Auteur
Herman Koch
Titel
Red ons, Maria Montanelli
Plaats
Amsterdam
Eerste druk
1989
Uitgever
J.M. Meulenhoff
Opdracht
voor Amalia
Samenvatting
Het verhaal gaat over een 16 jarige jongen die vier maanden na dato terugblikt op zijn schoolcarrière op het Montanelli Lyceum.
De ik-figuur woont in een kakbuurt, waar hij verschillende malen in het verhaal zijn walging over uitspreekt. Met zijn vader heeft hij een slechte relatie, de voornaamste rede hiervoor is dat hij al zeker vier jaar een buitenechtelijk verhouding heeft met een bekakte weduwe. Zijn moeder is van de verhouding op de hoogte, maar is te vriendelijk en niet bij machten om zich ertegen te verzetten. De ikfiguur heeft een verschrikkelijke hekel aan de weduwe. Die volgens hem bij uitstek past in de chique buurt, waarin hij tot zijn spijt ook zelf woont. In het verhaal gaat de ikfiguur vaak te keer over ‘die hele duffe en verwende kankerbuurt’
Hij zit op het Montanelli Lyceum waar hij ook een hekel aan heeft net zoals aan de leerlingen, ouders, docenten en het onderwijssysteem. Volgens hem zijn ze allemaal te rijk en artistiek of te soft en psychologiserend.
Er is een zwakbegaafde jongen op het Montanelli terechtgekomen. De ikfiguur denkt dat het Montanelli zich op de borst heeft geklopt, omdat ze een zwak begaafde jongen op school hadden, die op alle andere scholen geweigerd zou worden.
De ikfiguur had gemengde gevoelens over de zwakbegaafde jongen, aan de ene kant had hij wel medelijden met hem, maar soms zou hij hem wel eens ‘met zijn kop frontaal tegen de tafel aan beuken’.
De normaal altijd strenge leraren trokken de zwakbegaafde jongen voor en waren te soft voor de jongen, volgens de ikfiguur.
Op de rapporten van de ikfiguur staat altijd dat hij een negatieve houding heeft en een slechte invloed op de atmosfeer in de klas.
Zijn overgang had hij te danken aan zijn moeder, die na een slopende ziekte was overleden. Hij kreeg ruzie met zijn vader over de weduwe.
Op een avond hebben de ouders van de ikfiguur en een leraar besloten dat hij naar een psycholoog moet. Na het eerste gesprek met de psycholoog Van der Dussen heeft de ikfiguur wel vertrouwen in hem. Het tweede gesprek ging niet door, omdat Van der Dussen inmiddels overleden was.
De ikfiguur ging een tijdje later met school op een fietskamp. Ook de zwakbegaafde jongen, Erik (vriend van ikfiguur) en Gerard (vriend van ikfiguur) gingen mee. Toen de ikfiguur, Erik en Gerard er stiekem ’s avonds tussen uit knepen, verraadden de zwakbegaafde jongen hen aan de leraren. De jongens wilde wraak.
Toen ze de volgende dag op een brug halt hielden gingen de vrienden op de brugleuningen staan. De zwakbegaafde jongen volgde al gauw hun voorbeeld. De zwakbegaafde jongen deed een ongecontroleerde stap achteruit en viel in het water. Niemand deed iets, ook de gymleraar niet die het beste kon zwemmen van allemaal. De jongen verdronk. De drie jongens werden als schuldige aangewezen, maar ze mochten nog een half jaar op school blijven, om de naam van de school niet te schaden. Bij het kerstrapport kreeg de ikfiguur te horen dat hij moest vertrekken omdat hij zogenaamd niet in het systeem paste. Zijn vader probeerde tevergeefs hem op een andere school te krijgen.
Vier maanden later heeft de ikfiguur een droom, waarin Maria Montanelli de school bezoekt en de luchtmacht beveelt de hele school plat te bombarderen.
Een maand later trekt zijn vader bij de weduwe in, de ikfiguur krijgt honderd gulden per week en hij heeft het hele huis voor zichzelf.
Hij maakt plannen met Erik voor een grote reis. En hij voelt en wil dat er een nieuwe bladzijde van zijn leven wordt omgeslagen. Hij gaat zich nu bedenken hoe het verder moet.
Bron: http://www.zoekboekverslag.nl/boekverslag_incach.php?gid=12642
Analyse
Titel
Van de oorspronkelijke idealen van Maria Montanelli (die les gaf aan de allerarmste in Napels), is op het Montanelli Lyceum weinig of niets meer overgebleven, volgens de ikfiguur. In een droom vraagt de ikfiguur Maria Montanelli de school te bezoeken. Ze geeft opdracht om het Montanelli Lyceum helemaal plat te bombarderen, nadat ze gezien heeft hoe men haar idealen heeft geruïneerd. De ikfiguur wil dus dat hij, de leerlingen maar ook de leraren gered worden van de afgrijselijke school die zogenaamd de idealen van Maria Montanelli wil integreren in het hedendaagse schoolsysteem.
Bron; https://www.scholieren.com/boekverslag/53210
Motieven
Leidmotief
Ergernis van de ikpersoon kom je op elke bladzijde tegen. Het skelet van het verhaal is uit ergernis aan zijn omgeving opgebouwd. Daarom denk ik dat ergernis een leidmotief is.
Bron; https://www.scholieren.com/boekverslag/53210
Verhaalmotieven
Het eerste verhaalmotief is medelijden. Verschillende malen in het verhaal laat de ik figuur zijn medelijden met de zwakbegaafde jongen en ook vraagt hij zichzelf af of hij hem niet eens zou moeten helpen. Hij is wel erg cynisch in zijn opmerkingen over de dood van de jongen.
Vindplaatsen
“Natuurlijk heb ik ook mijn menselijke kant, en wilde ik best een arm om de schouders van de zwakbegaafde jongen heen slaan en iets liefs tegen hem zeggen en hem laten merken dat ook gewone mensen heus wel van iemand kunnen houden die niet helemaal zo is als je gewend bent.” Blz. 8
“Ik ben niet eens meteen begonnen de zwakbegaafde jongen te pesten. Ik heb hem eerst nog het voordeel van de twijfel gegund.” Blz. 103
“Een keer heb ik Jan Wildschut mee naar huis genomen, ik weet ook niet precies waarom.” Blz. 104
“Ik heb me naderhand nog weleens afgevraagd wat ik gedaan zou hebben wanneer bijvoorbeeld Erik of Gerard erin gevallen was , of zelfs zo iemand als Menno, of ik dan misschien wel mijn leven zou hebben gewaagd, maar ik ben er nog steeds niet helemaal uit.” Blz. 155
Uit deze citaten blijkt duidelijk dat diep in het hart van de ikfiguur toch nog een plekje zit voor de zwakbegaafde jongen. Hij doet zich wel heel stoer en onverschillig voor, maar hij heeft maar een klein hartje.
Het tweede verhaal motief is de dood. In de loop van het verhaal gaan verschillende bekende van de ikfiguur dood. Dit geeft aan dat zijn jeugd bergafwaarts gaat en uiteindelijk ertoe leidt dat zijn gezin uit elkaar valt en de zwakbegaafde jongen verdrinkt met als gevolgd dat de ikfiguur van school wordt gestuurd.
Ten eerste de moeder van de ikfiguur. Op Blz. 10 zei de vader van de ikfiguur al dat het niet zo lang meer zou duren. “Dat kwam omdat toen ik aan mijn vader vroeg hoe het er nou eigenlijk echt voorstond, hij zei ‘dat het niet lang meer zou duren’.” Blz. 10
Op Blz. 59 geeft de ikfiguur al aan dat zijn moeder dood is. “Nu mijn moeder dood is, is het allemaal weer veranderd.”
Hij gaat vrij luchtig met haar dood om. Hij doet alsof het de normaalste zaak van de wereld is, hoewel hij toch best goed met haar op kon schieten.
Ten tweede de psycholoog van der Dussen. De ikfiguur was sinds korte tijd bij hem onder behandeling, maar had toch wel een groot vertrouwen in de man. Toen hij belde voor de volgende afspraak was van der Dussen reeds overleden: “Dokter van der Dussen is vorige week donderdag overleden” zei ze zacht. Blz. 96
En natuurlijk de dood van de zwakbegaafde jongen. Op blz. 9 geeft hij al meteen aan dat de zwakbegaafde jongen komt te overlijden: “Waar dit verhaal in de eerste plaats over gaat is hoe de zwakbegaafde jongen op onze school de dood heeft gevonden.” Blz. 9
Op Blz. 154 gaat de ikfiguur pas vertellen over de details van de dood: “Zonder enige aanleiding deed hij plotseling een stap naar achteren, viel ruggelings in de verkeerde richting achterover en donderde toen in 1 keer door naar beneden.” Blz. 154 Ook dit sterfgeval doet hem nauwelijks iets, alleen vraagt hij zich af of hij de jongen niet te hulp had moeten schieten. Ook het gevolg hiervan: hij wordt van school afgetrapt, laat hem koud.
Het derde verhaalmotief is de relatie tussen vader en zoon. De relatie tussen vader en zoon verliep vrij stroef, want de vader had al geruime tijd een buitenechtelijke verhouding met een weduwe. Zijn moeder lag op sterven terwijl zijn vader op nachtelijke escapades was, dit kon de ikfiguur niet verdragen. Hij had enkele keren met zijn vader in restaurants gegeten. Het was tot een fikse ruzie gekomen, toen zijn vader over de weduwe was begonnen en had opgemerkt dat die ‘zat te popelen’ om hem te ontmoeten. Ook had de ikfiguur een hekel aan de manier waarop zijn vader at.
Toen zijn moeder was overleden trok de vader van de ikfiguur bij de weduwe in. De ikfiguur woonde vanaf nu alleen in het huis. Hij kreeg wekelijks 100 gulden van zijn vader om zichzelf te onderhouden. De relatie was dus vrij afstandelijk. Alleen de tijd rond de dood van zijn moeder hadden vader en zoon een wat hechtere relatie.
“Dat kwam omdat toen ik aan mijn vader vroeg hoe het er nou eigenlijk echt voorstond, hij zei ‘dat het niet lang meer zou duren’.” Blz. 10
“Met een mengeling van angst en pure walging benadert hij de gerechten altijd met vork en mes, om ze op die manier zo lang mogelijk op afstand te houden, tot je ze uiteindelijk toch in je mond moet steken. Iets met je handen aanraken , dat zal bij hem in zijn hoofd niet opkomen, en het schoonmaken van een vis, dat vindt hij waarschijnlijk net zo erg en smerig als de hechtingen uit een verse brandwond te moeten halen.” Blz. 22
“Na afloop ging …lang weer vergeten” Blz. 123-124 Dit stukje speelt zich af vlak na de dood van zijn moeder. Vader en zoon gaan samen wat zitten drinken aan het strand en allebei hebben ze het gevoel dat ze het wel redden met z’n tweeën. Toch heeft de ikfiguur het gevoel dat de weduwe “meerijdt op de achterbank”.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden