Conjunctuur

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 4e klas vwo | 1625 woorden
  • 9 november 2006
  • 45 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
45 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
PRAKTISCHE OPDRACHT Conjunctuur. De conjuncturele situatie van Nederland op dit moment. Om de conjuncturele situatie van Nederland te bepalen is het handig eerst het begrip conjunctuur toe te lichten. De letterlijke betekenis van het woord conjunctuur luidt als volgt: “De stand van zaken in een economie met betrekking tot de ontwikkeling van het nationaal product”. Conjunctuur beschrijft dus als het ware de ontwikkeling van het nationale inkomen. Deze tendens word in de vorm van een golfbeweging gevolgd: een hoogconjunctuur vormt een top en een laagconjunctuur een dal. Er zijn 3 vormen in de conjunctuur: 1: De laagconjunctuur, 2: De periode van het bestedingsevenwicht, 3: De hoogconjunctuur. In de periode 1 en 2 is er sprake van economische spanning. In periode 2 is de economie volledig in balans. DE LAAGCONJUNCTUUR. De laagconjunctuur ofwel onderbesteding. In deze periode zijn de bestedingen niet voldoende om bedrijven op volle toeren te laten draaien. Gevolg is dat bedrijven een overproductie creëren. Omdat hun capaciteit groter is dan de vraag zullen de kosten stijgen. BV: Een bedrijf heeft 20 arbeiders in dienst. In een periode van laagconjunctuur is de vraag naar verhouding kleiner en dus zijn er minder arbeiders nodig. In dit bedrijf kunnen we stellen dat het in een periode van laagconjunctuur bv. Maar 15 arbeiders nodig heeft. Omdat deze onderneming echter 20 mensen in dienst heeft werkt het bedrijf niet meer efficiënt genoeg. Er zullen 5 arbeiders ontslagen moeten worden. Omdat deze 5 arbeiders vervolgens minder zullen gaan verdienen (een werkeloosheidsuitkering is lager dan een salaris) zal de vraag nog verder dalen. Zo ontstaat er een algemene neerwaartse daling in de vraag. Algemene kenmerken van een laagconjunctuur: 1: Hoge werkeloosheid. Omdat werkgevers steeds minder omzet draaien zullen zij gaan snijden in de kosten. Dit kunnen zij het beste doen door de productie te verlagen. Het gevolg is dat personeel ontslagen wordt. Omdat er geen verdere vraag naar arbeid is zullen zij werkeloos worden. 2: Lage bezettingsgraad. Afbeelding 1. Afbeelding 1: Niet maximale bezettingsgraad in een aantal opvolgende jaren van een bedrijf. Omdat er door een grotere productiecapaciteit ruimte is vrijgekomen kan het bedrijf meer produceren, maar de vraag is niet voldoende. Hierdoor stijgen de kosten. Omdat de bezettingsgraad niet maximaal is heeft het weinig zin te investeren in extra productie mogelijkheden. Lage rente. Omdat er in een periode van laagconjunctuur weinig vraag is naar vreemd vermogen om te investeren, ontstaat er een lagere vraag naar leningen. Bedrijven zijn onzekere over de toekomst en of zij de rente in de toekomst nog kunnen betalen. Ook heeft het weinig nut in een periode van laagconjunctuur te investeren: er is immers genoeg productiecapaciteit. Overheidstekort. Ook bij de overheid ontstaat er een gespannen situatie. De financiële druk stijgt: Enerzijds stijgen de kosten als gevolg van grotere werkeloosheid en anderzijds dalen de inkomsten als gevolg van de afnemende vraag, hierdoor kan er minder BTW worden geïnd. Ook dalen de inkomsten uit inkomensbelasting door de hogere werkeloosheid. Deflatie. Omdat bedrijven opgescheept zitten met magazijnen gevuld met goederen, zullen de prijzen dalen. Fabrikanten krijgen nl. te maken met nog hogere kosten als zij hun producten opslaan: het is interessanter om de producten te verkopen voor een lagere prijs. Daarom worden de producten verkocht voor een lagere prijs. Desnoods worden ze onder de prijs verkocht. Actieve oplopende rekening. Door een lagere vraag dalen de import kosten. Een van de eerste tekenen van een periode van laagconjunctuur zijn de teruglopende importkosten en een algemene daling van import.
BESTEDINGSEVENWICHT. In een periode van bestedingsevenwicht zijn de vraag en het aanbod precies in evenwicht. De bedrijven draaien precies op de vraag en er is noch over- noch onderproductie. In een periode van bestedingsevenwicht is er sprake van een perfecte balans tussen vraag en aanbod. Er is geen enkele economische spanning. HOOGCONJUNCTUUR. In een periode van hoogconjunctuur is er sprake van schaarste. De algemene vraag is groter dan de productie capaciteit. Hierdoor ontstaat ook weer een economische druk. In een periode van hoogconjunctuur draaien de bedrijven op volle toeren en kunnen niet 100% voldoen aan de vraag. Algemene kernmerken van een hoogconjunctuur. 1: Grote vraag naar arbeiders; een overspannen arbeidsmarkt. Omdat bedrijven aan de grotere vraag willen voldoen, gaan ze hun productie opvoeren: bedrijven nemen nieuw personeel aan. Omdat er steeds meer productie capaciteit wordt gerealiseerd stijgt de vraag naar werkkrachten. In zo’n periode bloeien arbeidsbureaus en uitzendbureaus. 2: Hoge bezettingsgraad. Omdat de vraag groter is dan het aanbod wordt het voor bedrijven steeds interessanter om te investeren. De investeringslust groeit in een periode van hoogconjunctuur. 3: Hoge rente. Omdat er een grotere vraag ontstaat, gaan steeds meer bedrijven investeren. Als een bedrijf niet genoeg eigen vermogen heeft zal het dus geld moeten gaan lenen. Het geleende geld wordt ook wel vreemd vermogen genoemd. Omdat de vraag naar vreemd vermogen groeit, stijgt ook de rente. 4: Geen overheidstekorten. Omdat de overheid de werkeloosheid onder controle heeft, dalen de kosten die gemaakt worden ten behoeve voor de werkelozen. Tegelijkertijd kan de overheid meer belasting innen, omdat er meer goederen en diensten verkocht worden. Door deze 2 gevolgen van de hoogconjunctuur leiden tot lagere of geen overheidstekorten. 5: Inflatie. Doordat de vraag groter word stijgen de prijzen. De prijzen stijgen harder dan de inkomens, als gevolg van de schaarste. Daardoor kun je minder kopen met je geld. ONDERZOEK NAAR DE HUIDIGE SITUATIE. Dit waren allen kenmerken van hoog en laagconjunctuur. Nu ga ik op zoek naar artikelen per onderwerp, aan de hand van deze recente artikelen kan de huidige conjuncturele staat van Nederland bepaald worden. < kranten artikel “tekort aan goed personeel dreigt” (bron 1) > invoegen
Aan de hand van bron 1 kun je opmaken dat er sprake is van een tekort aan personeel. Een tekort aan personeel is kenmerkend voor een hoogconjunctuur. Bron 2: Parijs, 5 mei. Air France-KLM heeft in april 6,2 miljoen passagiers vervoerd, een toename van 7,3 procent vergeleken met dezelfde maand vorig jaar. Het luchtvaartconcern sprak vandaag van een uitstekende prestatie. De bezettingsgraad van de vliegtuigen is 3,9 procentpunt toegenomen tot 83,1 procent. Daarmee heeft het bedrijf een record gevestigd voor april. In alle regio`s zat het aantal passagiers in de lift. Bron : ANP
Aan de hand van bron 2 kunnen we opmerken dat de bezettingsgraad van een bedrijf gegroeid is. Het is natuurlijk maar van een bedrijf, maar toch concluderen we dat ook volgens dit artikel sprake is van een hoogconjunctuur. Bron 3: Amsterdam, 15 mei. De Europese aandelenbeurzen zijn vandaag verder gedaald, door angst onder beleggers voor oplopende inflatie en hogere rente. De AEX-index bereikte `s ochtends met 446,8 het laagste punt in drie maanden, om daarna licht te herstellen. Vrijdag verloor de AEX al 2,5 procent. Ook de beurzen in Parijs, Londen en Frankfurt daalden vrijdag. BRON : ANP
Aan de hand van bron 3 kunnen we vaststellen dat de rente in de lift zit. Echter dit is de eerste rente verhoging sinds lange tijd: We bevinden ons pas in het begin van een nieuwe hoogconjunctuur. Bron 4: PERSBERICHT

VRIJDAG 31 MAART 2006 14:45
Overheidstekort daalt fors in 2005
Herziene versie van Overheidstekort 2005 daalt fors (pb06-040) Het EMU-saldo van de overheid over 2005 is uitgekomen op -0,3 procent van het BBP. Het overheidstekort blijft daarmee ruimschoots onder de Europese norm van 3 procent. Het EMU-tekort is ook fors lager dan in 2004. Toen bedroeg het tekort 1,9 procent. De EMU-schuld van de overheid is in 2005 iets opgelopen naar 52,9 procent van het BBP. Dit blijkt uit voorlopige cijfers van het CBS. Het EMU-saldo van 2004 is bijgesteld in vergelijking met de eerdere raming in juli 2005. Toen kwam het overheidstekort voor 2004 uit op 2,1 procent. Licht overschot Rijk
Het Rijk had vorig jaar 0,2 miljard euro meer inkomsten dan uitgaven. Het is daarmee voor het eerst sinds 2000 dat het Rijk weer een overschot heeft. Door de aantrekkende economie en het bankieren bij de staat namen de belastinginkomsten fors toe, vooral uit de dividend- en de vennootschapsbelasting. Daarnaast was de milieubelasting hoger door verhoging van de tarieven. De loonbelasting en premies daarentegen stegen nauwelijks vergeleken met 2004. Verder ontving het Rijk ruim 1 miljard meer aan aardgasbaten en namen de rentelasten af. Ook de rest van de centrale overheid leverde een positieve bijdrage aan het saldo met 0,2 miljard euro. Het tekort van de lagere overheden bedroeg 1,6 miljard euro. Gemeenten en waterschappen hadden een tekort door het handhaven van een hoog investeringsniveau, provincies boekten een overschot. De sociale fondsen ten slotte kenden na het kleine overschot van 2004 een tekort van 0,3 miljard euro in 2005. Per saldo kwam het totale tekort van de overheid uit op 1,4 miljard euro. Tekort 2004 lager dan eerder geraamd
Het EMU-saldo over 2004 is met bijna 0,8 miljard euro naar boven toe bijgesteld na nieuwe informatie van lokale overheden. Grote gemeenten hadden in 2004 een overschot. Door de bijstelling kwam het overheidstekort in 2004 uit op 1,9 procent van het BBP, 0,2 procentpunt minder dan bij de vorige raming
EMU-schuldquote loopt iets op
De EMU-schuld is in 2005 toegenomen met 8,8 miljard euro. Hierdoor nam de EMU-schuldquote toe van 52,6 procent in 2004 naar 52,9 procent in 2005. De Europese bovengrens ligt op 60 procent. De schuldtoename is vooral gefinancierd door langlopende leningen. Die zijn per saldo toegenomen door uitgifte van staatsobligaties voor een bedrag van 5 miljard euro en opgenomen leningen door vooral de lokale overheid ter waarde van 1,1 miljard euro. De kortlopende schulden namen met 2,5 miljard euro toe. BRON: www.cbs.nl
Volgens bron 4 is het overheidstekort behoorlijk afgenomen. Ook dit is een teken van hoogconjunctuur. Bron 5: Inflatiecijfers in Nederland • 1996: 2 • 1997: 2,2 • 1998: 2,1 • 1999: 2,3 • 2000: 2,8 • 2001: 4,2 • 2002: 3,3 • 2003: 2,1 • 2004: 1,2 • 2005: 1,7 % Bron : CBS. Volgens deze bron stijgt de inflatie weer sinds 2005. Ook dit wijst weer op de begin periode van een nieuwe hoogconjunctuur. De periode 2002-2004 was duidelijk een periode van laagconjunctuur: de inflatie daalde in die periode. Conclusie. Na eerst alle kenmerken opgezocht te hebben van zowel laag- als hoogconjunctuur bleken alle bronnen aan te geven dat we in een periode van hoogconjunctuur zijn aanbeland. Er is weer grotere vraag naar arbeid, de bezettingsgarden gaan omhoog, de rente gaat ook omhoog, de overheidstekorten dalen en de inflatie zit weer in de lift. Alle recente bronnen wijzen erop dat we weer in een hoogconjunctuur zijn aanbeland.

REACTIES

Y.

Y.

In de periode 1 en 2 is er sprake van economische spanning.

Is fout moet zijn: In de periode 1 en 3 is er sprake van economische spanning.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.