Mariken woont bij haar oom Gijsbrecht als hij haar voor boodschappen naar Nijmegen stuurt. Het lukt haar niet om voor het donker terug te keren en ze vraagt haar tante of ze een nachtje mag logeren. Deze scheldt haar uit voor onzedelijk gedrag. Mariken besluit te gaan slapen onder een boom, maar wordt daar verrast door de duivel vermomd als een mens, die zich voorstelt als Moenen. Hij belooft haar de zeven wetenschappen te leren als zij zijn vrouw wordt. Wel moet ze haar naam veranderen en mag ze geen kruizen meer slaan. Na enig twijfelen geeft ze toe en gaat ze met hem mee naar Antwerpen met een kleine tussenstop in Den Bosch. Ze blijven zeven jaar in Antwerpen wonen waar er veel mensen sterven door hun toedoen. Mariken, dan Emmeken geheten, weet dat ze in zonde leeft en dat Moenen slecht is, maar ze denkt dat het al te laat is om berouw te tonen? Als ze op een dag terug gaan naar Nijmegen blijkt het wagenspel van Masscheroen gespeeld te worden. Emmeken haalt Moenen over om het spel te bekijken en komt vervolgens tot inkeer. Ze wil niet meer met Moenen mee. Moenen wordt kwaad, tilt haar mee de lucht in en laat haar vallen. Als een wonder overleeft ze de val. Samen met haar oom Gijsbrecht gaat ze op zoek naar een bisschop die haar van haar zonden kan ontdoen. Uiteindelijk komen ze terecht bij de Paus in Rome die haar drie ijzeren banden geeft om haar armen en hals die alleen door Gods toedoen los konden gaan. Hierna reist ze naar Maastricht waar ze non wordt in het klooster voor bekeerde zondaressen. Pas na vele jaren stuurt God een engel naar haar toe om de banden te verwijderen. Twee jaar later sterft ze.
ConclusieAl heeft een mens nog zo gezondigd in zijn leven, wanneer hij oprecht berouw heeft van zijn daden en hiervoor boet, kan hij gerechtvaardigd worden door God. God blijkt zo barmhartig dat hij de ergste misdaden nog wil vergeven.
Mariken: Wie ben je, vriend?
De duivel:Professor in de wetenschappen.
Alles lukt me, wat ik ook probeer.
Mariken:Het maakt me niet uit met wie ik verkeer,
met de verdorvene of de volmaakte.
De duivel:Als je mij tot de jouwe maakte,
ik zou je de zeven vakken leren
tot in de puntjes: retoriek, musiceren,
logica, grammatica en geometrie,
rekenkunde en alchemie,
wetenschappen die men altijd eerde.
Geen aardse vrouw was ooit zo’n geleerde
als jij zult worden.
Mariken: Je bent dus een kundig man.
Maar wie ben je dan?
De duivel:Dat gaat je niks an.
De waarheid weten, dat hoef je niet.
Ik ben het zachtmoedigste boefje niet,
maar voor jou ben ik goed, jou heb ik hoog.
Mariken: Hoe heet je, vriend?
De duivel:Moenen met het ene oog,
Ik heb vrienden in alle hoeken en gaten.
Mariken: De duivel ben je, uit de hel losgelaten.
De duivel: Jou heb ik hoog. Jouw beschermer ben ik.
Mariken:Ik heb voor jou geen angst, vrees of schrik;
al kwam Lucifer zelf uit het helse geweld,
dan nog vreesde ik niet. Zo is 't met me gesteld.
Alle angst is me ontnomen.
(vertaling: Willem Wilmink)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden