Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Femmes fatales in de Oudheid

Beoordeling 4.9
Foto van een scholier
  • Opdracht door een scholier
  • 6e klas aso | 2325 woorden
  • 5 november 2004
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 4.9
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Femmes Fatales in de Klassieke Oudheid 1. Helena 1.1 Biografie Helena is in de Griekse sage een beeldschone vrouw, dochter van Leda en van de Spartaanse koning Tyndareos of van Zeus (die haar in de gedaante van een zwaan verwekte bij Leda). Zij wordt al op jeugdige leeftijd geschaakt door Theseus maar wordt door haar broers, de Dioscuren, bevrijd. Vele vrijers, onder wie Odysseus, dingen naar haar hand, maar haar vader laat hen zweren Helena's toekomstige echtgenoot te zullen helpen indien zij geschaakt mocht worden. Helena huwt de Spartaanse vorst Menelaos en schenkt hem een zoon en een dochter: Nikostratos en Hermione. Wanneer zij tijdens Menelaos' afwezigheid wordt geschaakt door de Trojaanse prins Paris leidt dit tot de Trojaanse oorlog. Getrouw aan hun eed helpen de Griekse vorsten Menelaos bij diens strafexpeditie tegen Troje. Na de val van Troje wordt Helena gevangen genomen. Menelaos, die haar wil straffen neemt haar, bekoord door haar charme, weer tot zich. Volgens een andere sage liet Paris Helena in Egypte en vond haar man haar ongerept terug. Een andere variant verhaalt dat zij Achilles huwt en bij hem de moeder wordt van een zoon Euphorion. In Therapne bij Sparta, waar zij haar graf had, werd zij samen met Menelaos vereerd.Voor zowel vele Grieken als Trojanen was zij de boze geest, bron van alle leed. In oorsprong is Helena een voor-Griekse vegetatiegodin, die vooral op de Peloponnesos werd vereerd. 1.2 Kunstwerken A. Antonio Canova, buste van Helena, 1807

Canova, Antonio (Possagno, bij Bassano, 1 nov. 1757 – Venetië 13 okt. 1822), Italiaans beeldhouwer, was leerling van Torretti in Venetië, waar hij in 1773 een eigen atelier opende. Canova lijkt op het eerste gezicht een stijve, gladde classicistische beeldhouwer, maar zijn afwerking is fluwelig, zijn symmetrieën subliem, en zijn grafmonumenten pathetisch. Hij was geboren in Possagno (Treviso), waar hij begraven ligt in een door hem zelf ontworpen en betaalde kopie van het Pantheon. Dit beeldhouwwerk is een voorbeeld van classicisme en neoclassicisme. Deze richting in de kunst en architectuur is sterk beïnvloed door de antieke Griekse en Romeinse kunst en cultuur. Men streeft naar de harmonische verhoudingen van de klassieke oudheid en een zuivere vormgeving. Het neoclassicisme verwijst specifiek naar het classicisme van de laatste decennia van de 18e eeuw tot en met de 19e eeuw. De term neoclassicisme raakte pas halverwege de 19e eeuw in gebruik. Tot die tijd sprak men over de 'ware stijl'. Deze benaming geeft weer hoe men tegen kunst aankeek
Antonio Canova, Buste van Helena, 1807
B. Jacques-Louis David, Paris és Heléna szerelme, 1788
David, Jacques-Louis, 1748 - 1825, Frans schilder. Hij kreeg de Prix de Rome in 1774 en verbleef van 1775 tot 1780 en in 1784 te Rome. Davids eerste werken, academistische, heroïsche taferelen, hadden tussen 1780 en 1790 enorm succes. Le serment des Horaces vormt het eerste Franse classicistische schilderij en staat aan het begin van een traditie, voortgezet door Davids belangrijkste leerling, Ingres Hij was een vriend van Robespierre en werd na diens val in 1794 voor enige tijd gevangengezet. Tijdens en na zijn gevangenschap concentreerde hij zich
op het portret, scherp van psychologische karakterisering, met als hoogtepunten Mme Sériziat en Mme Récamier. In 1804 werd hij hofschilder van Napoleon. Als historieschilder van het Napoleontische tijdvak toonde David een sterke neiging tot verheerlijking van zijn onderwerp, zoals in zijn uitbeelding van de kroning van de keizer. Na de val van Napoleon in 1816 woonde hij als balling te Brussel. Het beste schilderij uit zijn Brusselse tijd is Les trois dames de Gand. Tijdens de Revolutie schilderde David monumentale, geïdealiseerde taferelen naar belangrijke gebeurtenissen uit die jaren. Op dit schilderij staat Helena samen afgebeeld met Paris in de slaapkamer. Paris wordt nogal verwijfd voorgesteld, die ervan houdt romantische liederen te spelen voor zijn geliefde. Dit is een neoclassicistisch schilderij: het neoclassicisme sluit in Frankrijk volledig aan bij de dan heersende stemming: zelfopoffering en vaderlandsliefde zijn thema's die voor velen herkenbaar zijn in de aanloop naar de Franse Revolutie (1789). Behalve deze kenmerkende
onderwerpen maakt ook de manier van afbeelden het neoclassicisme in de schilderkunst herkenbaar. Figuren zijn in een sterk bestudeerde (afgekeken) houding weergegeven, de omgeving koel en zakelijk neergezet; alles in een sterk tekenachtige werkwijze: duidelijk te onderscheiden contouren en een vrij vlakke wijze van inkleuren.Jacques-Louis David is als schilder toonaangevend. In de neoclassicistische architectuur worden de bouwkundige elementen uit de klassieke oudheid zo zuiver mogelijk toegepast: zuilen worden bijvoorbeeld niet meer als versiering, maar alleen als constructief (dragend) element toegepast. Jaques-Louis David, Paris és Heléna szerelme, 1788 1.3 Tekstfragment: Ilias, boek VI, v. 342-369 Onderwijl spoedde zich Iris de bode naar de blankarmige Helena. Zij vertoonde zich in de gedaante van Laodike, de schoonste van Priamos’ dochters, de vrouw van de dappere Helikaon, een zoon van Antenor. Zij trof Helena aan in haar kamer, werkend aan een groot weefsel, een dubbele purperen mantel. Zij weefde daarin vele gevechten van de Trojaanse wagenstrijders en bronsgepantserde Grieken, om haar gestreden onder Ares’ harde hand. Met snelle voet kwam Iris nader en zij sprak: “Kom mee, lief kind, dan kunt ge wonderlijke dingen zien van de Trojaanse wagenstrijders en de bronsgepantserde Grieken. Zo pas nog raasde oorlog-bron van tranen- in de vlakte rond en waren zij op dodelijke strijd belust: nu staan zij stil bijeen –de strijd is opgehouden- op hun schild geleund, de lange lansen naast zich in de grond gestoken. Maar Paris en de krijgsheld Menelaos zullen om u strijden met de lange lans. De winnaar noemt u straks zijn vrouw. Paris was de zoon van de Trojaanse koning Priamus en hij ging ervan door met Helena, de
vrouw van Menelaos, koning van Sparta, bij wie hij te gast was. Dit was de aanleiding tot de

Trojaanse Oorlog, die 10 jaar duurde. Troje valt door de list van het houten paard. Odysseus, een Griek die de list ontwierp, gaat terug naar huis. Zijn tocht duurt 10 jaar en hij was dus 20
jaar weg van zijn vrouw Penelope, die hem trouw was gebleven. Odysseus was niet echt
trouw want hij sliep met andere vrouwen. Maar hij keert wél terug naar huis, wat duidelijk
trouw is. 2. Sirenen 2.1 Biografie De Sirenen waren in de Griekse mythologie halfgoddelijke wezens met een vogellichaam en een vrouwenhoofd, ze waren de dochters van de zeegod Phorkys of van de stroomgod Achelos. Ze lokten met hun melodieuze stem onvermoede reizigers naar hun eiland, dat deel is van drie kleine rotsige eilanden, opdat hun schip, alvorens het eiland te bereiken, tegen de scherpe klippen voor de ingang van het eiland liep. Het waren zeewezens en stonden vermoedelijk onder het bevel van de zeegod Poseidon. In Homèros' Odysseia lokken zij met hun betoverend gezang de zeelieden naar hun eiland om hen te doden. Odysseus weerstaat hen door zijn makkers was in de oren te stoppen en zichzelf aan de mast van zijn schip vast te binden. Ook de Argonauten liepen gevaar toen ze langs het eiland van de Sirenen voeren. Orpheus zag echter onmiddellijk het gevaar in en begon een lied te spelen op zijn lier dat de mooie stemmen van de Sirenen overstemde. 2.2 Kunstwerken A. John William Waterhouse, Odysseus en de Sirenen, 1891 John William Waterhouse is in 1849 te Rome geboren. In 1850 trok zijn familie terug naar Engeland. Voor Waterhouse naar The Royal Academy ging, hielp hij mee in de studio van zijn vader, die schilder was. Daar maakte hij zijn eerst klassieke werken, die o.a. gebaseerd waren op Lord Frederic Leighton (zie volgend schilderij). Hij werd verkozen als lid van ‘The Royal Institute of Painters in Watercolour’ dankzij zijn eerste genretaferelen. Later begon hij alsmaar meer tragische en vooral machtige fatale vrouwen te schilderen. In 1880 begon Waterhouse tentoonstellingen in Birmingham, Liverpool en Manchester. Zijn schilderijen waren ook bekend in het buitenland. In 1890 legde hij zich toe op portretten en werd lid van The St John’s Wood Arts Club toen hij naar St John’s Wood verhuisde. Waterhouse schilderde tot zijn dood in 1917 te Londen
Op dit schilderij zie je Odysseus die langs het eiland vaart waar de Sirenen wonen. De sirenen worden hier voorgesteld als wezens die voor de helft vogels zijn en voor de helft mens. In andere verhalen zijn ze zeemeerminnen die, als ze uit het water komen, mens worden. Met hun betoverende gezang willen ze Odysseus en zijn schepen naar hen toe lokken, zodat hun schip vastloopt op de rotsen. Odysseus was slim en beval zijn mannen hun oren dicht te stoppen met was en hard door te roeien. Hij wou zelf het betoverende gezang horen en liet zich vastbinden aan de mast, zodat hij niet naar de Sirenen toe kon gaan. De sirenen zongen dat ze kennis zouden geven aan elke man die bij hen kwam, en dat ze hen wijsheid en een verheldering van de geest zouden geven.Odysseus zijn plan lukte, hij kon zich niet lostrekken om naar de Sirenen toe te gaan en kon zo veilig verder varen. John William Waterhouse, 1896

B. Lord Frederick Leighton, De visser en de Sirene, 1856
Lord Frederick Leighton is geboren in 1830 te Scarborough, Engeland. Zijn vader kreeg een grote erfenis en daarom ging zijn familie vaak op reis naar Frankrijk, Duitsland, België en Italië. Het grootste deel van zijn jeugd bracht hij door in het buitenland. Toen hij 15 werd, besloot hij dat hij kunstenaar wou zijn. Hij studeerde in Duitsland, Italië en Nederland. Leighton wou de bekendste Engelse schilder worden en zijn eerste schilderij ‘Cimabue’s Celebrated Madonna’ werd in 1855 toegevoegd aan The Royal Academy dankzij zijn groot succes. Zelfs Queen Victoria schreef er vol lof over. Hij studeerde verder in Rome en verhuisde in 1859 naar Londen, waar hij portretten schilderde om geld te verdienen. Het duurde lang, maar uiteindelijk kreeg hij met ‘Sisters’ opnieuw veel succes. Na jaren wachten werd hij eindelijk als lid verkozen van The Royal Academy. Hij studeerde klassieke kunst en in 1878 werd hij leider van The Royal Academy. In 1896 werd Leighton baron. Nadat hij lang leed aan de ziekte angina stierf hij in 1897. Dit schilderij toont een visser die wordt verleid door een sirene. De visser biedt geen weerstand want een sirene is bijna niet te weerstaan. Onderaan zie je de zee en als je goed kijkt zie je dat de visser op rotsen steunt en een mand die er gestrand is. Dit toont aan hoe vernietigend de Sirenen kunnen zijn. De Sirene op dit schilderij heeft overduidelijk haar werk al verricht, de visser is op de rotsen terechtgekomen. Leighton schilderde wel meer naakt, maar dit is het enige schilderij dat als erotisch kan beschreven worden. De sirene is mooi, met glinsterende huid en een sexy lichaam. Het is ook een voorbeeld van de mannelijke schoonheid in de kunst. Het bevindt zich momenteel in de Bristol City Art Gallery. Lord Frederick Leighton, De visser en de Sirene, 1856 2.3 Tekstfragment Uit: Homerus’ Odyssee
De Sirenen
Toen richtte ik, van zorgen vervuld, het woord tot mijn mannen: “jongens, zei ik, het is niet goed dat maar een of twee van ons op de hoogte zijn met de wonderlijke dingen die wij zullen zien en waarover Circe, die godin onder de godinnen, mij vertelde. Ik wil jullie dus inlichten; dan weten wij tenminste waar wij aan toe zijn, ook als wij moeten sterven; en misschien kunnen wij nog aan de Doodsdemon ontkomen. In de eerste plaats beval zij mij op onze hoede te zijn voor de stem van de betoverende Sirenen, die zitten in haar bloemenweide. Ik alleen moest er naar luisteren; maar bindt mij zo stevig vast, dat ik mij niet los kan wringen en onwrikbaar op mijn plaats blijf, rechtop tegen de mast; de touwen moeten daar stevig omheen geslagen zijn. Elk smekende verzoek om bevrijding moeten jullie beantwoorden met nog meer touwen en knopen.” Terwijl ik dit nauwkeurig aan mijn volgelingen uitlegde, had ons goed gebouwde schip snel het eiland van de beide Sirenen bereikt, want de moeiteloze wind joeg het voort. Plotseling echter, hield het op met waaien, de zee werd rimpelloos vlak, geen zuchtje wind meer, een demonische kracht legde de golven ter ruste. Mijn mannen stonden op en reefden de zeilen. Zij borgen die in het ruim, zetten zich aan de riemen en deden het water schuimend opspatten. Inmiddels had ik een grote schijf was met mijn scherpe zwaard in kleine stukjes gehakt, ik kneedde ze in mijn sterke handen, en de was werd al gauw week, door die grote druk en de gloed van Helios, de hooggaande heerser. Toen stopte ik, op de rij af, al mijn volgelingen de oren dicht. Zij, op hun beurt, bonden mij aan handen en voeten rechtop tegen de mast en zij draaiden de touwen daar stevig omheen. Vervolgens gingen zij weer zitten en sloegen de grijze zee met hun riemen. Zodra wij nu, licht over het water glijdend, zover verwijderd waren als de stem draagt van iemand die roept, ontging het de Sirenen niet dat een snelvarend schip naderde, en zij hieven een helder klinkende zang aan: “ kom hier, kom hier o veelgeprezen Odysseus, grote roem van de Grieken. Houd stil uw schip en luister naar ons beider stem. Want nog nooit is iemand voorbijgevaren, voordat hij die honigstroom van geluid uit onze mond hoorde vloeien. Dan eerst gaat hij verder, na te hebben genoten, na te hebben geleerd. Voor u weten wij alles wat Grieken en vijanden moesten lijden in de vlakte van Troje, door de wil van de goden.” Zo zongen zij met hun heerlijke stemmen en mijn hart wilde luisteren en met gefronste wenkbrauwen knikte ik mijn mannen toe dat zij mij los moesten maken. Maar zij wierpen zich op de riemen en onmiddellijk stonden Perimedes en Eurylochos op mij om mij vaster te binden met nog meer touwen. Zodra wij echter voorbij waren geroeid en de stemmen het gezang van de Sirenen niet meer hoorden, namen mijn trouwe volgelingen de was uit hun oren, die ik daarin had gesmeerd, en zij bevrijdden mij uit de touwen. 3. Bronvermelding * Van Gelder, J., De terugkeer/ Homerus’ Odyssee, Bert Bakker, 1959 * Onbekend, Classicisme en Neoclassicisme, internet, 20 oktober 2004, (www.kunstbeeld.com/kunstgeschiedenis/classicisme/classicisme.htm) * Schwartz, M.A., Homerus’ Ilias, Querido, 1996

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.