Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Te mogen leven door Johanna-Ruth Dobschiner

Beoordeling 0
Foto van een scholier
Boekcover Te mogen leven
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 3e klas vmbo | 2161 woorden
  • 5 januari 2016
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Boekcover Te mogen leven
Shadow
Te mogen leven door Johanna-Ruth Dobschiner
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Te mogen leven! Het ongelofelijke waargebeurde verhaal van een vluchtende Jodin.

Samenvatting belangrijke gebeurtenissen van het boek

Dit boek gaat over een Jodin die tijdens de oorlog probeert te overleven. In het begin leidt Johanna-Ruth een normaal leven als Jood. Ze verteld over een van haar jeugdherinneringen waar Adolf Hitler zijn verjaardag uitbundig vierde. Ook al voelde ze zich als een heldin toen ze voorop mocht lopen met een stoet ze kon maar niet begrijpen waarom haar onderwijzeres niet blij was.

Naar Amsterdam.

 We moesten de zaak verkopen en alle artikelen werden uitverkocht omdat de tijd kort was. Het meubilair ging in de verhuiswagen en toen was het huis leeg. Een taxi bracht ons naar het station waar we op de trein gingen het nieuwe land tegemoet. Op 10 april 1935 kwamen we aan in Amsterdam.

Het gevreesde gebeurde.

We bewonderde de nieuwe lentemode in de winkelruit. Langzamerhand werden we bewust van de sombere en verschikte blikken om ons heen. Er waren sommige mensen aan het rennen. Wat was er gebeurt? We hoorden mensen praten en uiteindelijk nam iemand de moeite om te antwoorden op de vraag. De man zei: “ze hebben de bruggen opgehaald en waren een razzia aan het houden in de hele binnenstad”. We hoorde  overal mensen schreeuwen en er was overal paniek. Wij schrokte en begonnen te rennen en we renden totdat we weg waren van de herrie. De straten waren leeg. We liepen door en kwamen bij het Weesperplein. Na een tijdje lopen gingen we ieder een andere weg. Ik ging naar huis. In de verte zag ik twee mensen op de stoep voor  ons huis. Het waren mijn nichtjes. Ik rende de laatste meters en zag dat er iets helemaal mis was. “Waar zijn de jongens?” vroeg ik.  “ Waar zijn Werner en Manfred?” snikkend vertelden zij mij, wat ik al vermoed had: de jongens waren gearresteerd, toen 8000 man tussen de 18 en 40 jaar moesten worden opgeleverd.

Achtergelaten

Op 9 april 1943 om tien uur  s ’avonds werd er luid, lang en aanhoudend bij ons gebeld. We wisten meteen, dat dit het was! Mijn hart bonsde! Ik begroef mijn hoofd in mijn kussen en barstte in tranen uit. Nu werden de kinderen, die in de kamer naast mij sliepen, wakker. De zware voetstappen van de soldaten kwamen al dichterbij de  trap op. De kinderen huilden en riepen om mij. Suze, de oudste, kalmeerde ze en waarschuwde hen, dat ze mijn naam niet mochten noemen. Moeder! Ik kon haar horen huilen van pijn. Hadden ze haar geslagen? Vader scheen te proberen haar te beschermen en de soldaten tot rede te brengen. Ik kon hem met hen horen redeneren. Plotseling was alles stil. Kleedde moeder zich vlug aan of was er iets verschrikkelijks in de slaapkamer gebeurt? Er kwam iemand naar boven. Het was vader. De kleintjes riepen nog om mij. Toen ging de deur van mijn kamer langzaam en stil open. Het was mijn vader:”Bleib gesund, mein Kind!”. Een vluchtige kus op mijn gezicht, en hij was weg. Toen kwamen de soldaten naar boven. Ik hield mij volkomen stil, toen ik hem hoorde rondlopen in het afgescheiden gedeelte, waar de kinderen sliepen. Ik verwachtte ieder ogenblik, dat de tussendeur opengegooid zou worden. Maar tenslotte stierven zijn voetstappen weg. Moeders stem had haar gewone klank weer. Zij vroeg permissie om te controleren of de hoofdaansluitingen van het gas en de elektriciteit waren afgesloten. Haar voetstappen kwamen dichterbij. Zij omhelsde  mij en kuste mij hartelijk: “Mein liebes kind, bleib gesund, halt mut!”. De soldaten schreeuwden om haar. Een laatste omhelsing. Zij was weg. De deur sloeg dicht en ik hoorde hen allemaal de houten trap afstommelen. Daarop hoorde ik de zware motor aanslaan, toen de vrachtwagen bij ons huis wegreed.

Mijn mening over het boek.

Ik vond dit boek heel aangrijpend en heel spannend. Vooral vindt ik het een wonder dat ze telkens weer ontsnapte.

 

Samenvatting van het boek (van internet gehaald)

Johanna-Ruth Dobschiner is een Nederlandse Jodin die de oorlog heeft meegemaakt. Ze heeft een beschermde jeugd gehad en is streng Joods opgevoed. Op haar zesde jaar kwam ze al in aanraking met Adolf Hitler, namelijk op zijn verjaardag in april 1932. Op school zou een hele parade georganiseerd worden. De school gaf gezamenlijk een groot geschenk. Per klas was er iemand die drager was van de vaandel. En nu werd Johanna uitgekozen om de vaandel te dragen. Wel apart dat juist zij het moest doen omdat ze uit een Joods gezin kwam. Haar ouders reageerden erg geschokt dat zij de vaandel moest dragen. Zelf was Johanna natuurlijk maar al te trots en voelde zich veel meer dan haar klasgenootjes!  Maar vele jaren later toen de oorlog uitbrak(in 1939 officieel) heeft ze het erg moeilijk gehad. Ze woonde in die tijd in Duitsland. Omdat het steeds gevaarlijker werd in Duitsland voor het gezin Dobschiner zijn ze naar Nederland verhuist. In het begin was het daar ook vrij veilig.  Later in 1940 brak ook in Nederland de oorlog uit. In de omgeving waar het gezin woonde werden steeds meer joden opgepakt. In februari 1941 verhuisde de familie van de vader van Johanna ook naar Amsterdam. Op Zaterdag 22 februari 1941 gingen twee nichtjes van Johanna met de broers van Johanna de stad Amsterdam bekijken. Johanna liep ook met haar vriendin door de stad, maar opeens zagen ze allemaal mensen rennen. Ze hoorden dat de Duitsers de bruggen ophaalden en een razzia hielden in de hele stad. Verschikt ging ze later op de dag naar huis, waar ze haar nichtjes huilend aantrof. De jongens waren meegevoerd!  Ook de rest van het gezin Dobschiner zou snel aan de beurt komen om opgepakt te worden, maar op wonderbaarlijke wijze werd Johanna eind 1942 ziek, ze kreeg een besmettelijke ziekte: roodvonk. Daardoor kwam er niemand het huis binnen waar ze woonden. Na een poos was dat ook weer over dus het gevaar nam weer toe! In 1943 werden de ouders en de broers van Johanna gearresteerd. Johanna zelf lag toen op bed en ook weer heel wonderlijk zijn de soldaten niet haar kamer binnen geweest, dus weer was Johanna gered! Ze had veel vertrouwen in God. Johanna kwam in een pleeggezin te wonen. Na een poosje mocht ze ook in een ziekenhuis werken dat was altijd al haar droomwens. Maar ook in het ziekenhuis was ze niet veilig! Nu werd ze in juni 1943 wel opgepakt! Ze moest mee naar het station, daar werd ze in een wagon gestopt die heel erg vol was. In die wagon zaten ook een man, vrouw en een kind in een kinderwagen. Toen Johanna in de kinderwagen keek zag ze dat het kind allemaal rode pukkeltjes had, ze zei dat het besmettelijk was en dat ze zo snel mogelijk de wagon uit moesten. Ze werden doorgelaten. Ze zag toen nog meer mensen die gered moesten worden. Bijv. een vrouw die 7 maanden zwanger was maar ze wilde dat ze gered werd dus zeiden ze dat ze 9 maanden zwanger was en de man die bij haar stond haar man was maar ondertussen haar broer was. Veel mensen zijn toen gered met Johanna er bij weer had ze dit overleefd! Toen ze weer een poos in het ziekenhuis werkte kreeg ze in september 1943 een kans om onder te duiken. Eerst wilde ze die niet aannemen, maar toch op 8 september was het zover. Haar naam werd tijdelijk veranderd in Francisca. De weg naar haar onderduikadres was erg gevaarlijk, Johanna en haar begeleider moesten net doen alsof ze Duits waren. Zo kwam ze na een lange en gevaarlijke omweg in een pastorie terecht. Het waren hele hartelijke mensen. De man was een dominee. Er waren nog meer onderduikers, een paar jongens en een paar meiden. Ze leefden eigenlijk ’s nachts. Het was een hele gezellig boel. Ze moesten wel voorzichtig zijn maar het leven ging gewoon door! Veel werd er geoefend met het sein. Je moest in een bepaalde tijd op je schuilplaats zijn als er gevaar dreigde dit moet natuurlijk wel geoefend worden. De eerste keer duurde het veel te lang maar als snel ging dit veel beter. Toen er echt een keer gevaar dreigde en de Duitsers huiszoeking deden ging het alarmbelletje en de onderduikers waren allemaal gelukkig op tijd in hun schuilplaats. Johanna was een echte Jodin, ze at geen vlees niks! De huisgenoten waardeerden het van haar. Ze drongen niet aan om van het vlees te eten en om zondags te luisteren naar een preek.  Ze kreeg daar voor het eerst horen van het Christendom. Ze was er fel op tegen zoals al de joden. Maar toen ze een kinderbijbel vond en las in het Nieuwe Testament over de Heere Jezus, toen ging ze toch meer geloven dat het Christendom de enige echte waarheid is! In april 1944 wad er een arrestatiebevel tegen de dominee uitgevaardigd en zou er waarschijnlijk een huiszoeking gedaan worden in zijn huis. Alle onderduikers moesten daarom naar een ander adres, daarbij werden ze wel geholpen door de dominee en zijn vrouw. Johanna had veel verdriet ze zou alles gaan missen: Domie waar ze een goede band mee had. Alles kon ze tegen hem zeggen. De dingen waar ze mee zat waren volkomen veilig bij hem. Tante Jo, Dik 1 en Dik 2 zou ze op het volgende onderduikadres ook zulke gezellige jongens ontmoeten waar je mee kon lachen in bange tijden? De twee muizen en Ruth met wie ze samen een kamer deelde. Lily, Ellie En de kleine Bas-Jan het zoontje van Domie en tante Jo. Zal ze ze ooit terugzien? Bij het afscheid vroeg tante Jo nog wat haar wens was. De afgelopen tijd had Johanna een kinderbijbel gevonden en veel over Jezus gelezen, heb begon door te dringen dat dit de Messias was van de Joden! Ze vroeg dus aan tante Jo of ze de Bijbel mee mocht nemen. En dan de Statenvertaling. Dit is haar tot veel nut geweest in haar verdere