Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Snikken en grimlachjes door Piet Paaltjens

Beoordeling 7
Foto van een scholier
Boekcover Snikken en grimlachjes
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 2868 woorden
  • 17 februari 2009
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 7
33 keer beoordeeld

Boekcover Snikken en grimlachjes
Shadow

Er is geen flaptekst.

Er is geen flaptekst.

Er is geen flaptekst.

Snikken en grimlachjes door Piet Paaltjens
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Piet Paaltjens - Snikken en Grimlachjes

Inhoudsopgave
• Woord vooraf blz 3
• Primaire gegevens blz 4
Verdelingscriteria
Titelverklaring
• Analyse 1: “De Bleeke Jongeling” blz 5
• Analyse 2: “Immortelen” blz 7
• Analyse 3: “Tijgerlelies” blz 8
• Essayistisch Ervaringsverslag blz 10

Woord vooraf
Ik heb voor dit poëzieverslag een bestaande dichtenbundel van één dichter gekozen. Het bundel bevat vele heel korte gedichten. Voor de analyses heb ik deze geprobeerd te mijden omdat het anders wel een heel miniem verslag wordt, er valt over twee strofes niet al te veel te vertellen. Ik ben hier aardig in geslaagd. De titels van de analyses geven de titel aan uit welk gedeelte van het bundel het gedicht komt. Ik heb iedere keer het eerste gedicht van zo’n deel geanalyseerd om zodanig een breed beeld te krijgen van de bundel.

Primaire gegevens
Auteur : Piet Paatjens

Titel : Snikken & Grimlachjes
Uitgeverij : Wolters Noordhoff
Plaats en jaar van uitgave : Groningen 1998
Serie : Grote Lijsters 1998/6
Pagina’s : 77
Hoofdstukken / delen : 4
Gedichten : 24

Verdelingscriteria
De gedichten van deze bundel horen bij elkaar. Het boek heeft 4 hoofdstukken van 1 of meerdere gedichten. Deze gedichten horen bij elkaar en zijn na elkaar geschreven. De volgorde waarin de hoofdstukken staan, staan door elkaar. Alle gedichten zijn rond 1850 geschreven maar de volgorde waarin ze staan is niet van vroeger naar later werk, tussen de gedichten zitten wel eens een paar jaar verschil. Het eerste en laatste gedicht zijn allebei in 1850 geschreven en de derde in 1852 en de tweede in 1851. Er is in de verdeling geen enkele aanwijzing te vinden dat het gedaan is om verschillende thema’s achter elkaar te hebben, het gedichtenbundel heeft maar twee thema’s (blijdschap en verdriet). De schrijver is Nederlandstalig en daardoor is het boek ook geen vertaling.

Titelverklaring
De titel: ‘Snikken en Grimlachjes’ heeft te maken met de situatie waarin de gedichten eindigen. De Bleeke Jongeling en Tijgerlelies zijn over het algemeen verdrietig, huilen hoort daar bij. Als je huilt snik je ook vandaar dat er in de titel ‘Snikken’ staat. In het woord ’Grimlachjes’ zitten twee woorden verscholen, glimlachjes en grimmen. Als je blij bent dan lach je meestal, soms hardop soms ook niet. Sommige gedichten zijn in een blije sfeer, zodat er dus plaats is voor een glimlach. Een andere mogelijkheid is dat er een kwade sfeer is, dan heb je ruzie met iemand en dan grom je wel eens naar hem, vandaar ook nog grimmen. Alle deze samenvoegingen lijden tot de titel: ‘Snikken & Grimlachjes’, maar om deze titel te verzinnen ben je best wel even bezig en ik vind hem zeker ook wel goed gevonden.


Analyse 1: De bleeke jongeling
Het gedicht, De bleeke jongeling, bevat 6 strofen van allemaal 7 regels. Het is dus een Septijn. Aangezien dit gedicht zich op geen enkele manier in verband komt met 14 regels is het een vrije vers. In het gedicht is zeker beeldspraak te vinden, er komen zowel vergelijkingen in voor als universele symbolen en individuele symbolen.
Een voorbeeld van een vergelijking met als is te vinden in het vierde strofe, “duisternis als van het graf”. De verklaring van deze vergelijking is niet al te moeilijk. Het graf staat voor dood (is dus ook een universeel symbool) en de dood is donker. Het is in de vierde strofe nacht en met deze vergelijking wil de schrijver zeggen dat het zo donker is dat je niets meer ziet en alles er dood uitziet.
Een ander universeel symbool is het zonlicht. De zon staat voor de God van het leven, de zon straat warmte uit om het leven te beschermen. Deze warmte wordt uitgezonden in lichtstralen, het doorbreekt iedere duisternis, zo ook de duisternis in dit gedicht maar de duisternis in iemand laat het niet verdwijnen.
Een individueel symbool is te vinden in de laatste strofe, de zevende. De allerlaatste regel is: ’s Jonglings bloed. – Zijn harte was gebroken. Het eerste deel van deze regel wordt door het tweede uitgelegd. Het tweede is een individueel symbool voor oneindig verdriet.
Het rijm is een rijm van klinker en medeklinker. Dit wordt in het hele gedicht zo gelaten. Een paar gebruikte zijn: neer-meer, graf-af, zacht-nacht en breken-spreken. Het rijmschema is a a b b c c c. Het eindrijm is over het algemeen in paren van twee dus is het een gepaard rijm.
De beklemtoonde lettergrepen wisselen elkaar niet om en om af, het is dus geen metrum en is het dus een ritme. Het schema v v – komt het dichts in de buurt van het hiergebruikte ritme het is dus een soort anapest. De zinnen lopen regelmatig door naar de volgende regel, er is dus sprake van een enjambement.

Strofe 1

Het thema van de eerste strofe is natuur. In deze strofe wordt slechts een beschrijving van de omgeving gegeven, er komen geen personen in voor. De natuur wordt uitgebeeld als prachtig, een meer dat glinstert in de zon. De techniek die hier voor gebruikt wordt is ambiguïteit. De woorden gehuld, glans, schoot en bloosde kunnen op meerdere manieren worden uitgelegd. Ze kunnen een betekenis hebben van dat het heel klein is en opgroeit (schoot) en verlegen is (bloosde). De andere twee passen daar nog wel bij. Iets kleins vinden we al snel heel mooi, zo ook deze natuur.

Strofe 2


Het thema van deze strofe is tijd. Werd er in het eerste strofe de omgeving geschetst zo wordt er in het tweede strofe de tijd waarin het zich afspeelt verteld. De techniek die in deze strofe voornamelijk wordt gebruikt is enumeratie. De tijd wordt in het allereerste woord al verteld, ’t Avond zegt al wanneer het zich afspeelt. Werd er echter in het eerste strofe een sfeer opgewekt dat alles prachtig is zo wordt er nu verteld over de wind die alles welterusten zegt zo lijkt het dat de natuur langzaam sterft maar nog heftig tegenstribbelt.

Strofe 3

Het thema in deze strofe is verdriet. Er zit een jongeling aan het meer. Het oog dat in de schaduw zit kijkt naar het westen waar de zon ondergaat. Alles om hem heen lijkt dood te gaan behalve hijzelf, wat hem veel verdriet doet. Er is geen specifieke techniek in dit strofe gebruikt. Er is wel een symbool te vinden in deze strofe, tranen die grievend lijden en een hart doen breken. Dit is een enumeratie want alle komen op hetzelfde onderwerp uit: verdriet.

Strofe 4

Het thema in deze strofe is dood. Het is nu nacht en de laatste zonnevonk is nu ook weg. Het is zo donker als het graf. Er beweegt niets, alles lijkt dood, er zit alleen een jongeling voor zich uit te staren maar die beweegt dus ook niet. De technieken die hier gebruikt worden zijn een vergelijking, paradox en ambiguïteit. Het gaat over de vergelijking: duisternis als het graf en het woord verdronk. De vergelijking heb ik al eerder verklaard. Het woord verdronk heeft twee kanten. Het kan worden geïnterpreteerd als verdwijnen en als sterven. De paradox is geruisch der baren. Baren zijn nieuwelingen en ze bedoelen daar meer de blaren. Nieuwe blaren maken helemaal geen geluid.

Strofe 5

Het thema in deze strofe is leven. De zon komt weer op, blond, beginnend in het oosten waar de zon opkomt. Alle relaties met de nacht en donker verdwijnen, het wordt licht, nevel en damp verdwijnen en alles komt weer tot leven. Er is niet echt een techniek die hier gebruikt wordt. De schrijver verteld iets over de opkomende zon en dus het symbool van leven. Alles draait om de zon, zonder zon zal alles eeuwig slapen en zal er geen warmte zijn. Het hele strofe gaat over de zon hoe goed het is, het wordt uitgerekt tot de 7 regels mooi zijn vol geschreven.

Strofe 6

Het thema van deze laatste strofe is nog steeds leven. De jongeling die nog aan het meer zit heeft nog steeds verdriet ondanks dat alles weer tot leven komt en er weer warmte van de zon is. Hij was dus niet verdrietig omdat alles leek te sterven, ander zou hij nu heel blij zijn geweest. Ook in deze strofe zijn er weinig technieken gebruikt.

Het gedicht is meer een verhaaltje. De reden waarom de jongeling verdrietig is zou wel eens kunnen zijn omdat hij blindt is. Ik baseer dit op de laatste strofe waar staat dat zijn ook blind is voor licht, bloemen en hij is opgehouden met koken. Hij kijkt nog steeds naar het westen, de plek waar de zon ondergaat. Als je blind bent lijkt alles donker, en dus alles dood. Het zou kunnen zijn dat dat hem ontroert maar het zou ook kunnen dat hij huilt omdat hij het vreselijk vindt om nooit meer leven te kunnen zien.


Analyse 2: Immortelen
Het gedicht, I, telt 2 strofen van allebei 4 regels. Het is dus een kwatrijn. Dit gedicht komt in geen enkel verband met het 14-regelig sonnet en is dus een vrije vers. In deze twee strofen is beeldspraak te vinden, niet al te veel maar het is er wel. Er komen uitsluitend symbolen in voor, er is geen vergelijking te vinden.

Een voorbeeld van een symbool is te vinden in de eerste regel, “de maan glijdt langs de ruiten”. Dit wil zeggen dat de tijd langzaam verstrijkt en dat betekend weer dat iemand niets doet, want zoals we allemaal weten verstrijkt de tijd veel sneller als je nergens mee bezig bent. Dit wordt in de vierde regel bevestigd met nog eens een symbool, “in uw ooghoek glinstert een traan”. Dit symboliseert dat iemand verdrietig is en dat hij aan alles en niets zit te denken.
Het rijmschema dat gebruikt wordt is a b c b. Zoiets als dit wordt een gebroken rijm genoemd. Verder is het rijm een rijm van klinker en medeklinker, de twee gebruikte combinaties zijn aan-traan en maan-aan.
De beklemtoonde lettergrepen wisselen elkaar niet om en om af, het is dus geen metrum en is het dus een ritme. Het schema van de anapest, v v -, komt het dichts in de buurt van het ritme wat in dit gedicht gebruikt wordt. De zinnen lopen niet door naar de volgende regel, er is dus geen sprake van een enjambement.

Strofe 1

Het thema van de eerste strofe is verdriet. De maan probeert de bleeke zanger te helpen en vraagt daarom wat er gebeurd is en wat er loos is. In deze strofe wordt daar geen antwoord op gegeven. De technieken die in deze strofe zijn gebruikt zijn uitsluitend 2 universele symbolen waarbij de tweede een verklaring geeft op de eerste.

Strofe 2

Ook het thema van deze strofe is liefde. Het verschil tussen de strofen is echter dat de eerste een actie van de maan (ouder) beschrijft en de tweede een reactie van de bleeke zanger. Hij houd hulp op een aftand door niet te zeggen wat er aan het handje is, hetzelfde wat een verdrietig kind vaak bij zijn ouders doet. De technieken die in deze strofe gebruikt worden is 1 spreekwoord en 1 symbool. Het spreekwoord is: loop naar de maan, dat is lastig als je zelf de maan bent en het symbool van de glinsterde traan uit de eerste strofe komt hier terug.

Analyse 3: Tijgerlelies
Het gedicht, Aan Betsy, telt 5 strofen van allemaal 4 regels. Het is dus een kwatrijn. Aangezien dit gedicht zich op geen enkele manier in verband komt met 14 regels is het een vrije vers. In het gedicht is beeldspraak te vinden, er komen zowel vergelijkingen in voor als universele symbolen en individuele symbolen.
Een voorbeeld van een vergelijking is te vinden in het 2 strofe: diep gemoedelijk, als wen de avondklok door ’t dal luidt, klonk het in uw keel. De avondklok luidt de avond in. ’S avonds komt er niemand naar buiten waardoor je de echte natuur hoort, wonderschoon. Haar stem is zoals de avondklok door het dal luidt, schitterend dus. Haar stem is heel mooi.
Een universeel symbool is het noodlot. Soms heb je dingen niet meer onder controle en hoop je dat alles maar goed gaat. Je vertrouwt dan op iets, maakt niet uit wat (jezelf of God), en hoopt op het beste. Ook hier in dit gedicht wordt er over het noodlot gesproken, de man is zo verliefd dat hij niets anders meer ziet en hoopt dat de rest in zijn leven maar goed gaat. Noodlot is dus het symbool van vertrouwen en onmacht.

Een individueel symbool is het drinken uit 1 en dezelfde fles. Je doet zoiets niet zomaar en je nodigt al helemaal geen meisje uit om ergens heen te gaan als je er niets voor voelt of voor haar voelt. Om dus zover te komen met er iets zijn, liefde.
Het rijm is een rijm van klinker en medeklinker. Dit verandert gedurende het gedicht niet. Een paar gebruikte combinaties zijn: lag-dag, klok-slok, wat-had en koud-woud. Het rijmschema is a b a b. Het rijmt om en om, het is dus een gekruist rijm.
De beklemtoonde lettergrepen wisselen elkaar niet om en om af, het is dus geen metrum en is het dus een ritme. Het schema van de anapest, v v -, komt het dichts in de buurt van het ritme wat in dit gedicht gebruikt wordt. De zinnen lopen regelmatig door naar de volgende regel, er is dus sprake van een enjambement.

