Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Na het feest door Christine Crutsen

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
Boekcover Na het feest
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 4659 woorden
  • 18 oktober 2006
  • 42 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
42 keer beoordeeld

Boekcover Na het feest
Shadow
Na het feest door Christine Crutsen
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel: Na het feest Auteur: Christine Crutsen Plaats van uitgave: Rotterdam Jaartal eerste druk: 1999 Gelezen druk: Eerste druk gelezen Wat is het thema, en wat kom je erover te weten? Het thema wat in ‘Na het feest’ voorkomt is (onder andere) psychiatrie, psychische stoornissen en trauma. Mijn gekozen thema is psychiatrie en psychische stoornissen. Het thema komt naar voren in de indirecte vraag om liefde, de depressiviteit, de zelfmoordgedachten, en de tijdelijke slapeloosheid van de hoofdpersoon. Al deze problemen zijn terug te koppelen aan de nare jeugd van de hoofdpersoon. De hoofdpersoon, Christina (Karin) Pierey, heeft last van een jeugdtrauma. Ze is vroeger emotioneel verwaarloosd, met psychische littekens als gevolg: ze ontwikkeld enkele fobieën en is erg in zichzelf gekeerd. Karin wordt bijvoorbeeld bang voor chemische stoffen, ze denkt daar allergisch voor te zijn. Citaat blz. 8: “Te lang is ze opgesloten geweest in het troebele water van haar eigen kom.” Hiermee wordt denk ik bedoeld dat Karin te lang niet heeft gevochten voor zichzelf. Ze werd mishandeld, zowel emotioneel en lichamelijk, waardoor ze erg in zichzelf is gaan leven. Te lang heeft ze dit toegestaan, te lang is dit doorgegaan. Karin accepteerde de situatie thuis, en deed wat haar moeder vroeg, maar zocht een manier om tijdelijk te vluchten van de realiteit. Die uitweg vond ze in boeken. Karin was een heel intelligent meisje, en om maar te vergeten hoe de werkelijkheid echt was, ging Karin lezen en leren. De dingen die Karin deed, deed ze ook goed. Ze stortte zich totaal op haar studie. De kweekschool en later het werk waren dan ook een uitlaatklep voor Karin. De studie aan de kweekschool was om later onderwijzeres te worden (dit werd ze ook). Op de kweekschool en in het begin ook op haar werk werd ze geaccepteerd voor wie ze was, en voor wat ze deed. Dat had ze al die jeugdjaren gemist. Citaat blz. 67: “Nergens heeft Kien zoveel echte zorg ondervonden als op die school in dat klooster. De zusters waarderen haar schranderheid en doorzettingsvermogen.” Juist omdat ze emotioneel verwaarloosd werd thuis, deed ze extra haar best op school zodat ze haar daar wel zouden accepteren. Dat blijkt ook uit het bovenstaande citaat, ze vindt het heerlijk dat ze zich om haar bekommeren en haar waarderen, dat had ze thuis nooit ervaren. Eigenlijk is Karin vroeger op het gebied van liefde verwaarloosd, waardoor ze nu elke blijk van waardering en van liefde gelijk aanneemt. Karin hoopt ook nog elke dag dat haar moeder van haar gaat houden, dat ze ook maar een kleine hint geeft dat ze om Karin geeft. Dit houdt ze nog erg lang vol, tot ze steeds meer begint in te zien dat haar moeder nooit meer zal veranderen. Het enige wat Karin wil is dat er gewoon van haar gehouden wordt. Het volgende citaat vind ik ook een vrij goede benaming van Karin’s ‘afwijking’. Citaat blz. 229: “ Jij bent vooral keihard en vlijmscherp voor jezelf, dat is jouw probleem. Jij moet de zachtheid bij een ander halen omdat je die aan jezelf niet gunt.” Vandaar de ‘indirecte vraag naar liefde’. Citaat blz. 30: “Hun relatie kwam onder hoogspanning te staan. Steeds meer zocht ze haar heil en geluk bij haar leerlingen.” Hieruit blijkt dat Karin niet goed tegen problemen kan, in plaats van ze op te lossen, loopt ze er eigenlijk voor weg en zoekt ze haar geluk in andere dingen. Wat eigenlijk altijd haar werk of studie blijkt te zijn. Doordat vroeger eigenlijk niets goed was wat Karin deed, is ze bang geworden. Volgens haar psychiater Margriet: Citaat blz. 113: “Bang, bang om te falen, bang voor confrontaties, bang voor het leven.” Hieruit blijkt dat Karin bang is geworden, voor alles eigenlijk. Ze werd vroeger geslagen als ze iets niet goed deed, en werd emotioneel verwaarloosd. Ik denk dat dat Karin zo geschaad heeft, dat ze nu niet kan en wil falen. Ze heeft te erge herinneringen aan haar jeugd, en wil dit niet nogmaals meemaken. Dit gebrek werkt haar echter bij alles wat ze doet tegen. Ze is veel te voorzichtig. Op haar werk gaat het op een gegeven moment ook niet meer goed, ze durft eigenlijk niet in te grijpen en ze wordt inert. Op een bepaald moment zakt Karin in een dal van slapeloosheid. Ze haalt hele nachten lang door zonder te slapen. Ze besluit naar de dokter te gaan, die haar door verwijst naar de psychiater. Citaat blz. 109: “Maar zover is ze nu: dat ze hulp vraagt om de gaten en ladders op te halen. Mooi breien kon ze nooit.” Met het breien bedoeld Karin haar leven. Karin heeft hier en daar gaten en ladders in haar leven, ze heeft door dat ze psychisch niet helemaal in orde is, en ze is bereid dat toe te geven en hulp te vragen. Ze besluit naar de psychiater te gaan. Niet veel later wordt Karin onverklaarbaar, onaantoonbaar en evenmin geneesbaar ziek. Op een gegeven moment mag Karin niet meer werken omdat ze arbeidsongeschikt is verklaard. Ze is namelijk inert, loopt bij de psychiater en kan gewoon geen orde meer houden. Dit doet de bom barsten. Karin raakt een van haar geliefde uitlaatkleppen kwijt, en weet daar niet mee om te gaan. Ze kan nu niet meer vluchten van de werkelijkheid, ze kan nergens heen ‘weglopen’ voor haar problemen. Citaat blz. 112: “Ik wil weer terug, ik wil beter worden, in het nieuwe schooljaar moet ik kunnen starten, desnoods nog parttime.” Hieruit blijkt dat Karin heel graag weer terug aan het werk wil, terwijl ze maar al te goed weet in wat voor situatie ze zit, ze is behoorlijk ziek. Ze zakt nog dieper in het dal van depressiviteit en slapeloosheid. Citaat blz. 107: “ Toch weet Karin dat ze gek is. Het minste of geringste kan haar hysterisch of panisch maken. Soms stijgt de droefheid in haar omhoog, soms overvalt haar de onrust. Ze heeft zichzelf niet meer onder controle.” Hieruit blijkt dat Karin zelf ook in de gaten heeft dat het niet goed met haar gaat. Ze heeft last van een vrij zware depressie, en omdat ze zo niet verder kan leven, gaat ze akkoord met de behandelingen van de psychiater. De psychiater blijft echter maar de dosis antidepressiva verhogen, en Karin heeft er op een gegeven moment wel echt genoeg van. De psychiater laat Karin als cliënte vallen, want ze kunnen niets voor haar doen als ze niet haar medicijnen wil innemen. Karin heeft geen enkele energie en zit nog steeds in het dal van depressiviteit. Citaat blz. 109: “Ze had gemeten of het snoer aan de föhn lang genoeg was. Het kon, maar het bad moest wel goed vol zijn. (…) De roep om recht op euthanasie bij onverdraaglijk lijden haalde alle kranten, alsof het om haar ging.” Hieruit blijkt heel erg duidelijk dat Karin dood wil. De depressie heeft haar zo ver gebracht dat ze heeft nagedacht aan een zelfmoord poging, met de föhn in bad. De ziekte versterkte haar depressie alleen maar, en haar omgeving had dat ook door. Met een speciaal dieet van een homeopaat gaat Karin langzaam aan werken aan zichzelf. Ze gaat stapje voor stapje vooruit. Ze krijgt meer energie, en haar depressie zakt langzaam weg. Langzaamaan gaat Karin beseffen dat ze toch meer op eigen benen moet staan. Wat voor Karin een belangrijk punt is, is dat ze beseft dat haar moeder nooit meer zal veranderen. Dit helpt haar ook enigszins verwerken van wat er vroeger is gebeurd. Ze hoopte altijd dat haar moeder haar zou smeken om vergiffenis, dat ze er een goede reden voor had gehad, dat ze toch van haar dochter hield. Zodra ze accepteert dat dat niet waar is, zet ze een stap in de goede richting. Dit helpt haar wel met het verwerken van haar jeugd, waar ze een trauma aan over heeft gehouden. Ze kan weer een beetje genieten, en ziet haar moeder maar ‘gewoon zoals ze is’. Welke eigenschappen heeft de hoofdpersoon en verandert zij door de gebeurtenissen in het verhaal? Het meest opvallende aan Karin is, is dat ze een heel intelligent en leergraag meisje is. Haar moeder ziet daar echter niets van, en begrijpt het ook niet. Aan hersenen heb je niets, je hoeft alleen maar kinderen op te voeden, dat is veel belangrijker. Karin’s vader echter, heeft heel goed in de gaten dat dit kind een toekomst kan hebben. Haar vader zorgt er dan ook voor, tegen de wil van haar moeder in, dat Karin kan gaan studeren voor onderwijzeres. Omdat Karin al jong als ‘slaafje’ werd gebruikt en ze voor haar broertjes moest zorgen, heeft ze al op jonge leeftijd een erg moederlijk karakter. Het beroep onderwijzeres is dan ook perfect voor haar. Ze geeft les en bied steun aan kinderen in de armoedewijk. Dit doet ze met liefde, alsof het haar eigen kinderen waren. Ze probeert hen eigenlijk te redden of te behoeden voor de jeugd die zij vroeger heeft meegemaakt. Dit wil ze die kinderen eigenlijk ontnemen, ze wil dat niemand hetzelfde moet doorstaan als zij heeft in haar jeugd. Karin werd thuis niet gewaardeerd door haar moeder, ze werd mishandeld en gebruikt als slaaf. Hierdoor is ze ook een heel liefde-afhankelijk meisje geworden. Juist omdat ze nooit ook maar enige liefde van haar moeder meekreeg, zoekt ze haar liefde bij anderen. Vooral bij de zusters. Citaat blz. 67: “Nergens heeft Kien zoveel echte zorg ondervonden als op die school in dat klooster.” Hieruit blijkt dat Karin (toen nog Kien) haar liefde zoekt bij de zusters. Ze doet erg haar best op school, ook omdat ze weet dat ze dan ‘beloond’ word met liefde. Dit verklaard ook deels haar ijverigheid en haar doorzettingsvermogen. Hoewel Karin haar vaders lievelingetje is, treed hij ook vaker streng op. Karin wordt bij haar vader af en toe heen en weer geslingerd, houdt hij van haar of toch niet? Toch blijft ze altijd, tot op het bittere einde ontzettend veel respect en liefde voor haar vader koesteren. Citaat blz. 159: “ Zij en haar vader. Zij kunnen praten zonder woorden, woordeloos elkaar verstaan. Ze ziet hem waterig nu, maar het mag niet. Intuïtie gebiedt haar geen verdriet te tonen, geen bezorgdheid, juist haar opgewektheid moet op hem overslaan, dát heeft hij nu nodig.” Hieruit blijkt dat Karin haar vader nog zijn laatste dagen het beste wil geven. Ze gunt hem het beste, en doet alles wat voor hem het fijnst en prettigste is. Ze is heel lief voor hem. Ze is hem toch heel dankbaar voor wat hij vroeger voor haar heeft gedaan: dat hij voor haar zwaar werk is gaan doen, dat zij toch zijn lievelingetje was, dat ze dus tóch een beetje liefde van hem kreeg. Karin is dus ook heel respectvol. Ze eert hem eigenlijk tot in zijn dood, ze wenst haar vader nog een fijne oude dag toe. Karin (Kien) staat ook erg voor wat ze vindt. Ze is trots op haar vader, omdat hij voor haar veel te zwaar werk doet zodat zij kan studeren. Citaat blz. 69: “ ‘Koelpietjes’ lacht Marianne, de fijnbesnaarde dochter van een schooldirecteur, ‘die kruipen nu als mollen onder de grond, te dom voor iets anders.’ Even voelt Kien haar maag samentrekken, het speeksel in haar mond opdrogen, maar haar wil is onverzettelijk en al klinkt het schor, het heeft ook iets triomfantelijks als ze zegt: ‘In die bus zit mijn vader en die is geen graadje dommer dan ik en die doet dat nu om mij te laten studeren.’ ” Hieruit blijkt dat Karin tegenover haar vriendinnen wel duidelijk een mening heeft, en die ook laat horen. Ook vind ze dat ze haar vader moet steunen, al helemaal nu hij dit allemaal doormaakt om haar te laten studeren. Karin verandert wel in de loop van haar leven. Ze is natuurlijk ontzettend klein gehouden vroeger. Ze kon zo veel meer met haar leerkwaliteiten, maar dat mocht ze niet. Doordat ze mishandeld en kleingehouden werd, heeft dat zo haar jeugdtrauma achter gelaten. De tijden met een liefdeloze omgeving, mishandeling, eigenlijk ook een soort van slavernij, dit alles heeft zo zijn littekens achter gelaten. Deze verandering is natuurlijk negatief. Ook heeft Karin een positieve verandering: ze komt er achter dat ze niet zo hoeft te als haar moeder. Citaat blz. 226: “Ze zit naar haar evenbeeld te kijken! Zelfs hun gedachten blijken naar dezelfde persoon uit te gaan.” In dit citaat komt Karin (nog voor het feest) erachter dat ze net zo gemeen, slecht en verbeten is als haar moeder. Citaat blz. 22: “ De omstandigheden waarin je opgroeit, die heb je toch niet in de hand? Dan kan het zijn dat je later ook niet kunt of durft te kiezen. Ieder mens blijft toch altijd min of meer slachtoffer van afkomst en omstandigheden…” Dit verteld Karin op haar verjaardagsfeest aan haar vriendinnen, maar tegelijkertijd is het een moment dat ze beseft dat ze best kan veranderen. Ze kan haar verleden achter zich laten als ze dat wil, ze hoeft niet zo te worden als haar moeder. Dit zorgt wel dat ze sterker in haar schoenen staat. Ze wil vanaf dat feest eigenlijk haar leven gaan verbeteren.
Vraag 3: Hebben andere personen invloed op de hoofdpersoon? Ja, allereerst haar moeder. Karin’s moeder heeft haar jaren lang gecommandeerd en geslagen. Haar moeder is degene die grotendeels voor de ongelukkige jeugd heeft gezorgd. Als Karin’s moeder niet wilde dat ze naar school ging, dan had Karin weinig keus: ze ging niet. Omdat haar moeder niets van haar intelligentie begreep, en het maar onzinnig vond, heeft ze Karin ook nooit echt de kans gegeven zich goed te ontwikkelen en te ontplooien. Omdat Karin zelf zo leergierig was, en haar vader wél het nut van studeren inzag, mocht ze uiteindelijk toch naar de kweekschool. Haar moeder blijft een grote rol spelen in Karin’s leven. Citaat blz. 197: “Haar moeder in huis nemen? Uitgerekend haar moeder? Nooit van haar leven! Over haar lijk.” Hieruit blijkt toch heel duidelijk dat Karin geen goede herinneringen aan haar heeft. Ze neemt haar echter wel in huis. Karin blijft de hoop houden dat er iets te verbeteren valt, de relatie tussen haar en haar moeder is altijd slecht geweest en dat wil ze maar al te graag verbeteren. Als haar moeder dan ook nog ogenschijnlijk lief doet, neemt Karin haar graag in huis. Weer is een soort van slaaf van haar moeder. Voorbeeld: ‘Kun je even taart gaan halen, ga even taart halen Karin, je weet dat ik van gebak hou, en dan zorg jij dat er niets in huis is, fijn hoor.’ Zo reageert Karin’s moeder op het feit dat er niets lekkers is in huis, terwijl ze nog maar nét binnen is. Hieruit blijkt wel dat Karin’s moeder Karin nog steeds zo kan manipuleren dat ze doet wat ze haar vraagt, want Karin gaat braaf de gebakjes halen die haar moeder zo graag wil. De zusters van de opleiding hebben ook een grote invloed op Karin. Ze geven haar in ieder geval een beetje liefde, wat Karin maar al te graag heeft. De zusters hebben wijze opmerkingen over het leven, en die dringen zover tot Karin door, dat deze haar helpen in haar verdere leven. Door de opmerkingen van de zusters staat ze sterker in haar schoenen. Citaat blz. 68: “De zusters wekken in Kien een vorm van zelfbewustzijn waar ze haar leven lang dankbaar voor zal zijn. Ze laten haar voelen dat afkomst niet de waarde van je leven bepaalt.” Hieruit blijkt dat de zusters Karin een wijze levensles meegeven. Ze zeggen het niet altijd letterlijk, maar ze weten de goede snaar bij Karin (Kien) te raken, waardoor zij dit zelf beseft en ontdekt. Hierdoor leert Karin zeer belangrijke levenslessen. Dit is dus wel een grote invloed, omdat Karin in haar verdere leven gebruikt maakt daarvan: afkomst bepaald niet de waarde van je leven. Juist hierdoor heeft Karin nog een grotere drijfkracht om kinderen in dezelfde jeugdsituatie als zij had, te helpen. De vader van Karin heeft ook een vrij grote rol gespeeld in Karin’s leven. Haar vader waardeerde haar intelligentie, haar hulp en haar interesses. Haar vader heeft de interesses in verf en kunst doorgegeven aan Karin, daardoor ontstond er toch een speciale band. In goede buien trok haar vader haar enigszins voor. Alsof hij haar beloonde voor het harde werken in om het huis. Deze af-en-toe liefde kon ze goed gebruiken. Doordat haar vader wel haar leergierigheid, haar verlangen naar een toekomst en naar een studie begreep, ging hij harder werken om haar te laten studeren. Dit zorgde ook voor een speciale spanning tussen haar en haar vader. Ze is hem daar eeuwig dankbaar voor geweest. Doordat Karin’s vader af en toe dus zo begripvol en liefdevol was voor Karin, heeft Karin ingezien dat niet alle ouders zo zijn, dit heeft haar sterker gemaakt. Zo was ze trots op haar vader dat hij dat zware werk voor haar deed, en was ze eigenlijk verafschuwd van haar moeder. Dit komt minder goed in het boek naar voren, maar ik denk dat Karin’s vader dus ook een vrij grote invloed heeft gehad op haar jeugd. Vooral in trant van vertrouwen en liefde in haar ouderlijk huis. Wat is de oorzaak van het psychologische probleem / de psychische stoornis? Het is in dit verhaal vrij duidelijk dat de ongelukkige jeugd van Karin haar psychologische problemen heeft veroorzaakt. Karin is in armoede opgegroeid. Citaat blz. 8: “Ze groeide tegen verdrukking en honger in, kwam ter wereld tussen twee vuurlinies, rolde uit een schoot vol paniek in een omgeving van armoe en onkunde.” Uit het bovenstaande citaat blijkt duidelijk dat Karin is geboren in een omgeving met armoede en paniek. Ze is geboren in de tijd van de oorlog, haar moeder is met de kinderen toen gevlucht naar een veiligere plaats. Citaat blz. 9: “Het gevoel van onveiligheid, van bedreiging; de niet aflatende angst voor het bestaan dat haar moeder teisterde, kreeg ze letterlijk met de moedermelk mee.” Karin heeft de eerste maanden van haar leven veel angst meegekregen. Er was oorlog, het was onveilig, haar moeder was er bang voor en dat gaf ze aan Karin door. Als je zo vroeg, als je net in de wieg ligt, al geconfronteerd word met oorlog en zulke grote angst, zonder dat je ouders die angst wegnemen omdat zij zelf ook even bang zijn, zou deze situatie al een (onbekend) trauma kunnen hebben nagelaten. Citaat blz. 24: “ Het was vlak voor kerst. De winter was schrijnend koud begonnen. (…) Nu waren ze gewone kinderen met een boterham bij een warme kachel en een zorgzame moeder.” Hieruit blijkt dat ze bij Karin thuis al blij zijn als hun situatie tijdelijk ‘normaal’ is. De broertje van Karin en Karin zelf droomt ervan om een normaal gezin te zijn met een zorgzame moeder, en een warme kachel. De situatie is bij Karin thuis in andere tijden slecht uit te houden. Verder was er vaak weinig te eten, terwijl haar vader zich kapot werkte om zijn gezin overeind te houden. De armoede kán een factor zijn geweest, maar dat hoeft natuurlijk niet. Er zijn namelijk honderden mensen die in armoede leven of in armoede hebben geleefd, die er niets zichtbaars aan over hebben gehouden. Maar het zou best kunnen dat de armoede in combinatie met andere factoren wél een rol heeft gespeeld op de psychologische toestand van Karin. Karin is in de latere jaren mishandeld en als een soort van slaaf gebruikt. Ze moest ook zorgen voor haar broertjes alsof het haar eigen kinderen waren. Omdat ze zo jong al zo verantwoordelijk was, heeft ze eigenlijk weinig tijd gehad om kind te zijn. Karin heeft eigenlijk nooit echt gespeeld, ze heeft geen jeugd gehad zoals het hoort. Het ontbreken van de kindertijd zou ook een factor kunnen zijn waarom Karin soms depressies heeft en dergelijke. Ook dit zou een verklaring kunnen zijn waarom Karin zo graag met kinderen omgaat. Ze heeft al vanaf jongs af aan het moedergevoel, misschien dat het nu later nog sterker ontwikkeld is. Het kan ook juist tegenovergesteld werken, ze denkt dat ze het leuk vind om met kinderen om te gaan, maar eigenlijk triggert het een herinnering van vroeger, dat ze zo vroeg volwassen moest zijn vanwege haar broertjes. Het kan dus ook zijn dat juist het werken met kinderen Karin depressief maakt, dat ze onbewust de herinneringen van vroeger daarmee opwekt. Citaat blz. 66: “ Ze leest alle boeken die zuster Antoinette aanprijst, ook omdat ze thuis constant op de vlucht is voor de werkelijkheid waarin ze opgroeit, de vijandigheid van haar moeder, de ellende van haar vader die zwaarder en geestdodender werk moet doen dan hij aankan.” Karin accepteerde de situatie thuis, en deed wat haar moeder vroeg, maar zocht een manier om tijdelijk te vluchten van de realiteit. Die uitweg vond ze in boeken. Dit verklaart ook deels de leergierigheid van Karin, zo kon ze even ontsnappen aan de realiteit. Karin was een erg intelligent meisje, ze kon goed leren en wilde het ook. Omdat zij zoveel om studeren gaf, en haar moeder niet ontstond er nog een grotere kloof tussen haar en haar moeder. Haar moeder begreep haar niet, juist op het gebied waar Karin sterk in stond, steunde haar moeder haar niet. Ik denk dat ook dit een groot effect heeft gehad. Juist omdat Karin zoveel om leren gaf, en haar moeder het helemaal de grond in stampte, had Karin nog meer het gevoel dat ze er alleen voor stond. Niets wat zij belangrijk vond telde nog. Wat deze pijn echter een beetje heeft verzacht, is dat haar vader het wél begreep. Hij zag in hoe belangrijk Karin het vond, en ging voor haar meer werken zodat Karin kon studeren. Dit schepte natuurlijk een nog grotere band met haar vader dan ze al had. Ik denk dat als haar vader haar niet had begrepen, dat Karin nog eerder en dieper in depressiviteit was gezakt, uiteindelijk heeft alles uit het verleden nog impact op het heden en de toekomst. De moeder van Karin heeft verder in haar leven weinig liefde aan haar kinderen gegeven. Zodra ze eigenlijk oud genoeg waren, werden ze mishandeld, uitgebuit en emotioneel verwaarloosd. Jaren later hoopt Karin nog steeds dat haar moeder is veranderd, in positieve zin. Dit stelt haar elke keer weer teleur. Doordat eigenlijk elk mens liefde nodig heeft om onder andere zichzelf te accepteren maar ook door verder goed te functioneren, ging Karin op zoek naar liefde uit haar omgeving. Die liefde kreeg ze van haar leraressen, dit beviel haar wel waardoor ze nog beter haar best ging doen. Bij de zusters (de leraressen) voelde ze zich geen buitenbeentje. Citaat blz. 67: “Wat anderen eigenaardig en zonderling noemen, heet hier al gauw karaktervast zijn en persoonlijkheid hebben.” Doordat Karin het eigenlijk niet gewend was gewaardeerd te worden, was de liefde en het respect van de zusters iets heel speciaals voor Karin. Als ze deze mensen niet had ontmoet, had ze misschien later al helemaal niet om kunnen gaan met haar situatie, herinneringen of de liefde van anderen. Samenvatting: Het boek bestaat uit 3 delen. Het feest, het leven vanaf haar jeugd tot weer het feest. Catharina Pierey is een vrouw van 50 jaar. Het verhaal begint op haar verjaardagsfeest. Ze is eigenlijk ongelukkig, energieloos en heeft er absoluut geen zin in. Karin is opgegroeid in armoede en is al vanaf jongs af aan mishandeld, uitgebuit en verwaarloosd door haar moeder, zowel lichamelijk als emotioneel. Karin was vroeger een heel leergierig type, ze hield van lezen en leren. Hiermee kon ze ontsnappen aan de situatie thuis. Ze moest altijd zorgen voor haar broertjes en hard werken. Haar vader is een schilder. Ze kunnen het financieel net redden als hij grote klussen aanneemt. Als hij op een gegeven moment een hele grote klus aanneemt, maar niet wordt betaald begint het helemaal mis te gaan. Ze zijn blut, en vader heeft geen werk meer. Hij besluit te stoppen met zijn schilderszaak. Karin wil graag studeren, maar haar moeder ziet het nut er niet van in: je bent een vrouw en een vrouw moet kinderen baren, dat ben je op zijn minst verplicht aan god. De vader van Karin ziet echter wél het nut in van een studie, en gaat in de mijnen werken om zijn dochter naar de kweekschool te sturen (opleiding voor onderwijzeres). Karin is haar vader dankbaarder dan ooit, en volgt de studie. Op 25 jarige leeftijd trouwt Karin met Bert, ze gaan samen wonen. Ze beginnen met weinig geld, maar ze komen er net van rond, en ze hebben natuurlijk elkaar. Karin werkt in een achterstandswijk op een basisschool. Later gaat ze naar de middelbare school om daar les te geven aan beginnende-pubers. Karin houdt van haar werk. Karin krijgt dan tijden van slapeloze nachten, ze gaat ervoor langs bij de psychiater, en al gauw hoort ze op school dat ze ‘gek’ is. Karin wordt plotseling heel ziek, onverklaarbaar en evenmin te genezen. Ze heeft geen enkele energie en fut meer. Ze wordt voor 100% arbeidsongeschikt verklaard. Dit is een ramp voor Karin, juist wat zij zo graag deed word van haar afgenomen. Ze zakt nog in een dieper dal van depressie en slapeloosheid. De psychiater stelt vast dat Karin bang is voor alles, bang voor het leven, bang voor de kleinste dingen. De psychiater Margiet besluit de dosis antidepressiva te verhogen, maar Karin wil niet nog meer pillen. Haar psychiater laat haar vallen als cliënt, ze kunnen niets voor haar doen als ze de pillen niet slikt. Het gaat nog steeds niet goed met Karin. Op verzoek van een van haar vriendinnen besluit ze langs een homeopaat te gaan. Die denkt precies te weten hoe de vork in de steel zit. Karin krijgt een speciaal dieet voorgeschreven, ze mag praktisch niets meer. Karin volgt het dieet en merkt dat het werkt. Om toch bezig te blijven gaat ze voorlezen bij een oude blinde vrouw, Cyrilla. Cyrilla begrijpt Karin, en ze worden vriendinnen. Karin heeft ook een praatgroep gevonden met mensen met dezelfde problemen. Ze heeft niet langer het gevoel dat ze buiten de groep valt, en eindelijk zijn er mensen die haar wat ziekte betreft geloven. Met Karin’s vader gaat het echter niet vooruit zoals bij Karin. Hij wordt dement en zielig. Karin gaat af en toe langs hem en langs haar moeder, die haar bezoek maar deels op prijs stelt. Zodra haar vader overlijdt staat Karin’s moeder op de stoep met de vraag of ze bij haar in kan trekken. Karin wil haar moeder vergeven voor die afschuwelijke jeugd die ze Karin heeft gegeven en geeft haar moeder een kans. Haar moeder blijkt echter niet veranderd, Karin loopt weer tegen een muur aan. Haar broers leggen haar uit waarom haar moeder bij haar kwam wonen en voor het eerst ziet Karin haar moeder gewoon als een rottige oude vrouw die nooit meer zal veranderen. Het verhaal eindigt op hetzelfde feest als op het begin. Karin schrikt als ze een auto met een rolstoeler erin ziet aan komen rijden. Zou dat haar moeder zijn? Zou ze voor het eerst in haar leven haar verjaardag herinneren en haar feliciteren? Tot haar spijt maar vooral tot haar geluk is het Cyrilla. Aan het einde, op hetzelfde feest als in het begin, ziet Karin in hoe gelukkig ze eigenlijk is: ze heeft een prachtman, een groep vrienden en vriendinnen die écht om haar geven, ze eindelijk weer wat meer energie. Wat wil ze nog meer? Titelverklaring: Ik denk dat de titel slaat op het feit dat Karin op het begin van het boek, aan het begin van het feest eigenlijk nog heel depressief is. Maar naarmate ze haar leven terug denkt of terug ziet, ze eigenlijk beseft hoe gelukkig ze wel niet is. De rest van haar leven gaat door Na het feest. Dus het gaat om de verandering die ze heeft doorgemaakt, en dat ze die verandering pas inziet op het feest. Het leven wordt dus nóg beter Na het feest.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.