Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Invloed van stereotypen op het gedrag

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Praktische opdracht door een scholier
  • 5e klas vwo | 4741 woorden
  • 31 mei 2009
  • 17 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
17 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Invloed van stereotypen op het gedrag
PO biologie vwo 5

Inhoudsopgave
H1. Voorwoord

H2. Werkhypothese:
- §2.1: Onderzoeksvraag en hypothese
- §2.2: Deelvragen en antwoorden

H3. Opstelling van het onderzoek:
-§3.1: Neutrale & beïnvloede toestand meten 
-§3.2: Benodigdheden

H4. Resultaten van het onderzoek Stereotypen & Gedrag
-§4.1: Resultaten verwerkt in tabel
-§4.2: Gemiddelde snelheid over alle metingen (+diagram)
-§4.3: Gemiddelde looptijd over alle metingen (+diagram)


H5. Conclusie
- §5.1: Discussie
- §5.2: Conclusie

H6. Reflectie
§6.1 Foutendiscussie
§6.2 “Wat had beter gekund?”

H7. Het logboek

H8. Nawoord

H9. Bijlagen
- §9.1: De PowerPoint presentatie
- §9.2: Extra informatie over het gedrag
- §9.3: Meningen van de proefpersonen
- §9.4: Het echte onderzoek:
“Behavioral effects of activating the elderly stereotype”

H10. Bronvermelding

Uitleg achtergrond op de voorpagina: De beroemde psycholoog Sigmund Freud bedacht het bewuste en onderbewuste en deed daar onderzoek naar. Deze gaf hij weer m.b.v. een ijsberg. De top van de ijsberg, die boven het water uitkomt, moet het bewuste voorstellen en de gigantische onderkant van de ijsberg moet de onderbewuste voorstellen; helemaal onzichtbaar en verscholen onder water (= de grens tussen het onderbewuste en het bewuste).

Voorwoord
Een tijdje geleden hebben we in de klas bij biologie de opdracht gekregen een praktische opdracht te maken. Ik had dan al meteen een idee, een idee waar ik al veel langer mee rond liep. Ik wou onderzoek doen naar bepaalde kwallen. Ik ben ermee gelijk aan de slag gegaan, maar helaas bleken deze kwallen hier niet voor te komen, maar wel in en om landen als Australië en de Filippijnen etc. En zo moest ik mijn onderzoek hiernaar stopzetten en opnieuw beginnen aan een nieuw onderzoek. Toen had ik een ander onderwerp gevonden die mijn aandacht had getrokken, namelijk het onderzoek naar de herkenning van eigen bewegingen. Maar deze bleek niet zo leuk te zijn als ik dacht en veranderde overigens weer van gedachten. Tenslotte was ik naar een oriëntatiedag geweest van de Universiteit van Leiden en daar bezocht ik een presentatie over Psychologie. En hoe kon ik ooit weten dat dat bezoek de oplossing zou bieden voor al mijn problemen? Ik werd daar over allemaal interessante onderzoeken verteld en daarbij zat ook het onderzoek die ik nu ook heb gedaan. Daarvoor heb ik ook altijd zitten nadenken of bepaalde gedachtes onbewust invloed kunnen hebben op het gedrag, bijvoorbeeld het kijken naar depressieve films enz., maar toen ik te horen had gekregen over het onderzoek ernaar, was ik verkocht. En besloot toen, eigenlijk vrij laat, het onderzoek te doen. Ondanks de problemen waar ik daarvoor mee te maken had gekregen en waardoor er ook minder tijd overbleef voor mijn huidige onderzoek was ik sterk gemotiveerd om het onderzoek te doen en het af te hebben voor de inleverdatum. Ik vond het onderwerp immers erg leuk, omdat het echt bij me paste.

Het onderzoek gaat over het gedrag van de mens en of bepaalde gedachtes er onbewust invloed op kunnen hebben. Bijvoorbeeld het voorbeeld dat ik eerder al gaf: “Het kijken naar depressieve films zou men onbewust ook moedelozer kunnen maken”. Zelf ben ik aan de slag gegaan met het onderwerp: bejaarden. Ik heb toen onderzocht of men na het verdiepen in het onderwerp, voor een korte tijd, zich onbewust ernaar gaat gedragen. En dan in het bijzonder naar de stereotypen van het betreffende onderwerp. Bij bejaarden is dat onder andere dat ze langzaam lopen.
Tijdens het onderzoek ben ik deels praktisch en deels literair aan de slag gegaan. Met het literaire deel keek ik naar wat er al onderzocht was op dat gebied en of het theoretisch kan kloppen en met het praktisch deel wilde ik zelf bewijzen naar aanleiding van de theorie leveren en zo het geheel kloppend proberen te maken. Het geheel van theorie en resultaten van het praktische deel staan overigens allemaal in dit verslag, verdeeld over een aantal hoofdstukken.