leven als ze steun nodig had en die bij niemand vond, kon ze altijd terecht bij haar hemelse Vader. Haar nieuwe onderduikadres was in Nieuweschans. Veel nieuws over de oorlog hoorde ze daar niet. Ze was volkomen afgezonderd voor de wereld. Haar mede onderduikgenoot was daar de hoofdzuster van het ziekenhuis waar iedereen een hekel aan had! En zelfs nu in de oorlog schonk die zuster haar bijna geen blik waardig! In Nieuweschans kwam Johanna echt tot geloof. De Bijbel die ze had meegenomen van het vorige onderduikadres begon ze aandachtig te lezen en daardoor kwam ze tot geloof. Na een poosje (midden april) moest ze ook weg uit Nieuweschans. Tot het einde van de oorlog is ze op veel verschillende onderduikadressen geweest. Ook eentje in een Rooms-katholiek gezin, ze beschouwden haar daar als eigen dochter. Maar ook daar moest ze al snel weer weg. Hoewel ze verschilden van levensovertuiging accepteerden ze elkaar! Eindelijk kwam ze in een gezin waar ze mocht blijven totdat de oorlog voorbij was. Dit was een protestant gezin de familie Heemskerk. Waar ze altijd contact mee heeft gehouden. En toen eindelijk na vele bange jaren kwam eindelijk de bevrijding. Toen uiteindelijk het hele land bevrijd was op 5 mei 1945 heeft Johanna belijdenis gedaan. Wat ging er toen veel door haar heen. Haar ouders die altijd tegen het Christendom waren, wat was er nou van hun geworden. De zondag erna ging ze ook voor het eerst aan het Heilig Avondmaal. Het leek alsof ze daar helemaal alleen zat met haar God. Daarna is ze gaan zoeken naar onderduikers die in de pastorie ondergedoken zaten! Enkele waren gearresteerd andere heeft ze kunnen vinden. De dominee is op 20 november 1944 vermoord. Wat verdrietig om dit te horen. Maar toen hij gevangen zat heeft hij zo’n mooi gedicht geschreven alsof hij geen angst had. Hij mocht uitzien naar de dag waarop hij zou neergeschoten worden. Tante Jo heeft ze nog wel ontmoet en gesproken. Ze was vriendelijk maar toch afstandelijk. Wel te begrijpen, want wat zullen het voor herinneringen hebben opgehaald toen ze ‘Fransje’ weer zag. Na dit alles is ze in een ziekenhuis gaan werken. Waar ze voor veel mensen wat kon betekenen. Ze is nog langs haar ouderlijke huis gelopen. Wat erg moeilijk was. Ze zag alles weer voor zich. Haar ouders, haar broers, haar oom en nichtjes. Maar nu was het huis van iemand anders! In Amsterdam vond ze het huis van haar vriendin (Sonja) en haar moeder.  Ze kon het niet laten om daar te vertellen van de verandering in haar leven. De reactie van Sonja en haar moeder was zoals te verwachten. Ze konden het niet accepteren dat Johanna nu een ‘’Geschmad’ was geworden. Johanna legde alles rustig uit, en smeekte of ze alsjeblieft niet boos op haar wilde zijn! Natuurlijk konden Sonja en haar moeder het niet helemaal accepteren maar toch deden ze geen afstand van haar! Ze mocht blijven komen zo vaak als ze wilde!

Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Johanna-Ruth Dobschiner is een Nederlandse Jodin die de oorlog heeft meegemaakt. Ze heeft een beschermde jeugd gehad en is streng Joods opgevoed. Op haar zesde jaar kwam ze al in aanraking met Adolf Hitler, namelijk op zijn verjaardag in april 1932. Op school zou een hele parade georganiseerd worden. De school gaf gezamenlijk een groot geschenk. Per klas was er iemand die drager was van de vaandel. En nu werd Johanna uitgekozen om de vaandel te dragen. Wel apart dat juist zij het moest doen omdat ze uit een Joods gezin kwam. Haar ouders reageerden erg geschokt dat zij de vaandel moest dragen. Zelf was Johanna natuurlijk maar al te trots en voelde zich veel meer dan haar klasgenootjes!  Maar vele jaren later toen de oorlog uitbrak(in 1939 officieel) heeft ze het erg moeilijk gehad. Ze woonde in die tijd in Duitsland. Omdat het steeds gevaarlijker werd in Duitsland voor het gezin Dobschiner zijn ze naar Nederland verhuist. In het begin was het daar ook vrij veilig.  Later in 1940 brak ook in Nederland de oorlog uit. In de omgeving waar het gezin woonde werden steeds meer joden opgepakt. In februari 1941 verhuisde de familie van de vader van Johanna ook naar Amsterdam. Op Zaterdag 22 februari 1941 gingen twee nichtjes van Johanna met de broers van Johanna de stad Amsterdam bekijken. Johanna liep ook met haar vriendin door de stad, maar opeens zagen ze allemaal mensen rennen. Ze hoorden dat de Duitsers de bruggen ophaalden en een razzia hielden in de hele stad. Verschikt ging ze later op de dag naar huis, waar ze haar nichtjes huilend aantrof. De jongens waren meegevoerd!  Ook de rest van het gezin Dobschiner zou snel aan de beurt komen om opgepakt te worden, maar op wonderbaarlijke wijze werd Johanna eind 1942 ziek, ze kreeg een besmettelijke ziekte: roodvonk. Daardoor kwam er niemand het huis binnen waar ze woonden. Na een poos was dat ook weer over dus het gevaar nam weer toe! In 1943 werden de ouders en de broers van Johanna gearresteerd. Johanna zelf lag toen op bed en ook weer heel wonderlijk zijn de soldaten niet haar kamer binnen geweest, dus weer was Johanna gered! Ze had veel vertrouwen in God. Johanna kwam in een pleeggezin te wonen. Na een poosje mocht ze ook in een ziekenhuis werken dat was altijd al haar droomwens. Maar ook in het ziekenhuis was ze niet veilig! Nu werd ze in juni 1943 wel opgepakt! Ze moest mee naar het station, daar werd ze in een wagon gestopt die heel erg vol was. In die wagon zaten ook een man, vrouw en een kind in een kinderwagen. Toen Johanna in de kinderwagen keek zag ze dat het kind allemaal rode pukkeltjes had, ze zei dat het besmettelijk was en dat ze zo snel mogelijk de wagon uit moesten. Ze werden doorgelaten. Ze zag toen nog meer mensen die gered moesten worden. Bijv. een vrouw die 7 maanden zwanger was maar ze wilde dat ze gered werd dus zeiden ze dat ze 9 maanden zwanger was en de man die bij haar stond haar man was maar ondertussen haar broer was. Veel mensen zijn toen gered met Johanna er bij weer had ze dit overleefd! Toen ze weer een poos in het ziekenhuis werkte kreeg ze in september 1943 een kans om onder te duiken. Eerst wilde ze die niet aannemen, maar toch op 8 september was het zover. Haar naam werd tijdelijk veranderd in Francisca. De weg naar haar onderduikadres was erg gevaarlijk, Johanna en haar begeleider moesten net doen alsof ze Duits waren. Zo kwam ze na een lange en gevaarlijke omweg in een pastorie terecht. Het waren hele hartelijke mensen. De man was een dominee. Er waren nog meer onderduikers, een paar jongens en een paar meiden. Ze leefden eigenlijk ’s nachts. Het was een hele gezellig boel. Ze moesten wel voorzichtig zijn maar het leven ging gewoon door! Veel werd er geoefend met het sein. Je moest in een bepaalde tijd op je schuilplaats zijn als er gevaar dreigde dit moet natuurlijk wel geoefend worden. De eerste keer duurde het veel te lang maar als snel ging dit veel beter. Toen er echt een keer gevaar dreigde en de Duitsers huiszoeking deden ging het alarmbelletje en de onderduikers waren allemaal gelukkig op tijd in hun schuilplaats. Johanna was een echte Jodin, ze at geen vlees niks! De huisgenoten waardeerden het van haar. Ze drongen niet aan om van het vlees te eten en om zondags te luisteren naar een preek.  Ze kreeg daar voor het eerst horen van het Christendom. Ze was er fel op tegen zoals al de joden. Maar toen ze een kinderbijbel vond en las in het Nieuwe Testament over de Heere Jezus, toen ging ze toch meer geloven dat het Christendom de enige echte waarheid is! In april 1944 wad er een arrestatiebevel tegen de dominee uitgevaardigd en zou er waarschijnlijk een huiszoeking gedaan worden in zijn huis. Alle onderduikers moesten daarom naar een ander adres, daarbij werden ze wel geholpen door de dominee en zijn vrouw. Johanna had veel verdriet ze zou alles gaan missen: Domie waar ze een goede band mee had. Alles kon ze tegen hem zeggen. De dingen waar ze mee zat waren volkomen veilig bij hem. Tante Jo, Dik 1 en Dik 2 zou ze op het volgende onderduikadres ook zulke gezellige jongens ontmoeten waar je mee kon lachen in bange tijden? De twee muizen en Ruth met wie ze samen een kamer deelde. Lily, Ellie En de kleine Bas-Jan het zoontje van Domie en tante Jo. Zal ze ze ooit terugzien? Bij het afscheid vroeg tante Jo nog wat haar wens was. De afgelopen tijd had Johanna een kinderbijbel gevonden en veel over Jezus gelezen, heb begon door te dringen dat dit de Messias was van de Joden! Ze vroeg dus aan tante Jo of ze de Bijbel mee mocht nemen. En dan de Statenvertaling. Dit is haar tot veel nut geweest in haar verdere leven als ze steun nodig had en die bij niemand vond, kon ze altijd terecht bij haar hemelse Vader. Haar nieuwe onderduikadres was in Nieuweschans. Veel nieuws over de oorlog hoorde ze daar niet. Ze was volkomen afgezonderd voor de wereld. Haar mede onderduikgenoot was daar de hoofdzuster van het ziekenhuis waar iedereen een hekel aan had! En zelfs nu in de oorlog schonk die zuster haar bijna geen blik waardig! In Nieuweschans kwam Johanna echt tot geloof. De Bijbel die ze had meegenomen van het vorige onderduikadres begon ze aandachtig te lezen en daardoor kwam ze tot geloof. Na een poosje (midden april) moest ze ook weg uit Nieuweschans. Tot het einde van de oorlog is ze op veel verschillende onderduikadressen geweest. Ook eentje in een Rooms-katholiek gezin, ze beschouwden haar daar als eigen dochter. Maar ook daar moest ze al snel weer weg. Hoewel ze verschilden van levensovertuiging accepteerden ze elkaar! Eindelijk kwam ze in een gezin waar ze mocht blijven totdat de oorlog voorbij was. Dit was een protestant gezin de familie Heemskerk. Waar ze altijd contact mee heeft gehouden. En toen eindelijk na vele bange jaren kwam eindelijk de bevrijding. Toen uiteindelijk het hele land bevrijd was op 5 mei 1945 heeft Johanna belijdenis gedaan. Wat ging er toen veel door haar heen. Haar ouders die altijd tegen het Christendom waren, wat was er nou van hun geworden. De zondag erna ging ze ook voor het eerst aan het Heilig Avondmaal. Het leek alsof ze daar helemaal alleen zat met haar God. Daarna is ze gaan zoeken naar onderduikers die in de pastorie ondergedoken zaten! Enkele waren gearresteerd andere heeft ze kunnen vinden. De dominee is op 20 november 1944 vermoord. Wat verdrietig om dit te horen. Maar toen hij gevangen zat heeft hij zo’n mooi gedicht geschreven alsof hij geen angst had. Hij mocht uitzien naar de dag waarop hij zou neergeschoten worden. Tante Jo heeft ze nog wel ontmoet en gesproken. Ze was vriendelijk maar toch afstandelijk. Wel te begrijpen, want wat zullen het voor herinneringen hebben opgehaald toen ze ‘Fransje’ weer zag. Na dit alles is ze in een ziekenhuis gaan werken. Waar ze voor veel mensen wat kon betekenen. Ze is nog langs haar ouderlijke huis gelopen. Wat erg moeilijk was. Ze zag alles weer voor zich. Haar ouders, haar broers, haar oom en nichtjes. Maar nu was het huis van iemand anders! In Amsterdam vond ze het huis van haar vriendin (Sonja) en haar moeder.  Ze kon het niet laten om daar te vertellen van de verandering in haar leven. De reactie van Sonja en haar moeder was zoals te verwachten. Ze konden het niet accepteren dat Johanna nu een ‘’Geschmad’ was geworden. Johanna legde alles rustig uit, en smeekte of ze alsjeblieft niet boos op haar wilde zijn! Natuurlijk konden Sonja en haar moeder het niet helemaal accepteren maar toch deden ze geen afstand van haar! Ze mocht blijven komen zo vaak als ze wilde!

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Te mogen leven door Johanna-Ruth Dobschiner"