Verwerkingsopdracht 1
Ik kom terug van Adriaan Van Dis
Titelverklaring
De titel heeft te maken met de moeder van de ik-persoon (Adriaan van Dis zelf). Ze gelooft in de reïncarnatie en op de allerlaatste pagina van het verhaal, als ze al is gestorven komt ze terug.
“De balkondeur zwaaide open, mijn moeder kwam binnen, lenig en rijzig. Ze droeg tuinkleren, haar knieën glommen van het gras. Ze liep naar haar stoel, vouwde haar zuilen van benen over elkaar, griste mijn aantekeningenboekje weg en las de eerste bladzij... ‘ we stonden tegenover elkaar, mijn moeder en ik’ ze knikte”.
Ze kwam terug na haar dood om de laatste zaken af te ronden. Ze had eerder al gevraagd of ze alles in haar flatje wilden laten zoals het was, zodat, als ze zou terug keren, ze makkelijk de weg kon vinden.
“straks zal mijn lichaam geen schaduw meer hebben, maar toch ben ik aanwezig. Ruim de flat niet op, verschuif niets, want ik kom terug, laat alles zoals het is, minstens een week, anders verdwaal ik.”
Hier zegt ze letterlijk: ik kom terug.
Het is ook wel logisch dat die titel slaat op de moeder, want zij is de gene die verhalen verteld over vroeger, over de oorlogen die ze heeft meegemaakt, over haar tijd in Indonesië waarbij ze ook een beetje ‘terugkomt’, aangezien ze altijd heel afstandelijk was en nooit iets vertelde over haar jeugd.
Het boek heeft twee motto’s.
De eerste is: You must sacrifise your family on the altar of fiction - David Vann
Dit is logsch te verklaren, aangezien Van Dis zijn moeder opoffert voor dit boek, door haar een deels fictief personage te maken. Hij schrijft haar verhalen op en beschrijft haar zoals ze echt is, met de driftbuien en de drang naar dood er bij.
De tweede is: All sorrows can be borne if you put them into a story or tell a story about them – Karen Blixen
Dit gaat ook over het feit dat iedereen een verhaal kan worden, ook als het deels waargebeurd is.
Personages
Adriaan (de ik-persoon)
De ik-persoon van het boek is Adriaan Van Dis, die ook de schrijver is van het boek. Hij is het niet gewilde kind in de familie en derde kind, eerste zoon. Hij is schrijver en had een hekel aan zijn vader, die hem regelmatig sloeg. Hij woonde een tijd in Parijs tot het te duur was en hij terugging naar Nederland, waar zijn moeder in een verpleeghuis zat en dood wilde. Ze begon hem vaker verhalen te vertellen die hij opschreef om een nieuw boek van te maken. Hij en zijn moeder sluiten een deal. Hij krijgt verhalen over vroeger en hij zorgt voor een zelfmoordpil.
“we zwoeren samen, ik zou haar een papieren leven geven, of nog beter, een nieuw leven. Een leven waarin ze weer goed kon lopen, haar lippen kleurden, wijde rokken droeg of haar vuurvaste mantelpakken. Een dansende moeder wilde ik opvoeren, een knokkende moeder. De sterke vrouw uit mijn jeugd, ‘nog een leven erbij,’ – ze gromde tevreden- ‘maar ik wil er wel iets voor terug: voor wat hoort wat.’ ‘ik zal alle boodschappen voor je doen, de keukenvloer dweilen...’ ‘pillen. Jij een verhaal, ik een pil’”.
Dit stuk staat ook op de achterflap en het weergeeft een groot deel van het verhaal. De moeder belt hem vaak met zomaar een verhaal, hij mag geen vragen stellen want dan word ze afgeleid of boos en stopt ze, en na ieder verhaal vraagt ze of hij al een dokter heeft gevonden die haar wil afmaken of of hij al pillen heeft gevonden. Hij zorgt voor zijn moeder en komt vaak bij haar langs, ook al snauwt ze vaak naar hem en maken ze vaak ruzie. Hij wil deels de afstand die er vroeger tussen hen zat kleiner maken, ook al lukt dat niet heel goed. Daarbij is hij ook de schrijver van het boek. Het is een soort biografie, maar dan in romanvorm. Hij is een karakter uit het boek en omdat hij de ik-persoon is leer je hem goed kennen.
Marie van Dis (moeder)
Marie van Dis is de moeder van Adriaan en is een karakter, een hoofdpersoon. Ze heeft oorlogen mee gemaakt en heeft een lange tijd in Indonesië verbleven. Dat heeft haar hard gemaakt, een echte vechter. Ze is opgegroeid op het platteland, maar liep wel altijd rond in witte kleding. Met haar man Just, die ze in Indonesië leerde kennen hebben ze de Tweede Wereldoorlog mee gemaakt. Aan haar zoon, tegen wie ze altijd heel afstandelijk was, vertelt ze verhalen over die tijden. Maar ze houdt iets achter: ze wil niks loslaten over de jappenkampen. Ze gelooft in reïncarnatie en spiritualiteit. Toen haar man overleed, moesten ze op een grondige manier het huis reinigen om zijn slechte energie en ziel te verjagen.
"een maand na de dood van mijn vader hield mijn moeder een grote schoonmaak. Zijn geur moest worden weg geschrobd, zijn geest verjaagd. Ze zeulden zijn matras van zijn ziekenbed naar buiten en gaf hem er stevig van langs met een mattenklopper. Scheerkwast, nagelborstel, tandenborstel, klerenborstel – de brand erin. Zuiveren en de resten ervan in een diepe kuil begraven”.
Ze is heel koppig en ze wil bijvoorbeeld alleen dure koekjes en chocola van een speciale winkel. Een keer nam haar zoon koekjes van de Albert Heijn waardoor ze ruzie kregen.
“de keer daarop nam ik een paar voordeelzakken allerhande mee en rollen volkoren biscuits, houdbaar tot de Derde Wereldoorlog. ‘kijk eens wat een verassing?’ ik stalde de koeken triomfanteijk uit. Mijn moeder keek verstrooid op uit een boek: ‘die wil ik niet’. ‘volkoren, biologisch geteeld’ loog ik en liet me niet kleineren. ‘ik een geen fabrieksspul’”.
Waarschijnlijk had ze zwart haar en anders zaten ze tussen haar normale haar.
“ze plukte een haar van haar schouder. Een zwarte”
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden