De jongen

Beoordeling 8.7
Foto van een scholier
  • Opstel door een scholier
  • 3e klas vwo | 1178 woorden
  • 9 februari 2009
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 8.7
3 keer beoordeeld

Als de jongen de straat van het meisje nadert, gaat hij langzamer fietsen. Hij wil alleen even een blik naar binnen werpen bij het meisje en dan meteen weer naar huis, zodat hij op tijd thuis is, want zijn moeder houdt er niet van als hij te laat is. Hij slaat de hoek om en is dan in de straat. Er brandt gezellig licht bij het huis waar hij moet zijn. Als hij bij het huis is aangekomen en door het raam kijkt, valt hij bijna van zijn fiets van schrik. Hij ziet niet, zoals hij gehoopt had, alleen het meisje en haar moeder, maar ook zijn vader! Vol verbazing blijft hij staan, tot hij bedenkt dat beter voor het raam weg kan gaan. Hij fiets een stukje door en keert dan zijn fiets om. Keer op keer fiets hij langs het huis en kijkt dan naar zijn vader die gezellig tussen het meisje en haar moeder op de bank zit. Net zo lang tot er gebeurt waar de jongen bang voor was: zijn vader kijkt door het raam op hetzelfde moment dat hij langs fietst. De schrik is duidelijk op het gezicht van zijn vader af te lezen. Hij zegt iets tegen de moeder en het meisje en loopt dan naar de deur. De jongen wacht zenuwachtig af, dan komt zijn vader naar buiten. De schrik is nog niet van zijn gezicht af en hij loopt regelrecht op hem af. Hij pakt zijn zoon bij zijn arm en trekt hem uit het zicht van het raam en duwt hem tegen de muur. De jongen, die dit niet van zijn vader gewend is, wil vragen wat er aan de hand is, maar de vader legt hem met een handgebaar het zwijgen op. Hij begint op een gejaagde toon tegen zijn zoon te praten: ‘je vertelt dit niet aan je moeder! Hoor je dat? Je vertelt het niet!’
Ze schrikken allebei op als ze de klik van een voordeur horen, het meisje komt naar buiten gelopen. Vragend kijkt ze naar de vader. Deze glimlacht breed naar het meisje en laat de jongen los. ‘Is er iets aan de hand?’ Vraagt ze met een zoete stem. Nog steeds glimlachend loopt de vader naar het meisje toe en slaat een arm om haar heen. ‘Heb je mijn zoon al ontmoet?’ Vraagt hij, maar het meisje negeert deze vraag en loopt weer naar binnen. Als ze over de drempel is gestapt steekt ze nog even haar hoofd buiten de deur, haar lange haar valt over haar gezicht. ‘Kom je zo weer?’ Vraagt ze aan de vader. Deze knikt en draait zich weer om naar de zoon. Hij haalt zijn schouders op en loopt achter het meisje aan naar binnen en gooit zonder nog iets te zeggen de deur achter zich dicht. Met zijn mond nog open van verbazing stapt de jongen weer op zijn fiets en wil weg fietsen. Als hij nog even achterom kijkt naar het huis, ziet hij nog net een van de broers van het meisje verdwijnen achter het zolderraam. De waarschuwende blik ontging de jongen niet.

Geschokt door wat er allemaal gebeurt was, fietste hij maar wat in het rond. Toen hij even rondkeek, zag hij dat hij bij de muziektent was aangekomen. Hij zette zijn fiets neer en ging op de grond zitten.
Om 6 uur kwam de vader binnen en ging aan tafel zitten. Hij pakte de krant op maar voor hij kon gaan lezen kwam de moeder de kamer binnen stormen. ‘Oh, ben jij het?’ Vroeg ze met een lichte teleurstelling. Maar voordat ze verder kon praten hoorden ze de voordeur dichtslaan en de jongen kwam binnen. Waarschuwend keek de vader naar de jongen, maar die kreeg niet de kans om ook maar iets te zeggen, want de moeder begon hem al luid uit te foeteren en op zijn kop te geven, waarna ze hem om de hals vloog en zei dat ze ongerust was geweest.
De volgende dag, toen de jongen het huis uitsloop om weer te gaan fietsen, zag hij dat zijn vader al weg was. De jongen kon al raden waar zijn vader was. Hij fietste weg richting de kust, maar voordat hij bij de straat van het meisje was aangekomen, werd zijn weg versperd door twee grote jongens. Hij herkende ze meteen, het waren de broers van het meisje. Hun onheilspellende blikken maakte de jongen zo bang dat hij wilde omkeren, maar de jongens stonden in drie stappen bij hem. ‘Wat willen jullie van me?’ Vroeg de jongen angstig, waarna beide jongens in lachen uitbarstte. ‘Wat wil jij van ons kleine zusje, kan ik beter vragen’ zei de jongen die hij ook bij het zolderraampje had zien staan. ‘We hebben je echt wel zien staan hoor, voor dat raam!’ Zei de ander. De jongen voelde zich rood worden. ‘Je laat ons en ons zusje met rust! Als we nog een keer zien dat je ons zit te bespieden, loopt het slecht met je af’.
‘Je vader zal binnenkort wel bij ons intrekken, denk ik, want hij zal het wel niet lang meer bij die moeder van jou uithouden!’. En weer barstte ze alle twee in lachen uit.
Het leek alsof er bij de jongen een steen in zijn maag viel, hij draaide zijn fiets om en racete weg. Bij zijn laatste blik achterom zag hij dat het meisje een paar meter van de jongens vandaan stond en met een brede grijns naar hem zwaaide. Toen hij, verblind door tranen, thuiskwam, was zijn moeder de was aan het doen. Zijn moeder keek hem verbaasd aan en zei dat hij maar snel zijn gezicht moest gaan wassen. Bedroefd schudde hij zijn hoofd, de moeder van het meisje zou hem op schoot nemen en hem troosten, vragen wat er aan de hand was, maar zijn moeder had geen gevoel! Logisch dat zijn vader bij haar weg wilde. Hij schrok meteen van zijn eigen gedachten, hij had het wel over zijn eigen moeder! Toen bedacht hij wat zijn verlangen naar het meisje was: het was geen verliefdheid (of dat misschien een heel klein beetje) het was jaloezie. Hij was jaloers op haar vrijheid, op haar volwassenheid hoewel ze jonger was dan hij, op de manier waarop zijn vader tegen haar deed zoals hij nooit tegen hem deed. Jaloers op haar moeder, die altijd aardig leek te zijn en jaloers op haar broers, die zo met haar speelden en haar beschermde, zich niks aantrekkend van haar spottende blik.
Hij rende naar beneden en riep tegen zijn moeder (en vader die ondertussen binnen was gekomen) dat hij nooit, nooit meer terug wilde naar de vakantie huisje. Daarna rende hij, zich niks aantrekkend van de verbaasde blik van zijn moeder en de verwijtende blik van zijn vader, naar boven en smeet de namaak vakantie van karton in de prullenbak. Daarna knipte hij van een overig stukje karton het meisje en bleef er lang naar kijken. Toen opende hij zijn raam en gooide haar naar buiten, in de hoop het meisje wat hij zo benijdde, nooit meer terug te zien.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.