Analyse en interpretatie
1.Auteur Marnix Gijsen
Titel Joachim van Babylon
Ondertitel Het boek van Joachim van Babylon, hetwelk bevat het oprecht levensverhaal van zijn leven en dat van zijn beroemde huisvrouw Suzanna, kort geleden ontdekt in de opgravingen van Nat-tah-Nam en voor het eerst zorgvuldig vertaald en uitgegeven door een liefhebber der oudheid.
De titel slaat op de hoofdpersoon van dit verhaal, Joachim. De achternaam van Babylon is gekozen, omdat in het plaatsje Babylon de belangrijkste gebeurtenissen uit het leven van Joachim plaatsvinden.
Jaar van de oorspronkelijke uitgave: 1947
Jaar van de gelezen uitgave: 1974 (32e druk)
Motto ‘Oh, that mine enemy would write a book’
Joachim geeft een vijandige versie van het traditionele verhaal uit het bijbelverhaal Daniël. Het motto kan dus worden uitgesproken door een voorstander van de traditionele versie, die de deugd (te) hoog in de vaandel heeft staan.
Ook staat er voor het motto nog een opdracht in het Grieks, wat betekent ‘aan haar, omdat zij (het) vroeg’ of ‘aan haar omdat zij (erom) gevraagd heeft’. Dit slaat terug op Suzanna, omdat door haar toedoen Joachim dit verhaal nu schrijft.
Inhoud
Joachim begint het verhaal met de mededeling dat die dag zijn vrouw Suzanna, symbool der Deugd, in aanwezigheid van mensen uit het hele land begraven is. Hij wil nu het volledige en oprechte verhaal schrijven ‘van mijn leven en van dat mijner beroemde vrouw Suzanna’, ‘niet alleen omwille der waarheid, maar ook een beetje omwille van mijzelf’.
De verkiezingen: wat doen de partijen voor jongeren?
Volg ons op TikTokNadat de rabbijnen hem in zijn jeugd een afkeer van literaire schoonheid hadden aangeleerd –men beweerde immers dat schoonheid tenslotte alleen gezocht kon worden in de afschildering van de deugd – gaat Joachim in de handel. Hij reist veel en geniet daarvan. Als hij terugkeert met veel indrukken, kennis over vrouwen en beladen van kostbaarheden, vertelt zijn moeder hem dat zijn bruid Suzanna, die al jaren aan hem gekoppeld is, op hem wacht.
Joachim krijgt aanzien in de gemeenschap en wordt rijk van de handel in buitenlandse goederen. Alleen de rabbijn keurt zijn gedrag niet goed: ‘wie in goddelijke beschikking gelooft, gelove ook in het vaderland’ en ‘onze reis moet innerlijk zijn’. De zaken gaan uitstekend, Joachim doet veel aan sport, maar weet eigenlijk niet zo goed raad met zijn leven.
Na een gesprek met zijn moeder, die een wat mistroostige kijk op de wereld heeft, gaat Joachim nadenken over de zin van zijn leven. De plotselinge dood van een katje geeft hem het inzicht dat ‘er geen andere zekerheid blijft dan onze ondergang’. Hij probeert zich te verdrinken, maar zwemt ’s ochtend toch weer terug naar de kust. Zijn Griekse vriend Orax raadt hem aan te trouwen om rust te vinden. Dan pas gaat Joachim naar zijn bruid.
Suzanna is zo statig en mooi dat hij meteen verliefd op haar wordt. Van zinnelijkheid is bij haar echter niets te merken. De huwelijksnacht is dan ook een vreemde ervaring, en Joachim huilt als hij haar bezeten heeft zij troost hem als een moeder, ‘mijn jongen toch’, zegt ze. Joachim is gelukkig, maar het was alsof hij ‘met de schoonheid zelve leefde, niet met een vrouw’. Als Suzanna na vele weken nog niet zwanger is, haat hij opeens haar volmaaktheid die nu ook met onvruchtbaarheid blijkt samen te gaan.
Op een nacht maakt het paar ruzie tijdens hevig onweer. Joachim ziet in dat hij haar bezit is. Om alles te ontvluchten stort hij zich op zijn werk en gaat zij zich met liefdadigheid bezighouden. Wanneer Suzanna op een keer een scène maakt omdat hij te lang met hetzelfde meisje heeft gedanst, noemt hij haar een hoer, ‘in een ogenblik van droeve helderziendheid’. Sinds zijn zelfmoordpoging in zee weet Joachim dat hij zijn leven moet aanvaarden en zijn lot moet dragen. Volgens hem is de voortplanting de enige reden van het bestaan. Hij wordt ernstig ziek, maar geneest. Daarna wil hij weg en vertrekt voor zaken naar Babylonië.
In dit land leert Joachim twee wijze mannen kennen, Nabu (in Israël Salomon genoemd) en Akkad (in Israël Seth). Ze zijn raadgevers van de koning, die Babylon als vaderland hebben gekozen. Ze voeren lange gesprekken die echter nooit de bestemming van de mens, het geloof of de goden tot onderwerp hebben. Joachim koopt een huis met een grote tuin in Babylon. Suzanna reist naar hem toe.
Hun huis wordt opengesteld voor allerlei, maar voornamelijk Joodse mensen. De dichter Daniël is een speciale protégé van de altijd moederlijke Suzanna. Joachim vindt het prima dat ze zo het volmaakte huisgezin spelen ten dienste van de gemeenschap; zo kan hij tenminste alleen zijn. Wel valt hem en Daniël het kleverige gedrag van Akkad en Nabu tegenover Suzanna op.
Op een hete middag, wanneer de tuin gesloten is voor niet-huisgenoten, ontstaat er grote consternatie. Nabu en Akkad vertellen Joachim dat zij Suzanna met een jongeman hebben betrapt, achter in de tuin. In werkelijkheid hebben ze Daniël bij haar zien wegrennen, op grond waarvan zij haar chanteren: óf zij laat zich ter plekke nemen door de twee ouden, óf zij zorgen dat zij sterft wegens overspel, hetgeen geheel volgens de wet is. Met twee getuigen kan Joachim ook weinig aan de zaak veranderen en moet Suzanna de volgende dag onthoofd worden. Het interesseert Joachim ook niet zozeer of ze nu wel of geen overspel heeft bedreven, maar hij gruwt wel van de manier waarop ze moet sterven.
Op weg naar de terechtstelling schrijdt Suzanna fier als een heldin door de verzamelde menigte en zingt ze met geheven hoofd lofzangen voor de Heer. Het publiek gooit met modder en scheldt haar uit voor hoer. Joachim die zo dapper is met haar mee te lopen, wordt eveneens beschimpt. Vlak voor het vonnis geveld wordt, weet Daniël te bewijzen dat de getuigenis van de twee ouden vals is. Suzanna wordt op vrije voeten gesteld, maar Nabu en Akkad zullen in haar plaats worden opgehangen. Eenmaal thuis krijgen Joachim en Suzanna ruzie omdat Joachim zijn vrienden nog een keer wil zien, om afscheid van ze te nemen. Zij vindt dat Joachim haar daarmee haar deugd verwijt, maar hij vindt dat de deugd met verstand gebruikt moet worden.
Als vergelding voor wat Nabu en Akkad hem hebben aangedaan (het leven van Suzanna hebben bedreigd, zijn eigen leven veranderd en bedorven), vraagt Joachim hun de som van hun wijsheid. Akkad blijkt te emotioneel en wanhopig. Hij valt dronken in slaap. Nabu geeft Joachim de raad door hoog en laag te gaan, niets te verwerpen en weinig te aanvaarden. ‘Vrees niets dan de vrees.’ Akkad wordt gehangen als een zak meel, Nabu’s laatste woorden tot de verzamelde menigte zijn:’Gij sukkelaars’.
Joachim en Suzanna vertrekken na al deze nare gebeurtenissen uit Babylon. De Deugd van Suzanna is haar al vooruit gereisd. Ze is al beroemd als ze in haar dorp aankomt. Er wordt een zuil ter ere van haar opgericht en Suzanna richt zich vanaf dat moment nog slechts op prediking van de kuisheid. Joachim is daarbij onmisbaar omdat hij degene is voor wie zij haar offer heeft gebracht. Joachim ontvlucht steeds vaker zijn taak als ‘onderdaan van de koningin der kuisheid’ en gaat liever zelf op reis. Zo verlopen dertig jaar. Suzanna wordt oud met gratie en waardigheid. Joachim vindt zijn genoegen onder de ouden van geest en simpelen van hart. Wanneer hij op een dag terugkeert van een reis, blijkt zijn vrouw ziek te zijn. Velen komen haar aan haar sterfbed bezoeken. Hij voelt liefde voor haar wanneer zij sterft, maar hij verlangt opeens hevig naar de Messias.
Joachim staat nu aan het eind van zijn leven. Hij vraagt niet meer waarom hij leeft, maar zoekt naar ene rechtvaardiging voor zijn eigen leven. In zijn jeugd heeft hij zich aan heet joodse geloof vastgeklampt. Het geloof heeft hij echter losgelaten toen hij zag dat allerlei verschillende volkeren met dezelfde zekerheid hun opperwezen aanbaden. Daarna heeft hij zich op het verstand, de ratio gericht; vervolgens op de schoonheid. Zijn hele leven heeft hij rond de schoonheid gedraaid zonder te ontdekken hoe hij haar kon gebruiken: zij bleek een onvruchtbaar levensdoel. Ook Suzanna heeft een vergissing begaan door zich enkel op de Deugd te richten. ‘Leer van uw eigen dwaasheid,’zegt Joachim, ‘maar denk nooit dat Gij de waarheid vast hebt. Het is telkens een nieuwe leugen.’ Hij raadt aan om de beste leugens eruit te zoeken en zich daaraan te houden, en nooit de moed te verliezen. Hijzelf heeft nooit de lengte van het geluk gekend, en hoopt dat de lezer met zijn geschiedenis geholpen wordt het wel te bereiken. ‘Het is tijd. Adieu, en levet scone.’
2. Genre
Het genre is een historische roman. Het heeft verder de opbouw van een drama: de hoofdstukken I-III geven de ontwikkeling van Joachim voor het huwelijk; IV-VI de mislukking van het huwelijk; VII-IX de tragedie in de tuin; X-XII de filosofische afronding.
3. Thema
Centraal staat de zoektocht naar een levenshouding van Joachim, die het leven uiteindelijk zin moet geven en geluk moet brengen. Joachim doet pogingen het leven te benaderen vanuit religieus en later rationeel perspectief. Als dit niet lukt richt hij zich op de liefde, het huwelijk en de zin van het leven via voortplanting. Suzanna richt zich alleen tegen de ondeugd. In het laatste hoofdstuk probeert hij de lezer van zijn leven te laten leren. Een duidelijk motief in het verhaal is de deugd.
4. Symboliek
Suzanna zelf is het symbool van de deugd. Door de trouw te blijven aan haar man na het voorval in de tuin en door de manier waarop zij haar leven deugdzaam leidt.
De tuin zelf is ook symbolisch de plaats van het ‘overspel’. Voordat er sprake is van dit voorval zegt Joachim wanneer hij een huis koopt in Babylon: ‘Het zou de tuin van Joachim worden, een bijwoord van schuine toespelingen en bedenkelijke grappen bij drinkgelagen om daarna, te allen tijde, te zijn het symbool voor het laatste bolwerk der deugd, de maagdenschans, de oninneembare veste der zuiverheid’ (blz. 76).
5. Structuur
Het verhaal is niet geheel chronologisch verteld. Op de dag van Suzanna’s begrafenis begint Joachim met het opschrijven van zijn levensverhaal. In het middengedeelte verlopen de gebeurtenissen chronologisch. Het einde speelt weer in het nu van de oude Joachim en sluit tevens aan op het begin.
In het middengedeelte komen veel vooruitwijzingen voor, zoals: ‘lange jaren voordat de rechters en het opgehitste gepeupel van Babylon de kuise Suzanna veroordeelden en scholden voor het laagste wat zij kennen en verafschuwen, heb ik, haar man, deze vrouw in een ogenblik van droeve helderziendheid en geheel kalm “hoer” genoemd’ (blz 58). Van flashbacks wordt geen gebruik gemaakt.
