Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Zwijgende man door J. Bernlef

Beoordeling 6.3
Foto van een scholier
Boekcover Zwijgende man
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 1782 woorden
  • 9 mei 2005
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 6.3
19 keer beoordeeld

Boekcover Zwijgende man
Shadow
Zwijgende man door J. Bernlef
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
J. Bernlef, Zwijgende man

Biografie J. Bernlef

J. Bernlef werd als Hendrik Jan (Henk) Marsman op 14 januari 1937 geboren in Sint-Pancras, in de buurt van Alkmaar. Zijn jeugd bracht hij door in Amsterdam-West, in 1949 verhuisde het gezin Marsman naar Haarlem. Terug in Amsterdam in 1954 kreeg de jonge Henk op de HBS Nederlands van de schrijver Rob Nieuwenhuys, die hem en zijn vrienden - Gerard Stigter en Gerard Bron (de latere K. Schippers en Gerard Brands) - in contact bracht met het werk van schrijvers zoals Nescio, Elsschot en Carmiggelt. Na zijn eindexamen in 1955 studeerde hij zes maanden aan de faculteit voor politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam en werkte vervolgens bij een boekhandel en een uitgeverij.

Eind 1956, vlak voor de Hongaarse opstand, moest hij in dienst. In 1957 verbleef hij drie maanden in het militair hospitaal Austerlitz. In deze periode debuteerde hij met het onder zijn eigen naam geschreven verhaal 'Mijn zusje Olga', dat later verscheen in het blad 'Hoos'. Naar aanleiding van die publicatie maakte de recensent Hans van Straten een vergelijking met de dichter Marsman. Dat was voor de jonge Henk Marsman reden na te gaan denken over een pseudoniem. Op een boekhandelcursus had hij net gehoord over de middeleeuwse Friese bard Bernlef, van wie geen werk bewaard was gebleven. Die naam, voorafgegaan door de beginletter van zijn tweede voornaam, werd zijn pseudoniem.


Na zijn diensttijd trok hij in 1958 naar Zweden, waar hij in de ban kwam van het weerbarstige landschap. Tot 1960 pendelde hij tussen Nederland en Zweden heen en weer. Een aantal van de gedichten (Kokkels) en verhalen (Stenen Spoelen), die Bernlef op zijn hotelkamer in het Zweedse Karlstad schrijft, stuurt hij in 1959 in voor de Reina Prinsen Geerlingsprijs. Hij wint deze prijs in november 1959. In de jaren daarna ontving hij nog meer prijzen, zoals de Constantijn Huygensprijs in
1984, die hij ontving voor zijn gehele oeuvre. In deze jaren behoort Bernlef tot de 'Beweging van Vijftig'. De Vijftigers werden sterk beïnvloed door het surrealisme en dadaïsme.

Na de 'Beweging van Vijftig' was het tijd voor vernieuwing. Deze vernieuwing beperkte zich grotendeels tot de poëzie en werd vooral gekenmerkt door een sterke neiging tot democratisering: het onderscheid tussen zogenaamd poëtische en minder poëtische gevoelens viel weg, elke realiteit kon voortaan in het gedicht verwoord worden.

In 1958 werd er door Bernlef samen met Stigter en Brands een tijdschrift opgericht, dat precies bij deze ideeën aansloot: 'Barbarber'. Dat dit literaire tijdschrift voortkwam uit de 'dada-beweging' was goed te merken: het ging op een amusante manier in tegen iedere vorm van kunst met een grote K. Verder had 'Barbarber' een afwijkend formaat (langwerpig) en zeer eigen typografische vormgeving. Het blad beïnvloedde met de naar voren gebrachte antiliteraire beginselen veel auteurs. In dit blad werden in eerste instantie alleen maar teksten gepubliceerd. Later werden ook advertenties, moppen, teksten, stukken uit een spoorwegboekje en fragmenten uit stripverhalen in 'Barbarber' gepubliceerd. Het eerste nummer kwam uit in oktober 1958 en het laatste nummer verscheen in 1971. De poëzie van
Bernlef was in deze periode relatief eenvoudig.

Het dadaïsme kreeg, dankzij 'Barbarber', later ook nog aandacht. Jonge dichters wilden het nieuwe stedelijk landschap, waardoor zij omringd waren in kaart brengen. Bij 2 redacteurs van 'Barbarber' kan dit streven duidelijk worden opgemerkt: J. Bernlef en K. Schippers. Zij behoorden dan ook tot de Zestigers. Bernlef en Schippers ontleenden veel van hun ideeën aan de dadaïsten en aan Marcel Dunchamp; bekend door zijn 'readymades', die hij isoleerde uit hun vertrouwde omgeving en daardoor tot kunstwerk maakte.

Bernlef verwerkte in zijn gedichten veel materialen die tot dan toe als niet-poëtisch waren beschouwd, maar later besteedde hij meer aandacht aan poëtische kenmerken als klank en ritme. In navolging van Marcel Dunchamp maakte ook Bernlef collages van 'readymades'. Hierbij streefde hij in het begin nog wel humoristische effecten na, maar later nam hij ook genoegen met het weergeven van de werkelijkheid op zichzelf.

In 1960 trouwde hij met Eva Hoornik met wie hij twee kinderen kreeg. Zijn vriend Gerard Stigter trouwde met Eva's tweelingzusje. In dezelfde tijd komt hij in dienst bij een importeur van boeken, Nilson & Lamm genaamd. Naast het werk schreef Bernlef ook nog enkele toneelstukken en literaire kritieken en hij vertaalde ook boeken.

In 1967 verscheen er een nieuw tijdschrift waarbij Bernlef betrokken was: 'Raster'. In dit blad was de poëzie aanzienlijk ingewikkelder dan in 'Barbarber'. Het blad bestond tot 1972, maar in 1977 verscheen het opnieuw, maar dan in de vorm van een driemaandelijks boekuitgave. Het blad 'Raster' zette het experimentele voort, zowel in proza als in de poëzie het nodige over geschreven heeft. Hij vervulde een bestuursfunctie bij de Stichting Jazz in Nederland.

Zwijgende Man, Beschrijving van het werk van Bernlef

J. bernlef is schrijf niet alleen gedichten, maar heeft ook een aantal romans geschreven. Hersenschimmen is een zeer bekende roman van hem.

Veel gebruikte thema's die in het werk van Bernlef voorkomen en dingen waar je zijn werk goed aan kan herkennen, zijn:

- Het zwijgen

- Het vergeten

- Een aftakelende herinnering

- Het waarnemen

- Het verliezen van alles waaraan men gehecht is

- Het verdwijnen in een leegte of de dood

- De toe-eigening

Deze thema's waar Bernlef het zowel in zijn proza als in zijn poëzie over heeft blijken ook al direct uit de titels van zijn dichtbundels: 'Grensgeval', 'Zwijgende man',
'Stilleven', 'Ben even weg', 'De kunst van het verliezen', 'Alles teruggevonden / niets bewaard'.

Een bijzonder kenmerk van de poëzie van Bernlef is bovendien de aandacht voor de leegte, de lege plek, het gat, het afwezige, het onzichtbare, wat achter je rug gebeurt, wat niet op de foto staat, maar er net naast. De afwezigheid laat duidelijker voelen wat elementen uit de werkelijkheid betekenen dan wanneer ze aanwezig
zijn. Bernlef is een schrijver die een sterke fascinatie heeft voor aftakeling en verval. Zo beschrijft hij in 'Hersenschimmen' hoe er steeds meer gaten vallen in het geheugen van de gepensioneerde Maarten Klein.


Voorbeeld gedicht:

Dooi

De schaatsers kris en krassend op het ijs
de tippelsprintjes van een spreeuw:
wat anders wegijlt blijft nu liggen
stil veldje vol tekens in de sneeuw
Een blauwdruk van immens gescharrel
half afgemaakt in weggevlogen taal
zo vormden vlokken dalend onder nul
de grond voor een verhaal dat op het punt
van pointe in dooi uiteenvalt en weer kaal

Analyse van het gedicht:

- Regel 1: een alliteratie van de k è …….kris..krassend…
- Regel 1: een ellips è het werkwoord schaatsen is weggelaten.
- Regel 1: een acconsonantie van de s è …schaatsers kris..krassend..ijs
- Regel 1, 2 en 8: een anafoor è de
- Regel 2: een acconsonantie van de p è ….tippelsprintjes…..spreeuw

