel achteruit gegaan. Na een jaar neemt zijn moeder hem in huis, waar hij tot 1897 verblijft, zijn moeders dood. Na 3 jaar nog te zijn opgenomen door zijn zus, sterft Nietzsche uiteindelijk op 25 augustus 1900, en word begraven in zijn geboorteplaats Röcken.
Hij heeft naast het boek uit 1872 “Die Geburt der Tragödie aus dem Geiste der Musik”, en zijn vele lezingen, tussen 1873 en 1876 4 boeken uitgebracht over Jezus, en Wagner. In 1879 geeft hij weer een boek uit. Het boek bestaat uit kleine afgeronde beschouwingen over ethiek e.d. Vervolgens komen er tot 1888 vele boeken uit, waarvan vele erg slecht verkopen die gaan over de klassieke superioriteit en de Middellandse Zee, waar hij in die tijd verkeert. Na 1888, zijn ineenstorting schrijft hij slechts korte, verwarde geschriften, over Wagner en het Christendom.
Algemene denkbeelden
De wereld van democratie is een slechte wereld. Het volk is verachtelijk, en is er slechts om enkele edelen te dienen. Ook al lijden die ‘dienaren’, dit alles weegt toch niet op tegen de superioriteit van de elitairen. Daarnaast is de mens nooit gelijk te stellen aan een ander mens. Medelijden is dan ook iets verachtzaam. En wie zelf erg lijdt, wat bijna goed te noemen is, komt alleen maar beter tot uiting, en zal zelf des te beter presteren. Wij zijn allen anders, en verdienen allemaal een ander aanzien, behandeling en hebben een ander doel dus. Dit leidt tot de verachtelijkheid van het christendom, die zich baseert op massale aanbidding van iets onaardelijks, en die iedereen gelijkstelt. Ieder mens is daarnaast geneigd macht te willen hebben. Vrouwen zijn verachtzaam, als gespuis dat slechts altijd meer wil hebben dan haar toekomt.
Dit waren kortweg de ideeën van Nietzsche, ze zullen hieronder verder beschreven worden.
Antropologische opvattingen en ethiek
In de klassieke tijd waren de heersers de aristocraten. Dit was de beste vorm van regeren. Een verlicht hoofd, met elitaire ‘helpers’ met daaronder het gehorige minderwaardige volk. Ook dit was terug te vinden in de overige oudheid, tot voor de Franse revolutie, die de democraten hun zin gaf, en het hele volk liet regeren. Ook al leed een heel volk erg veel, dit kwam allemaal in het niet als er ook maar één elitaire mee werd gediend. Het volk was dus ook echt minderwaardig, het waren de ‘knoeiers en prutsers,’ en horde dan ook echt te lijden. Maar ook de elitairen kwamen het beste tot hun recht wanneer zij veel leden. Hij verkoos het ‘kwade’ boven het ‘goede.’ Het is namelijk, zo redeneerde hij, niet vanzelfsprekend, het ‘goede’ te moeten aanbidden, en het ‘kwade’ te moeten vernietigen. Hij had ook een erg grote hekel aan de Engelsman Jon Stuart Mill, die zei; ”Doe anderen niet aan, wat gij niet zoudt willen, dat zij het u zouden aandoen.” Hij verachtte dit, omdat er de vooronderstelling in zat dat ieder mens gelijk was, waar hij absoluut tegen was. De elite verhevende zich immers boven het ordinaire volk. Kwaad moest dus aanbeden worden, en lijden zou de doelen beter helpen bereiken. Bijvoorbeeld, een man, die angst had te worden verdrukt, heeft machtszucht, om grip op de zaak te krijgen. Deze angst is een lijden. Het kwaad. En met dit lijden, zou deze man veel betere machtshebber zijn, en eerder zijn doel bereiken, dan wanneer de man geen angst in de eerste plaats had. Meer lijden, zelftucht, leidt tot grotere wilskracht, groter moed, groter machtsdrang, minder sympathie, minder vrees en minder zachtmoedigheid. \'Ik leer u de Übermensch. De mens is iets dat overwonnen moet worden.\' Een groot voorbeeld voor Nietzsche was ook Napoleon. Hij was als klein man, een enorme dictator geworden, het hoofd. Hij was alleenheerser, en onderdrukte zijn volk. Uit angst te worden belegerd, belegerde hij zijn volk, en andere naties. “De ellende van een heel volk is minder belangrijk dan het lijden van een groot individu; Al de rampen van deze kleine leiden vormen geen totaal, behalve in de gevoelens van de machtigen”
“De echte deugd, is niet voor iedereen weggelegd, maar voor een aristocratische minderheid, en isoleert haar bezitter van de anderen; zij staat vijandig tegenover de orde en ondergeschikten.”
Nietzsche wenste een internationaal ras van heersers, die de heren der aarde dienden te zijn: een nieuwe wijd verbreide aristocratie, gegrondvest op de strengste zelftucht, waardoor de wil van de filosofische machtsmens en de kunstenaar-tyran zijn stempel drukt op duizenden van jaren.”
De edele persoon is in wezen de verpersoonlijking van de wil tot macht.
Tot de elitairen behoorden ook musici, en overige kunstenaars, die het leven een ontzettende verrukking konden geven, en Nietzsche zelf ook gek van was (geweest).
Bij de minachtig voor de knoeiers en prutsers hoort ook het verbannen van medelijden. “Medelijden is een zwakheid, die moet worden verbannen.”
Vrouwen waren ook een geval apart. Vrouwen waren in alle opzichten minder. Belust op macht en wraak.
“Gaat gij naar een vrouw? Vergeet dan uw zeep niet!” is een bekende stelling van Nietzsche. Hij verklaart in vele geschriften dat de vrouw niet in staat zijn tot vriendschap; zij zijn nog altijd katten en vogels, of op zijn best koeien. “De man moet opgeleid worden voor de krijg, en de vrouw voor het voortbrengen van krijgslieden. Al het overige is dwaasheid.” “Schepsels, die van niets anders vervuld zijn dan van dansen en nonsens en opschik! Deugden zijn enigszins wel terug te vinden, mits in bedwang gehouden door mannelijke mannen. Zodra zij een zekere mate van onafhankelijkheid verwerven, zijn zij onuitstaanbaar. De vrouw heeft zoveel om zich voor te schamen; er steekt zoveel oppervlakkigheid, schoolmeesterigheid, kleinzielige aanmatiging, en onbescheidenheid in de vrouw, die tot dusver het best werd in bedwang gehouden door de vrees van de man.” De vrouwen moesten worden gezien als een bezit. Deze hele verondersteltenis dat de vrouw de mindere is, wordt door geen enkele reden ondersteunt, of argument, maar wordt gezien als vanzelfsprekendheid.
\'God is dood! God blijft dood! En wij hebben hem gedood! Waar vinden wij troost, wij moordenaars aller moordenaars?\' Nietzsche heeft een hele grote afkeer tegen het christendom, enigszins ook wel tegen andere godsdiensten, zoals het boeddhisme. Het Christendom, en de bijbel baseren zich op het feit (grof gezegd) je medemens lief te hebben, dat iedereen gelijk is, en dat god moet worden aanboden. Maar Nietzsche vond nou net de mens niet hetzelfde als zijn medemens (zie boven). En het aanbidden van een god is fout, want wij moesten de elitairen aanbidden en dienen.
“Wat is het, dat wij bestrijden in het Christendom? Dat het er op uit is om sterken te vernietigen, hun geest te breken, hun ogenblikken van vermoeidheid en zwakheid uit te buiten, hun sterke zelfverzekerdheid om te zetten in angst; dat het de kunst verstaat de edelste instincten te vergiftigen en ze te infecteren met ziektekiemen, totdat hun kracht, hun machtswil zich naar buiten keert tegen henzelf?” Het Christendom was er volgens hem op ut om het hart te temmen. Het christendom had een slavenmoraal, een degeneratieverschijnsel. Het Christendom moest worden verbannen omdat het trots, meerderwaardigheidsgevoel, groot verantwoordelijkheidsgevoel, briljante geest, vergoddelijking van de hartstocht, wellust, avontuur enz. afkeurde, en Nietzsche was daar juist voorstander van.
Het Christendom zag hij als voortvloeisel van vrees: Wanneer ik bang ben dat mijn buurman mij kwaad zal doen, verzeker ik hem dat ik van hem houd, maar als ik sterker was geweest, had ik mijn minachtig voor hem verteld.
Conclusie:
Nietzsche was een aparte man, met een vreemd levensverhaal, en nog apartere ideeën. In plaats van het goede te aanbidden, en te stimuleren, gelooft hij in het ‘kwaad.’ Hij heeft een ongelooflijke hekel aan vrouwen en het Christendom. Zijn vreemde ideeën betreffende de mens, die niet aan elkaar gelijk staan, maar zelf enkel een lijdensweg moet doorstaan, hem sterker zou maken, zijn ook geheel apart van wat anderen eigenlijk tot nu toe dachten, hadden beschreven. Hij stierf aan krankzinnigheid.
REACTIES
1 seconde geleden
K.
K.
goed gedaan man!
19 jaar geleden
Antwoorden