Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Verloren zoon door J. Bernlef

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
Boekcover Verloren zoon
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas havo | 4960 woorden
  • 14 januari 2002
  • 149 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
149 keer beoordeeld

Boekcover Verloren zoon
Shadow
Verloren zoon door J. Bernlef
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel Verloren zoon Schrijver J. Bernlef Titelbeschrijving Het onderwerp “verloren zoon” komt meerdere malen terug in het boek. Je kan hem zien als de verloren zoon van de wereld. Hij heeft niemand meer en is alleen, verloren, op het eiland. Daarnaast kan je het ook zien als de rede dat hij op reis gaat. Hij is immers niet de echte zoon van Arie maar een zoon van Niek. Hij is de verloren zoon van Niek. Na zijn ontdekking hiervan is hij op reis gegaan. Als motto kun je dus in dit verband zeggen dat hij de weg terug wilt vinden. Niet alleen in de letterlijke zin van het woord, maar ook in zijn leven. Hoofdstukindeling Het boek bestaat uit zeventien hoofdstukken die als titel enkele kernwoorden bevatten. Hoofdstuk een. Een stevige naam – Îles flottantes – Een steenkind – Windkracht tien – De Golfstroom – Silhouet van een eiland. Hoofdstuk twee. Wat het eiland zag – Een kapotte stoel – Huis met een houten veranda – Het superkanon – De rust van een grafmonument. Hoofdstuk drie. Een aanval van paniek – Een lijst maken – Zesendertig conservenblikken – Een primitieve kalender – Water – Een stem uit het duister. Hoofdstuk vier. Nederlandse mussen – Handelingen in hun tijd – Een onthande vrouw – Een schoen repareren – Dampende drol – Het plaatsen van een vlag – Gebruiksvoorwerpen – Mieren in een blik – Een onderschildering. Hoofdstuk vijf. Cuisine originale – XVIIe siècle – Pen en papier – Een oud document – Vrijdag – Een blikopener – Het eiland als geheel – Een aarzelende pen – De macht der gewoonte

Hoofdstuk zes. Een cartograaf en zijn namen – Zeemonsters – Een witte stoomboot – De vernietigende ziekte – Opnieuw de hond – De vrouw achter de deur – Bevel is Bevel – Suzan – Stil spel. Hoofdstuk zeven. Een kerkhof met twaalf graven – Een overhemd maken – Gekocht vuur – Een verspeelde gehaktbal – Robinsons gemak – Een leeg mens – Veranderd perspectief. Hoofdstuk acht. Het gemak van winkels – Als een krab in een verlaten huis – Tim en Wolfgang – Behoefte aan gezelschap – Een plastic doos – Verdwenen apparaten – Een feestavond – Eieren op rotsen. Hoofdstuk negen. Een comfortabele droom – Tante Alie – Walfgang en zijn eieren – Een broodrooster – Vrijdags woordvoorraad – Een brandende comera – Beeldarcheologie
Hoofdstuk tien. Een eetbaarder wereld – Twee moegestreden hoofden – Koopwaar voor alle gezindten – Opvlammende angst. Hoofdstuk elf. Ars combinatoria – Deus ex machina – Een machtig gevoel – De storm – Geen reden voor paniek – De gekwalificeerde vakman – Herinneringen van een wang
Hoofdstuk twaalf. Een deur als een schilderij – De vlag verdwenen – Etensdromen - De geschiedenis van een vuilnisbelt – Het theater van de voorwerpen. Hoofdstuk dertien. Honderd gulden per slaaf – Als de grote regens komen – Een duizeling – Het leggen van verbindingen – Een weeffoutje in de ziel. Hoofdstuk veertien Nacht in gestadige regen – Mussen in de kerk – Alleengelaten taal – De val – Bessen – Twee babbelende sterappeltjes – een klein rond vlekje. Hoofdstuk vijftien. Toneelproblemen en echte problemen – Wolfgan en Vrijdag in ruste – Slinkende voorraden – Geschiedenis van een selfmade man. Hoofdstuk zestien. Een afwezig rechterbeen – Een mond die murmelt – Oom Niek – Een vijftigjarig sprookje van geluk – Laatste man. Hoofdstuk zeventien. Een voortkruipende figuur – Het doel van de beweging – Zeeën van tijd – Aan boord – Het eiland. Eerste persoonlijke reactie Ik pakte het boek aan uit de kast van de schoolbibliotheek en ik had geen idee wat ik moest verwachten. Toen ik het achterkanttekstje had gelezen had ik een beter idee van de inhoud van het boek. Ik moest ook gelijk denken aan het boek Robinsoe Crusoë dat ik jaren gelden heb gelezen. Ik dacht eraan hoe een moderne mens op zo’n situatie zou hebben gereageerd Het leverde een heel lachwekkend beeld op en ik besloot het boek op mijn lijst te zetten. Nadat ik voor de eerste keer het boek moest wegleggen, ik had twee hoofdstukken gelezen, moest ik gelijk denken aan een zin die in een ander boek stond dat ik op dat moment aan het lezen was. Het kwam uit het boek ‘Eekhoorntje op lange weg” dat gaat over het leren schrijven van verhalen. De zin waar ik aan moest denken kwam uit het hoofdstuk personen. Over de manier waarop je bepaalde karakters kunt uitwerken en wat je kon doen als je helemaal vast zat. Een van de tips was: ‘plaats je karakter in een extreme situatie en kijk hoe deze persoon op die situatie reageert.’ Het is wel duidelijk dat Rob Noordhoek in een wel heel extreme situatie is terechtgekomen als doorsnee Hollandse jongen. Tijdens het lezen van het boek schoten er om de haverklap nieuwe gedachten bij mij binnen. Zoals dat de manier waarop de schrijver soms het gedrag van Rob analyseert me deed denken aan het boek Au Pair die ook op mijn lijst staat. Ook daar komt de schrijver zich op een gegeven moment zich met het verhaal bemoeien. Zij het dan op een totaal andere manier. Toen ik eenmaal het boek uit had kon ik niets anders dan verzuchten: ‘dat was een leuk boek.’ Ik vond dat de schrijver er de spanning in kon houden, onder andere door de vele verwachtingen en vragen die je krijgt als je de woorden leest die aan het begin van ieder hoofdstuk staan. Het was inderdaad een boek met een hoop humor erin. Het was heel leuk om te lezen en om erover na te denken. Ik had niet verwacht dat het boek veel zou vertellen over de geschiedenis van Rob, maar het werd wel goed gedaan. Ik vind het jammer dat het niet altijd even realistisch is geschreven. Samenvatting Tijdens een cruise op het schip de Bournemouth maakt de 47-jarige Rob Noordhoek, regisseur bij het Nationaal Theater, kennis met Stella de Winter, gezelschapsdame van een groep bejaarden. Nadat hij haar verhaal over een `steenkind' (een jarenlang meegedragen dood kind) aangehoord heeft, gaat hij naar de bar. Hij denkt terug aan de gouden bruiloft van zijn ouders (Arie en Petra) en aan oom Niek, die altijd dure dozen chocola meebracht. Plotseling wordt de storm in de Golfstroom heviger. Rob neemt een verkeerde deur, belandt op het buitendek en slaat overboord. Gelukkig kan hij zich aan een langsdrijvende boomstam vastklampen en zo bereikt hij (op 12 mei) een eilandje van 900 bij 300 meter met een smal zandstrandje. Als hij wat bijgekomen is, gaat hij op verkenning uit. Achter een muur ontdekt hij een verwaarloosd huis met een houten veranda en een tuin; in de keuken staan planken vol conservenblikken. Aan het eind van een zanderig pad naar boven treft hij een geschutskoepel aan met een kanon (een superkanon dat door het Franse leger in 1937 gebouwd werd). Vanaf dat hoogste punt ziet hij de huizen, de kerk, de ommuurde vesting en het meertje liggen. Nergens valt een mens te bekennen. Rob neemt zijn intrek in het huis met de ommuurde tuin. Hij vindt achter het fort zoet water en als de duisternis gevallen is, hoort hij plotseling een snerpende stem `Merde' roepen. De volgende morgen hoort hij mussen (afstammelingen van de mussen die in 1617 meereisden op een Nederlands schip). Nadat hij opnieuw water heeft gehaald, treft hij in de kerk een Mariabeeld zonder rechterarm en zonder kind aan. In de lage, vervallen huisjes vindt hij allerlei bruikbare spullen en in het laatste huisje een verse hondendrol. Na een bad in zee plaatst hij een zelfgemaakte vlag op de loop van het kanon en keert hij terug naar huis. Hij eet een restje witte bonen (waar de mieren zich al op gestort hadden) en denkt, zittend op de veranda, weer aan het familiefeest ter gelegenheid van de gouden bruiloft van zijn ouders, dat was ontaard in een drama. Zijn dagen worden in beslag genomen door `simpele handelingen, gericht op overleven' (p. 45). In het witte huis op het heuveltje vindt hij blocnotes, schrijfgerei en een map vol lijsten (handgeschreven overzichten van aantallen goud, slaven en ivoor). Van nu af aan zou hij een soort dagboek kunnen bijhouden. Op de binnenplaats van het fort hoort hij opnieuw de stem, die blijkt toe te behoren aan een grijze, Frans sprekende papegaai. Rob noemt hem Vrijdag. Hij besluit voortaan elke dag op te schrijven hoe de dag verlopen is. Het eilandje werd in 1633 voor het eerst in kaart gebracht en had de naam Klein Nassau gekregen. In de volgende eeuwen kregen de plaatsen andere namen, eerst Portugese, daarna Engelse en ten slotte Franse. Na de opening van het Suezkanaal (1869) werd het fort dat de Nederlanders hadden gebouwd door de Fransen ontmanteld. Lange tijd kwam er niemand, tot een groep vissers er neerstreek en er hutjes bouwde. Later werd het eiland druk bezocht door blanke en zwarte toeristen van het vasteland. Enkelen (zoals Clarence Midwater en de Zwitserse architect Heinz Mobach) bleven er wonen. Toen er een ziekte uitbrak, lag het eiland er binnen een jaar weer verlaten bij. Zittend op de geschutskoepel tekent Rob een kaart van het eiland (p. 60); hij zet er geen namen bij. 's Middags ontdekt hij bij toeval in een kamer van zijn huis een levensgrote, in karton uitgesneden vrouw in een wit badpak, met in haar handen een blauwe Nivea-strandbal. Ze lijkt sprekend op Suzan Schuurman, die als meisje van achttien begonnen was als fotomodel en een paar jaar later bij hem auditie had gedaan. Hij zet het Nivea-meisje bij zijn bureau en begint als bezeten een brief aan haar te schrijven. Suzan was na haar rol in het toneelstuk `Bevel is bevel' van de Canadees Fred Thompson uit 1964 in een inrichting terechtgekomen, waar Rob haar eens bezocht had. In het stuk doen de sadistische Martha en George vergeefse pogingen om hun autistische zoon Jimmy (gespeeld door Suzan) voor zich te winnen. Suzan had zich zo sterk met Jimmy geïdentificeerd dat die rol haar noodlottig werd. Rob ziet kans een eenvoudig hemd en een primitieve hengel te maken. In de kerk vindt hij een doos kaarsen, maar vuur heeft hij nog steeds niet. In een brief aan Suzan vergelijkt hij haar vlucht met de zijne: zij was `uit zichzelf' gevlucht, hij op een schip. Het turven van de dagen en zijn ochtendwandeling naar het kanon worden meer en meer rituele handelingen. Eindelijk ontdekt hij de (kees)hond; hij noemt het beest Tim (hoewel deze eigenlijk Wolfgang heette). Op de vuilnisbelt vindt hij een verzegelde plastic doos, die slechts gebruiksaanwijzingen voor allerlei apparaten blijkt te bevatten. In een volgende brief vertelt hij over de gouden bruiloft van zijn ouders. Zijn twee jaar oudere zus Froukje uit Enkhuizen had gewild dat hij de feestavond verzorgde: een revue over het leven van hun ouders, gespeeld door familieleden. Omdat Rob zich heel weinig van zijn vader en moeder en hun winkeltje herinnerde, had Froukje hem adressen en telefoonnummers gegeven van ooms en tantes die hem stof voor de revue konden leveren. In de brief stelt Rob ook zijn honger en lusteloosheid aan de orde en vertelt hij hoe hij vogeleieren uit de spleten van de steile rotswand haalt en leegslurpt (naar het voorbeeld van Tim). Het eerste familielid dat hij opgezocht had, was tante Alie in Overveen, maar van haar was hij niet veel te weten gekomen over zijn ouders. Tim/Wolfgang ontdekt op een dag in de kelder van het roze gebouw op het plein Robs voedselvoorraad, boven op een hoge kast waar hij niet bij kan. Woedend springt hij tegen de kast op, met als gevolg dat er een la openspringt. In die la vindt Rob later een fototoestel (met filmrolletje). Na een bad in zee haalt hij de lens (het brandglas) uit het toestel en voelt hij zich `als Prometheus die het vuur uit de hemel heeft gestolen.' (p. 111).In een brief vertelt hij Suzan over zijn bezoek aan oom Jan en tante Nelie in Haarlem. Zij hadden hem iets meer weten te vertellen over oom Niek. Het lukt Rob met behulp van de lens een vuurtje te maken en hij besluit boven op het kanon een groot vuur aan te leggen: ontdekt worden is zijn enige kans op redding. Als na vele uren de brandstapel boven op het kanon klaar is, begint het plotseling te regenen en te waaien. Na twee dagen neemt de wind af, maar de regen blijft, evenals de knagende honger. Het derde familielid dat Rob bezocht had, was Theo Baars, een goede vriend van zijn vader. Theo had vroeger vaak met Arie gediscussieerd, onder andere over de vrije wil. Zijn (overleden) vrouw Jet en Petra hadden hun eigen clubje gehad, met Thea en Willie. Volgens Theo bewonderde Arie zijn vrouw mateloos en aanbad hij haar. Rob sleept een losgerukte deur naar het kanon; de gele vlag is verdwenen. Op het strand vindt hij aangespoelde planken, op de vuilnisbelt een aantal voorwerpen en wat gereedschap (waarmee hij de boomstam tot boot zou kunnen omtoveren). De belt dateert uit de tijd dat het superkanon werd gebouwd en was op last van de gouverneur op een dag tot ontploffing gebracht, waarna een enorme ravage was ontstaan. Thuis stalt Rob de voorwerpen op tafel uit, wat hem doet denken aan een spel dat ze vroeger in het welpenclubhuis speelden. Hij legt Suzan uit dat de brieven die hij schrijft hem helpen zijn leven als een gestructureerd geheel te blijven zien. Misschien zullen ze, net als de logboeken van de noordpoolexpeditie van de Zweedse ingenieur Andreé, in 1887, later bij toeval ontdekt worden. Het boek over die expeditie had hij vroeger geleend van zijn klasgenoot Wim IJlstra, die in januari 1945 bij pleegouders in het dorp was komen wonen. Van Wim, die 151 soldaatjes bezat, had Rob leren spelen. Later begon hij met de poppen van Froukje toneelstukjes op te voeren, waarbij de gewone dagelijkse gesprekken houvast boden. Op een dag zijn er wolken. Rob bekijkt de oude documenten en kleedt zich niet meer aan. Hij brengt de planken naar de geschutskoepel en wordt dan overvallen door een zware duizeling. In een brief vraagt hij zich af hoe het komt dat hij zo onhandig is, geen verbindingen ziet en daardoor niet in staat is het meest primitieve gereedschap (zoals een schepnet) te maken. Hij eindigt zijn brief met de woorden: `Voor het eerst sinds lange tijd voel ik mij doodmoe. Ik weet niet of dat een goed teken is.' (p. 158).Hij waadt naar de kerk op het plein waar hij, begeleid door een concert van de mussen, de `Madonna zonder arm' om hulp smeekt. Daarna haalt hij in het gemeentehuis de laatste twee eieren op, maar die breken als hij even later in de stromende regen struikelt. Met een stekende pijn in zijn rechterknie bereikt hij strompelend zijn huis en kruipt met een blocnote in bed. Hij had ook een bezoek gebracht aan de bejaarde, ongetrouwde tweelingzussen Willie en Thea Roos die bij toneelgroep Poesjenellen gespeeld hadden. De oudjes hadden verteld dat zijn vader niet wilde dat Petra bij die groep ging, omdat haar neef Niek Noordhoek erbij zat. Ook hadden ze weten te melden dat Joost, de zoon van Niek, ontwerper was en in Amsterdam woonde en dat Niek helemaal afgetakeld was na zijn verblijf in Australië. Met veel moeite lukt het Rob eten te halen en zich daarna op de stoel voor de secretaire te hijsen, waar hij verder schrijft. De energieke Joost Noordhoek had hem in zijn studio ontvangen en verteld dat zijn vader (Niek) in een tehuis in Aerdenhout zat (Boszicht) . Niek was in 1947 naar Australië gegaan, boer en later handelsreiziger in gereedschap geworden en getrouwd met Fran. Na tien jaar scheidden ze. Niek had de opleiding van Joost aan de kunstacademie bekostigd en was in 1975 naar Amsterdam gekomen. Op een morgen is Robs rechterbeen gevoelloos en lopen er vanuit de knie twee vurige strepen naar zijn lies. Met veel moeite lukt het hem de emmer water op de veranda te bereiken. Terug in bed vervolgt hij zijn verhaal. Boszicht bleek een particulier tehuis te zijn. Oom Niek, die er slecht uitzag, had bekend dat hij en Petra niet van elkaar af hadden kunnen blijven. In de trein naar huis had Rob woedend besloten `alles te vergeten en het leven van Arie en Petra te herscheppen tot een vijftigjarig sprookje van geluk.' (p. 184). Rob is naar het strand gekropen en sleept zich in de richting van de boomstam, om daarna koers te zetten `naar het schip dat daar met zijn witte achtersteven langzaam in de Golfstroom' op hem afdrijft (p. 188). Hij voelt zich opgenomen door de madonna, door zachte handen van familieleden die hem voorzichtig neerleggen in de wieg die zijn eindbestemming is. Wat het eiland ziet, is een `man, met zijn middel over een wit uitgeslagen boomstam hangend, zijn gezicht in het golvende water, zijn benen wijd gespreid in het zand.' (p. 189). Personages enzo De hoofdpersoon in het verhaal is natuurlijk Rob Noordhoek. Hij wil graag weg van het eiland. Daarnaast kan je ook zien dat hij zichzelf beter wilt leren kennen en wilt omgaan met zijn problemen. Er zijn in principe geen tegenstanders of helpers in dit verhaal omdat Rob alleen op het eiland zit. Rob is geen type maar een karakter. Hij heeft twee linkerhanden. Hij is emotioneel, want hij wil weg om na te kunnen denken. Hij is, zoals in het hele verhaal duidelijk naar voren komt, erg afhankelijk van alle hulpmiddelen die de moderne maatschappij biedt. Verder is hij slim, anders had hij het nooit zo’n tijd kunnen uithouden. Er zijn weinig tijdsaanduidingen. Alleen de streepjes op het bureaublad geven aan hoeveel dagen er verstreken zijn. De zon zegt hoe laat het is, want Robs horloge is ermee gestopt. De verteltijd is veel langer dan de vertelde tijd. Hij is daar immers dagen, ik had het boek in enkele uren uit. Er zijn twee verhaallijnen in het boek. De ene vind nu plaats, Rob zit op het eiland en moet daar overleven. De andere heeft zich al afgespeeld en is geeft de uiteindelijke rede waarom Rob met de cruise is meegegaan. Deze tweede verhaallijn wordt verteld door Robs brieven aan Suzan. Ondanks de terugblikken van het eiland, de papegaai, de hond en Rob Noordhoek, is het verhaal in chronologische volgorde verteld. Het verhaal wordt verteld door een alwetende verteller. Hij kan zeggen wat Rob denkt, het eiland denkt enzovoorts. Deze verteller is onzichtbaar voor de lezer. De brieven die Rob schrijft aan Suzan zijn wel in de ik-vorm. Dit verhaal heeft een dubbele betekenis. Rob is niet alleen op zoek naar een manier om te overleven, maar hij is nog meer op zoek naar wie hij eigenlijk is. Je kunt het thema dus zoeken naar jezelf noemen. Kunstgrepen De belangrijkste kunstgrepen uit deze roman vind ik open plekken en kunstgrepen met de tijd. De openplekken omdat er telkens aan begin van een hoofdstuk een aantal kernwoorden worden gegeven waar je op dat moment weinig meer kunt doen dan je fantasie op uit laten leven. Zo weet je niet wat er is gebeurd. Bovendien zijn er nog verschillende andere open plekken in het verhaal. Zo is er het verhaal van Suzan. Hoe komt het dat het slechter met haar ging en waarom is Rob eigenlijk met die cruise meegegaan? Kunstgrepen met de tijd vind ik in deze roman heel leuk gedaan. Zoals er met de herinneringen van Vrijdag, Tim en het eiland word gespeeld, wordt de tekst heel gevarieerd. Dat vond ik heel leuk aan dit boek. Daarom vind ik dit ook een belangrijke kunstgreep.
Recensie Schrijver Bernlef, J. Titel Verloren zoon
Jaar van uitgave 1997
Bron Trouw
Publicatiedatum 28-02-1997
Recensent T. van Deel
Recensietitel Wat niet geschreven wordt of verteld, is ook niet gebeurd
Misschien is er iets voor te zeggen om de romans van J. Bernlef experimentele, proefondervindelijke romans te noemen. Ze brengen immers hun personages in zodanig geconditioneerde omstandigheden dat er een nieuwsgierigheid ontstaat, ook bij de schrijver neem ik aan, naar hoe zij kunnen en zullen reageren. Het zijn altijd mentale experimenten die worden uitgevoerd, ze hebben de bedoeling iets te laten zien van de werking van ons bewustzijn. Niet op een wetenschappelijke manier natuurlijk, maar nadrukkelijk op een literaire. Aan Bernlefs romans gaan vragen vooraf, zoals: wat gebeurt er in ons hoofd wanneer we merken dat onze herinnering faalt en we ook niet meer goed beseffen waar we ons bevinden? Of: hoe houdt iemand het contact met de werkelijkheid in stand wanneer hij na een operatie merkt dat hij niet meer kan spreken? Of: welke rol speelt de taal bij ons oriëntatievermogen en wat voor gevolgen heeft het als er een stoornis optreedt? Met 'Hersenschimmen' heeft Bernlef een groot publiek weten te interesseren voor het verschimmen en verdwijnen van de herinnering en van de taal die de band met de werkelijkheid onderhoudt. Het experiment in zijn vorige roman, 'Eclips', was heel opmerkelijk. Daar werd het personage namelijk plotseling, naar zijn besef, beroofd van de linkerhelft van zijn lichaam en geest. Deze gehalveerde persoonlijkheid moest zien terug te keren in de vertrouwde wereld, moest weer een geheel worden en herwinnen wat hem met zijn ene helft was ontvallen. Dat proces vormt het verhaal van de roman. De kiem van Bernlefs nieuwste roman, 'Verloren zoon', is erin aanwezig als het boek 'Robinson Crusoë'. Het gehalveerde personage ziet het ergens liggen en herkent het, hij heeft het in zijn jeugd gelezen. Het is in zijn omstandigheden wel een hoogst toepasselijk boek, want ook hij moet overleven en proberen zich weer een vaste plek in de wereld te verwerven. In 'Verloren zoon' is dit Robinson-motief dominant geworden en letterlijk doorgevoerd, want in deze roman verliest de hoofdpersoon zichzelf niet half, maar geheel en komt hij werkelijk terecht op een onbewoond eiland. De openingszin van de roman is meteen de vraag die het verhaal stelt: "Rob Noordhoek?" Dat is de naam van de hoofdrolspeler, een toneelregisseur wie de regie over zijn eigen leven totaal uit handen is geslagen door een onthulling over zijn ware afkomst. Hij heeft het gevoel dat het nieuwe perspectief waaronder hij nu naar zijn verleden moet kijken hem tot een ander maakt dan hij was. "Het was hetzelfde leven, het waren dezelfde gebeurtenissen die ik mij herinnerde beleefd te hebben, maar nu vanuit een totaal ander perspectief gezien en daardoor als beleefd door een ander." De vraag naar zijn naam heeft dezelfde betekenis als de vraag: wie ben ik? Hij is plotsklaps iemand geworden wiens verleden door een ander is geleefd, hij moet zijn identiteit gaan zoeken en een nieuw leven scheppen. Vandaar dat de grote regisseur, Bernlef zelf, hem in deze crisissituatie op een cruiseschip plaatst dat ergens voor de West-Afrikaanse kust in een vliegende storm vliegende raakt. Rob Noordhoek, door zijn voornaam al bestemd een moderne Robinson te worden, neemt na wat drankjes in de bar een verkeerde deur en komt op het buitendek terecht, waarna de stormwind hem overboord slaat. Hij weet een boomstam te grijpen en door de kracht van de Golfstroom wordt hij regelrecht naar een klein eiland gedreven, dat sinds een jaar of tien onbewoond is. Daar aangespoeld, in