- Regel 2 en 4: een eindrijm è spreeuw - sneeuw
- Regel 3: een alliteratie van de w è wat….wegijlt…
- Regel 4: een ambiguïteit è Deze regel kun je ook opvatten als een bladzijde (een stil veldje) waarop allemaal woorden staan die niet echt zinnen vormen ( vol tekens).
- Regel 4: een metafoor è het kan betrekking hebben op een winters landschap maar ook op een bladzijde van een boek waarop allemaal woorden staat die geenzinnen vormen.
- Regel 5: een allusie è In deze regel zit een verborgen verwijzing. Bernlef heeft het over de sporen van een spreeuw maar ook over het tot stand komen van eenboek.
- Regel 6: een ambiguïteit è Deze regel kun je opvatten op twee manieren. De eerste is gewoon dat de vogel zijn blauwdruk van immens gescharrel niet heeft
afgemaakt en weer wegvliegt. De tweede manier is dat de schrijver is gestopt met schrijven, want de zinnen die hij heeft opgeschreven kunnen geen verhaal vormen. Er zit geen logica in.
- Regel 6: een metafoor è Het kan betrekking hebben op de natuur waarin een vogel wegvliegt, maar ook op het feit dat het de schrijver niet lukt om een verhaal te schrijven.
- Regel 6 en 9: een eindrijm è taal - kaal
- Regel 7: een alliteratie van de v è ….vormden vlokken…..
- Regel 7,8 en 9: een enjambement
- Regel 9: een ellips è de zin eindigt niet met een werkwoord, wat er eigenlijk wel zou moeten staan.
- Regel 9: een anticlimax è In regel 7 schrijft Bernlef dat er eindelijk wat inspiratie in de schrijver naar boven kwam, maar op het moment dat de schrijver deze inspiratie op papier wilde zetten was het meteen weer verdwenen.


Interpretatie:

De titel van het gedicht kun je op twee manieren opvatten. De eerste manier met het feit dat als het gaat dooien, het winters landschap verdwijnt. De tweede manier kun je verklaren met het feit dat de schrijver geen inspiratie meer heeft om een verhaal te schrijven. Zijn inspiratie 'smelt' als het ware weg.
Bernlef heeft in dit gedicht geprobeerd de relatie werkelijkheid - taal een uitgangspunt te geven in een alledaags beeld. Bernlef laat in dit gedicht zien dat de gewone werkelijkheid vol tekens zit en hij vindt dat die gelezen moeten worden
Het gedicht is een vrij vers maar het heeft bestaat wel uit 2 keer een kwatrijn.
Bij dit gedicht hebben klanken weer een expressieve waarde. De i-, ee- en aa-klanken zorgen ervoor dat het gedicht een mooi geheel wordt. Ook in dit gedicht gebruikt Bernlef geen leestekens. Het gedicht is geschreven in de vorm van poëzie parlante maar net als in het tweede gedicht maakt Bernlef ook gebruik van plastisch taalgebruik.

De titel van de bundel waar dit gedicht in staat is 'Zwijgende man' en het thema van dit gedicht is 'zwijgen' net zoals de meeste andere gedichten uit de bundel. Een ander thema is 'het waarnemen'. Het gedicht legt een accent op de winterse kaalheid. Bernlef neemt hier een winters landschap waar.
(deze analyse heb ik van www.schrijversnet.nl, ik vond het wel mooi gedaan)

Nog een voorbeeld:

Zwijgende man

Wie wat wil zeggen
Heeft winter nodig
Kale takken zonder blad

Spoor van vogels niet
Hun fluiten water
Ongenaakbaar hard en glad

Wie dat wil
Heeft in zijn ogen
Iets gespaard
Dat kijken heet

Wie dat kan
weet in zijn zwijgen
wat hij zegt
Het best bewaard

In dit gedicht komen het zwijgen en waarnemen sterk aan bod.

Beschrijving van het gedicht dat mij het meest aanspreekt

De vorm van een schot


Niet om gebeurtenissen
Gaat het maar om iets als een bal in het gras en
De gedachte aan een voet
Die popelt
Popelt in de lucht
Daartussen

Dit vind ik wel een leuk gedicht. Het gaat blijkbaar over voetbal. Er wordt duidelijk gemaakt dat het niet om de gebeurtenis gaat, maar om de gedachte, het gevoel daarbij.

Eigen mening over Zwijgende man

Ik heb eigenlijk nog nooit een andere dichtbundel gelezen, dus ik heb geen maatstaf, maar ik vind het een aparte dichtbundel. Je moet erg veel moeite doen om de bedoeling uit het gedicht te halen. Verder wordt er helemaal geen gebruikt gemaakt van interpunctie en vaak wordt er midden in de zin een regel overgeslagen. Ik vind het ook lastig om samenhang tussen de woorden en zinnen te vinden.
Deze dichtbundel gaat duidelijk heel erg over zwijgen en waarnemen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.