Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Belasting

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 5138 woorden
  • 1 december 2001
  • 145 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
145 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Inleiding: Iedereen heeft in het dagelijks leven te maken met belastingen. Er zijn erg veel belastingen. Zo is er op dit moment een hondenbelasting, als je een hond hebt moet je daarvoor betalen. Er is een motorvoertuigen belasting, als je een auto, een motor of een ander gemotoriseerd voertuig hebt moet je daarvoor betalen. Dit geld gebruikt de overheid voor bijvoorbeeld de wegen. Er is ook een vermogensbelasting. Deze belasting moet je betalen als je een groot bedrag bezit. Naast de vermogens belasting is er ook een inkomstenbelasting. Deze belasting moet je betalen over je inkomen. Hoeveel je moet betalen hangt af van je inkomen. Ook de werkgever moet een gedeelte van de inkomstenbelasting betalen. Er zijn ook belastingen zoals de b.t.w., de belasting toegevoegde waarde, die je moet betalen over produkten en diensten die je koopt. Dat zijn de zogenaamde directe belastingen. Er zijn ook indirecte belastingen. Dat zijn belastingen die je niet betaald op het moment dat je van een bepaald produkt of dienst gebruik maakt maar als je altijd deze belasting moet betalen. Een voorbeeld van een indirecte belasting is de inkomstenbelasting. Naast de gewone belastingen zijn ook accijnzen. Ook accijnzen zijn een soort belasting. Er worden accijnzen geheven op bijvoorbeeld sigaretten en benzine. Door de accijnzen betaalt alleen de gebruiker extra, ook een vorm van directe belasting dus. Maar daar komt later nog meer over. Het werkstuk heeft een hele verrassende indeling, te beginnen met de geschiedenis. 1.De geschiedenis van de belastingen. Zolang er mensen zijn die met elkaar in een gemeenschap leven zijn er belastingen. Dit was nodig om het stamhoofd, de koning of de keizer in staat te stellen zijn hofhouding te hebben en later om legers op de been te krijgen om het volk bescherming te bieden. Voor deze bescherming moest het volk bezittingen of rijkdommen afstaan. Mensen zonder geld voldeden de meeste belastingen in natura. Zo stonden boeren een (groot) deel van de oogst af. Omdat deze belastingen verplicht waren kwamen er personen die belastingen moesten innen zoals de tollenaar, de belastingpachter en de deurwaarder. Al in de tijd van het oude Egypte kende men belastingen. Er zijn beeldjes van belasting-ambtenaren gevonden in enkele koningsgraven. Vroeger waren er vooral veel tolheffingen. Zo was er een kartol, een watertol en een oevertol. Na de vorige eeuw zijn echter de meeste tollen verdwenen. Nu bestaan alleen de tolbruggen, toltunnels of tolwegen. Men betaalt dan voor het gebruik van een tunnel, een brug en een weg. Vroeger was veel meer belast dan tegenwoordig. In de zeventiende eeuw waren vooral de eerste levens behoeften zoals graan, zout, boter, vlees, vis, wol, schoeisel, hout en dergelijke zwaar belast. Ook het bier was belast, drinkwater was in deze tijd schaars. De bevolking kon niet zonder deze eerste levensbehoeften waardoor de machthebbers van een inkomsten verzekerd waren. Er waren zelfs tijden dat ook op wind belasting werd geheven. Zo moesten molenaars in de zeventiende eeuw voor de wind betalen. Zolang er belastingen worden geheven wordt er door de mensen die aan de belastingen moeten voldoen gezeurd. Niemand vindt het leuk om te betalen, vooral als je er niet direct iets voor terug ziet. Vroeger was het klagen over de belastingen meestal terecht: de gewone burger kreeg het steeds moeilijker, terwijl de rijken veel vrijstellingen en voordelen kregen. Vroeger leidde dit vaak tot volksoproeren. Er zijn er in ieder geval tachtig geweest. Tegenwoordig zeurt men nog steeds over de belastingen, maar het is veel minder terecht. De overheid geeft er een heleboel voor terug zoals politie, wegen, onderwijs en de zorg voor bejaarden. Tegenwoordig is de belasting stabiel. Er worden geen plotselinge grote belastingverhogingen meer doorgevoerd. Vroeger was dat nog wel eens het geval. Als de heerser geldtekort had verhoogde hij de belastingen. Tegenwoordig is dat niet meer het geval. Accijnzen worden nog wel eens verhoogd. Zo zijn er accijnzen op drank, brandstof en sigaretten. Hiermee probeert de overheid er voor te zorgen dat het volk deze produkten minder verbruikt omdat ze schadelijk zijn voor de gezondheid of het milieu. Je zou je kunnen afvragen of deze houding van de overheid een goede is. Zolang er belastingen geheven worden zullen ze ook ontdoken worden. Er zijn dan mensen nodig die de belasting controleren. In Nederland doet de fiscus dat. De fiscus heeft belastingsambtenaren in dienst die alle belastingbiljetten verwerken of controleren. Vroeger was de taak van de fiscus vooral het controleren of er geen belastbare goederen vervoerd werden, smokkel dus. Naarmate de samenleving gecompliceerder werd kwam er steeds meer denk en papier werk aan de belastingsinning te pas. Door hiervan een verkeerd gebruik te maken, te frauderen dus, onststond er het zwartegeld circuit. Zie verder vraag 7.
