Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Koot graaft zich autobio door Kees van Kooten

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
Boekcover Koot graaft zich autobio
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 6748 woorden
  • 14 november 2005
  • 30 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
30 keer beoordeeld

Boekcover Koot graaft zich autobio
Shadow
Koot graaft zich autobio door Kees van Kooten
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Motivatie boekkeuze Dit boek stond bij ons in de kast en omdat mijn moeder zei dat het een leuk boek was en omdat het op de lijst stond ging ik het lezen. Samenvatting inhoud Het boek bestaat uit een aantal korte verhaaltjes, daarom is de inhoud hier onder per verhaaltje samengevat. Op het ijs
Als kind probeert Kees indruk te maken op een meisje, wanneer hij op de ijsbaan is. Het meisje ziet hem niet staan en Kees wenste dat hij ijshockeyschaatsen had en dat hij beter kon schaatsen. Schrijver worden
Kees denkt terug aan de tijd dat zijn vader hem mee nam naar de jaarlijkse boekenmarkt. Zijn vader zei tegen Simon Carmiggelt dat Kees erg goed is in Nederlands. Ook beschrijft hij de eerste briefjes en verhaaltjes van zijn zoon Kasper. Een koffer met poep

Het gezin van Kooten gaat op vakantie met een camper. De kinderen vinden het geweldig om rijdend hun behoefte te doen, op het chemische weeceetje en deze zit dan ook altijd snel vol. Omdat Kees het een ramp vindt om dat ding iedere keer weer te legen, gaan ze de laatste week in een hotel. Een hotelmedewerker biedt aan om te helpen de spullen te dragen en voordat Kees nee kon zeggen, had die arme man de koffer met poep in zijn handen. Aangezien je zo’n ding op een speciale manier moest dragen, ging de hele inhoud over de vloer. Hierdoor is Kees de rest van de week niet meer van zijn kamer afgekomen. Van de hoge
Kasper wil van zijn knuffel af, want hij vindt zichzelf nou al een grote jongen worden. In het begin heeft Kasper er nogal moeite mee, om zonder Snoopy te slapen. Als Kees, Kasper en het meisje dat bij de buren logeert, meeneemt naar het zwembad, springt Kasper van de hoge duikplant, om indruk te maken op het meisje. Vanaf dat moment vindt Kasper dat hij heel goed zonder Snoopy kan. De gestranden
Als Kees met Kasper op vakantie gaat naar Kreta, Kees stopt met roken, maar stiekem rookt hij af en toe toch een sigaretje. Ze kunnen op de terugreis, net als dertig anderen, niet met het vliegtuig mee. Kees wordt als reisleider gebombardeerd, begint direct weer te roken en ze worden ondergebracht in een goedkoop en eigenlijk gesloten hotel. Het hotel kent allerlei gebreken, maar door de overvloedige drank wordt het nog best een gezellige extra dag. Naast de rails
Wim de Bie, Jaco Groot en Kees gaan naar Antwerpen, om reclame te zitten op de Grote Boekenbeurs. Als hij besluit om in Den Haag uit te stappen, om een paar kranten te kopen, mist hij de trein. Hij gaat op bezoek bij zijn ouders, want die wonen in Den Haag. Toen hij ’s avonds weer thuis was, belde Bie hem op en vertelde dat er een misverstand was geweest. Er hadden zo’n duizend Belgen, al een half uur zitten wachten, op de aanvang van het ‘circa een uur durend optreden van het Simplisties Verbond uit Nederland’. En toen Bie het hele verhaal vertelde en had gevraagd wie hem geloofde, was er slechts één die zijn hand had durven opsteken, Bie dacht dat het Jaco was geweest. Het haar van mijn vader
Kees had zonder moeite altijd zijn vader kunnen vinden tussen veel mensen, want dat egaal-grijze haar kon hij uit duizenden herkennen. Op Kees’ wintersportvakantie krijgt hij te horen dat zijn vader is overleden. Later in de rouwkamer ziet hij dat zijn vaders haar in een scheiding is gekamd. Na overleg, kamt hij het samen met zijn zus netjes achterover. Zijn zakagenda
Na het overlijden van zijn vader gaat hij bij zijn moeder langs, ze hebben het over wat er allemaal veranderd is, nu vader van Kooten er niet meer is. Kees neemt zijn zakagenda’s mee, want zijn moeder durft ze niet te lezen. Zijn koffer
Kees leent de oude koffer van zijn vader, als hij op reis gaat naar Amerika. Hij probeert zich los te maken van zijn verleden. Als zijn vuile wasgoed zelfs in zijn trombonekoffer moet, koopt hij een grote nieuwe bruinleren koffer. Hij draagt nog een tijdje drie koffers rond, maar laat dan de oude van zijn vader in een hotel staan. Zijn schoenen
Omdat Kees zijn vader altijd zo’n pijn in zijn voeten had, liet Kees een keer schoenen op maat maken en zijn vader was er erg gelukkig mee, want hij had voor het eerst geen pijn meer. Toen Kees aanbood om nog een paar te laten maken, wilde zijn vader dit perse niet. Later las Kees dan ook in zijn vaders zakagenda, dat hij niet zo lang meer had te leven en dat hij dan nog maar twee maanden op zijn nieuwe schoenen had kunnen lopen. Mijn fietsen
Kasper krijgt van Kees een racefiets, want die had hij zelf zo graag willen hebben. Kees was vroeger met zijn vader in een fietsenwinkel geweest en had niet durven zeggen dat hij de fiets niet mooi vond. Hij durfde toen niet op die fiets naar school en zei tegen zijn vader dat hij de fiets niet wilde. Nu rijdt Kees af en toe een rondje door de achtertuin op Kaspers fiets. In de tent

De vader van Kees ging vroeger, meestal in zijn eentje naar Italië, om Anke op te zoeken. Kees ging nu samen met zijn moeder zijn zus opzoeken. Dankzij een uitgebreide gedetailleerde routebeschrijving van zijn vader, koste het hem weinig moeite om het te vinden. Ze hebben de tent mee genomen, want Anke gaat op vakantie, haar moeder past zolang op het huis. ’s Avonds rijdt Kees al weer naar huis. In Zürich ziet hij een mooie vrouw, met zeer grote borsten en hij lacht naar haar. Even later zit ze bij hem in de auto en ze blijkt een hoertje te zijn, dus zegt Kees dat hij een “very busy Dutch businessman’ is en als ze uitgestapt is, rijdt hij in één ruk door naar huis. Eerste persoonlijke reactie Ik vond het boek wel grappig, hoewel het minder grappig was dan ik verwachtte. Ik verwachtte dat het grappiger zou zijn, omdat Van Kooten ook een grappig televisieprogramma gemaakt heeft met De Bie. Het boek was makkelijk te lezen, er werd geen moeilijke taal gebruikt en ik had het erg snel uit, wat bijdroeg aan mijn leesplezier. Ik vond het boek helemaal niet spannend, er werden eigenlijk alleen gebeurtenissen beschreven uit het dagelijks leven, die iedereen zouden kunnen overkomen. Daardoor vond ik het heel realistisch en herkenbaar, maar ik had niet echt het idee dat het literatuur was ofzo. Ik denk dat wat er in het boek gebeurde iedereen wel zou kunnen overkomen. Onderwerp Verklaring van de titel
Koot graaft zich autobio. Koot is de bijnaam van de schrijver, Van Kooten. Het is een autobiografie, vandaar autobio. Ik vermoed dat hij het woord graaft gebruikt omdat hij in zijn verleden en zijn persoonlijkheid en gedachten heeft gegraven. Het klinkt in ieder geval wel grappig. Korte omschrijving van het onderwerp
Het onderwerp is, zoals gebruikelijk bij een autobiografie, het leven van de schrijver of delen daarvan. Er valt daardoor niet heel veel te vertellen over het onderwerp. Het gaat gewoon over gebeurtenissen die de schrijver heeft meegemaakt. Eigen reactie op het onderwerp
Ik vind het wel leuk om een soort van autobiografie van meneer Van Kooten te lezen. Hij heeft niet bijzonder schokkende of grappige dingen meegemaakt, waardoor het boek heel erg normaal overkomt, maar hierdoor wordt het ook niet echt aangrijpend of spannend. Dit is wel weer jammer. Eigen reactie op de manier waarop het onderwerp in het boek is uitgewerkt
Het onderwerp is goed uitgewerkt. Het is de kern van alle verhalen, maar dit is ook niet meer dan logisch. Door dit onderwerp heeft het verhaal ook een ik-perspectief. Je ziet de andere personen in het boek vanuit de schrijver, ook de hoofdpersoon dus. Gebeurtenissen Eigen reactie op gebeurtenissen in het boek

De gebeurtenissen zijn allemaal heel erg normaal. Ze zijn eigenlijk nooit ergens spannend, maar wel grappig en soms wel pakkend, zoals de dood van de vader van Van Kooten. Hij schrijft hier niet dramatisch over, waardoor het niet aangrijpend is, maar waardoor het toch wel ineens een schok is. Het boek is namelijk erg luchtig, en dan gebeurt er ineens zoiets ergs. Het is ook geen boek dat ik twee keer zou lezen, want dan wordt het denk ik saai. De gebeurtenissen zijn erg goed te begrijpen en staan allemaal wel in verband met elkaar. Vergelijk de gebeurtenissen in het boek met je eigen situatie en andere boeken en films
Ik heb eigenlijk nooit eerder een autobiografisch boek gelezen of een autobiografische film gezien, daardoor kan ik het niet goed vergelijken met andere boeken of films. Ik kan het natuurlijk wel goed vergelijken met mijn eigen situatie. Ik vind dat er in het boek niet zoveel gebeurt. Als ik een autobiografie zou schrijven, zou ik er wel wat spannendere dingen in zetten, want het lijkt nu dat de schrijver best een saai leven heeft. Hierdoor lijkt het wel weer heel echt en realistisch. Ik kan wel goed merken dat het boek een beetje uit een andere tijd komt, want er zijn veel woorden gebruikt die toen hip waren. Ook komen de ideeën die toen heersten wel redelijk goed over. Dit is dus niet vergelijkbaar met mijn leven, maar de gebeurtenissen zouden mij of iemand anders ook wel kunnen overkomen denk ik. Personages Beschrijf de karakters en eigenschappen van de hoofdpersonen
Hoewel het een autobiografisch boek is, vind ik het karakter van de hoofdpersoon, de schrijver, niet echt naar voren komen. Dit komt omdat meer de gebeurtenissen zijn beschreven, en niet echt zijn reactie erop. Ik vind het heel moeilijk daarom om het karakter van de schrijver te beschrijven. Het lijkt me iemand die veel aan het werk is en daardoor weinig tijd heeft voor zijn gezin en familie. Volgens mij vindt hij dit best jammer, dit merk je vooral als hij de zakagenda’s van zijn vader leest, die kort daarvoor is overleden. Hij beschrijft zich zelf wel een beetje als een onhandig persoon. Hij komt ook wel gevoelig over op sommige plekken, bijvoorbeeld in het gedeelte over zijn vader, of over de kat die ze uiteindelijk in moeten laten slapen. Hij is ook de enige persoon die een beetje naar voren komt. Zijn vrouw noemt hij meestal B., hoewel ze ook een keer bij haar naam genoemd wordt. Zijn kinderen worden wel gewoon bij hun naam genoemd (Kasper en Kim), hoewel hun karakters niet beschreven worden. Zij zijn gewoon het prototype van een kind, ze doen grappige dingen, maken ruzie, zijn vervelend, enzovoorts. Beschrijf je eigen reactie op deze personen
Ik vind het heel leuk als er verteld wordt over de kinderen, want die doen echt van die dingen die ik vroeger ook deed. De schrijver beleeft allerlei dingen die iedere volwassene zouden kunnen overkomen. De gebeurtenissen wekken daarom niet echt een reactie bij me op. Het boek blijft ook niet in mijn hoofd hangen, ik weet nu al haast niet meer wat er precies gebeurde in de verhaaltjes. Bouw Beschrijf de bouw van het verhaal
Het is volgens mij allemaal wel chronologisch verteld, maar doordat het autobiografisch is zitten er veel flashbacks in. Hij denkt dan aan iets dat vroeger gebeurde en vertelt dat dan weer. Het verhaal speelt zich af in verschillende landen, doordat er ook gebeurtenissen worden beschreven op vakantie, of als hij voor zijn werk in het buitenland is. Het verhaal wordt nergens spannend. Het boek begint gewoon zoals het eindigt, gewoon met een verhaaltje. Ik denk niet dat er een speciale reden is voor het begin of eind verhaaltje. Geef een kritische reactie op de bouw
Ik vind het duidelijk dat het boek chronologisch is, en de flashbacks zijn ook allemaal heel logisch. Daarom vind ik de bouw heel duidelijk en wel goed. Ik vind het moeilijk om een reactie op dit boek te geven, omdat het niet echt een boek is waarin veel gebeurt, of veel spanning is. Daarom is het ook moeilijk om een reactie op de bouw te geven, vooral omdat die heel logisch en makkelijk is.
Taalgebruik Beoordeel de tekst op taalgebruik
Het taalgebruik is erg leuk in het boek. De schrijver gebruikt veel woorden die heel erg nieuw waren in de tijd dat hij het boek schreef. Er is erg populaire taal gebruikt. Nu lijken die woorden heel apart. Het zijn echt van die woorden die mijn ouders vroeger waarschijnlijk gebruikten en die door hun ouders ‘turbotaal’ werden genoemd. Hierdoor is het boek ook niet tijdloos, maar dat is helemaal niet erg. Dit geeft je denk ik ook wel weer een beetje een kijkje in de belevingswereld van mijn ouders toen ze jong waren. Verdiepingsopdracht Titel
Koot graaft zich autobio
Jaar van uitgave
1979
Bron
Vrij Nederland
Publicatiedatum
03-11-1979
Recensent
Carel Peeters
Recensietitel
In de salon van de duivel 'De beul dat is ieder van ons voor de twee anderen,' zegt Inès in Sartres toneelstuk Gesloten deuren (Huis clos) tegen haar twee lotgenoten in de hel, Garcin en Estelle. We vermoeden daardoor al enigszins dat dit gedwongen theekransje in de salon van de duivel de bedoeling heeft deze mensen met elkaar te confronteren, maar hoe, dat is nog niet duidelijk. Maar even later beginnen de belletjes van het inzicht bij de toeschouwer te rinkelen. Dat is op het moment dat Estelle om een spiegel vraagt. Dit moment en deze vraag om een spiegel werken als het aansteken van een lont. De dramatische lading van het stuk wordt ermee ontstoken: in de salon van de duivel zijn, zoals bekend, geen spiegels. Estelle vraagt het aan Garcin en Inès, maar zonder resultaat; dergelijke bezittingen zijn hen afgenomen voor ze de hel betraden. Estelle vertelt dan dat ze op haar kamer zes grote spiegels had waarin ze alles en vooral zich zelf kon zien: 'Als ik praatte dan ging ik zo zitten, dat ik me zelf steeds in de spiegel kon bekijken. Ik praatte en ik zág me zelf praten. Ik zag me zelf, zoals de mensen mij zagen.' Dat ze nu geen spiegel heeft brengt haar in paniek: nu kan ze niet zien wat de anderen zien, bij voorbeeld of haar lippenstift er wel goed op zit. In de salon van de duivel wordt het spel gespeeld dat bekend staat als 'zijn is gezien worden' - een oud en meestal navrant verlopend psychologisch spel dat binnen de filosofie van het existentialisme een belangrijke rol speelde. Het was immers een filosofie waarin werd geredeneerd over de mogelijkheden van waarachtigheid en onwaarachtigheid. Door het existentialisme nam het probleem van de waarachtigheid bezit van het bewustzijn en het gedachtenleven van elke naoorlogse intellectueel. Het is er niet uit weg geweest, ook al waren er perioden dat het wat op de achtergrond werd gedrukt. 'Wilt u dat ik een spiegel voor u ben?' vraagt Inès aan Estelle, en als ze heeft toegestemd wordt het spel echt serieus en blijkt al snel dat Estelle, Garcin en Inès slechts zijn wat ze van elkaar vinden. Ze zijn niet zich zelf, maar wat de ander vindt dat ze zijn. Het begint allemaal als om die spiegel wordt gevraagd, het stuk eindigt met de langzamerhand gevleugelde woorden: 'De hel, dat zijn de Anderen.' Er is geen schrijver of mens die niet te maken krijgt met het probleem van zijn eigen waarachtigheid. Het stuk van Sartre is nog steeds een superieur model om er mee kennis te maken, mocht men het vergeten zijn. Het is niet waarschijnlijk dat het vergeten wordt. Dat komt door de stukken van Kees van Kooten: die zijn één grote variatie op het thema. In zijn Treitertrends, maar zeker in zijn boeken Koot droomt zich af en Koot graaft zich autobio danst hij op het koord van het zelfbewustzijn. Het is verbazend en bewonderenswaardig hoe consequent hij hierin door de jaren heen is. In Koot droomt zich af staan alle stukken tussen aanhalingstekens, alsof het opgetekende dromen zijn die niet alleen van hem zelf zijn. Toch is dit boek niet minder autobiografisch dan Koot graaft zich autobio. In de Treitertrends was hij degene die keek: hij was de Ander die een hel was voor allerlei moderne types, die zich door middel van een bepaald taalgebruik, kleding of gewoonten een gezicht gaven dat de levensduur van de wisseling der seizoenen had. Ook al heeft Van Kooten niets met al deze types gemeen, de gave om ze te herkennen berust op een grote gevoeligheid en inzicht in het verschijnsel van schijn en wezen. Met adembenemende zelfspot laat hij in Koot droomt zich af zien dat hij met dit probleem in zijn jeugd ook worstelde, en dat hij het niet als opgelost beschouwt. In dit boek beschrijft hij De Grote Zwaan (in Mij kleeft), een uit hout, gips en papiermaché opgebouwd beest dat op en om een Willy Jeep was gemonteerd. Hij beschrijft dat hij als kind een groot verlangen koesterde er eens in te zitten. Als dit gebeurt valt alles tegen: van binnen is het een doodgewone jeep en hij kan nauwelijks naar buiten kijken. Van buiten was hij prachtig, van binnen teleurstellend: 'Dit moet mijn eerste kennismaking met het begrip Schone Schijn geweest zijn. Toen en daar begon het besef te dagen dat de Grote Mensentragedie van Iets Willen En Het Niet Kunnen Krijgen congruent is aan het Levensdrama van Iets Willen En Het Wel Krijgen.(Shaw?).' 'Schijn en wezen' en vooral 'zijn is gezien worden' beheersen als thema een groot aantal stukken. Zoals Pleisteren, waarin een verhandeling wordt gegeven over de macht van de pleister: 'Met een goed gat in je hoofd was je wekenlang de bink.' Of Dansen, een stuk waarin het dansen beschreven wordt als een worsteling iemand te willen lijken die erbij hoort, iemand die kan wat de andere jongens kunnen, om niet de kleurloze jongen aan de kant te zijn. De pogingen leiden tot weinig en tot het besluit om niet meer te dansen. Toch moet hij erbij horen, vandaar dat hij maar doet alsof: 'à la dat ik wel degelijk meeswing met het partijtje als geheel.' Ook de stukken over de zelfvergrotende functie van 'de pen' of de indruk die men kan maken met het bespelen van een gitaar ('een beetje fatsoenlijke man van deze wereld moet kunnen...') variëren op het thema. Het slot van het stukje Mijn dikker brengt het toneelstuk van Sartre in herinnering, omdat daarin ook sprake is van een spiegel. Zoals Estelle voor de spiegel gaat zitten zodat ze kan zien hoe anderen haar zien, zo gaat Koot voor de spiegel zitten om op een houding te oefenen waardoor Zij niet direct zijn 'bloezende buik' ziet. Van Kootens middel is de humor als hij het heeft over de lagen en listen van de waarachtigheid, Sartres middel is een dramatisch toneelstuk. Koot droomt zich af eindigt met een stuk waarin De Spiegel de hoofdrol speelt. Die hoofdrol is het gevolg van de gedachten die Koot heeft over het leven: hij zit met vier andere mensen op een terras en denkt: 'Wat waren ze groot, goed en aardig, mooi, gezond en bekwaam. Waarom zaten ze dan toch zo wee en kleintjes, zo bleu en breekbaar bij elkaar?' Van Kooten legt hier de vinger op het psychologisch verschijnsel dat 'Anhedonia' wordt genoemd: het in al zijn stukken doorklinkende onvermogen om plezier (hedonisme) te ontlenen aan het leven of bepaalde ervaringen. 'Mijn hemel! Wat was er nu toch tegen Genieten met volle teugen?' Dat is de kardinale vraag, en een glimp van het antwoord krijgen we enkele alinea's verder als Koot 'even naar de Heren' moet: 'De Spiegel. Niet om te zien hoe hij er uit zag, maar om even te kijken hoe hij er het afgelopen uur had uitgezien. Voor haar en zo.' Het is een briljant stukje omdat hij direct overgaat op de betekenis van het zakkammetje bij dit alles en uiteindelijk het besluit neemt niet meer in de spiegel te kijken, althans het eerste jaar. Het stuk gaat natuurlijk over de waarachtigheid bij mensen die groot, goed, aardig, gezond en bekwaam zijn, maar van Kooten weet dit ernstige probleem goed te verhullen: 'Was dat het niet? Dat wat er tegen het met volle teugen genieten van dit riante leven was? Dat je daar jezelf voor moest kunnen vergeten? Jezelf vergeten