Uitgever: Wolters-Noordhoff
Plaats van uitgave: Groningen
Jaar van uitgave: 1998
Druk: Voor deze uitgave is gevolgd de tekst van de eerste druk, zoals die in 1867bij H.A.M. Roelants te Schiedam is verschenen. Dichter: Piet Paaltjens (F. HaverSchmidt) Titel: De titel Snikken en Grimlachjes duidt op twee emoties die niet los te koppelen zijn. Snikken verwijst naar de ernst en de grimlachjes duiden op het bitterkomische. Beide hebben te maken met humor en zijn onafscheidelijk. “De lach en de traan” Ondertitel: De ondertitel bij deze gedichtenbundel is: Academische poëzie van Piet Paaltjens. Dit geeft een typering van de bundel. Het gaat om gedichten van de student Piet Paaltjens die het alter ego is van François HaverSchmidt.
Zijn de gedichten in hoofdstukken of groepen onderverdeeld? De gedichtenbundel begint met de levensschets en daarna het inleidende gedicht: “De bleeke jongeling”. Daarna zijn de gedichten gerangschikt in; Immortellen (1850-1852), Tijgerlelies (1851-1853) en Romancen . Zijn er vormkenmerken die de gedichten gemeen hebben? De drie afdelingen Immortellen, Tijgerlelies en Romancen bestaan uit respectievelijk dertien, vier en zes gedichten. Ze zijn allemaal opgebouwd in kwatrijnen (vier regels per strofe) De lengte van de verzen varieert. De schrijfstijl varieert ook. Soms is het eenvoudig, de andere keer gebruikt Paaltjens weer hele erge overdrijvingen of doet hij er pathetisch. Zijn er overeenkomsten in thematiek tussen de gedichten? Centraal in de gedichtenbundel staat het lijden in het leven. (Weltschmerz, onbeantwoorde liefde, dood, afscheid, tranen enz.) Dit wordt vaak op een bespottende manier in een gedicht kenbaar gemaakt. Pathetiek en Weltschmerz staan tegenover de nuchtere werkelijkheid. Onderzoek: De vijf gekozen gedichten die ik verder ga onderzoeken zijn: · Immortellen: III Waarom ik de loome nachten · Immortellen: XVI Zijn goudblonde lokken en knevel · Immortellen: LXXXIII Hem, die mij grof beleedigt · Tijgerlelies: Aan Betsy · Romancen: De zelfmoordenaar
III, XVI, LXXXIII
Bij de Immortellen, die willekeurig genummerd zijn, draait het om een grafboeket vol gevoeligheid, liefde en vriendschap. III: Waarom ik de loome nachten: Gaat over dat de ik niet weet waarom de ik verdriet heeft en wat de oorzaak van zijn verdriet is. XVI: Zijn goudblonde lokken en knevel: De ik moet denken aan iemand van vroeger of iemand die overleden is. Hij denkt aan diegene terug doordat hij de sigaren ruikt die die persoon ook rookte. LXXXIII Hem, die mij grof beleedigt: De ik persoon in het gedicht vertelt dat je beter iemand kan hebben die je in het openbaar en eerlijk beledigt en voor schut zet, dan iemand die het achter je rug om doet. Hij heeft een hekel aan schijnheiligheid. Aan Betsy: Betsy heeft zoveel gedronken dat ze de hele dag voor de ik persoon verpest, doordat ze haar roes uit moet slapen. De zelfmoordenaar: Op een dag heeft een man zich opgehangen in het bos, omdat hij zoveel liefdesverdriet had. Een verliefd paartje loopt door het bos en heeft wel zin in een vrijpartij, nadat ze zijn neergestreken onder de boom en het lijk zien schrikken ze zo erg dat ze meteen geen zin meer hebben. De inhoud van de gedichten komen overeen omdat ze allen over emoties in het leven gaan. Natuurlijk is dit een breed begrip, maar Paaltjens schrijft over liefde, vriendschap en verdriet. Deze drie emoties staan in deze vijf gedichten centraal. De gedichten zijn traditioneel, omdat alle verzen in de gedichten dezelfde lengte hebben en niet afwijken in het gedicht zelf, de gedichten onderling verschillen dus wel, de Romancen van de Tijgerlelies en Immortellen. Ook zijn de zinnen overal even lang en zit er nog veel rijm in de gedichten. Er is geen sprake van vrije verzen, wisselende strofelengte en wisselende regellengte. De Immortellen bestaan allen uit kwatrijnen met abcb rijm. Aan Betsy is geschreven in kwatrijnen en hebben een gekruiste rijm. De rijm van de Zelfmoordenaar is als volgt opgebouwd: aabccb en opgebouwd uit tien keer een sextet. Plaats in de literatuurgeschiedenis: Piet Paaltjens is de verzonnen tweelingbroer van François HaverSchmidt. HaverSchmidt werd geboren in 1935 in Leeuwarden. Zijn overgrootvader was een Duitser en heette Haver. Later voegde François uit dankbaarheid aan zijn oom Schmidt, die hem opvoedde, zijn naam toe. Zo is de naam HaverSchmidt ontstaan. HaverSchmidt doorliep het gymnasium in Leeuwarden. In 1852 ging hij theologie studeren in Leiden. Als student schreef hij gedichten voor Leidse studentenalmanakken.In 1859 werd HaverSchmidt hervormd predikant in Foudgem en Raard (Friesland) In 1863 trouwde hem met Jacoba Johanna Maria Osti en ze kregen drie kinderen. In 1864 werd HaverSchmidt weer predikant, dit maal in Schiedam Na de dood van zijn vrouw in 1891 werd de zwaarmoedige HaverSchmidt een teleurgestelde, ziekelijke figuur, die steeds sterker vereenzaamde. Op 19 januari 1894 maakte hij een eind aan zijn leven door zichzelf op te hangen aan het gordijnkoord van zijn bedstede. Andere werken van HaverSchmidt zijn Barend Krul, grotesk-komisch gedicht in vier zangen (1849) Leven en sterven van Jelle Gal (1849) en Familie en kennissen (1876) De gedichtenbundel “Snikken en Grimlachjes” is voor het eerst verschenen in 1867.Deze bundel werd zeer geliefd. Tijdgenoten van HaverSchmidt waardeerden de gedichten vooral om het grappige, om de parodie op de romantisch-sentimentele poëzie van die tijd.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
L.
L.
Verder in het verslag staat dat P.p (pseudoniem voor Haverschmidt) in 1935 is geboren, dit is echter heel onlogisch als hij in 1867 zijn bundel publiceerd. Hij werd geboren in 1835 niet in 1935.
14 jaar geleden
Antwoorden