49, 50 en 51, Zwarte scholen

Opdracht 49: a) Bron/Overeenkomsten/ Verschillen 21 / Zwarte scholen / Deze gaat over het weigeren van leerlingen 22 / Zwarte scholen / De wetten over de leerlingen 23 / Zwarte scholen / Veel alloch.kind. Gaan naar andere scholen 24 / Zwarte scholen / Een “zwarte school” b) Bron / Belangen / Betrokkenen 21/ Dat chr. scholen voor de chr. mensen zijn. / Wethouder/directeur/ 22 / Dat er geen misverstanden. ontstaan en iedereen moet zich aan deze wet houden. / Minister 23 / Vorming van brede scholengemeenschappen./ Zwarte leerlingen/ ministerie/ouders 24 / Niet één geloof, maar alle geloven met elkaar op een school. / Unitmanger/ex-fractievoorzitter c) Bron Opvatting: 21 “De heer Moen zegt in feite dat hij niet langer meer allochtone leerlingen zal accepteren omdat er op een gegeven moment meer
buitenlanders dan Nederlanders op zijn school zullen zitten. Als smoes gebruikt hij dat het toch een katholieke school is en dat zijn de meeste alloch. op zijn school niet. Maar had dan in het begin al geen katholieke mensen aangenomen.” 22 In de wet staat dat je zelf je school mag kiezen, dus kunnen de

directeuren je niet weigeren. Maar in bron 21 mag het weer wel. 23 In de tekst word gezegd dat er “hogere” schooltypes moeten komen
voor zwarte scholen. Daarmee geven ze al toe dat er voor de alloch. kinderen nooit hoge opleidingen zijn geweest. Ze hadden ze onderschat en nu komen ze in de problemen. 24 In deze tekst staat dat de beste oplossing is dat er scholen zijn met
alle schooltypes en alle soorten mensen en geloven. Zo vermijd men
alle problemen. Bron d) 21 ----- Dit doet ons denken aan het CDA. 22 ----- De PVDA zou het hier mee eens zijn. 23 ----- Zo’n soort opmerking zou Groen Links ook wel zeggen. 24 ----- PVDA is het hier zeker mee eens!! Opdracht 50: a) Witte scholen: scholen waar de autochtonen in de meerderheid zijn. Zwarte scholen: scholen waar meer dan de helft van de leerlingen allochtoon is. Met deze begrippen word aangeduid dat veel mensen een verschil tussen autochtonen en allochtonen zien. De mensen vertrouwen de intelligentie van de autochtonen niet. b) Op grond van discriminatie zou men een bezwaar kunnen maken, want men doet de allochtonen tekort door de vooroordelen die ze hebben, want ze hebben geen vertrouwen in de intelligentie van de allochtonen. c) *Witte scholen zijn ontstaan doordat de scholen allochtone leerlingen weigeren op grond van hun identiteit. *Zwarte scholen zijn ontstaan doordat steeds meer autochtone ouders hun kinderen liever naar een witte school sturen. Ook vinden witte scholen het duur om allochtonen op te nemen. De belangrijkste reden is echter die bij punt 1 staat. Dit soort scholen zijn ontstaan op grond van artikel 23. d) Het verschijnsel van de witte en zwarte scholen komt vooral voor in de grote steden omdat daar de meeste inwoners wonen dus ook de meeste allochtonen. In de steden zitten ook de meeste scholen, dus vandaar dat het verschijnsel in de steden vaak voorkomt. e) Er is sprake van een zekere samenhang van dit verschijnsel met artikel 23 uit de grondwet. In artikel 23 staat dat een school bijna alles zelf mag bepalen en ze mogen ook veel weigeren, ook leerlingen en dat is de samenhang. f) Letterlijk = wat er letterlijk in de wet staat. Er worden moeilijke woorden gebruikt en de meeste mensen weten niet wat de betekenis daarvan is. Geest = wat er mee bedoeld word en de situatie waarin het kan voorkomen. g) De gemeente Gouda probeert door middel van afspraken met alle scholen de problemen van sommige scholen op te lossen. Het gaat om geldafspraken, waardoor allochtone leerlingen beter geholpen kunnen worden. h) Ik vind dat er geen zwarte en witte scholen moeten zijn, want het begint dan toch op racisme te lijken. Allochtonen kunnen ook slim zijn en de allochtone leerlingen leren trouwens snel Nederlands. i) Argumenten voor mensen die vóór zwarte en witte scholen: *op zwarte scholen kan extra aandacht aan leerlingen besteed worden, omdat er op die school meer leraren worden aangesteld. *de klassen zijn kleiner. *op zwarte scholen leren leerlingen en leraren elkaars cultuur kennen. Opdracht 51: Het beleid dat het gemeentebestuur in de gemeente Zaanstad voert met betrekking tot onderwijs aan leerlingen uit allochtone minderheden is als volgt. De scholen kunnen zelf weten of ze een leerling / persoon toelaten op de school. Het kan echter niet zo zijn dat het door afkomst wordt geweerd. Dat zal in de praktijk echter wel gebeuren. Over het verschijnsel zwarte en witte scholen valt niet veel te zeggen omdat er in de zaanstad geen zwarte of witte scholen aanwezig zijn. De meeste scholen nemen wel gewoon iedereen aan en elke school bevat wel allochtonen. In de Zaanstad zijn het er echter niet zoveel dat er een hele school volmee zit. Iedereen is gewoon gemixt (zoals dat ook hoort volgens ons). De betrokken betrokkenen vinden het beleid goed want er zijn niet veel klachten ingediend dus blijft het zo. Tuurlijk zijn er tegenstanders, maar die zien ook wel dat het goed gaat in het onderwijs in de Zaanstad en dat het moeilijk te veranderen is. Een plan om de problematiek van zwarte en witte scholen op te lossen: De allochtone gezinnen moeten geïnformeerd worden over de opstartcursussen zodat ze de kinderen beter kunnen voorbereiden zich aan te passen aan de taal en aan een paar cultuuraspecten zodat ze een betere plek in de maatschappij kunnen vinden. De kinderen die thuis een andere taal spreken moeten geholpen worden bij het leren van de dan 2e taal, namelijk Nederlands. Dit kan door extra lessen (kost wel geld!). Het gaat niet alleen over de taal, maar de gezinnen moeten ook de voordelen horen van het soort beleid in de Zaanstad. Meestal zijn de nadelen van de zwarte scholen niet in het hoofd van de allochtone gezinnen. De witte scholen moeten ook geïnformeerd worden zodat ze ook allochtone leerlingen toelaten en het geen witte school blijft, want daar zitten ook nadelen aan.