begon natuurlijk met je kammetje wegdoen en dan verder de hele dag niet in de spiegel kijken. Tenslotte alle spiegels het huis uit,' Na dit voornemen stoot hij op het terras de kapstok omver 'en keek hij bij het weer overeind helpen even nieuwsgierig in de spiegelende caféruit hoe hij dat er afbracht.' De consequentheid waarmee het thema 'zijn is gezien worden' in de stukken van Van Kooten voorkomt maakt het onvermijdelijk tot een obsessie. Die obsessie is verwerkt in zelfspot, zelfonthulling, ontmaskering van anderen, zelfbewustzijn; het is ook een onderdeel van het 'hyperbewustzijn van deze tijd', zoals het Simplistisch heet. In Koot graaft zich autobio krijgt het thema een extra emotioneel accent omdat ongeveer de helft van de stukken geschreven zijn tegen de achtergrond van zijn vaders dood. Hoezeer het bewustzijn van Van Kooten op spelden loopt blijkt daarin uit Heel even god. In bijna alle stukken worden herinneringen, ervaringen en verschijnselen op een geheimzinnige maar logische manier met elkaar in verband gebracht; in dit stuk slaagt Van Kooten er wel erg goed in. De eerste zin van dit stuk luidt: 'Vroeger kroop ik in de kast als er arbeiders kwamen, of ik bleef in bed.' Wat er dan volgt kan ik moeilijk anders zien als een allegorie die de anhedonia verbeeldt. Van Kooten beschrijft dat hij tot niets reduceert in verhouding tot de doortastende, door de wol geverfde, een nonchalant aplomb uitstralende mannen van de wereld die deze arbeiders voor hem zijn, die alleen maar tegels komen leggen. Hij schaamt zich voor het feit dat hij bestaat zoals hij bestaat; hij voelt zich schuldig. Maar waaraan? Hier moet een antwoord op bestaan. Zelf probeert Van Kooten het met een ander verhaal dat hem te binnen schiet: het doelpunt dat hij maakte door een kopbal. Het was zuiver toeval, maar vanaf dat moment was hij geaccepteerd: 'Allemaal hadden ze even water zien branden! Naam gemaakt, kostje gekocht, nooit ergens last meer van gehad bij die club.' Op een vergelijkbare manier weet hij de arbeiders te imponeren door een tang uit een soort keldergat te vissen, iets wat zij voor onmogelijk hadden gehouden. Dit stuk laat wel even heel duidelijk zien dat Van Kooten niet los raakt van het idee dat 'iets hebben' even ellendig is als 'iets willen en niet kunnen krijgen.' Want in de ogen van de arbeiders heeft hij iets: zijn huis en dat wat hij is. Het 'iets willen hebben en het niet kunnen krijgen' is het dramatisch gegeven in de stukken over schaatsen, over de fiets, het zwemmen en de voetbalschoenen. Al deze attributen wilde hij hebben, omdat ze hem niet tot een outsider zouden maken. Maar het moesten wel de juiste schaatsen, schoenen en fiets zijn. Zoals bij de meeste kinderen stond de jeugd van Van Kooten zwaar in het teken van de schijn. Welke indruk maak ik? Hij neemt het op zijn beurt waar bij zijn zoontje als hij met hem gaat zwemmen, in gezelschap van een logeetje van de buren. Het zevenjarige jongetje slooft zich uit om een parmantige en onverschrokken indruk te maken op het wat lethargische meisje: hij duikt zelfs voor haar van de hoge, terwijl zijn vader emotioneel op herhalingsoefening is als hij het ziet. Dit komt hem bekend voor. De stukken over zijn vader behandelen in verhevigder vorm het 'zijn is gezien worden.' Hier is de zoon erop uit indruk op zijn vader te maken: bij het voetballen keek hij meer naar zijn vader dan naar de bal. Als zijn vader overleden is en hij alle zakagenda's van hem meeneemt bladert hij op de terugweg in de auto levensgevaarlijk in de boekjes om te zien wat er over hem in staat. Als hij maatschoenen van zijn vader heeft laten maken belt zijn vader hem bijna elke dag op om te zeggen hoe blij hij ermee is: "Knul die schoénen - het is níet te geloven." Ik, hongerend naar nog meer applaus, zei: "En nou laten we nog een tweede paar maken." Van Kootens openhartigheid in deze stukken bereikt een ongekende mate van waarachtigheid. Hij leunt er zwaar mee tegen de sentimentaliteit, maar die wordt weggevaagd door wat ik zijn 'overstromingen' noem: als het erg emotioneel wordt - en dat wordt het soms - begint hij onmiddellijk schandelijk te overdrijven. Dat is een kenmerk van Koot graaft zich autobio: nog meer dan in Koot droomt zich af is de humor hier een redmiddel. De emoties die de dood van zijn vader bij hem hebben losgemaakt worden op de juiste momenten even in het ijskoude water van zijn humor gedompeld om ze af te koelen. Bij Van Kooten verhullen woorden evenveel als ze laten zien en dat is misschien wel het unieke van zijn proza. In het laatste stuk beschrijft hij dat hij zijn moeder naar zijn zusje in Italië brengt. Hij rijdt alleen terug en ziet in Zürich op straat een meisje dat zijn nieuwsgierigheid opvat als belangstelling. Omvangrijke erotische verlangens bekruipen hem, maar hij ziet ervan af, zelfs als ze al in zijn auto is gestapt: 'Dutch businessman haast hebben,' zegt hij zich zelf overwinnend. Het slot van dit stuk is een geval van 'overstroming', een door emotie veroorzaakte overdrijving die voor zich zelf moet spreken: 'Ik parkeer twee kilometer verderop, koop voor B. een mooie leren tas en een stel fijn lederen ondergoed, voor mezelf een paar mooie leren pantoffels en een mooie pijp met een met leer omhulde kop, voor Kim een leuke leren Snoopy, voor Kasper een mooi leren geweer en rijd vervolgens in één ruk door naar huis.' Het schuldgevoel en zijn genoegdoening. In de salon van de duivel ziet het geweten immers alles. Schrijver
Kooten, Kees van

Titel
Koot graaft zich autobio
Jaar van uitgave
1979
Bron
De Tijd
Publicatiedatum
30-11-1979
Recensent
Wam de Moor
Recensietitel
Koot graaft zich autobio : 'even groter zijn dan je bent' : het applaus van een denkbeeldig publiek
Vijf jaar geleden opperde Wim de Bie, in antwoord op een vraag van Joop van Tijn (Vrij Nederland, 2 november 1974), de gedachte dat als hij dood zou gaan, zijn partner Kees van Kooten helemaal schrijver zou worden. Hoewel sinds dat tijdstip het televisiewerk van de beide heren alleen maar fascinerender is geworden, heeft de vereenzelviging van acteur en rol bij Koot hem niet verhinderd om als auteur intussen volstrekt zichzelf te worden. Zijn Treitertrends schreef hij in de tijd van Hadimassa, dat wil zeggen tussen 1969 en 1972 en ze zijn er ook naar. Fascinerende dialogen, vaak ook monologen-met-luisteraar, waarin de auteur kwasi-intellectuelen van de jaren zestig en zeventig, managers, reclamejongens, acteurs, kortom betweters van beiderlei kunne, zichzelf op een virtuoze manier liet vastpraten. Het waren fraai afgeronde gesprekken, op het eerste gehoor met de candid tape vastgelegd, maar bij nadere analyse wel degelijk vanuit een kritisch bewustzijn gearrangeerd tot parodieën. De bundels als geheel vormden satirisch weerwerk ten opzichte van een maatschappij die uit zelfgenoegzame, "moderne" mensen bestond (en bestaat). Het beste uit de drie bundels vindt men in De ergste treitertrends. Al maakt de kritische houding van de auteur die in elke regel van deze Treitertrends voelbaar is, wel iets duidelijk omtrent hemzelf, Koot heeft bij mij zowel in die eerste boeken als in zijn uitermate charmante televisieoptreden altijd de vraag gewekt naar zijn eigen bestaan. Wie is eigenlijk Kees van Kooten? Het was evident dat Koot & Bie niet zomaar - als bijvoorbeeld de Mounties of Rijk & Johnny - voor hun boterham stonden te zwoegen. Evenmin heb ik ooit het gevoel gekregen dat zij hun eigen frustraties stonden uit te zweten. Boosheid en woede kwamen voort uit een intelligente kijk op de werkelijkheid van de dag, uit een fundamenteel gevoel voor eerlijkheid en echtheid. Er bestaat geen programma in de geschiedenis van de Nederlandse televisie waarin zo voortdurend en vasthoudend de leugen is betrapt en naar echtheid werd gezocht. Ik ben altijd benieuwd geweest naar de oorsprong van deze talenten, maar de heren bleven door al hun vermommingen en hun evenwichtskunst zelf mooi buiten schot. Stukjes en beetjes
Tot Kees van Kooten in Koot droomt zich af een andere weg insloeg dan die van zijn televisiewerk en stukjes en beetjes van zijn biografie begon prijs te geven. In VN heeft Carel Peeters in een van zijn hartveroverendste kritieken verband gelegd tussen het existentialisme, de filosofie van waarachtigheid en onwaarachtigheid, enerzijds en anderzijds Van Kootens intentie om schijn en werkelijkheid uit elkaar te halen en te houden. Dat verband kan er best zijn, maar Sartre met zijn volslagen gebrek aan humor en relativeringsvermogen is zo ongeveer wel de allerlaatste met wie ik de ontspannen Van Kooten in verband zou brengen. Mij lijkt dat de auteur van de treitertrends zich zeker wel, zoals Peeters constateert, altijd overbewust is geweest van het feit dat iemand die leeft en zich beweegt en gedraagt wordt gezien. Maar de oorzaak daarvan - en ik baseer mijn oordeel nu op Koot droomt zich af en het nieuwe Koot graaft zich autobio - ligt toch eerder in Koots jeugd. Vanzelfsprekend is hij als puber meermalen de prooi geweest van de fnuikende waarneming dat iedereen naar je zit te kijken. De ontwikkelingspsycholoog D. Elkind heeft dat proces in Egocentrism in adolescence beschreven. Als puber denk je dan dat anderen even gepreoccupeerd zijn met jouw uiterlijk en jouw gedrag als jijzelf. Je verwacht appalaus of afkeuring van je denkbeeldige publiek. "Met een goed gat in je hoofd was je wekenlang de bink" weet Koot. De code van je eigen "peergroup" is overheersend: je moet erbij horen door af te kijken en dan navenant te handelen. Je leeft eigenlijk voortdurend frauduleus. Tot je, zoals Van Kooten en De Bie, de gang van zaken doorhebt en een cabaret begint. Twee figuren (zie het interview van Van Tijn) die zonder meer een gelukkige jeugd hebben gehad. Koot beweert zelfs dat hij van huis uit nooit met vooroordelen tegen anderen is lastig gevallen. Van generatieconflict noch frustraties is bij hem sprake. Zo blijft er niets