Voorval door Harry Mulisch

Beschrijvingsopdracht

A. Een complete titelbeschrijving
Voorval, Harry Mulisch, Uitgeverij de bezige bij, Amsterdam, 1952, 2de druk


B. Een motivatie voor je boekkeuze
Ik moest een boek kiezen voor mijn boekverslag. Ik wist dat in mijn Literatuurwerkboek enkele literatuurboeken stonden. Ik heb toen enkele boeken opgezocht, maar vond ze niet leuk, of te dik. Daarna ging ik naar het schap waar de literatuurboeken stonden. Ik koos er gewoon willekeurig een aantal kleine boeken uit. Toen ik de flaptekst van het boek Voorval, van Harry Mulisch las, wekte het toch wel een aantal vragen bij me op. Het was ook een erg dun boek, wat ik ook erg fijn vond.


C. Een korte samenvatting van de inhoud
1.Het verhaal gaat over een ceviel-ingenieur, naam onbekend, die werkt voor het bureau Office for Pospective Architecture (OPA).


2. + 3. Er zijn eigenlijk helemaal geen belangrijke bijpersonen. Je maakt wel kennis met een aantal personages, zoals een hoertje van de leeftijd van zijn dochter. Zijn dochter zelf. Zijn vrouw, waarvan hij gescheiden is.

4. In het boek zijn eigenlijk maar 2 gebeurtenissen geweest. De eerste is dat hij met een hoertje naar bed gaat. Daarna gaat hij even uitwaaien op de top van de door hem ontworpen flat. Door een plotselinge windvlaag valt hij van de flat af. In de val denkt hij over vele dingen, zoals hoe hij de val kon overleven, wanneer hij weer recht gedraaid is. Maar hij denkt ook over de scheiding met zijn vrouw en dat het huishouden niet allemaal goed meer gaat. Hij denkt ook over zijn dromenboekje, waar hij al zijn dromen in schreef en die hij kwijt was geraakt. Toen hij op de 49e verdieping weer de flat in kwam waaien zag hij het hoertje nog steeds met haar hand uit het raam staan, met de handpalm naar boven. Op de 55e verdieping dacht hij dat het hoertje dit deed om te voelen of het regende, maar nu begreep hij dat zij dit deed om hem te beschermen. Toen hij nog jong was, en hij aan een ongeluk ontkomen was, zei zijn moeder:”Dat heb je aan je beschermengel te danken.” Tijdens de val dacht hij ook aan zijn zandlopercollectie. Hij kwam er nu achter dat een zandloper een driedimensionale 8 is. De 8 is het enige cijfer, waarvan de lijn in zichzelf terugkeert. Dit was zijn geluksgetal.

5. Zijn leven veranderde niet heel erg. Hij geloofde nu alleen dat hem niets kon overkomen. Toen hij weer terugkwam in de keet zei hij dat er niets gebeurd was.

6.De gebeurtenissen spelen zich af in Nederland, stad is onbekend.

7. De tijd van het verhaal speelt zich af in het heden. Dit weet ik omdat er gebruik gemaakt word van de telefoon. En flats worden nog niet lang gebouwd.


D. Een eerste persoonlijke reactie.
Het boek zet me aan het denken, omdat ik eerst niet echt begreep wat de hoer deed toen ze haar hand uit het raam stak. Maar toen ik het boek uitgelezen had, begreep ik het pas. Hierdoor werd het boek ook leuker. Het boek is wel een beetje saai, omdat het hele boek over 1 gebeurtenis gaat. Dit maakt het boek saai. Want er wordt bijna geen spanning opgebouwd. Het verhaal is wel heel onvoorspelbaar. Ik had verwacht dat de man dood zou vallen, maar dit gebeurde niet. Dat vond ik erg onrealistisch. Want de kans is nihil dat iemand van een flat afvalt en dan weer door een windvlaag terug de flat in geblazen wordt. En dat hij nergens meer last van heeft.


E. Wat zijn de belangrijkste open plekken. Welke daarvan worden ingevuld en welke niet?
De belangrijkste open plek is de vraag of hij werkelijk dood zal vallen op de grond. Deze open plek word ingevuld. Als hij op de 49e verdieping aankomt, wordt hij door een rukwind weer in de flat geblazen. Hij heeft geen schrammetje opgelopen van de hele val. Dit is de enige echte grote open plek. Er zijn ook wel wat kleine open plekken, zoals het dromenboek. In het begin vertelt hij dat hij zijn dromenboekje kwijtgeraakt is. Je vraagt je dan af waar het gebleven is. Later kom je er achter dat hij het boekje niet heeft. Achteraf laat hij het boekje weer vallen en dat wordt meegenomen door de wind. Dan komt het in een gevaarlijk gebied, omdat een huis in brand staat. Hij kan het boekje niet meer redden.


F. De belangrijkste personages
Zoals je al in de samenvatting kon lezen, gaat het verhaal bijna niet om belangrijke personages. De hoofdpersoon is de ingenieur. De belangrijkste bijpersonen zijn: Het hoertje, zijn vrouw en zijn dochter. In het boek zijn bijna geen dialogen. In het boek lees je alles wat de ingenieur denkt. Je ziet bijvoorbeeld het slechte huwelijk met zijn vrouw, zijn dochter die naar Amerika verhuisd is en hij berekend wanneer hij weer recht hangt. Voor de val is hij nog eerst naar de hoer geweest. Achteraf is het zijn “beschermengel”.



G. De personages met wie jij meeleefde. Leg ook uit waardoor het kwam dat je juist met hen meeleefde.
Je leefde met de ingenieur mee. Je leeft met hem mee, omdat hij van de flat afvalt. Hij maakt dus de gebeurtenis mee en je komt te weten wat hij allemaal denkt.


H. Was de misdaad een belangrijk of minder belangrijk element uit het boek? Licht dit toe.
Er was geen misdaad in mijn boek, maar ik stel een nieuwe vraag: was de val van de flat een belangrijk of minder belangrijk element uit het boek? De val was niet het belangrijkste uit het boek. In het boek gaat het er meer over wat de ingenieur denkt, dan wat er allemaal gebeurt. De val is wel de aanleiding naar de gedachtes toe en de val van de flat staat ook centraal, maar is niet het belangrijkst.


I. De manipulatietechnieken en de spanningsbogen.
De meest gebruikte manipulatietechniek in het boek is vertraging. Als de ingenieur van de flat valt, denk je dat hij zo op de grond valt. Dat is niet het geval. Het duurt heel lang voordat hij weer op een andere etage belandt. De spanningsboog is daarom ook vanaf het moment dat de ingenieur van de flat afvalt (je vraagt je af of hij echt dood zal vallen), tot het moment dat hij weer op de 49e verdieping binnen komt waaien.


J. Het einde van de roman. Licht dit toe.
Het einde van deze roman is een gesloten einde. Na de val leeft hij nog gewoon en zegt :’Wat mij is gebeurd. Ik ben van de vijfenvijftigste verdieping gewaaid en op de negenenveertigste weer naar binnen gewaaid’. Het is dus duidelijk dat hij nog leeft en niet is doodgevallen. De open plek is dus ingevuld.