6. Personages
Het is het verhaal van één persoon, Joachim. Hij is een rijke, filosofisch ingestelde handelaar die veel reizen heeft gemaakt. Hij ziet er knap uit, maar valt altijd in het niets vergeleken met Suzanna. Door zijn reizen is hij wijs en geleerd geworden maar daar loopt hij niet mee te koop. Hij is vrij introvert.
Iedereen prijst hem gelukkig: hij is rijk en heeft de mooiste vrouw op aarde, toch is hij ongelukkig. Hij zegt nooit van Suzanna gehouden te hebben, hij was echter verliefd op haar schoonheid. Door Suzanna verandert hij door het verhaal heen in een ‘bijfiguur’ van Suzanna (de personificatie van de Deugd).
Suzanna is erg mensenlievend en stelt haar eigendommen ter beschikking aan iedereen. Joachim trouwt met haar. Wanneer blijkt dat zij onvruchtbaar is, ziet Joachim haar plotseling met andere ogen. Ze heeft graag veel mensen om haar heen en staat graag in het middelpunt van de belangstelling om te opperen hoe trouw ze haar echtgenoot geweest is.
Ze is meer een moeder dan een vrouw voor Joachim. Haar levenshouding is eenzijdig op de deugd gericht.
Joachim heeft een veel rijkere gedachteleven, hij probeert allerlei levenshoudingen uit: religieus, verstandelijk, op schoonheid en op liefde gericht. Nabu en Akkad (oude, wijze vrienden van Joachim) kunnen hierover discussiëren met Joachim, doordat zij een andere benadering hebben op de levenshoudingen van Joachim.
7. Tijd
Het verhaal speelt zich af ten tijde van het oude testament, zo’n 500 jaar voor Christus.
De vertelde tijd bedraagt ongeveer een mensenleven. Het verhaal begint rond Joachims 15e jaar en eindigt na de begrafenis van Suzanna, wanneer Joachim al een oudere man is. de verteltijd is 151 bladzijden.
Er is sprake van tijdsverdikking en –verdunning. Er wordt vrij veel vertelt over de eerste tijd van het huwelijk, Suzanna’s begrafenis en aan het voorval in de tuin, maar er wordt vrij weinig vertelt over de periode hierna. Er wordt dan een periode van dertig jaar in enkele bladzijden beschreven.
8. Perspectief en vertelsituatie
Er is een ik-vertelsituatie, met Joachim in de hoofdrol. Hij staat immers centraal in het boek. Opvallend is dat Joachim zich zeer vaak direct tot de lezer richt. Hij schrijft het verhaal ter lering, zodat de lezer er een les uit kan trekken. daar gaan de laatste slotpagina’s vooral over. Hij eindigt dat ook met een raadgeving en aan de ‘onbekende lezer’ en een groet.
De gedachten van Nabu en Akkad – Suzanna schijnt er weinig meningen op na te houden – worden via Joachim doorgegeven: zijn oordelen en eventuele vooroordelen zijn dus overal op de achtergrond aanwezig.
Omdat de verteller niet neutraal is, kan het perspectief onbetrouwbaar zijn. Dit wordt nog eens versterkt doordat de lezer net als Joachim niet te weten komt wat er in de tuin is gebeurd.
9. Ruimte
Ruimte speelt niet zo’n grote rol in dit boek. Joachim heeft vele reizen gemaakt over de wereld en komt zelf uit Israël. Babylon speelt in het verhaal wel een grote rol, omdat Suzanna in Babylon tot symbool van de Deugd is uitgegroeid. Vanaf die tijd kon Joachim alleen maar in haar schaduw leven en kreeg hij ook de naam van de plaats waar háár deugd was aangetoond.
10. Taalgebruik en stijl
Het taalgebruik is ouderwets en heeft een beetje een statige zinsopbouw.
Tekstbeleving
Het verhaal was allereerst niet altijd gemakkelijk te lezen. Het taalgebruik was vrij ouderwets en soms moeilijk te begrijpen, daar moest je echt proberen om ‘doorheen’ te lezen. Joachim laat je door de ik-vertelsituatie echt meelezen met zijn gevoelens en gedachten. Deze zijn alleen vaak van filosofische aard en sommige stukken moest ik wel twee keer lezen om te begrijpen. Maar dat was niet zo heel erg, omdat ik het taalgebruik af en toe ook leuk vond om te lezen. Het is eens wat anders dan het huidige Nederlands dat je nu alleen nog maar in moderne Nederlandse boeken leest.
Het verhaal zelf is wel vlot te lezen, de verteltijd is namelijk vrij kort. De nadruk ligt in dit verhaal op de gevoelens van Joachim en niet zozeer op de gebeurtenissen. Het is door de ik-vertelsituatie jammer dat je alleen de gedachten en gevoelens van Joachim komt te weten, ik zou zelf na het lezen van dit verhaal graag willen weten hoe Suzanna erover denkt. Vooral omdat je als lezer bijna niets te weten krijgt over Suzanna. Dit zorgt ervoor dat je met vragen achter blijft zodra je het slot hebt uitgelezen. Het liefst zou ik een reactie hierop van Suzanna willen lezen.
Dat het verhaal uit een hele andere tijd komt, met andere normen en waarden in de maatschappij is wel duidelijk zodra Suzanna de doodstraf krijgt wanneer zij verdacht wordt van overspel. Dat is wel heel anders dan onze huidige normen en waarden in de maatschappij. Andere dingen veranderen niet. Het feit dat iedereen Joachim als een gelukkig man ziet, aangezien hij rijk is en getrouwd is met de schoonheid zelve, terwijl hij zichzelf heel erg ongelukkig voelt. Dit klinkt voor veel mensen in deze tijd nog steeds bekend in de oren.
Al met al vond ik het wel een interessant boek om te lezen. Ik kon me goed in Joachim en het verhaal inleven. De verteltijd is vrij kort, waardoor het verhaal vlot gelezen kan worden.
Achtergronden
Marnix Gijsen is het pseudoniem van Jan-Albert Goris (1899-1984), geboren te Antwerpen. Na een strenge katholieke schoolopleiding werkte hij enkele jaren bij het uitgeversbedrijf ‘De Standaard’ en daarna als verslaggever van de Antwerpse Olympiade van 1922. Na zijn diensttijd promoveerde hij in 1925 in de geschiedkundige en zedekundige wetenschappen. Tot 1939 vervulde hij in België allerlei officiële functies. Vanaf 1939 verbleef hij in New York, waar hij o.a. als professor aan de universiteit werkte. Gijsen behoorde tot de expressionistische dichters van de groep ‘Ruimte’. Hij debuteerde rond 1920 met expressionistische gedichten, publiceerde rond 1925 humanitair gerichte poëzie in de bundel ‘Het huis’. Versmaat en rijmschema’s worden op vrijmoedige wijze gehanteerd. In de jaren dertig was Gijsen op velerlei gebied productief: essays en reisverslagen verschenen o.a. in ‘Odysseus achterna’ (1930) en ‘Peripatetisch onderricht’ (poëziekritieken, 2 delen, 1940-1942)
Vanaf 1941 schreef hij vele romans en verhalen. Hij vertelt nuchter en zakelijk, vol spot, ironie en cynisme. Veel voorkomende thema’s zijn: de jeugd en de vaak ongunstige invloed van een bepaalde opvoeding op een persoonlijkheid, en de situatie van het verkeren in een vreemd land. Hij brak definitief met de religieuze en morele waarden waarmee men hem vanaf zijn jeugd had opgezadeld en hij koos voor een rationele levenshouding die hij verwoordde in zijn verhalen en romans. ‘Joachim van Babylon’ is een afrekening met zijn verleden en met de hypocrisie en de frustraties van het verleden.
In al zijn verdere boeken vindt men de sceptische levenshouding die Gijsen zijn personage Nabu laat verwoorden: ‘Verwerp niets en aanvaard weinig. Zoek, Joachim, God in uzelf, maar maak uzelf niet tot god, want een zere tand zal u onmiddellijk belachelijk maken.’


REACTIES
1 seconde geleden