Uiteenzetting Poëzieverslag
H. Marsman Verzamelde gedichten
Ik heb voor deze bundel gekozen omdat de auteur mij wel aanstond. De eerste indruk van Marsman was wel positief, een kaft met felle kleurtjes en een grappige naam. Maar hoe meer ik ging lezen hoe moeilijker het werd. Het is eigenlijk geen grappige man. Hij schrijft heel somber en over dingen zoals de meeste mensen ze nog nooit hadden gezien. Ik heb mijn gedichten ook vaker dan één keer moeten lezen omdat ze daarna pas een beetje duidelijk worden. Ik heb de volgende gedichten gekozen: doodsstrijd, herinnering aan Holland en afscheid van het dorp.
Ik heb doodsstrijd gekozen omdat het goed weergeeft hoe Marsman daarover denkt. Hij denkt dat de dood een wezen is en dat beschrijft hij ook precies. Hoe hij eruit ziet en hoe hij te werk gaat. Zelf heb ik veel met de dood te maken gehad. Veel mensen om mij heen zijn dood gegaan. Ongeveer een jaar terug is mijn baas overleden waar ik een heel hechte band mee had. Ik had ook heel veel moeite dat hij is overleden. Maar het hoort bij het leven. Overal gaan er mensen dood. Dat heb je zelf niet zo snel door. Marsman beschrijft dat de dood onzichtbaar langs iedereen opgaat. Je voelt hem wel maar je ziet hem wel. Dit sprak mij erg aan omdat het toch een blijvend onderwerp is.
Herinnering aan Holland heb ik gekozen omdat ik me bij dit gedicht aangesproken voel. Marsman beschrijft hierin het typische Nederlandse landschap beschrijft. Ik woon in een soort klassiek Nederlands dorp aan de dijk, Oosterhout. Ik woon in het oude gedeelte en veel dingen die hij beschrijft herken je in Oosterhout terug. Hij praat over brede rivieren en ijle populieren. Ik woon vlakbij de dijk. Daarachter ligt de waal. Een brede rivier. Een paar dorpen verder ligt de rijn en dat is ook een brede rivier. In Oosterhout kan ik zo vier plaatsen op noemen waar populieren staan. Daarom denk ik aan Oosterhout bij dit gedicht. Dat is ook de rede dat ik dit gedicht heb gekozen.
Het laatste gedicht dat ik heb gekozen is verzet. Dit heb ik vooral gekozen door de titel. Omdat het over de oorlog gaat. Ik ben al lang gefascineerd door de oorlog. Ik kijk zoveel mogelijk oorlogsfilms en lees ook een heleboel boeken daarover. Soldaat van oranje vond ik het één van de mooiste. Dat gaat ook over het verzet. Alleen loopt het daarbij wel grotendeels goed af. Dat is bij dit gedicht niet het geval. Deze man hoogst waarschijnlijk gedood worden.
Doodsstrijd
Ik lig zwaar en verminkt in de hoek van de nacht
weerloos en blind; ik wacht
op de dood die nu eindelijk komen moet.
het paradijs is verbrand; ik proef roet,
dood, angst en bloed,
ik ben bang, ik ben bang voor de dood.
ik kan hem niet zien,
ik kan hem niet zien,
maar ik voel hem achter mij staan
hij is misschien rakelings langs mij heen gegaan,
hij sluipt op zwarte geruisloze voeten onzichtbaar
achter het leven aan.
hij is weergaloos laf
hij valt aan in de rug
hij durft niet recht tegenover mij te staan
ik zou zijn schedel te pletter slaan.
ik heb nu nog, nu nog, een wild ontembaar
verlangen naar bloed.
Dit gedicht vond ik erg mooi. Vooral door het soort taal gebruik dat Marsman gebruikt. Hij schrijft dat hij weerloos in een hoek ligt en dat hij de dood voelt. Hoe verder je leest in het gedicht hoe bozer hij wordt op de dood. Tot hij uiteindelijk de schedel van de dood te pletter wil slaan. Dit geeft heel duidelijk weer dat hij het niet eens is met de dood.
Er waren geen andere klasgenoten met hetzelfde gedicht.
Strofenbouw:
Het gedicht is opgebouwd uit drie strofen. Iedere strofe bestaat uit zes regels. Dus het gedicht bestaat uit 3 sextetten.
Rijm:
Rijmschema: Strofe 1 & 2: aa bb cc
Strofe 3: ab cc de
In strofe 2 komt herhaling voor (zien – zien). En in strofe 3 zit een afwijkend rijmschema (ab cc de). Daarmee wil de dichter bereiken dat de rijmende versregels meer aandacht krijgen.
Strofe 1:
Beginrijm: den dood die.
Eindrijm: bloed – dood
Volrijm: nacht – wacht, moet – roet
Klinkerrijm: nacht – wacht, moet – roet
Strofe 2:
Beginrijm: -
Eindrijm: -
Volrijm: zien – zien (is ook herhaling)
Klinkerrijm: staan – gegaan, onzichtbaar – aan
Strofe 3:
Beginrijm: -
Eindrijm: -
Volrijm: slaan – staan
Klinkerrijm: slaan – staan
Metrum:
U U - U U - U U - U U -
Ik lig zwaar en verminkt in een hoek van den nacht,
- U U - U -
weerloos en blind; ik wacht
Het metrum van dit gedicht is een anapest.
Personificatie:
maar ik voel hem achter mij staan
hij is misschien rakelings langs mij heen gegaan,
hij sluipt op zwarte geruisloze voeten onzichtbaar
achter het leven aan.
Hij ziet de dood meer als mens. Een soort magere Hein. Die iedereen afmaakt als diegene te zwak is. Dat doet de dood ook volgens Marsman.
Nederlands dichter en prozaschrijver, redacteur van De Vrije Bladen
en medewerker van Forum en De Nieuwe Rotterdamse Courant.
Zijn letterkundige oeuvre is expressionistisch en later vooral vitalistisch van karakter. Marsman heeft niet alleen vele verzen, vervuld van doodsangst, geschreven, hij heeft zich er ook over uitgelaten. In 1932 leefde Marsman niet in een gelukkige fase. Uit die tijd dateren de meeste van zijn doodsgedichten. S.Vestdijk zei, dat Marsmans dichten over de dood gezien moet worden als een symbool van nederlaag, niet tegen de dood, maar tegen het leven. Marsman was lijfelijk bang voor de dood en onzeker over wat hij in één van zijn gedichten 'neerstorten in de poelen, heet en rood, noemde.
Ik lig zwaar en verminkt in de hoek van de nacht
weerloos en blind; ik wacht
op de dood die nu eindelijk komen moet.
het paradijs is verbrand; ik proef roet,
dood, angst en bloed,
ik ben bang, ik ben bang voor de dood.
Hij ligt helemaal ontdaan in de hoek. Als een bokser die verslagen is en in de hoek van de ring ligt. Hij kan niets meer doen. Hij is blind. Misschien verblind een licht. Hij wacht op de dood die hem dan de genade klap geeft. Het is gedaan met de pret. Hij proeft van allerlei viezigheid. Hij ziet het niet meer zitten hij proeft de dood maar is toch ook bang voor de dood.
ik kan hem niet zien,
ik kan hem niet zien,
maar ik voel hem achter mij staan
hij is misschien rakelings langs mij heen gegaan,
hij sluipt op zwarte geruisloze voeten onzichtbaar
achter het leven aan.
Hem is de dood. Hij kan zijn tegenstander niet zien. Hij loopt rond door de ring. Dan staat hij achter hem. Hij is vlak langs hem opgegaan. Hij sluipt in het rond. Geruisloos en onzichtbaar. Achter hem aan.
hij is weergaloos laf
hij valt aan in de rug
hij durft niet recht tegenover mij te staan
ik zou zijn schedel te pletter slaan.
ik heb nu nog, nu nog, een wild ontembaar
verlangen naar bloed.
De dood is zielig. Hij durft niet van voren aan te vallen. Bang dat hij zelf gepakt wordt. Daarom valt hij aan in de rug. Als hij nog krachten zou hebben zou hij de dood een lesje leren. Ondanks zijn kracht wil hij nog steeds winnen. Hij heeft nog een wild ontembaar verlangen naar bloed, naar het leven dus.
Herinnering aan Holland
Denkend aan holland
zie ik brede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hoge pluimen
aan den einder staan;
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een groots verband.
De lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.
Hij loopt door gebied dat ver van de stad af ligt. Hij ziet brede rivieren, laagland, populieren en boerderijen. Dus loopt ergens in een polder of op een dijk. Hij beschrijft een oer Hollands dorpje. Hij ziet geknotte torens van kerken. Boomgroepen midden in het gebied. Populieren die heel dun zijn en op het punt staan van omvallen. De lucht hangt er laag omdat je eindeloos ver kunt kijken. Hij kijkt naar het water in de rivieren en denkt aan alle rampen door water. Het water wordt gevreesd in alle gewesten.
Er waren geen andere klasgenoten met hetzelfde gedicht.
Strofenbouw:
Het gedicht is opgebouwd uit één strofe. Deze strofe bestaat uit 24 regel.
Rijm:
Rijmschema:
Er zit wel een rijmschema in dit gedicht, maar doordat alles een bepaalde lengte heeft gekregen kun je hier niet meer helemaal over spreken. Als je de regels aan elkaar plakt en dan gaat kijken dan zit er wel een duidelijk rijmschema in.
aa bb cc
denkend aan holland zie ik brede rivieren traag door oneindig laagland gaan,
rijen ondenkbaar ijle populieren als hoge pluimen aan den einder staan
Volrijm: gaan – staan, land – verband, gesmoord – gehoord
Metrum:
- U U - U
denkend aan holland
U - - U U - U
zie ik brede rivieren
- U U - U
traag door oneindig
- U U
laagland gaan,
Het metrum van dit gedicht is niet erg duidelijk. In het begin lijkt op een dactylus. Maar in de tweede regels lijkt het er niet meer zoveel op.
In dit gedicht zit geen beeldspraak of stijlfiguren.
Mijn eerste interpretatie klopt nog wel. Ik hoef hier niks meer aan te veranderen.
Geboren: 30 september 1899
Overleden: 21 juni 1940
Debuut: Brieven (1921, poëzie)
Genre: Poëzie, roman, novelle, essay
Bijzonderheid: Vond de dood toen het schip waarop hij naar Engeland vluchtte op de Noordzee getorpedeerd werd.
Citaat: 'Denkend aan Holland
zie ik brede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan' (uit: 'Herinnering aan Holland' in: Verzameld werk)
Denkend aan holland
zie ik brede rivieren
traag door oneindig
laagland gaan,
rijen ondenkbaar
ijle populieren
als hoge pluimen
aan den einder staan;
Hij is aan het dromen over holland. Als hij daarover droomt ziet hij brede rivieren langzaam door Nederland gaan. Hij ziet heel veel dunne bomen. Als een soort bos verder in de verte staan.
en in de geweldige
ruimte verzonken
de boerderijen
verspreid door het land,
boomgroepen, dorpen,
geknotte torens,
kerken en olmen
in een groots verband.
Hij ziet boerderijen in veel lege ruimten staan. Verspreid door het hele land. Af en toe bomen dorpen en geknotte torens. Maar ook kerken en olmen.
De lucht hangt er laag
en de zon wordt er langzaam
in grijze veelkleurige
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
wordt de stem van het water
met zijn eeuwige rampen
gevreesd en gehoord.
De lucht hangt er laag in het platteland. En de avondzon gaat er in onder met veel grijze lucht eromheen. Maar ondanks het mooie Nederland word overal in het land de kracht van het water gevreesd door al het ellende wat het met zich meebrengt.
Verzet
Toen zei de man: ik ben moe;
vijand laat van mij af;
ik verweer mij niet meer;
ik lig nog maar wat en wacht af
of ik gehaald word vannacht.
en de priester: ik breng u den Heer.
maar hij met een laatsten slag
sloeg het kruisbeeld weg van zijn mond
en krijste: ga weg -
neem mijn laatst bezit mij niet af:
MIJN zonden gaan mee in MIJN graf.
Het gaat over een verzetsstrijder die ter dood is veroordeeld. Hij wordt dezelfde dag nog gedood. Er komt een priester waarbij hij mag biechten. Hij wil dit niet en schreeuwt dat hij weg moet gaan. Hij wil niet dat de vijand zijn zonden te weten komen.
Er waren geen andere klasgenoten met hetzelfde gedicht.
Strofenbouw:
Het gedicht is opgebouwd uit één strofe. En deze strofe bestaat uit 11 regels.
Rijm:
In dit gedicht zit geen duidelijk rijmschema. Als je een rijmschema maakt dan zal het er zo uitkomen te zien:
ab cd ef gh ij j
Omdat alleen de laatste twee regels rijmen. Is het zeer waarschijnlijk dat hier geen rijmschema in zit.
Strofe 1:
Beginrijm: -
Eindrijm: -
Volrijm: af – graf
Klinkerrijm: af – graf
Metrum:
- U U - U U -
Toen zei de man: ik ben moe
- U U - U U
vijand laat van mij af;
Het metrum van dit gedicht is een dactylus.
In dit gedicht zit geen beeldspraak of stijlfiguren.
Mijn eerste interpretatie klopt nog wel. Ik hoef hier niks meer aan te veranderen.
Marsman, Hendrik, schrijver (Zeist 30-9-1899 - Aan boord van de Berenice in Het Kanaal 21-6-1940). Zoon van Jan Frederik Marsman, boekhandelaar, en Maria Adriana Johanna van Wijk. Gehuwd sinds 18-12-1929 met Rina Louisa Barendregt. Uit dit huwelijk werden geen kinderen geboren.
Toen zei de man: ik ben moe;
vijand laat van mij af;
ik verweer mij niet meer;
ik lig nog maar wat en wacht af
of ik gehaald word vannacht.
De man zei: ik ben het zat met hem, ik krijg niks meer uit hem. Hij ligt in een soort martelkamer. Hij heeft zoveel pijn dat hij niks meer kan doen. Alleen maar wachten. Tot de dood hem komt halen.
en de priester: ik breng u den Heer.
maar hij met een laatsten slag
sloeg het kruisbeeld weg van zijn mond
en krijste: ga weg -
neem mijn laatst bezit mij niet af:
MIJN zonden gaan mee in MIJN graf.
Er komt een priester bij hem en wil hem nog zijn laatste zonden af nemen voordat hij sterft. De priester mag niet dichterbij komen van hem. Hij zegt ook hem niks. Hij neemt al zijn geheimen mee in zijn graf.
REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
In 'Herinnering aan Holland' zitten wel degelijk beeldspraak en stijlfiguren.
'en de zon wordt er langzaam in grijze veelkleurige dampen gesmoord' -> wat denk je dat die grijze veelkleurige dampen zijn? Wolken. Een stijlfiguur.
13 jaar geleden
Antwoorden