om over te schrijven over dan het Gezonde Leven. Denkbeeldig publiek "Iedereen kijkt naar me, behalve zij." Zo begint Koot graaft zich autobio. Een puber die ervan droomt op fraaie Noren schaatsend bij een meisje in de gunst te komen, maar zich behelpt met de Friese doorlopers van zijn opa. Literaire truc: om het leed van toen te verzachten kijkt de schrijver nu ook eens naar voren en ziet hij zich met zijn vrouw in de toekomst: "Tweeënzeventig en achtenzestig zijn we nu maar we gebruiken de hele ijsvlakte nog, in de breedte. Vloekend moet het groepje Norenrijders elke ronde van zijn snelle binnenbaan wijken om ons niet te raken. Geven wij die broekjes even een lesje in ijspret? En iedereen kijkt naar ons." (p. 13). Ten eerste handhaaft Van Kooten zo het denkbeeldig publiek van de puber (en niet alleen in dit verhaaltje), ten tweede hanteert hij - kenmerkend voor zijn proza - de overdrijving. Beide elementen zijn er wanneer hij met zijn zoontje tijdens een vakantievlucht op een vliegveld gestrand is en zichzelf spottend ziet als "die leuke vader" van "dat schattige zoontje" (p. 73), aan wie je gewoon zien kunt dat hij een heldhaftige poging onderneemt om met roken te stoppen. Hij is ermee vereerd dat men hem tot Reisleider bombardeert maar maakt er niet veel van en zit in het vliegtuig braaf als enige te kijken naar de demonstratie van zuurstofmasker en zwemvest "opdat de mooiste stewardess (die ene zonder snor) mij een aardige meneer zal vinden" (p. 83). Verkwikkend zijn de bedenksels die hij als jongen heeft om van een oud karretje een racefiets te maken waardoor de wandelaars die hij tegenkomt zullen denken: "Hee, daar gaat zeker een jonge renner van de Nationale Selectie." (p. 144) En voor de oudere Koot is er niet veel veranderd, want hij gaat de trombone "virtuoos leren bespelen" (p. 119); we weten intussen als televisiekijkers dat hij dit aardig kan. De matteklopper

Die overdrijving heeft Van Kooten vooral nodig als de emotie hem bij de strot grijpt en hij het gevaar voorziet van sentimentaliteit. Dat is bijvoorbeeld in het tweede verhaal aan de orde, wanneer de schrijver grieperig te bed ligt en hij plotseling ervaart hoe gelukkig hij is met zijn twee kinderen en zijn vrouw. Daar stapelt zich dat geluk ineens bijna te hoog op en zijn lyrische beschrijving van zijn vrouw die zomers mooi de ziekenkamer binnenstapt rondt hij dan ook af met de zinnen: "De gezellige bruine huiskip begint tokkend aan zijn deken te plukken en de poezen poetsen zich op aan B.'s gladde kuiten. In de verte loeien tientallen scheepstoeters." (p. 26) Is Kees de Echte Hollandsche Jongen geworden die zijn ouders blijkens zijn geboortebericht van hem wilden maken? Ja, dat is nu een van die begrippen waarover Koot & Bie de matteklopper halen. Hij wil wel echt zijn, maar tegelijk wil hij er, zoals bijvoorbeeld Heel even god laat zien, goed op staan bij de buitenwacht. In dat stukje wordt verteld over Koot die aan verwarring ten prooi is: voelt zich sjieker dan de tegelzetters die bij hem over de vloer komen, maar laat zich mooi om een boodschap sturen terwijl de heren dagdieven. Dan graaft Koot zich autobio: en denkt terug aan zijn jaren als junior bijeen arbeidersclub. Ook daar hield hij de schijn op, kamde zijn haren zoals die jongens en won het pleit met een toevalstreffer. Welnu, zo gaat het ook als hij bij zijn tegelzetters terugkomt en eindelijk enig krediet krijgt van hen door een tang uit een put te vissen. "Geluk hebben is groter zijn dan je bent, even." (p. 52) Gedempte emotionaliteit
Een ander voorbeeld van dit dempen van de emotionaliteit vindt men in een terugblik op het leven van een kater. Dat huisdier functioneerde in zijn herinnering zo sterk dat het een handje in de huishouding hielp: "Leen hielp ook de bakker en de melkboer en zette elke woensdagmorgen onze vuilniszakken aan de weg." (p. 62). In de afronding van dat verhaal is de overdrijving m.i. schadelijk. Daar laat Koot zijn vrouw bij het begraven van de kater een horloge met een poezekop vinden dat niet tikt, maar spint. De mooiste bladzijden in dit boek vormen Koots herinneringen aan zijn niet lang geleden gestorven vader, de vertegenwoordiger in lederwaren en agenda's, die zijn leven lang "een reddend baken" was (p. 99). Koot lost in deze verhalen met karakteristieke titels als Het haar van mijn vader, Zijn zakagenda, Zijn koffer, zijn Schoenen en Mijn fietsen kleine schulden aan zijn vader in. De nagelaten sporen
Dat zijn heel herkenbare dingen als: ik ben nu rijk, terwijl jij arm was. Ik zeurde over een nieuwe racefiets, terwijl jij met moeite een oude kon betalen, ik weigerde daarvoor begrip op te brengen. Ik liet je lekker een nacht op een camping in angst zitten door weg te lopen. Enzovoorts. Tegelijk tekent hij het portret van zijn vader: een man die altijd handige adviezen gaf (oude kranten in natte schoenen, een leeg blikje om in te kunnen plassen als je in die file staat), die een zeer trouwe echtgenoot en een even trouwe vader was - elke zaterdag mee naar het voetballen van de zoon, in weer en wind, als enige -, die ooit getekend had, maar een leven moest leiden van reizen en elders logeren in armoedige hotelletjes. De man laat zijn sporen na. Zoals het een peuleschil is de tent op te zetten, ook nu hij er niet meer is, omdat overal aanwijzingen zijn aangebracht, zo valt het Koot niet zo moeilijk een gelukkig leven te leiden: zijn ouders hebben het hem voorgedaan. maar dat is bijna te mooi om te geloven en als Koot daarachter is, weerstaat hij onderweg de verleiding van een Zürichs hoertje en laadt zijn auto vol lederwaren: "Ik parkeer twee kilometer verderop, koop voor B. een mooie leren tas en een stel fijn lederen ondergoed, voor mezelf een paar mooie leren pantoffels en een mooie pijp met een met leer omhulde kop, voor Kim een leuke leren Snoopy, voor Kasper een mooi leren geweer en rijdt vervolgens in één ruk naar huis." (. 164) Taalkunstjes
Als boek was Koot graaft zich autobio meer een eenheid geweest wanneer de auteur de eerste 88 bladzijden elders had ondergebracht en zich hier had geconcentreerd op de rol van zijn vader. Wat dat betreft is de oorsprong van de stukken (Haagse Post) te zeer bepalend geweest. Met een indeling in twee afdelingen had hij dit euvel ook kunnen verhelpen. Maar Koot is ook zonder dat gevoel voor compositie een uiterst boeiend schrijver die hier veel toevoegt aan het beeld dat zijn televisiewerk van hem geeft. Zijn gevoel voor humor sleept hij op elke bladzij van dit boek mee. Alleen in het begin zijn er de bekende taalkunstjes zoals "Nee, daar voel ik geloof ik liever niks voor" (p. 20), of de gedachte "dat ik homoseksualiteit had, wat er toen net een beetje inkwam" (p. 16), "déjà-flu" (p. 15) en "kwaadsniks" (p. 15). Maar beelden als opgeroepen door de vergelijking van mensen die slapen "als twee ware lepeltjes" met anderen ("Ze liggen er vandaag de nacht net zo kil, fantasie- en liefdeloos bij als die spichtige witte roerhoutjes" (p. 18) zijn gelukkig het hele boek door gebleven. Kortom: Kees van Kooten is ook als schrijver zeer de moeite waard. Verwerking van de recensies Dit zijn de twee recensies die ik bij het boek heb gezocht. Ik denk dat het oordeel van de recensies wel aardig overeenkomt met mijn oordeel over het boek. De schrijvers van de recensies zijn het er ook allebei over eens dat het wel een leuk boek is. Ze merken ook allebei op dat op punten waar het emotioneel wordt in het boek, de schrijver heel erg gaat overdrijven, om zo sentimentaliteit te voorkomen. Uit de eerste recensie: Van Kootens openhartigheid in deze stukken bereikt een ongekende mate van waarachtigheid. Hij leunt er zwaar mee tegen de sentimentaliteit, maar die wordt weggevaagd door wat ik zijn 'overstromingen' noem: als het erg emotioneel wordt - en dat wordt het soms - begint hij onmiddellijk schandelijk te overdrijven. Dat is een kenmerk van Koot graaft zich autobio: nog meer dan in Koot droomt zich af is de humor hier een redmiddel. De emoties die de dood van zijn vader bij hem hebben losgemaakt worden op de juiste momenten even in het ijskoude water van zijn humor gedompeld om ze af te koelen. Dit wordt min of meer ook gezegd in de tweede recensie: ten tweede hanteert hij - kenmerkend voor zijn proza - de overdrijving. Die overdrijving heeft Van Kooten vooral nodig als de emotie hem bij de strot grijpt en hij het gevaar voorziet van sentimentaliteit. Ik heb ook wel de overdrijving in het boek gemerkt, maar was er niet opgekomen dat het was om sentimentaliteit te voorkomen. Sowieso vind ik niet snel iets te sentimenteel, maar in literatuur schijnt dat wel zo te zijn, vandaar dat deze recensenten het ook opmerken. De schrijver van de tweede recensie vindt de taalkunstjes uit het boek erg leuk. Zijn gevoel voor humor sleept hij op elke bladzij van dit boek mee. Alleen in het begin zijn er de bekende taalkunstjes zoals "Nee, daar voel ik geloof ik liever niks voor" (p. 20), of de gedachte "dat ik homoseksualiteit had, wat er toen net een beetje inkwam" (p. 16), "déjà-flu" (p. 15) en "kwaadsniks" (p. 15). Maar beelden als opgeroepen door de vergelijking van mensen die slapen "als twee ware lepeltjes" met anderen ("Ze liggen er vandaag de nacht net zo kil, fantasie- en liefdeloos bij als die spichtige witte roerhoutjes" (p. 18) zijn gelukkig het hele boek door gebleven. Hij heeft het over de bekende taalkunstjes, die zijn bij mij niet bekend, maar ik heb ze wel opgemerkt in het boek. Hierdoor vond ik ook dat het niet echt een tijdloos boek was, want dit was vooral in die tijd hip. Allebei de recensenten komen dus tot de conclusie dat het boek de moeite waard is, en vinden beiden Van Kooten een goede schrijver. Ik ben het er wel mee eens dat het een leuk boek is, maar niet bijzonder leuk. Ik vond Van Kooten op televisie toch leuker.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Koot graaft zich autobio door Kees van Kooten"