Strofe 1

Het thema van deze strofe is natuur. Er wordt in deze strofe verteld hoe mooi ze lag op het mos in het bos op een warme dag. In de strofe worden de techniek ambiguïteit gebruikt. Ook is er een antithese te vinden. De ambiguïteit gaat om het woord ‘heete’. De persoon is verliefd, heete kan worden uitgelegd dat het gewoon een warme dag is maar je bent heet als je opgewonden bent van iemand. Het is beide mogelijk omdat er in de regel daarboven staat: “In hartveroverde achtelooze houding”. Dit is tevens de tegenstelling (antithese). Hartveroverend is positief en achteloos is negatief en de twee woorden staan achter elkaar en dus is er sprake van een tegenstelling.

Strofe 2

Het thema van deze strofe is liefde. Er wordt een duidelijke beschrijving gegeven van de persoon. De persoon die wordt beschreven wordt beschreven met hele zachte lieve woorden boordevol extra betekenissen. In de eerste regel staat het woord rozenlipjes. Rozen staan voor liefde en vriendschap en verkleinwoorden hebben ook iets liefs in zich als het voor je gebruikt wordt. Er wordt in deze strofe ook nog een vergelijking gegeven, deze heb ik al eens uitgelegd en ga daarom verwijs ik nu naar een paar alinea’s hierboven.

Strofe 3

Het thema van deze strofe is het lot. De man trekt zich terug voor beraad. Hij vraagt zich af welke smaak het lot had, hij vraagt zich dus af hoe het zou zijn om een echte liefde te hebben, de liefde die nu uit zijn veldfles dronk. In deze strofe zijn geen technieken zoals symbolen of vergelijkingen te vinden, het is meer een soort tussen alinea om de volgende strofe niet de draad helemaal kwijt te zijn.

Strofe 4


Het thema van deze strofe is nog steeds het lot. Het lot is nu de liefde, de vrouw. Zij geeft hem een warm gevoel van binnen, als dank voor het leegdrinken van zijn fles plant zij haar lippen op de zijne, dat geeft een warm gevoel. De technieken die in deze strofe zijn gebruikt zijn: een tegenstelling en een symbool. De tegenstelling is koud verstand - warm gevoel. Het symbool is de laatste regel, op mijn lippen had uw mond gebrand. Zij gaf hem dus een kus en een kus is het symbool van dankbaarheid en misschien zelfs liefde.

Strofe 5

Het thema in deze strofe is eenzijdige liefde. Hij vindt haar wel aardig maar zij kijkt niet naar hem om, drinkt de witte port op (symbool: witte port), en valt vervolgens in slaap. Hij vindt dit niet leuk, is hierdoor verdrietig omdat hij hoopte op een positieve reactie van haar en die vervolgens niet kwam. Er zijn geen speciale technieken die in deze strofe gebruikt worden.

Ik vond het gedicht makkelijk te volgen ook al was de waarde van de poëzie niet aanzienlijk omdat er maar heel weinig technieken werden gebruikt.

Essayistisch Ervaringsverslag
Het hoofdthema van deze bundel is liefde. Soms is deze liefde op de vrolijke manier tot uiting gebracht en soms ook op een verdrietige manier. In het begin zijn de hoofdpersonen van een gedicht alleen, en is het gedicht een soort verhaaltje. Het laatste gedicht is gebaseerd op het ritme van het liedje met de 7 kikkers. Daar zijn de hoofdpersonen ook met meer dan 1, een best grote verandering. Toch zijn de gedichten door elkaar geschreven waardoor er alleen iets verteld kan worden over het humeur van de schrijver. Deze was zeer wisselvallig, soms goed (dan weer een blij gedicht) en soms had hij een slecht humeur (verdrietig gedicht). Toch denk ik wel dat de schrijver op het moment van schrijver net een relatie breuk heeft gehad omdat hij over het algemeen heeft over verloren liefdes en dus liefdesverdriet. Misschien wil hij wel de boodschap geven om nooit aan een relatie te beginnen, als je iets nooit gevonden hebt kan je het ook niet meer kwijt raken. Als dat het geval zou zijn dan zou ik het helemaal niet met hem eens zijn, het is volgens mij goed dat je een vertrouwenspersoon hebt behalve je ouders. Als je ergens mee zit moet je er met iemand over kunne praten, en een persoon die je vertrouwd is al gauw een geliefde en een relatie begint vanzelf.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Snikken en grimlachjes door Piet Paaltjens"