Kortom, ik heb, na een aantal problemen te hebben doorstaan, een onderzoek kunnen doen naar het gedrag van de mens en gekeken of men na het denken aan bepaalde onderwerpen zich onbewust naar het onderwerp toe ging gedragen, en dan voornamelijk naar de stereotypen ervan. Het geheel van het onderzoek staat in hoofdstukken verdeeld in dit verslag met natuurlijk de onmisbare conclusie, die antwoord zal geven op de brandende onderzoekvraag...

Werkhypothese
§2.1 Onderzoeksvraag & Hypothese

Wordt men onbewust moedelozer na het zien van een depressieve film? Wordt men onbewust actiever na het zien van spetterende dansfilm? Of omgekeerd: zal men onbewust langzamer lopen na het, voor een korte tijd, zien van bejaarde mensen?
Kortom:
“Hebben bepaalde stereotypen onbewust invloed op het gedrag?”

Hypothese:
“Ja, men kan beïnvloed worden door bepaalde stereotypen en zich er vervolgens onbewust naar gaan gedragen”.

§2.2 Deelvragen & Antwoorden
Om het antwoord te op deze onderzoeksvraag te vinden, moet er eerst het een en ander opgehelderd worden over het gedrag met behulp van deelvragen om zo stap voor stap dichter bij het antwoord te komen. En daarnaast moet er nog een écht onderzoek naar gedaan worden, welke te vinden is in hoofdstuk 3 & 4 van dit verslag.

Deelvragen:
1. “Wat is gedrag?”

2. “Welke soorten gedrag bestaan er?”
3. “Welke factoren hebben invloed op het gedrag?”
4. “Hoe ontstaat het verschijnsel onbewust gedrag?”
5. “Welke voorwaarden zijn er voor onbewust gedrag”
6. “Welke soorten automatische (onbewust) gedrag bestaan er?”
7.“Is automatisch (onbewust) gedrag beïnvloedbaar?”
8. “Op welke manier kan men deze beïnvloeding meten?”

Antwoorden op de deelvragen:
1. “Wat is gedrag?”
Het gedrag verwijst naar de acties of de reacties van een voorwerp of een organisme, gewoonlijk met betrekking tot de omgeving. Voorbeeld:

Het komt tot stand door de werking van spieren of klieren en is een reactie van het organisme op prikkels.
Het kan bewust of onbewust, openlijk of heimelijk, en vrijwillig of onvrijwillig zijn. Het wordt bepaald door het endocriene systeem, een aantal klieren die hormonen afscheiden in het lichaam, en het zenuwstelsel. De complexiteit van het gedrag van een organisme is verwant met de complexiteit van zijn zenuwstelsel. Over het algemeen hebben de organismen met complexe zenuwstelsels een grotere capaciteit om nieuwe reacties te leren en zo hun gedrag aan te passen.

2. “Welke soorten gedrag bestaan er?”
Waarneembaar gedrag: Gedrag bestaat uit waarneembare handelingen. Een handeling kan van alles zijn; stofzuigen, pannenkoeken bakken, fietsen, slapen, je neus ophalen, vechten, noem maar op. Deze handelingen vallen onder uiterlijk waarneembaar gedrag. We kunnen zien waar de ander mee bezig is.

Innerlijk gedrag: Naast uiterlijk waarneembaar gedrag bestaat er ook innerlijk gedrag. Innerlijk gedrag is bijvoorbeeld dromen, nadenken of een emotie zoals angst of boosheid.
Onbewust gedrag: Onbewust of automatisch gedrag is iets wat gedaan wordt, zonder dat daaraan een intentie of een duidelijk doel ten grondslag ligt, dit gedrag is nauwelijks te sturen of te controleren. Automatisch gedrag kan zeer handig zijn, omdat het vertoond kan worden naast gedrag waar wel concentratie voor nodig is, het maakt het dus mogelijk dat mensen twee dingen tegelijk kunnen doen, bijvoorbeeld douchen en zingen of autorijden en praten met passagiers.

Maar feitelijk zijn er alleen maar 2 soorten van gedrag: bewust & onbewust:
Onderzoekers hebben aangetoond dat bewust gedrag maar een deel van 5% heeft in het totale gedrag. Die andere 95% bestaat dus uit onbewust gedrag.
Maar een klein deel van ons gedrag is dus gepland, bewust. Dit is het gedrag waar we eerst over nadenken. Dit betekent dat dit gedrag van te voren gepland was, dus we weten wat we willen doen en vervolgens doen we dat ook, althans als het lukt om te doen wat we voor ogen hadden. Bewust gedrag is vaak juist dat gedrag dat we niet vaak vertonen, het gaat hier vaak om belangrijke vragen en keuzes die belangrijk voor ons zijn. Met het maken van een bewuste keuze doorloopt men een aantal stappen. We kijken eerst of het gedrag dat we van plan zijn uit te voeren ook werkelijk nuttig is. Blijkt dit zo te zijn dan denken we na over wat andere mensen van dat gedrag zouden vinden. Ten slotte vragen we ons af of het überhaupt mogelijk is voor onszelf om dit gedrag uit te voeren.
De overige 95% bestaat dus uit onbewust gedrag. Dit is gedrag dat we uitvoeren zonder er bij na te denken. Een extreem voorbeeld is werken bij een supermarkt. Je kunt een hele dag druk werken in een supermarkt, maar als je je na die dag afvraagt wat je precies hebt gedaan, kun je je dat vaak niet meer duidelijk voor de geest halen. Volautomatisch heb je heel de dag gewerkt en kan je gewoon goed werk hebben afgeleverd.

Onbewust gedrag bestaat uit de dagelijkse gewoontes van een mens, hoe hij of zij met iemand anders omgaat. Dit onbewuste gedrag bepaalt dus voor een groot deel hoe je bent als mens en hoe je wordt ervaren door anderen.

3. “Welke factoren hebben invloed op het gedrag”
Fysische en geografische: een voorbeeld van een fysische factor is klimaat; meer zonuren in de zomer betekent automatisch meer mensen buiten, verbeterde humeuren, langer buiten en later naar bed. Een verandering in het gedrag ten opzichte van het gedrag in de winter.
Een geografische factor: water bijvoorbeeld. Wanneer je in een gebied woont waar regelmatig overstromingen zijn, zullen mensen sneller hun woningen op palen plaatsen om zo het gevaar op overstromingen kleiner te maken.
Culturele: de manier van begroeting bijvoorbeeld. Zo zul je een Nederlandse man niet snel een andere man zien omarmen en op de wang kussen, wat wel heel gewoon is in de Marokkaanse cultuur.

Sociale: bijvoorbeeld: Hoe belangrijker bepaalde mensen voor je zijn, des te meer je je op hen zult richten. Als zij vinden dat je niet hard genoeg werkt, dan zul je je daarnaar gedragen. Je stemt je gedrag dus af op de verwachtingen en het gedrag van andere, vaak voor jou belangrijke, mensen.
Fysieke: je fysieke toestand beïnvloedt soms voor een groot deel je gedrag. Enkele voorbeelden zijn: Als men een handicap, zoals blindheid, heeft dan beïnvloedt dat je waarneming en dus je omgang met mensen. Of je uiterlijk: ben je tevreden over je uiterlijk, dan zul je je ook zeker gedragen. Dit is waarneembaar aan je houding. Ben je niet tevreden over je uiterlijk, dan kan het zijn dat je je verlegen of onzeker voelt. Dit is soms ook zichtbaar aan je houding.
Psychische: Je zelfbeeld, persoonlijkheid. Bij een positief zelfbeeld zul je minder bang zijn om fouten te maken en meer zelfvertrouwen hebben dan bij een negatief zelfbeeld. En je persoonlijkheid speelt ook een grote rol in je houding: Als je een dominant persoon bent bijvoorbeeld, dan speel je graag de baas over anderen.

4.“Hoe ontstaat het verschijnsel onbewust gedrag?”
Om onbewust gedrag te kunnen begrijpen is wel enige psychologische kennis vereist, net zoals enige medische kennis nodig is om lichamelijke zaken te begrijpen. Door ons eigen gedrag te observeren en met behulp van psychologische kennis te interpreteren kunnen we tot beredeneerde veronderstellingen komen over wat ons onbewust beweegt. We doen dat eigenlijk al voortdurend met anderen: kijken naar hun gedrag en dan proberen te bedenken wat erachter zit. Het is een volkomen automatische gedrag.
Een prikkel, stimulus, in je omgeving leidt op een gegeven moment automatisch tot gedrag, door: - een directe ervaring (iets wat je zelf ondergaat door te doen, horen, voelen, zien e.d.)
- een fantasie (je iets proberen voor te stellen: ‘Hoe zal ik dat doen’, ‘Hoe zal dat zijn?’)
- een indirecte ervaring (iets wat je hoort of ziet van wat anderen doen)
Voorbeelden van het ontstaan van onbewust gedrag:
- imitatie: het gedrag van soortgenoten nadoen: Mensen gaan opeens rennen als er ergens paniek is en ze anderen zien rennen, of ze lopen gedachteloos naar de verkeerde uitgang van het station, achter iemand anders aan.
- mere exposure/ blootstelling: een fenomeen waarbij mensen de neiging hebben om een voorkeur voor te hebben voor dingen louter en alleen omdat ze vertrouwd zijn met hen. Hoe vaker een persoon door iemand wordt gezien, hoe prettiger en aangenamer dat persoon lijkt te zijn.
- evaluatief conditioneren: koppelen van een neutraal object aan een positieve of negatieve stimulus: Neutraal object → Positieve stimulus→Positieve gevoelens/ evaluatie → (voorheen) neutraal object wordt nu als positief ervaren.


5. “Welke voorwaarden zijn er voor onbewust gedrag”
Het moet minstens aan één van de volgende eisen voldoen:
- Het moet onbewust gedaan worden,
- Het moet efficiënt zijn en mag geen aandacht vergen,
- Er moet geen intentie aan ten grondslag liggen of
- Het moet oncontroleerbaar zijn.

6. Welke soorten automatische (onbewust) gedrag bestaan er?”
Er wordt onderscheid gemaakt in drie soorten automaticiteit:
-- Voorbewuste automaticiteit; hiervoor is een proximale stimulus nodig. Het bewustzijn speelt hierbij geen rol. Een voorbeeld van een proximale stimulus is het (onbewust) zien van een persoon, er wordt dan automatisch een sociale categorie geselecteerd waar deze persoon toe behoord, denk hierbij bijvoorbeeld aan categorieën als man of vrouw en jong of oud.
-- Nabewuste automaticiteit; dit verschilt in feite niet veel van voorbewuste automaticiteit, maar hierbij is meer nodig dan alleen en proximale stimulus, namelijk ook het bewustzijn. Een voorbeeld hiervan is het zien van een enge film, deze film heeft indruk gemaakt en er wordt over nagedacht. Na de film zijn andere activiteiten ondernomen en er is niet meer nagedacht over de indrukken uit de film. Later op de avond als de betreffende persoon naar bed gaat komen de indrukken echter weer terug. Dit betekent dat, op onbewust niveau, die film waarschijnlijk nooit echt weggeweest is uit de gedachten.

-- Doelafhankelijke automaticiteit; dit is de minst zuivere vorm van automaticiteit, omdat er een doel aan ten grondslag ligt. Een voorbeeld hiervan is een vaste fietsroute die iedere dag afgelegd moet worden, op een bepaald punt moet linksaf geslagen worden en dit gebeurd zonder na te denken. Op het moment dat iemand die daar altijd linksaf gaat een keer rechtdoor moet, is de kans groot dat deze persoon dat vergeet, omdat hij of zij met hele andere zaken bezig was en uit gewoonte op dat punt linksaf is geslagen.

7. “Is automatisch (onbewust) gedrag beïnvloedbaar?”
Als automatisch gedrag gevolgen heeft die als schadelijk kunnen worden ervaren, kan het wenselijk zijn dit gedrag te beïnvloeden. Dit is echter zeer moeilijk, omdat dit gedrag veelal onbewust is. Een methode om dit gedrag toch te beïnvloeden is het doorbreken van de routine, of juist het gebruik maken van het feit dat het gedrag automatisch is. Bij beide methodes spelen woorden een belangrijke rol, maar ook andere stimuli als beelden, geluiden of geuren kunnen bijdragen aan een gedragsbeïnvloeding. Als deze stimuli goed gekozen zijn, kunnen ze mensen vaak beïnvloeden zonder dat deze het zelf in de gaten hebben.
Enkele voorbeelden van beïnvloeding van automatisch gedrag zijn: subliminale beïnvloeding, waarbij een stimulans wordt gegeven onder de grens van de bewuste waarneming, denk hierbij aan korte reclame flitsen tijdens een film die mensen niet bewust kunnen zien, maar achteraf gaan ze er toch onbewust naar handelen. Verder is er nog het inspelen op de neiging tot wederkerigheid; als iemand redelijk is tegen een ander, dan zal die ander geneigd zijn om redelijk terug te zijn. Ook is men geneigd om een autoriteit te volgen, als een dergelijk persoon een uitspraak op een bepaald gebied doet, wordt dit eerder nagestreefd dan wanneer een leek hetzelfde zou hebben gezegd. Tot slot is er nog de methode van het juiste voorbeeld geven. Het werkt in de meeste gevallen niet om te zeggen wat iemand niet moet doen, dit werkt het ongewenste gedrag namelijk in de hand. Beter is het om te zeggen dat bijvoorbeeld 95% van de bevolking het niet doet, waardoor de persoon in kwestie over zijn of haar gedrag na gaat denken.

Opstelling van het onderzoek
§3.1 Neutrale & beïnvloede toestand meten
De onderzoeker nodigt één proefpersoon per keer uit om deel te nemen aan het onderzoek en neemt hem/haar mee naar het onderzoekslokaal. Daar mag de proefpersoon eerst even zitten en geeft de onderzoeker een “valse” inleiding over het onderzoek: namelijk dat zij onderzoek doet naar de kijk van jongeren op bejaarden. Om een placebo effect te vermijden. En wat de proefpersoon allemaal kan verwachten tijdens het onderzoek. Na het eindigen met de inleiding vraagt de onderzoeker of de proefpersoon even een blaadje kan halen achter in het lokaal. Op het moment dat de proefpersoon opstaat en langs, een door mij, onopvallend aangegeven plaats gaat begin ik de tijd te meten (Neutrale looptijd) tot het moment dat hij/zij langs de 2e aangegeven plaats gaat. Vervolgens, als de proefpersoon weer terug is, krijgt hij/zij een PowerPoint presentatie te zien met daarin een filmpje (bestaande uit meerdere filmpjes) over bejaarden en een aantal foto’s van bejaarden van ongeveer 3 minuten. Hierna krijgt de proefpersoon de opdracht zelf aan de slag te gaan door 3 minuten lang te “brainstormen” over het gegeven onderwerp: Bejaarden. En alles op te schrijven wat hem/haar te binnen schiet over bejaarden. De tijd wordt nauwkeurig bijgehouden door een stopwatch. Tenslotte, aan het eind van het onderzoek, bedankt de onderzoeker de proefpersoon voor het deelnemen aan het onderzoek en vraagt of hij/zij de volgende proefpersoon alvast kan roepen (uit zijn/haar klas). En ditmaal begin ik weer te meten (Beïnvloede looptijd) op het moment dat de proefpersoon opstaat om het lokaal te verlaten en weer langs de 1e aangegeven plaats komt totdat hij/zij weer langs de 2e aangegeven plaats gaat.
Het gehele proces begint telkens weer opnieuw bij elk volgende proefpersoon.

5 meter
§3.2 Benodigdheden
1. Minstens 20 proefpersonen en tijdens het onderzoek 1 persoon per keer.
2. Een geluidloze stopwatch.
3. Een lokaal met een rechte “paadje” van minstens 5 meter & een beamer.
4. Een PowerPoint presentatie met videobeelden & foto’s van bejaarden.
5. Een USB-stick voor het opslaan van de PowerPoint.
6. Minstens 20 gelinieerde blaadjes.

7. Blad van resultatenverwerking.
8. 2 pennen, één voor de onderzoeker & één voor de proefpersoon.

Conclusie
§5.1 Discussie
Uit de resultaten van H4 is gebleken, hoewel het geen drastische cijferverschillen waren, dat er wel degelijk een verschil is ontstaan met de neutrale onbeïnvloede toestand nadat de proefpersonen waren beïnvloed met stereotypen. Om de feiten even terug te halen: De gemiddelde snelheid was gedaald met 0,141 m/s en de gemiddelde looptijd met 0,506 s.
De bedoeling was dat de proefpersoon tijdens het zien van bejaarden (PowerPoint) en het denken aan bejaarden (brainstormen) onbewust een verband zou zien met de stereotypen ervan: voornamelijk: langzaam en rustig. En bij het denken aan deze stereotypen zouden deze ook onbewust invloed op hem/haar hebben. Mijn vraag is: Is dat dan ook gebeurd? Uit de resultaten blijkt dat er wel degelijk iets invloed op hen heeft gehad, waardoor hun snelheid over dezelfde afstand is afgenomen. Zelf heb ik geprobeerd de aantal externe factoren die het onderzoek konden beïnvloeden zo klein mogelijk te maken. Zo heb ik het onderzoek op verschillende dagen (dinsdag, woensdag en vrijdag) en tijden uitgevoerd ( 8:30-10:10 & 14:30-16:05). Om te kijken of dat enig verschil kon uitmaken. Uit de resultaten bleek dat dat geen verschil uitmaakte. Vervolgens heb ik een lokaal gebruikt die voor een zo min mogelijke afleiding kon zorgen (plaatjes etc.) en de proefpersonen daarnaast vooraan bij de beamer gezet zodat ze vooral die beamer zouden zien en niet dingen achter hen of om hen heen. Tenslotte heb ik zo weinig mogelijk met ze gepraat om ze niet af te leiden en op andere gedachten te brengen en dus alleen een inleiding en aanwijzingen gegeven, maar om te voorkomen dat ze zich verveelden tijdens het onderzoek (ook een mogelijke factor) heb ik in de PowerPoint grappige filmpjes en mooie foto’s verwerkt en geprobeerd heel enthousiast met ze te praten om ze soort van “wakker te schudden”; te enthousiasmeren.
Zoals ik al aangegeven heb is dit onderzoek al eens eerder gedaan, maar op een andere manier. Daar was het verloop van het onderzoek ook anders en het afstand die de proefpersoon moest belopen was ook ongeveer 2 keer zo lang; 9,75 meter. Daarom verschillen de resultaten van het echte onderzoek met die van de mijne (zie bijlagen). Maar ondanks deze verschillen komen de uitslagen toch best overeen met elkaar: Het is bijvoorbeeld zo dat ik bij een afstand van 5 meter een gemiddelde (beïnvloede) looptijd van 4,76 s had gemeten, terwijl het echte onderzoek met een afstand van 9,75 meter een gemiddelde (beïnvloede) looptijd van 8,28 s had. Dat is bijna ongeveer het dubbele. Hetzelfde geldt voor alle andere gegevens, en zo ook het verschil tussen beide looptijden: deze is ook ongeveer 2 keer zo groot.
De onderzoeksvraag is overigens ook deels beantwoord met deelvraag 7, waar wordt gezegd dat als men zijn stimuli (prikkels; hier bejaarden) goed uitkiest, dat deze mensen kunnen beïnvloeden zonder dat ze dat zelf in de gaten hebben.

§5.2 Conclusie
Dus zoals hierboven beschreven wordt, heb ik alle mogelijke factoren zo beperkt mogelijk gemaakt om het onderzoek zo succesvol mogelijk te kunnen afronden. En dat is in mijn opzichte best gelukt. Dus op de vraag: “Hebben bepaalde stereotypen onbewust invloed op het gedrag?”, en wetend dat er nauwelijks tot geen andere factoren meespeelden die het onderzoek konden hinderen, moet ik zeggen dat mijn hypothese is uitgekomen. Dus “Ja, men kan beïnvloed worden door bepaalde stereotypen en zich er vervolgens onbewust naar gaan gedragen”. Want men is vrij duidelijk langzamer gaan lopen na “beïnvloed” te worden door bejaarden. Waaruit blijkt dat de proefpersonen de stereotypen onbewust hebben opgemerkt, tot zich opgenomen en vervolgens zich ernaar zijn gaan gedragen, gezien de resultaten.

Reflectie
§6.1 Foutendiscussie
Ik heb zelf geprobeerd zo nauwkeurig mogelijk de metingen te verrichten door bijvoorbeeld de “aangegeven plaatsen” waar de proefpersoon langs moest lopen, voor mezelf zo duidelijk mogelijk aan te geven, maar zo onopvallend mogelijk voor de proefpersoon, om beïnvloeding te voorkomen, dus voorkomen dat de proefpersoon de plakbanden ziet en zich gaat afvragen waarom er van die felle plakband op bepaalde plakken geplakt zit en aannemen dat dat iets met het onderzoek te maken heeft. Daar waren verder geen problemen mee, omdat ik nog een aantal proefpersonen achteraf gesproken heb en waarvan ik te horen kreeg dat ze niets gemerkt hadden.

Naast de metingen heb ik de theorie over het gedrag uit vrij betrouwbare bronnen gehaald
(zie bronvermelding) dus is dat ook wel te vertrouwen.

Het zou kunnen dat u zich nu gaat afvragen waarom ik geen controlegroep gebruikt heb. Dat is omdat ik een controlegroep hier onnodig vond. Ik heb zoals u eerder in het verslag wellicht gelezen hebt de proefpersonen eerst laten zitten om ze even tot rust te brengen en ze tegelijkertijd een inleiding van een aantal minuten gegeven. Vervolgens heb ik een meting verricht. Hierna heb ik ze weer een tijdje laten zitten en de PPT laten bekijken en brainstormen waarop ik weer een meting verrichtte. Dus er zat elke keer wel een pauze tussen de metingen om beide toestanden van de proefpersonen gelijk aan elkaar te maken en zo de resultaten betrouwbaarder te maken.

§6.2 Wat had beter gekund?
- Ik had wel eerder mogen beginnen van mezelf. Dan had ik de praktische opdracht ook wel rustiger en zonder enige haast, kunnen maken. Maar ik had geen keus, vanwege eerdere mislukte pogingen, het was nu of nooit. Gelukkig was ik zelf vrij enthousiast over het onderwerp en dat moedigde me alleen nog meer aan om serieus en met liefde aan het verslag te werken.
- Ik had nog meer zelfstandiger moeten werken, omdat ik tijdens het onderzoek soms verkeerd werd ingelicht door leraren en medewerkers van school, die ik dus vertrouwde, waardoor mijn onderzoek steeds weer werd uitgesteld.
- Maar aan de andere kant was, soms, zo’n 2e persoon bij een PO wel handig geweest. Want meestal is het zo dat als je in een groepje zit, dat er altijd wel iemand tussen zit die ervoor zorgt dat de ander meewerkt. En ieder persoon in een groepje wil de ander niet teleurstellen doorweinig te doen, dus doen zij ook hun best.
Ik kwam dus zelf met het probleem te zitten, dat er niemand was die mij aanmoedigde om even aan het PO te werken. Behalve natuurlijk mr. Ras! En natuurlijk vond ik het onderwerp geweldig en ik was er wel enthousiast over, maar soms was ik even te lui om eraan te werken en stelde ik het steeds uit om in plaats daarvan een repetitie te gaan leren bijvoorbeeld.

Nawoord
Zoals ik al zei hebben mijn eerdere pogingen tot onderzoeken mijn huidige onderzoek heel wat uitgesteld. Maar ik was gelukkig heel erg enthousiast naar het uitvoeren van het onderzoek en het bleef me telkens maar aanmoedigen om steeds verder te gaan en niets te gaan afraffelen. Ik heb verder erg genoten van het gehele proces; van het begin tot aan het maken van het verslag. Volgens mij komt dat grotendeels ook omdat mijn onderzoek geslaagd is, dus dat mijn hypothese klopte, ondanks dat er grote twijfels waren vanwege de uitvoerbaarheid en de tijd die ik nog had. Dat geeft me dan net weer zo’n extra goed gevoel, alsof ik een doorbraak heb gemaakt!
Maar waarschijnlijk komt dat ook wel omdat ik erg geïnteresseerd ben in psychologie en het begrijpen van de mens.

En verder zoals ik al beschreven heb in “Wat had beter gekund?” was zo’n tweede persoon wel handig geweest. Dat kwam volgens mij doordat het mijn eerste keer was dat ik zoiets, het gehele proces van het bedenken en het onderzoek tot het verslag, alleen moest doen. Dat was wel even wennen! Maar het heeft ook wel positieve dingen: ik had bijvoorbeeld geen last van onenigheden en vond het fijn om helemaal op mezelf te werken en al mijn energie op mijn manier in te stoppen. En het is ook weer een goed begin voor alle andere aankomende Po’s en natuurlijk het profielwerkstuk, die ik overigens ook alleen ga doen. Nu weet ik wel beter wat mij te wachten staat.
Tenslotte zou ik heel graag de volgende mensen willen bedanken voor hun kostbare bijdrage aan dit PO. Al allereerste mr. -, die een van de enige stimulansen was tijdens dit PO. Dankzij zijn vragen, elke keer weer, over hoe ver ik was. Besefte ik elke keer weer dat ik een beetje achterliep en dus harder moest gaan werken om de rest bij te houden. Daarnaast zou ik graag nog mr. - en mr. - willen bedanken voor het gebruik van hun lokaal. Deze waren overigens ideaal voor mijn onderzoek. Verder wil ik mr. - nog bedanken voor het helpen om aan de betreffende lokalen te komen. En tenslotte zou ik heel erg graag nogmaals alle proefpersonen willen bedanken voor het meewerken aan mijn PO, want waar zou ik toch zonder hen zijn geweest?

Bijlagen
§9.1 De PowerPoint presentatie
1. Negeer uploaden van foto’s.
2. Open Map -
3. Klik op de PowerPoint Presentatie ....
4. Speel het geheel af. Niet onbelangrijk:
Op het 2e dia is het filmpje: die kan alleen
geopend worden door een klik op het filmpje, herhaal dit als dit niet lukt.

§9.2 Extra Informatie over het gedrag
1. Klik nu op het icoontje van Het gedrag
2. Speel het geheel af.

§9.3 Meningen van de proefpersonen
Zoals ik al aangegeven had in mijn opstelling van het onderzoek, heb ik de preofpersonen een valse inleiding gegeven. Ik had ze namelijk verteld dat ik onderzoek deed naar de kijk van jongeren op bejaarden en liet hun meningen en gedachtes opschrijven op een blaadje. De volgende zijn de punten die vaak terug kwamen bij de proefpersonen:

- Oud - Rustig & langzaam - Rollator - Veel zorg nodig

- Grijs haar - Bejaardentehuis - Gezellig - Tragere reactie
- Kunstgebit - Rimpels - Dementie - Ziektes

Dit zijn wel vrij standaard, maar wel kloppende kenmerken van bejaarden, voor een groot deel, want dit zijn bijna allemaal kenmerken die vaak alleen op oudere (bejaarde) leeftijd ontstaan. En men kan alleen maar naar een bejaardetehuis gaan als je bejaard bent, neem ik aan.

§9.4 Het echte onderzoek: “Behavioral effects of activating the elderly stereotype”
-

Bronvermelding
1. http://veron.infoteur.nl/specials/gedragspsychologie.html

2. http://nl.wikipedia.org/wiki/Gedrag

3. “Automaticity of social behaviour: Direct effects of trait construct and stereotype activation on action”.
Journal of personality and social psychology, 1996, vol.71, no. 2, 230-244. By John A. Bargh, Mark Chen and Lara Burrows (New York University)

3. http://mens-en-samenleving.infonu.nl/psychologie/4383-invloeden-op-gedrag.html

4.
http://www.depassiepraktijk.nl/boeksamenvattingdromendurvendoen.pdf

5. http://www.elsevier.nl/web/gezin/zelfkennishoekomjeeraan.htm

6. http://mens-en-samenleving.infonu.nl/psychologie/36391-wat-is-automatisch-gedrag.html

7. http://www.verkeersveiligheidslab.nl/downloadsFollowUp/presentatieBelonen-%20J%20van%20der%20Pligt.pdf

8. http://biologiepagina.nl/4Havo/8Gedrag/SamenvattingGedragSmeenk.ppt#256,1,Thema 8 Gedrag

9. http://www.intermediair.nl/artikel.jsp?id=1043981

10. http://annedevette.nl/pdfs/ontwikkelfasen.pdf

11. http://www.gertjanschop.com/praktijkcaseveranderen/2_1_2__motivatie_en_gedrag.html

12. http://www.gertjanschop.com/modellen/bewust_en_onbewust_gedrag.html

REACTIES

A.

A.

Supertof! Dankjewel! Dit helptmijheelerg ! !! meer dabn mijnspatie balk iig thanks kisses ANnemiek (A)10!

9 jaar geleden

A.

A.

hee Annemiek ik vind dat je overdrijft, je spatiebalk is helemaal niet stuk en het is ook niet supertof. trouwens de geheime code is niet geheim

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.