2.1: Wie is de minister van Financiën en wat zijn zijn voornaamste taken: Dat is G. (Gerrit) Zalm. Hij werd geboren op 6 mei 1952 te Enkhuizen. Hij volgde daar de hbs-A-opleiding en voltooide in 1975 cum laude zijn studie algemene economie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. In 1975 trad G. Zalm in dienst bij het Ministerie van Financiën. Hij was daar achtereenvolgens medewerker bij het bureau Economische aangelegenheden van de afdeling Begrotingsvoorbereiding, vanaf 1977 hoofd van dat bureau en vanaf 1978 hoofd van de afdeling. Eind 1980 vervulde hij de functie van hoofd van het Centraal Secretariaat Heroverweging en in 1981 volgde de benoeming tot plaatsvervangend directeur Begrotingszaken, tevens hoofd van de afdeling Begrotingsvoorbereiding. In 1983 heeft G. Zalm de functie van plaatsvervangend directeur Algemene Economische Politiek op het Ministerie van Economische Zaken aanvaard. Na anderhalf jaar volgde de benoeming tot directeur. Als directeur was hij onder andere lid van het Comité Economische Politiek van de EG. Vanaf 1988 was hij werkzaam bij het Centraal Planbureau. Eerst als onderdirecteur en sinds 1989 als directeur. Als directeur CPB was hij tevens lid van de Raad voor Economische Aangelegenheden (REA), kroonlid Sociaal-Economische Raad (SER), lid presidium Centraal Economische Commissie (CEC), lid van de Centrale Commissie voor de Statistiek (CCS), lid Studiegroep Begrotingsruimte en adviserend lid Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR). Sinds 1990 was hij tevens bijzonder hoogleraar economische politiek aan de Vrije Universiteit te Amsterdam en trad hij toe tot het bestuur van het Westfries Gasthuis te Hoorn. Hij vervulde deze functies tot zijn benoeming tot minister van Financiën in het eerste kabinet-Kok. Op 3 augustus 1998 is hij wederom minister van Financiën geworden in het tweede kabinet-Kok. Minister Zalm is gehuwd, heeft 5 kinderen (2 dochters en 3 zonen) en is woonachtig te Den Haag. Hij is lid van de VVD. Taak en organisatie van het ministerie van Financiën: Ieder ministerie heeft geld nodig voor de uitvoering van zijn taken. De Belastingdienst - die deel uitmaakt van het ministerie van Financiën - int de belastingen en zorgt ervoor dat het in de staatskas belandt. Financiën zorgt er niet alleen voor dat er voldoende geld binnenkomt, het houdt tevens de vinger aan de pols van de overheidsuitgaven. Het kernministerie aan het Korte Voorhout 7 in Den Haag biedt onderdak aan een groot aantal beleidsmakers, die zich bezighouden met een breed scala van onderwerpen. Dat loopt uiteen van fiscale en niet-fiscale wetgeving, het opstellen van de Miljoenennota tot de introductie van de gemeenschappelijke Europese munt in 2002. Financiën kent behalve de Belastingdienst nog een landelijke, uitvoerende dienst: de dienst Domeinen. Domeinen beheert het staatseigendom. 2.2 Inkomsten van de collectieve sector: De inkomsten van de collectieve sector worden gevormd door directe en indirecte belastingen. De overheid stelt over het algemeen geen prijzen vast voor de diensten die ze levert, dat zou ook wel een beetje raar zijn, als je opeens een rekening zou krijgen voor het aanschaffen van nieuwe tanks bijvoorbeeld door de minister van Defensie, toch? Het individueel toerekenen van prijzen voor overheidsdiensten is ongebruikelijk en ook vaak onmogelijk. Het vragen van prijzen door de overheid is eerder uitzondering dan regel. Zo'n uitzondering is bijvoorbeeld de prijs die je betaalt voor een paspoort. Voor sommige goederen vraagt de overheid een bedrag dat je geen prijs kunt noemen; de onderwijs bijdrage bijvoorbeeld, is zo laag dat de kosten voor de overheid lang niet worden gedekt. Verreweg de belangrijkste bron van inkomsten voor de collectieve sector zijn de belastingen en sociale premies. Ik ga verder in op de belastingen, want daar gaat het immers over. Belastingen zijn gedwongen betalingen aan de overheid, zonder dat daar een directe prestatie tegenover staat. Ze zijn bedoeld voor de financiering van collectieve voorzieningen. De inkomsten die de overheid ontvangt, gebruikt deze voor het grootste deel voor collectieve voorzieningen. Dingen zoals onderwijs, landsbestuur en een schoon milieu. De uitgaven zijn niet altijd in het geheel (collectief) voor de rekening van de overheid. Soms ook gedeeltelijk voor de consument (bijvoorbeeld de onderwijs bijdrage) dat heet dan een quasi-collectief goed. Andere uitgaven van de overheid zijn die voor de sociale zekerheid (uitkeringen). De sociale uitkeringen bestaan uit voorzieningen en verzekeringen. De voorzieningen worden betaald uit de algemene middelen (de belastingpot); de verzekeringen worden betaald uit premies. De voorzieningen zijn bedoeld voor mensen die niet op een andere manier kunnen voorzien in hun levensonderhoud en vormen het vangnet van de sociale zekerheid. Er zijn veel verschillende soorten uitkeringen. Bijvoorbeeld de ABW (Algemene Bijstandswet) die mininumuitkeringen verstrekt aan langdurig werklozen. Dan heb je ook nog de AOW (Algemene Ouderdomswet) voor de mensen die ouder zijn dan 65 jaar en niet meer in staat zijn zelf een inkomen te verdienen. Verder nog de ZW (Zieke Wet), de ZFW (ZiekenFonds Wet), de AWBZ (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten), de WW (Werkeloosheids Wet), de WAO (Wet op de Arbeidsongeschiktheid), de AKW (Algemene Kinderbijslag Wet) enzovoort. 3.1, 2, 3: Directe en indirecte belastingen: De overheid legt belastingen op aan personen en ze heft belastingen over (ver)kooptransacties. De belastingen opgelegd aan personen noemen we directe belastingen; het zijn heffingen op het inkomen of op het vermogen van personen. Bij de directe belastingen is degene die de belasting afdraagt tevens degene op wie de belasting drukt. Bij de indirecte belastingen is dat niet het geval; degene die deze belasting afdraagt kan hem doorberekenenaan iemand anders. De belasting toegevoegde waarde (btw) is een bekende indirecte belasting: de verkoper van een product berekent de btw door in de verkoopprijs. Vervolgens draagt hij de btw die hij ontvangt af aan de belastingdienst. Als gevolg van de btw-heffing stijgen de prijzen van producten. De uiteindelijke per van een product is daarom de drager van deze indirecte belasting. Voorbeelden van directe belastingen: Succesierechten: Als iemand overlijdt staat ook de fiscus klaar. Niet om te condoleren maar om eventueel succesierechten te innen over de nalatenschap. Het tarief is progressief. Bij een erfenis van naaste verwanten zijn de succesierechten minder hoog dan bij erfenissen van verre-verwanten of niet-verwanten. Voor kinderen en echtgenoten geldt een oplopend tarief van minimaal 5% en maximaal 27%. Voor kinderen is het bedrag van F 15866,- vrijgesteld van succesierechten. Voor de echtgenoot is die vrijstelling F 555317,-. Kansspelbelasting: Als je een prijs wint bij een loterij of een ander kansspel wil de fiscus meedelen in de vreugde. Prijzen tot F 1000,- zijn vrijgesteld maar daarboven betaal je 25% kanspelbelasting. De vennootschapsbelasting: Het Nederlandse rechtssysteem kent verschillende ondernemingsvormen. Een daarvan is de eenmanszaak; daarbij moet de leiding en de eigendom verenigd zijn in dezelfde persoon. De winst van eenmanszaak wordt daarom gezien als inkomen voor de eigenaar. Grote ondernemingen zijn meestal geen eenmanszaken. Het zijn vaak Naamloze Vennootschappen en soms Besloten Vennootschappen. Een kenmerk van de vennootschappen is dat ze juridisch worden gezien als rechtspersoon. een rechtspersoon heeft net als een natuurlijk persoon (mensen van vlees en bloed) een aantal rechten en plichten. Een van die plichten is het betalen van vennootschapsbelasting over de winst. Dem winst van een vennootschap wordt gezien als het inkomen van de rechtspersoon. De vennootschapsbelasting kent twee tarieven: tot en met een winst van F 50000,- is het tarief 30% en daarboven 35%. Voorbeelden van indirecte belastingen: Belasting toegevoegde waarde: Bedrijven dienen bij hun verkopen BTW in rekening te brengen aan de klant. Deze BTW verminderd met de BTW die dat bedrijf bij haar inkopen heeft moeten betalen moet aan de fiscus worden afgedragen. In Nederland bestaan drie tarieven. - Het gangbare tarief van 19% geldt (vanaf 2001) voor niet alledaagse goederen. - Het verlaagde tarief van 6% geldt voor noodzakelijke levensbehoeften zoals bijvoorbeeld brood en melk. - Het nultatrief (0%) geldt bijvoorbeeld voor medische diensten, onderwijs en huur. Accijnzen: Dit zijn bijzonder verbruiksbelastingen die worden geheven op bepaalde comsumptiegoederen zoals alcohol, suiker tabak en benzine. Accijnsheffing is een middel van de overheid om de aanschaf van bepaalde producten te ontmoedigen. Om je een indruk te geven: op een liter jenever van F 22,50 rust ongeveer F 13,- accijns. Verder zijn er: invoerrechten, belastingen op personenauto's en motorrijwielen, motorrijtuigenbelasting, belastingen op zware motorrijtuigen, belastingen van rechtsverkeer en verbruiksbelasting op een milieugrondslag. De figuur laat zien dat het aandeel van de indirecte belastingen in het totaal van belastingopbrengsten de ‘laatste’ jaren is toegenomen, terwijl dat van de directe belastingen terugliep. De indirecte belastingen worden automatisch betaalt als je iets koopt, de directe door aanslag of aangifte. Wie welke belasting moet betalen staat al bij de voorbeelden vermeld, net zoals de percentages.
4. Het nieuwe belastingsstelsel: De nieuwe Wet Inkomstenbelasting 2001 die op 1 januari 2001 is ingegaan, is een van de meest ingrijpende herzieningen van het Nederlandse belastingstelsel ooit. De Belastingherziening 2001 is gebaseerd op het regeerakkoord en sluit aan bij de nota ‘Belastingen' in de 21e eeuw; een verkenning’. De nieuwe wet is gericht op het creëren van een robuust belastingstelsel met een bredere grondslag en lagere tarieven. Een belastingstelsel dat adequaat inspeelt op
toekomstige ontwikkelingen. Doelstellingen van het nieuwe stelsel zijn:  Bevorderen van de werkgelegenheid en de versterking van de
economische structuur en de concurrentiekracht van Nederland.  Verlaging van de lastendruk op arbeid.  Bevorderen van een duurzame economische ontwikkeling (‘vergroening’).  Een evenwichtige en rechtvaardige belastingdruk.  Verbreding en versterking van de belastinggrondslag, door
verminderen en wijzigen van aftrekposten.  Bevordering van emancipatie en economische zelfstandigheid.  Vereenvoudiging van het belastingstelsel. In 1999 zag het tarief er als volgt uit: Eerste schijf Tot f 15.000 35,75% *) Tweede schijf Van f 15.000 tot f 48.175 37,05% Derde schijf Van f 48.175 tot f 105.954 50% Vierde schijf Boven f 105.954 60% *) voor 65-plus zijn de afwijkende percentages: 17,85% (eerste schijf) en 19,15% (tweede schijf) nu niet meer… SCHEMATISCHE WEERGAVE VAN HET NIEUWE BELASTINGSTELSEL. DRIE BOXEN. Vanaf 2001 zijn er voor de inkomstenbelasting drie soorten belastbaar inkomen. Deze inkomen zijn onderverdeeld in drie boxen. Box 1: inkomen uit werk en woning. Box 2: inkomen uit aanmerkelijk belang. Box 3: inkomen uit sparen en beleggen. BOX 1. Inkomsten uit werk en woning-aftrekposten=Belastbaar inkomen uit werk en woning. Belastbaar inkomen uit werk en woning x 32.55% tot 52%=belastingen en premies. Anders gezegd: de inkomsten uit werk en woning vermindert met de aftrekposten is uw belastbaar inkomen. Uw belastbare inkomen vermenigvuldigt u met een percentage variërend van 32.55% tot 52%. Dan heeft u de belasting die u moet betalen over box 1. NB. Het percentage hangt af van de hoogte van het inkomen. Het percentage varieert dus van 32.55% tot 52%. Verderop in deze brochure kunt u hier meer over lezen. BOX 2. Inkomen uit aanmerkelijk belang-aftrekposten=belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang. Belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang x 25%=belasting. Anders gezegd: inkomen uit aanmerkelijk belang vermindert met de aftrekposten is gelijk aan uw belastbaar inkomen. Uw belastbaar inkomen vermenigvuldigt met 25% is gelijk aan de belasting die u moet betalen over box 2. BOX 3. Belastbaar inkomen uit tweede woningen, sparen en beleggen x 30%=belasting. Anders gezegd: het belastbare inkomen uit tweede woningen, sparen en beleggen vermenigvuldigt met 30% is gelijk aan de belasting die u moet betalen over box 3. Het belastbaar inkomen oftewel het vaste rendement berekent u door 4% van het totale vermogen te nemen. U betaalt pas belasting als uw totale vermogen groter is dan
F37.463,-. Ook kunt u de belasting berekenen door van het totale vermogen 1,2% te nemen. Dit is misschien makkelijker, want dan hoeft u niet eerst uw belastbare inkomen te berekenen. NB. Schulden zijn aftrekbaar mits zij meer bedragen dan F5.509,- TOTALE BELASTINGEN. De uitkomsten uit de berekeningen van box 1, box 2 en box 3 telt u op, daar trekt u de heffingskortingen vanaf en dan heeft u de totaal verschuldigde belasting. DE HOOFDPUNTEN VAN DE VERANDERING. Kern van de belastingherziening is het verminderen van lasten op arbeid om nieuwe banen te scheppen. Om een duurzaam milieu te bevorderen gaan BTW (van 17,5 naar 19) en ecotaxen omhoog. Het mes gaat in de aftrekposten en de tarieven in de inkomstenbelasting gaan omlaag. SCHIJVEN-STELSEL. Er wordt afgestapt van het 3-schijven tarief en men gaat werken met een 4 schijventarief, dat er als volgt uitziet: Voor inkomens tot 31.652 gulden gaat een tarief gelden van 32,55 procent, tot 53.881 van 36,85 procent, tot 101.659 van 42 procent, en boven 101.659 van 52 procent. HEFFINGSKORTING. De belastingvrije som, het deel van het inkomen waarover geen belasting hoeft te worden betaald, maakt plaats voor een heffingskorting. Iedereen tot 65 jaar krijgt recht op een algemene heffingskorting van maximaal F3.321. Ouderen vanaf 65 jaar krijgen een maximale heffingskorting van F1.495,-. De hoogte van de heffingskorting is afhankelijk van de hoogte van uw inkomen. Ook uw partner die geen inkomen heeft, heeft recht op heffingskorting. Daarnaast komen er aanvullende kortingen. Het kan dus zijn dat u gebruik kunt maken van verschillende kortingen. De heffingskorting kan overigens nooit meer zijn dan het bedrag dat verschuldigd is aan belasting. VERSCHUIVING VAN DIRECTE NAAR INDIRECTE BELASTINGEN. Er vindt een belasting verschuiving plaats. Zoals ik al eerder vertelde gaan bijvoorbeeld inkomens belasting omlaag en word er een algemene heffingskorting voor iedereen ingesteld. Maar de indirecte belastingen gaan omhoog. Een voorbeeld hier van is het BTW tarief die gaat van 17,5% naar 19%. Uiteraard blijft het lage tarief van 6% voor middelen die eerste levensbehoefte zijn gewoon gehandhaafd Daarbij komt ook nog eens dat de kapper van het 17,5% tarief daalt na het gereduceerde 6% tarief. Aangezien de hogere inkomens meer goederen kopen die in het 19% tarief zitten ( de zogenaamde luxe artikelen) hebben zij gemiddeld gezien meer nadeel bij deze verhoging. Ze dragen dus gemiddeld gezien op dit punt meer geld af aan de overheid. Ook hier is het draagkrachtbeginsel weer duidelijk van toepassing. De overheid kan het geld immers weer gebruiken om BV ouderen korting uit te keren. 5. Waar houd de overheid rekening mee? Bij het heffen van belastingen houd de overheid rekening met verschillende factoren. Als eerste natuurlijk je inkomen, de hoogte van je inkomen bepaald de hoeveelheid belasting die je moet betalen. Maar dan heb je ook nog heffingskortingen. Deze hangen af van je persoonlijk omstandigheden. Of je bijvoorbeeld alleenverdiener bent of een alleenstaande ouder. Waar ook nog opgelet wordt is of je een particulier bent of een ondernemer, maar dit valt eigenlijk ook weer onder je inkomen. (het moest bij 2 manieren blijven).
5.1 Aangiftebiljetten (particulieren) : P- en E-biljet
Als je in 2000 inkomen hebt ontvangen, dan kun je gebruikmaken van het P- of E-biljet voor het doen van aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Het E-biljet is een verkorte versie van het P-biljet. Inkomsten, aftrekposten en bijzondere situaties die minder vaak voorkomen, zijn niet in het E-biljet maar wel in het P-biljet opgenomen. Je kunt met het P-biljet ook aangifte doen voor de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz). Deze wet geldt ook voor freelancers, directeuren-grootaandeelhouders en allerlei andere particulieren die niet verplicht voor de WAO zijn verzekerd. C-, D- en Ct-biljet
Als je in 2000 het hele jaar in het buitenland hebt doorgebracht maar inkomsten hebt ontvangen uit Nederland, dan ben je 'buitenlands belastingplichtige'. Je kan dan gebruikmaken van het C-biljet voor het doen van aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen. Je kan met het C-biljet ook aangifte doen voor de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz). Deze wet geldt ook voor freelancers, directeuren-grootaandeelhouders en allerlei andere particulieren die niet verplicht voor de WAO zijn verzekerd. Heb je in 2000 alleen inkomsten uit onroerende zaken in Nederland en woonde je niet in Nederland, België, Suriname, Aruba of de Nederlandse Antillen, dan kan je het D-biljet invullen. Verbleef je in 2000 in het buitenland en verwacht je voor 2000 een teruggaaf van Nederlandse inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die meer is dan f 26,- dan kan een Ct-biljet indienen. F-biljet
Als je in 2000 aangifte moet doen voor een overleden persoon, dan kunt u gebruikmaken van het F-biljet. M-biljet
Als je in 2000 bent geëmigreerd of geïmmigreerd, dan ben je een deel van het jaar buitenlands belastingplichtige en een deel van het jaar binnenlands belastingplichtige. In dat geval moet u aangifte doen met het M-biljet. Je kan met het M-biljet ook aangifte doen voor de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (Waz). Deze wet geldt ook voor freelancers, directeuren-grootaandeelhouders en allerlei andere particulieren die niet verplicht voor de WAO zijn verzekerd. T- en Tj-biljet
Als je voor 2000 een teruggaaf van inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen verwacht die meer bedraagt dan f 26,- dan kan je een T-biljet indienen. Je kan hier het papieren T-biljeten Tj, biljet bestellen. Bent u nog geen 28 jaar, dan kunt u in bepaalde gevallen gebruikmaken van het T-biljet voor jongeren: het Tj-biljet. 6. Krantenartikelen: ‘Te hard WAO-voorstel’ en ‘Kamer wil boete handhaven’. 1. Waarom wil Donner de WAO aanpassen? Omdat als er niks gebeurt, het aantal arbeidsongeschikten over 2 jaar het miljoen zal bereiken, voorspelt zowel commissie voorzitter Donner als staatsecretaris Hoogervorst. 2. Geef de definitie van het begrip WAO. Wet op de Arbeidsongeschiktheid. Dit is een werknemers verzekering. Deze verleent de werknemerdie door ziekte of gebrek geheel of gedeeltelijk niet in staat is om te werken, een recht op een uitkering, zodra hij onafgebroken 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. 3. Waarom is het voorstel verworpen? Een Kamermeerderheid vindt het voorstel te hard. Om voorbeelden te noemen: De SP noemt de aanpak ‘asociaal’; ‘’Als we de gedeeltelijk arbeidsongeschikten uit de WAO houden, maken we ze daarmee nog niet arbeidsgeschikt.’’ Het CDA vindt het niet redelijk om van arbeidsongeschikten te verwachten dat ze kunnen concurreren met gezonde mensen. Eigen mening: Ik ben het met de kamermeerderheid eens, ze hebben goede argumenten voor hun opvatting, waarmee ze het voortsel van Donneronderuit halen. ‘Dela vlucht voor Fiscus’. 1.Waarom verplaatst Dela haar financiele activiteiten naar het buitenland? Om te vluchten voor de Fiscus, hierdoor hoopt ze veilig te zijn en die circa 2,5 miljard niet meer te hoeven betalen. 2.Wat zijn navorderingen? Bedragen die je eeder te weinig hebt betaalt aan belasting en dat blijkt pas later, dit wordt dus alsnog ‘na’gevorderd. 3. Waarin ligt het conflict in deze tekst? De Fiscus vindt dat Dela een deel van de kasreserves bij de winst moet tellen en daarover belasting moet betalen, Dela is het hier niet mee eens. Dela is nu uiteindelijk naar het buitenland gevlucht na de tot nu toe vruchteloos aangevochten claims van de belastingdienst. Eigen mening: Ik vind het slim van Dela om naar het buitenland te vluchten, vanuit hun standpunt had ik dat waarschijnlijk ook gedaan. Maar dit is niet eerlijk, iedereen hoort gewoon zijn of haar belasting te betalen, zie opdracht 7. ‘Verzekeraars kijken terug op een slecht 2000’ 1. Wat is een premie in dit tekstverband en voor wie geldt het? Een premie is bij een verzekering de geldsom die, hetzij periodiek, hetzij ineens, door de verzekeringnemer aan de verzekeraar moet worden betaald. Bij het vormen van vrijwillige verzekering is de premie een van tevoren vastgesteld bedrag, in de regel een bepaald percentage van de verzekerde som. In de sociale-verzekeringswetgeving is de premie gerelateerd aan het inkomen van de verzekerde. 2. Leg uit dat de verzekeraars vorig jaar grote verliezen hebben geleden door brandschades. De vuurwerk ramp in Enschede leverde claims op van ruim een half miljard gulden, ook voornamelijk bedrijfsschade. Hier werd dertig procent minder aan premies binnengehaalddan aan schadevergoeding moest worden uitgekeerd. 3. Waarom waren de verzekeringen niet zo blij met het nieuwe belastingplan? Door het nieuwe belastingplan moesten ze een mega-operatie uitvoeren bij de aanpassing van hun bestand en in de voorlichting naar de klant. Elke klant moesten ze individueel inlichten over zijn mogelijkheden in de nieuwe belastingregels nog een polis af te sluiten of bestaande polissen aan te passen. De verzekeraars voorzien wat dit betreft nog grote moeilijkheden in het najaar, wanneer de klanten die hun pensioengat nog niet kennen de verzekeraars zullen benaderen om informatie. Dat wordt dan een geweldig probleem want 77 procent van de nederlanders heeft een pensioengat. Er is ook al geld gereserveerd voor een nieuwe voorlichtingscampagne in het najaar. Eigen mening: Hier valt niet zoveel over te zeggen, het is heel lullig voor die verzekeraars dat ze inkomsten mislopen en zelfs verliezen lijden door het nieuwe belastingstelsel. Ze hebben daar niet om gevraagd, ik vind eigenlijk dat de overheid wel iets zou moeten doen om deze verliezen te compenseren. Maar dat is eigenlijk ook wel weer moeilijk, want dan zijn er natuurlijk ook weer andere bedrijven die claimen dat ze geld willen, omdat zij ook van die verliezen hebben geleden… En zo’n bedrijf is natuurlijk op eigen risico. Maar toch vind ik het niet helemaal eerlijk.
Begrippenlijstje: WW - werkloosheidsverzekering. De wet biedt het recht op een uitkering aan personen die in de laatste 39 weken voor hun werkloosheid in ten minste 26 weken gewerkt hebben. Minimum uitkering - De hoogte van de uitkering is voor gehuwden 100% van het netto minimumloon. (Voor het begrip gehuwd zie de ABW). Voor alleenstaande ouders is het 90% van dit bedrag, voor alleenstaanden 70%. De uitkering houdt geen rekening met het inkomen van de partner, wel met het vermogen van de aanvrager. De uitkering lijkt op veel punten op een bijstandsuitkering, maar het feit dat het inkomen van de partner geen rol speelt is een belangrijk verschil. Claim – in het effectenwezen het recht van voorkeur bij een uitgifte van nieuwe aandelen en soms ook van converteerbare obligaties. Polis - het geschrift dat de inhoud van een verzekeringsovereenkomst vermeldt, door de verzekeraar is ondertekend en dat dient tot bewijs van die overeenkomst. Fiscus - de staatskas (schatkist), de staat als belastingheffer of het ambtelijk apparaat dat de belasting int. Aanslag - de formele vaststelling door de bevoegde ambtenaar van het aan belasting 7. Belastingfraude: Belastingbetalers kunnen op verschillende manieren reageren op heffingen van de overheid. We onderscheiden: belastingontwijking afwenteling van belasting belastingontduiking. Bij belastingontwijking gaat het om gedrag waarbij de burger op een legale manier streeft naar een vermindering van zijn belastingdruk. Dit kan bijvoorbeeld door het aanpassen van het consumptiepatroon: in reactie op een hogere accijns op tabak, besluit men te stoppen met roken. Een ander voorbeeld: een werknemer besluit geen overwerk meer te doen, omdat hij dan vooral 'voor de fiscus' werkt. Ook het gebruik maken van belastingbesparende constructies, waarbij mazen in de belastingwetgeving worden gezocht om de belastingdruk te verminderen valt onder belastingontwijking. Net als belastingvlucht, waarbij een onderneming bijvoorbeeld zijn winststroom verlegt naar eenbelastingparadijs, waar de overheidstarieven veel vriendelijker zijn. Bij afwenteling van belasting gaat het eveneens om wettelijk toegestaan gedrag. De belastingplichtige kan ook proberen zijn heffing door te schuiven naar een ander. Zo kunnen de vakbonden de druk van hogere sociale premies afwentelen op de werkgevers door het stellen van looneisen. De betrokken ondernemers zullen proberen deze lasten in de vorm van hogere prijzen weer af te wentelen op de consumenten. Zoals de term al suggereert, gaat het bij belastingontduiking om illegaal gedrag. Ondernemers verzwijgen een deel van hun omzet voor de fiscus om de hierover verschuldigde omzetbelasting (BTW) te ontlopen. Werknemers klussen bij in de avonduren en geven deze verdiensten niet op aan de fiscus. Hierbij is dus sprake van fraude. Op deze manier ontstaat een zwart verdiend inkomen waarover geen belasting wordt betaald. Voor het individu is dit natuurlijk zeer gunstig; ze hebben meer geld te besteden. Voor de overheid betekent dit juist het tegenovergestelde. Ze ontvangen minder inkomsten uit belastingen. Om dit tegen te gaan zijn er een aantal instellingen die zich bezig houden met het opsporen en bestraffen van belasting fraudeurs, de bekendste is de FIOD (Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst) en vanaf volgend jaar ook de SIOD (Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst). De SIOD gaat zich bezighouden met complexe fraudezaken die soms ook grensoverschrijdend zijn. Het gaat dan niet om de kleine fraudeur maar om zaken waarbij het fraudebedrag hoog is, meer dan een ton in werkgeverszaken en 25.000 gulden in uitkeringszaken. Of om ingewikkelde zaken die veel werk en tijd kosten. Ondanks die instellingen bestaat er nog steeds een zwart geldcircuit. Volgens sommige schattingen wordt zo’n tien procent van het nationale inkomen niet geregistreerd. Belastingen zijn gedwongen betalingen aan de overheid, zonder dat daar een directe prestatie tegenover staat. Ze zijn bedoeld voor de financiering van collectieve voorzieningen. De inkomsten die de overheid ontvangt, gebruikt deze voor het grootste deel voor collectieve voorzieningen. Dingen zoals onderwijs, landsbestuur en een schoon milieu. Andere uitgaven van de overheid zijn die voor de sociale zekerheid (uitkeringen). De sociale uitkeringen bestaan uit voorzieningen en verzekeringen. De voorzieningen worden betaald uit de algemene middelen (de belastingpot); de verzekeringen worden betaald uit premies. De voorzieningen zijn bedoeld voor mensen die niet op een andere manier kunnen voorzien in hun levensonderhoud en vormen het vangnet van de sociale zekerheid. (zie vraag 2.2). Als de overheid dus te weinig inkomsten binnenkrijgt, is er te weinig geld voor de collectieve voorzieningen en de sociale premies. Dit is slecht voor de welvaart in Nederland, zo ontstaat meer armoede en verslechtering van de leefomgeving. Dit mag natuurlijk niet gebeuren, maar hoe komt de overheid dan aan genoeg geld? Hogere belastingtarieven dus,de meest logische oplossing. Door de belastingfraude van een (klein) deel van de bevolking, moet de rest van heel Nederland er maar voor opdraaien. Dat is natuurlijk grote onzin. Het is gelukkig nog niet zo erg in Nederland dat dit ook werkelijk gebeurt, mede dankzij die instellingen waaronder de FIOD. Dus doe nooit aan belasting fraude, het geld is hard nodig voor onder andere de collectieve voorzieningen waar ieder mens gebruik van maakt. Sommige zullen het argument gebruiken: ‘ En al die allochtonen en vrijwillig werklozen dan? Die profiteren maar mooi van onze belasting centen!’. Dit probeert de overheid natuurlijk zo veel mogelijk te voorkomen. Er zullen best zulke mensen zijn, maar dat is niet het hoofddoel van de belasting. Ik vind het maar een zielig argument om je eigen gierigheid goed te praten. En als iedereen belasting zou gaan ontduiking, wordt iedereen er op een gegeven moment alleen nog maar slechter van i.p.v. beter. Eigen mening over dit werkstuk: Dit werkstuk was zeer saai, vermoeiend, uitputtend, veel, irriterend en leerzaam. Ik ben in ieder geval eerlijk. Ik ben nog nooit zo lang, zoveel en zo vaak met een werkstuk bezig geweest. Ik von dhet wel goed dat u tussendoor een controle hield ook al hield dat niet zoveel in, ik was nu tenminste er al mee bezig geweest en had al een schatting gemaakt van de tijd die ik er voor nodig zou hebben. Dat was wel iets meer dan ik dacht maar ik heb gelukkig niet in tijdnood gezeten nu, ik heb hem zelfs al een dag te vroeg helemaal af! Vraag 6 over die kranten artikeltjes vond ik eerlijk gezegd wel iets teveel van het goede, ten eerste: weet ik veel hoe examen vragen eruit zien, ten tweede: dat begrippenlijstje is veels te veel werk, ten derde zo’n vraag is demotiverend, gelukkig was het de laatste vraag die ik maakte. Voor de rest was het wel aardig. Bronnen: Internet (o.a. belasting.pagina.nl) Encarta Encyclopedie 2000
Krant: De Gelderlander en het Algemeen Dagblad
Economie module Welvaart VWO4.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.