Handelswijze van de VOC

De inkoop en verkoop van de spullen werd door de VOC gedaan. In die tijd was het belangrijk dat je een monopolie op een product kreeg. Dat betekent dat je het alleenrecht hebt om in dat product te handelen. De VOC had allerlei slimme trucjes om ervoor te zorgen dat andere landen het product niet meer konden krijgen, bijvoorbeeld:

De VOC verdreef de Portugezen uit hun handelsgebied en verkreeg in 1622 het monopolie op nootmuskaat en foelie door de verovering van de Banda-eilanden. In 1658 werden de Portugezen ook van Ceylon verdreven waardoor de kaneelhandel volledig in handen van de VOC kwam. Door de vernietiging van de kruidnagelbomen op de Molukken verkreeg men rond 1670 ook het monopolie op kruidnagel

Hieruit blijkt duidelijk dat de VOC d. m. v. geweld de concurrentie verdreef. Als een gebied veroverd was, werden er pakhuizen geplaatst. Via de pakhuizen werden de producten op schepen geplaatst en naar Nederland vervoerd. De handel werd door de kooplieden bedreven. Zij waren de baas over de arbeiders en namen de belangrijke beslissingen. De kooplieden waren rijke lui, woonden in grote huizen en waren vaak van adel.

In die tijd bleven mensen ook achter op het eiland waarmee gehandeld werd. Het was goedkoper en bespaarde tijd, want de mensen hoefden niet per schip vervoerd te worden. De mensen mengden zich onder de plaatselijke bevolking. Ze hadden een goedbetaald leven. Soms hielpen ze de plaatselijke bevolking aan een beter bestaan.

Beroepen bij de VOC:

Er waren veel beroepen bij de VOC. Hieronder staan de belangrijksten.

- Een schipper:Deze was natuurlijk het belangrijkste en werd ook goed betaald. Zijn opleiding was erg lang en er was niet erg veel vraag naar, want er zijn niet veel schippers nodig

-een Koopman: Koopmannen verkochten producten. Hun opleiding was niet heel erg lang en er waren best veel koopmannen aan boord.

- een Opperstuurman: Deze hebben ongeveer dezelfde eigenschappen als schipper

- een Kok: Een schip kan niet zonden kok. Er was niet veel vraag naar, want deze mensen gaan lang mee. Een opleiding als kok was ook niet erg lang. Sommige koks hadden geen opleiding.

- Een schipmaker: Er waren veel mensen nodig in de bouw van schepen. Door zeeslagen waren er schepen verkoren gegaan. Een opleiding was vaak heel kort. Het werk werd niet heel goed betaald. Er waren grote wervingsacties om mensen te lokken.

- Een matroos: Matrozen waren heel erg nodig. Omdat veel schepen zonken, verdronken veel matrozen en die moesten vervangen worden.

- Een jongen: Deze baan werd het slechtst betaald. Jongens moesten allerlei klusjes doen en vies werk. Ze hadden geen opleiding en verdienden weinig. Vaak waren ze ongeschoold of waren voor het eerst op een schip.