feite "omdat hij niet meer wist wie hij was", kan hij een nieuw bestaan gaan opbouwen, of zoals het in de roman vaak genoemd wordt: zijn leven van een nieuw verhaal voorzien. Maar eerst moet hij elementaire voorzieningen treffen om lichamelijk te kunnen overleven. Hij vindt gelukkig in een van de lege huizen op het eiland wat conservenblikken met voedsel, maar aangezien er nergens een blikopener te bekennen valt, is het openen van zo'n blik geen eenvoudige zaak. Zo komt hij voor meer problemen te staan en voelt hij aan den lijve de onhandigheid, van een mens die verstoken is van allerlei moderne apparatuur. Parallellen met 'Robinson Crusoë' zijn er te over, het boek komt zelfs in de roman ter sprake (een geestige vorm van bronvermelding), maar toch vooral om de verschillen te benadrukken. Rob Noordhoeks eenzaamheid is volstrekt, al wordt hij op het eiland, net als Robinson, vergezeld door een papegaai en een hondje. De papegaai noemt hij dan maar Vrijdag, wat niets verandert aan het feit dat de vogel uitsluitend Frans spreekt (onder andere kan hij 'Merde!' zeggen en 'Taxi!'). De hond is zijn rivaal waar het voedsel betreft. Net als Robinson beschikt Rob Noordhoek al in een vroeg stadium over papier en schrijfgereedschap, dat hij aantrof in een bureaula. Ook hij wil aanvankelijk een dagboek bijhouden, maar dat blijkt een te oppervlakkig voornemen, want hij is hier niet beland om zijn dagen te tellen, maar om zijn leven van een verhaal, een geschiedenis te voorzien. Dat verhaal schrijft hij in de vorm van brieven, gericht aan een zekere Suzan, een vrouw met wie hij zich verwant voelt en die hij nota bene in badpak, in karton uitgesneden, met een strandbal van Nivea in haar handen, op het verlaten eiland aantreft. Hij zet haar naast het bureau waaraan hij schrijft en richt zijn verhaal aan haar adres. Pas in de laatste brief wordt onthuld waarom Rob Noordhoek in deze identiteitscrisis, en dus op het eiland, is beland. Bernlef heeft zijn roman bijzonder gevarieerd opgezet, niet alleen zijn er vertellende passages, waarin het reilen en zeilen van Rob Noordhoek wordt gevolgd, ook zijn er de brieven, waarin we diens ervaringen en gedachtegangen lezen. Maar daarnaast heeft Bernlef veel werk gemaakt van de omgeving waarin zijn tragische held terecht is gekomen. Hij besteedt aandacht aan de hond, de papegaai, aan het eiland zelf en vertelt hun geschiedenis, vanuit hun beleving. Dat geeft het sterke gevoel dat alles voorzien is van een duidelijke historische achtergrond, de mussen op het eiland heten zelfs afkomstig te zijn uit Nederland, meegekomen met een VOC-schip in de zeventiende eeuw. Al die historiciteit lijkt in strijd met Rob Noordhoek die als een bezetene bezig is zijn leven opnieuw in te vullen, er een verhaal van te maken: "Schrijven is net zoiets als een huis inrichten, het verankert je in het leven." In de vuilnisbelt van het eiland graaft Rob Noordhoek naar nog bruikbare spullen, in het afval van de beschaving zoekt hij naar redding. Hij is de archeoloog van zichzelf, als hij zo doende is, want ook hij wil terugwinnen wat door de tijd verbruikt is, zijn eigen leven. Als hij de laatste brieven schrijft is hij uitgeput en doodziek door een infectie, maar het verhaal "moest klaar, moest af zijn voordat zijn krachten het begaven". Is het eenmaal af dan is het ook vrijwel afgelopen met Rob Noordhoek, in koortsige extase sleept hij zich, geïnspireerd door een Madonna uit de vervallen eilandkerk, naar het strand, waar hij als verloren zoon in zijn familie terugkeert, naar het schijnt opnieuw geboren wordt, maar in werkelijkheid sterft, gelegen over de boomstam die hem naar dit verlaten bezinningsoord bracht. 'Verloren zoon' is, net als bijvoorbeeld 'Hersenschimmen' of 'Vallende ster', in laatste instantie een stervensgeschiedenis: iemand verdwijnt gaandeweg uit het bestaan. Maar het bijzondere van al deze boeken is dat ze tegelijkertijd ook vastleggen wat er gebeurt en gebeurd is, ze verlaten zich op de taal en het vertellen en zijn zich ervan bewust dat wanneer iets niet wordt verteld of geschreven, het ook niet is gebeurd. Ook 'Verloren zoon', als mentaal experiment met een moderne Robinson die zichzelf heeft verloren en probeert terug te vinden, dwingt bewondering af, naar inhoud en naar vorm. Mijn eigen mening over de recensie De schrijver van deze recensie heeft bijna volmaakt bewoord wat ik vond van het boek. De dingen die mij opvielen, heeft ook hij goed bewoord. Hiermee bedoel ik bijvoorbeeld hoe J. Bernlef de geschiedenis van het eiland, de hond en Vrijdag verteld en in het verhaal naar voren breng. Ook ik heb vaak gedacht dat dit een soort van experiment is om te kijken hoe de hoofdpersoon zal reageren in een bepaalde extreme situatie. Ook de vele vergelijkingen met het boek ‘Robinsoe Crusoë’ zijn mij opgevallen. Door deze recensie heb ik eindelijk begrepen hoe het slot precies in elkaar zit. En ook een aantal dingen waar ik niet direct aan had gedacht, maar die ik wel half wist, ben ik zo te weten gekomen. Zoals dat het eiland een soort bezinningsoort is geweest voor Rob.
Tekstfragmenten met een speciale betekenis Wat ik mooi vond is dat de eerst zin van hoofdstuk 2, bladzijde 14, erg lijkt op de eerst zin van de laatste alinea van dit boek. In hoofdstuk 2 begint het verhaal eigenlijk pas. In de laatste alinea eindigt het boek echt. Dit was wat het eiland zag. Een man in een aanflarden gescheurd wit overhemd en een zwarte broek, zich aan een boomstam vastklampend als een kind aan zijn moeder. (blz. 14) Dit was wat het eiland ziet. Een man, met zijn middel over een wit uitgeslagen boomstam hangend, zijn gezicht in het golvende water, zijn benen wijd gespreid in het zand. (blz. 189) Het volgende fragment heb ik uitgekozen omdat het de eigenlijke ontknoping van verhaallijn twee geeft. …”Het was nooit mijn bedoeling,” zegt hij. “Maar Petra en ik werden naar elkaar toe gezogen. We waren familie, maar we konden gewoon niet van elkaar afblijven.” Een ogenblik denk ik dat de oude man in zijn stoel zit te fantaseren. Dat hij, zoals zijn zoon zei, een beetje in de war is. Dan zegt hij: “Het ergste vind ik het nog wel voor Rob. Dat hij het nooit geweten heeft. Iedere keer als ik jou zag moest ik aan hem denken. Jullie lijken ook sprekend op elkaar.” Mijn mond valt plotseling droog. Ik moet een paar keer slikken voor ik weer kan praten. “En Arie,” zei ik, “en Arie dan?” “Die wist het,” zegt oom Niek. “Die heeft ze het verteld.”… … “Ja vader,” zeg ik, “natuurlijk ga ik daar naar toe.” (blz. 184) Vooral dat hij aan het einde van de alinea zegt “Ja vader” vind ik erg mooi. Mijn eindoordeel Zoals u wellicht hebt kunnen lezen vond ik het een prachtig boek. Ik heb er echt van genoten. Door dit leesverslag te maken ben ik meer over de diepere betekenis na gaan denken. Ik ben nog steeds van mening dat Rob wel aan iets anders dood had kunnen gaan en dat het realistischer had gemogen. De humor die naar voren komt in het boek blijf ik heel leuk vinden.

REACTIES

L.

L.

Die papagaai zegt geen taxi maar: "Garçon, Garçon Taxi!"

18 jaar geleden

B.

B.

Handig verslag, omdat het de enige was die op scholieren staat. Maar toch fijn dat het er staat. Had die samenvatting alleen niet wat korter gekund? nu moet ik hem zelf veranderen.....

21 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Verloren zoon door J. Bernlef"