Gebruikte editie voor het boekverslag
Gebruikte druk: 1e
Verschijningsdatum eerste druk: mei 2008
Aantal bladzijden: 554
Uitgegeven bij: De Bezige Bij te Amsterdam
Beschrijving voorkant
Op de witte voorkant van het dikke boek staat alleen een grote “3”
Genre van het boek
Net als de eerste twee delen van de cyclus kun je deel “3” van Jan Cremer bestempelen als een picareske roman (schelmenroman.) je zou ook kunnen spreken van een avonturenroman. Sinds zijn debuut in 1964 wordt erover gediscussieerd of je de romans van Cremer tot de literatuur kunt rekenen. Het was de reden om na het succes van zijn eerste boek naar de VS te verhuizen. En dat was weer de aanleiding voor het schrijven van dit deel 3. Dit deel bevat namelijk voor het grootste deel zijn Amerikaanse belevenissen met vrouwen, film-en popsterren, criminelen en uitgevers.
Samenvatting van de inhoud
De samenvatting van de roman zou heel erg kort kunnen zijn:
Na het verkoopsucces van zijn eerste twee delen “Ik Jan Cremer” wordt de schrijver verguisd door de recensenten, de politici en de gewone burgers. Hij neemt de wijk naar de Verenigde Staten, waar hij steeds met heel mooie en zeer geile vrouwen op -en aftrekt, op vele manieren seks-, drugs- and rock and roll- momenten beleeft, ruzie krijgt met zijn Amerikaanse uitgever, daarna de benen neemt met Jayne Mansfield (de beroemde Amerikaanse seksbom) naar Zuid-Amerika, en weer terugkeert naar Amerika om zijn ruige leventje voort te zetten.
Maar voor een leesverslag van www.scholieren.com is dat wat al te simpel. Daarom wordt bovenstaande ultrakorte samenvatting hieronder iets meer uitgewerkt, waarbij getracht wordt het taalgebruik enigszins aan te passen aan de normen en de waarden van het schoolgaande publiek. Het gevaar bestaat dat ik meteen door de schrijver als één van die puriteinse recensenten ( in de termen van Jan Cremer “een geitenwollensokkendrager met zweetvoeten”) zal worden geëtiketteerd, maar oke…..
De roman begint met een passage uit de Hunnen (van Cremer) over de geboorte van een veulen. Het gaat nogal moeilijk en wellicht heeft het te maken met het schrijven van een roman die met de geboorte van nieuw leven heeft te maken. Ook dat kost moeite, bloed, zweet en tranen.
Het eerste hoofdstuk heet “Wolf in de schaapskooi” Jan vertelt hoe hij na het succes van zijn eerste boek in Nederland werd bekritiseerd: recensenten vonden zijn boek maar niets, hij kreeg er van vele kanten van langs en mensen bedreigden hem vanwege zijn seksuele uitspattingen. Dat betekent dat Nederland te klein voor Jan is. Hij vertrekt naar Amerika waar
zijn bedje overigens niet financieel gespreid is. Het andere bedje is beter bedeeld, want Jan raakt in vele affaires verstrikt. Hij helpt, omdat hij in het begin nog wel wat geld van zijn hoge verkoopcijfers heeft vrouwen die aan de zelfkant van de maatschappij vertoeven en wordt daar vaak in ruime mate seksueel voor beloond. (bijvoorbeeld wat negerinnen-hoeren)
Dat is toch wel het doorlopende motief in deze schelmenroman. Jan Cremer wordt snel verliefd op heel mooie vrouwen die bovendien beschikken over onvermoede seksuele capaciteiten. Je kunt ook zeggen dat die vrij plastisch worden beschreven waarin borsten, billen, tepels, vagina’s op (ouderwetse ) Jan Cremerwijze worden beschreven. Wat dat betreft is er weinig nieuws onder de Amerikaanse zon. Jan Cremer brengt in de loop van het boek veel tijd door in het Chelsea hotel in New York (23rd street) dat later ook de verblijfplaats wordt van wereldsterren als Bob Dylan.
Daar doet Jan het met alleman, zij het nooit met mannen. Het heeft weinig zin namen en details van de vrijages prijs te geven in deze samenvatting, omdat je die na het lezen van enkele hoofdstukken alweer kwijt bent. Dat geldt voor het gehele verhaal: het is onmogelijk om een logische draad inde vertelling te ontdekken. De relaties die Jan onderhoudt, worden vaak ook nog door elkaar verteld. Feit is wel dat hij niet consequent is in zijn adoratie voor bepaalde types: dan weer zijn het de blondjes die het beste zijn, dan weer negerinnen, dan weer valt hij het meest voor Oost-Europese types en dan zijn er weer de bloedmooie Zuid-Amerikaanse dames. Steeds noemt hij ze het mooiste of anders weer het geilste “wijf”dat hij ooit gehad heeft. Het lijkt erop alsof hij bladzijden later niet meer weet at hij daarvoor geschreven heeft.
Er zijn wel enkele belangrijke situaties te noemen. “Ik Jan Cremer deel I” is in Nederland zo populair geworden bij een bepaald publiek, dat uitgevers in Amerika geïnteresseerd zijn in de
Amerikaanse vertaling. Jan wordt overgeleverd aan de grillen van Shorewitz die hem een wurgcontract aanbiedt. Maar de vertaling wordt aangepast aan de Amerikaanse smaak en de vertaler is bovendien zo slordig dat Jan overhoop komt te liggen met zijn uitgever. Die draait op een zeker moment de geldkraan dicht. Ook van de Nederlandse uitgever komt weinig geld binnen en Jan komt in financiële moeilijkheden terecht. Hij is dan nog steeds druk bezig met seks, alcohol en drugs te nuttigen en raakt “bevriend”met Bob Dylan, de singer/songwriter die in de zestiger jaren furore maakte met zijn protestsongs (o.a. van “Blowin in the wind”) Cremer schildert Dylan af als een naar persoon, die zijn liedjes bij elkaar steelt van citaten van anderen (o.a. natuurlijk van Cremer zelf) , veel drugs en drank gebruikt en ook de meisjes die hem adoreren gebruikt, misbruikt en weer wegsmijt. Toch lijkt het erop alsof de schrijver met het noemen van die beroemde personen koketteert met hun vriendschap: zo ontmoet hij ook The Rolling Stones, Mia Farrow, Janis Joplin, Joan Baez, Frank Zappa, de schrijver Frank O’Hara en zelfs Frank Sinatra. In vrijwel alle gevallen staan seks, drank en drugs centraal.
Om zijn boek te promoten in Amerika reist Cremer van oost naar west om ook daar in Los Angelos en Las Vegas zijn alom verslinde sekshonger te bevredigen. Dit wordt vooral beschreven in het hoofdstuk :”Hollywood Babylon.” Maar Jan keert ook weer terug naar Chelsea Hotel, room 211, waar “the party” nog altijd is . Steeds wordt hij verliefd op vrouwen die heel mooi zijn, danseres of fotomodel zijn die willen doorbreken in de grote filmwereld en bereid zijn hun dienst aan de machthebbers aan te bieden. Met enkele van hen zoals (Nico en de ballerina Perrine) heeft hij een wat langdurige relatie, waarbij hij overigens niet gehinderd wordt te profiteren van de lichamelijke capaciteiten van andere (altijd mooie) vrouwen uit zijn omgeving.
Omdat Jan financieel aan de grond zit, gaat hij in op het aanbod van Jayne Mansfield, de grote Amerikaanse seksbom van het witte doek, om haar op een tournee door Zuid-Amerika te begeleiden. Wellicht blaast Cremer zijn relatie met Mansfield tot grote hoogte op, maar dat is zijn waarheid (zie zijn motto) Hij is in Zuid-Amerika waar de filmster blijkbaar op handen gedragen wordt haar begeleider en veiligheidsbeambte, al wil hij anderen graag doen geloven alsof hij haar minnaar is. De ontvangst in landen als Venezuela, Columbia, Peru is heftig en de mannen vliegen als stroop op de blonde diva af. Die blijkt nu toch ook heel veel nukken te vertonen: wil altijd champagne van één merk (Don Pérignon) Miss Busto blijkt een vervelend mens te zijn wanneer ze teveel drank op heeft en vertoont dan liederlijke trekjes. Spannend wordt het verhaal wel wanneer ze de Zuid-Amerikaanse jungle intrekken, waar Miss Busto zich van haar beste kanten laat zien: ze is in het oerwoud een doorzetter. Ze krijgen te maken met wilde dieren die moeten worden gedood en met indianenstammen die nog heel primitief leven en van wie de mannen graag seks willen hebben met de blonde filmster. Maar Jan staat paraat en natuurlijk worden ook heel wat indianenmeisjes verliefd op de grote blonde Europeaan. In Zuid-Amerika worden Mansfield c.s. ook nog bedrogen door Zuid-Amerikaanse impresario’s die het verschil tussen kosten en baten in eigen voordeel uitleggen. Bij Jan gaat het licht uit wanneer hij een hele kom Indianendrank in één teug leegdrinkt. Hij is enkele weken kwijt in zijn geheugen. Op tijd verlaat hij de tournee en redt zich in de Nederlandse Antillen, vooral dankzij zijn vriend/schrijver en gouverneur Cola Debrot. Later krijgt hij via zijn relatie bericht dat Jayne Mansfield verongelukt is. Ze had het nooit kunnen verkroppen dat Jan haar in de steek gelaten had, het imago van Mansfield was daarna steeds verder afgebrokkeld en in 1967 was ze bij een ongeluk met een sproeiwagen om het leven gekomen. Cremer helpt mee met de mythevorming dat het ongeluk geënsceneerd was of met de mogelijkheid te opperen dat ze zelfs nog in leven zou zijn.
Nadat zijn Zuid-Amerikaanse avontuur keert Cremer terug naar New York, waar hij zijn leven met seks (nog steeds met de mooiste vrouwen) en drank en drugs voortzet. Hij komt echter in steeds grotere financiële nood terecht. Soms heeft hij een verhouding met drie vrouwen tegelijk. Twee daarvan zijn op hetzelfde moment zwanger (ja het onbeschermd vrijen moest vroeg of laat natuurlijk resultaten opleveren maar Jan is een man die zich niet wil binden. Hij weigert te trouwen, naait er verder weer gewoon met anderen op los en op die manier gaat het boek echt als de bekende nachtkaars uit. Het slot bestaat uit een spanningsloze situatie waarin hij uitgeweken is naar een plaats als cape Dod om tot zichzelf te komen. Dan bekent hij dat hij eigenlijk heel eenzaam is. Niet zo gek voor de lezer die hem steeds weer in eindeloze one night stands heeft zien verdrinken. Zonder een clou eindigt de roman.
Mijn mening
In 1964 zat ik zelf nog als leerling op een middelbare school. Op mijn eindexamenlijst voor de HBS in 1967 was het mij nog verboden om Jan Wolkers op te voeren. Ik zat op een protestants-christelijke school in een middelgrote stad in de Randstad. Natuurlijk had ik Kort Amerikaans wel gelezen, maar mijn leraar Nederlands die bovendien nog rector van de school was, wilde niets van zulke “vuiligheid”weten. Natuurlijk las ik de boeken van Wolkers toch wel. Mijn vader had niets in de gaten en zou zich er anders toch bij neergelegd hebben dat ik dit voor school moest lezen. Voor hem was echter de Bijbel heiliger. Daarna verscheen “Ik Jan Cremer” en de bom van de zestiger jaren met betrekking tot de vrijheid van seks barstte toen pas goed.
Scholieren van nu moeten wel beseffen dat de samenleving natuurlijk heel anders in elkaar zat dan tegenwoordig. In Amsterdam was er misschien veel aan de hand, maar de sfeer in de rest van Nederland was toch nog vrij rustig.( “Toen was geluk heel gewoon.”) Het stickies roken kwam langzamerhand op andere scholen dan in Amsterdam tijdens feestjes in zwang, maar wie dat op mijn school deed, was toch nog wel bijzonder en in de schoolpauzes werd er aardig over zo’n meijsje of jongen geroddeld. De Vietnam-oorlog was bij een deel van ons onaanvaardbaar vooral dankzij een optreden van Boudewijn de Groot op school.
Waar ik de literaire capaciteiten van Wolkers wel kon inzien, ook al vond mijn leraar dus van niet, kreeg ik toen al (in 1967 schat ik ongeveer) rode oortjes toen ik het eerste boek van Jan Cremer las. Ook dat deel bevatte een aaneenschakeling van seksavonturen en hoewel rode oortjes soms een gelukzalig gevoel teweeg kunnen brengen, vond ik dat in die jaren veel te ver gaan. Ook was ik niet onder de indruk gekomen van de literaire kwaliteiten van het boek. Aan deel II ben ik niet meer toegekomen, omdat o.a. Willem-Frederik Hermans, Wolkers, Claus, Mulisch mijn volle aandacht kregen.
Nu deel III verschenen is en ik als recensent voor scholieren.com werkzaam ben, dacht ik dat het tijd was om te lezen wat macho Jan anno 2008 zou schrijven. En eigenlijk heb ik geen verschil gemerkt met de roman van 1964. Die ben ik natuurlijk qua inhoud helemaal vergeten, maar datgene wat ik had overgehouden in mijn herinnering waren de seksuele avonturen van de hoofdpersoon. Ik heb ze mijn beide (inmiddels volwassen geworden) dochters nooit laten lezen, sterker nog, die wilden het boek niet eens lezen: “Veel te dik en achterhaald”.
Na 100 bladzijden in Deel III gelezen te hebben was ik het eigenlijk al zat: opnieuw beschreef Cremer, maar nu na 40 jaar, zijn lotgevallen op seks- , drank - en drugsgebied. De hoofdfiguur blijkt nog altijd over een enorme potentie te beschikken ondanks de grote hoeveelheden drank en drugs die hij tot zich neemt, omringt zich nog altijd met de mooiste vrouwen die bovendien heel wat capaciteiten en wensen op seksgebied hebben. Zo schrijft Cremer over dubbele penetraties, spuitend klaarkomende vrouwen, veelvuldig voorkomende orgasmes) waarbij je als lezer toch snel een minderwaardigheidscomplex kunt oplopen. Jan voelt zich een God (en niet in het diepst van zijn gedachten) of minstens de zoon van … (zijn initialen zijn niet voor niets JC) De lezer is toch niet meer dan een Lulletje Rozewater of Lampekap. Dat gold misschien voor die bijzondere jaren ’60, maar
inmiddels een paar duizend boeken verder durf ik wel te stellen dat ik de boeken van Jan Cremer leesvoer (maar voor wie anno 2008?) maar zeker geen literatuur vind. Met dat oordeel zal ik wel als “een pennenlikker worden versleten” zoals de recensenten in 1964, maar anno 2008 voegt het verhaal van Cremer over zijn avonturen in Amerika en Latijns-Amerika niets toe aan de literatuur van de 21e eeuw. Zijn werk doet zich voor als een “historische roman” zegt Max Pam in zijn recensie in HP/De Tijd. Dat klopt. want de literatuur heeft zich (zelfs in Nederland) tot meer ontwikkeld dan een verzameling seksanekdotes. Daarmee geeft het boek een m.i. overtekend beeld van de zestiger jaren. Ik ken zelf geen mensen in mijn omgeving die hetzelfde hebben meegemaakt en op papier hebben gezet als Cremer. Het is overigens heel verwonderlijk dat Cremer met zoveel vrouwen zonder condoom seks heeft, geen geslachtsziekte heeft opgelopen. Weliswaar bestond AIDS in die jaren nog nier, maar het zo veelvuldig vrijen met zoveel verschillende ook promiscue vrouwen, moet toch menig man een SOA hebben opgeleverd. Maar Jan Cremer loopt die niet op. Het is de vraag of de babyboomer van de jaren ’50 het verhaal van die dekselse Jan nog kan pruimen.
Ik verwacht ook dat niet veel leerlingen van het voortgezet onderwijs anno 2008 zich zullen overgeven aan het lezen van deze dikke pil (550)over de seksavonturen van Cremer. (Voor hen geldt immers “who the f*ck is Cremer? ) De literaire waarde is gering: de tijd die je erover doet om het boek te lezen is lang. Een kritische redacteur had meer dan de helft van de inhoud geschrapt (een orgasmesje meer of minder doet er niet toe) en misschien hadden er wat meer literaire lijnen die het verhaal overzichtelijker hadden kunnen maken, worden aangebracht.
Ook wat tips voor de docenten Nederlands op de middelbare school van nu:
- Verbied je leerlingen niets, want de historie heeft bewezen dat allerlei verboden op dit gebied averechts werken. Hoewel…. te jonge leerlingen kun je het natuurlijk wel gewoon verbieden om op de lijst te zetten.
- Raad het leven van deel III wel af: leerlingen kunnen hun tijd immers veel beter besteden en dat advies zullen ze wel ter ore willen nemen. Ik kan me niet voorstellen dat ze verder zullen lezen dan blz. 100.
- En ja, hoe gaan we dat overhoren op een mondeling schoolexamen?
- Ik zou geen vragen stellen over de inhoud (u moet het boek namelijk niet lezen en u geeft dat ruiterlijk toe aan u leerlingen)
- Laat een leerling vertellen waarom ze het op de lijst heeft gezet en dan maar hopen dat het geen meisje is. Voor je het weet, word je na zo’n schoolexamen beschuldigd van seksuele intimidatie omdat je te persoonlijke vragen hebt gesteld. Maar ja, als je het boek doodzwijgt, hebben leerlingen het idee dat ze “genaaid” worden, omdat de leraar er niets over gevraagd heeft. ( 500 bladzijden voor niets gelezen en dat zullen ze je niet in dank afnemen)
En tenslotte, excuses voor het af en toe wat ruige taalgebruik van deze recensent. Die heeft ongetwijfeld in de ogen van Cremer zelf (blz. 11) zijn recensie gescheten in een bedompt hokje door een aan constipatie lijdende rancuneuze kneus en afgedankte schoolmeester. Intolerant tuig van d e richel dat het liefst meteen weer aan de boekverbrandingen en kruisigingen van schrijvers van onwelkome literatuur zou beginnen. Nou ja, dat moet dan maar.
De aangeleverde flaptekst
Jan Cremer geeft in dit derde en opzienbarende deel van zijn romancyclus een eerlijk, rauw en openhartig verslag van de keerzijde van het grootste succes dat de Nederlandse literatuur in de jaren zestig heeft gekend.
Ik Jan Cremer Derde Boek is het verslag van hoe Jan Cremer in de onderbuik van New York en Hollywood belandde en onlosmakelijk verbonden raakte met het turbulente leven en het soms duistere nachtcircuit aldaar. Het grote succes van zijn eerste roman had van Jan Cremer een miljonair gemaakt, maar zijn Amerikaanse uitgever, belust op winst, wilde de vertaling aan de Amerikaanse markt aanpassen en eiste dat de toen nog maar vijfentwintigjarige auteur daaraan meewerkte. Hij raakte in oorlog met de uitgeverij en ontsnapte met Jayne Mansfield naar Zuid-Amerika.
Titelverklaring
De titel hoeft geen nadere uitleg.
Structuur en/of verhaalopbouw
De roman is opgebouwd uit een tiental getitelde hoofdstukken. De titels worden in de rest van het hoofdstuk wel ter sprake gebracht: “De wolf in de schaapskooi” “Hollywood Babylon” ‘Miss Busto “ “Sad Eyed lady”, The horse killer” of “De rode boot”
Deze zijn weer onderverdeeld in een groot aantal korte genummerde subhoofdstukjes.(in totaal 270) De lijn van het verhaal wordt vrijwel chronologisch verteld. Een enkele keer wordt een flashback ingebouwd uit het meestal Nederlandse verleden van de auteur.
Gebruikt perspectief
“3” is uiteraard een ikroman. De schrijver en de verteller Jan Cremer zijn vrijwel gelijk aan elkaar, aangezien Cremer zijn eigen levensverhaal vertelt. Maar er is altijd een vertekening tussen literatuur en werkelijkheid: een schrijver liegt altijd voor een beetje de “waarheid.” Dat geeft Cremer ook in zijn motto aan. Jan Cremer vertelt in d e o.v.t.: hij is dus een achterafverteller. Aan het einde van de roman staat dat hij het verhaal geschreven heeft in december 2007 in Parijs.
Motto
Cremer schrijft de roman onder het motto: Alles wat ik zeg en schrijf is de waarheid. Mijn waarheid Zo’n motto zegt natuurlijk veel. Het geeft ook aan dat je de beschreven avonturen niet helemaal letterlijk moet nemen.
Tijd van het verhaal
Nadat Cremer zijn successen in verkoopcijfers in Nederland had behaald, midden zestiger jaren, stuitte hij op vele uitingen van kritiek en protest. Hij nam de wijk naar de VS. Dat moet dus in 1965/1966 zijn geweest, maar Cremer is in zijn verhaal niet erg duidelijk in welke maanden en jaren de avonturen die hij beleeft, zich afspelen. In het laatste deel van de roman wordt het auto-ongeluk en de dood van Jayne Mansfield genoemd. Dat vond volgens Wikepedia plaats in 1967, zodat de beschreven tijd in ieder geval de jaren 1965-1967 omvat.
In 2007 (40 jaar nadat de avonturen hebben gespeeld) schrijft Cremer dit deel 3.
Plaats van handeling
Natuurlijk speelt het grootste deel van dit avontuur zich af in de Verenigde Staten. Wanneer Cremer met zijn Amerikaanse uitgever in de clinch ligt over de uitwerking van de Engelse vertaling en de afdracht van zijn royalty’s, neemt hij op uitnodiging van Jayne Mansfield de wijk naar Zuid-Amerika. Daar beleeft hij een aantal spannende avonturen o.a. bij Indianenstammen in de jungle. Eigenlijk het enige leuke deel van de roman.
Het Amerikaanse avontuur speelt voornamelijk in New York (Chelsea hotel) Maar ook moet Jan voor de promotie van zijn boek naar de Westcoast, waar hij in Hollywood andere prominente personen ontmoet.
Thema, motieven en interpretatie
Seks in alle varianten
Seks
Seks
Seks
Etc.
Etc
Etc
Drugs
Drugs
Drugs
Etc.
Etc.
Alcohol
Alcohol
Etc.
En ja die eenzaamheid van Jan……
Recensies
In nogal wat dagbladen en of tijdschriften wordt deel III van Ik Jan Cremer beoordeeld.
Een aardige maar vrij negatieve recensie schrijft Max Pam in HP/ Tijd op 6 juni 2008.
Cremers escapades met Jayne Mansfield vormen de hoofdmoot van het boek, maar ook op de pagina’s waar het even niet over Jane gaat, spelen de vrouwen een hoofdrol. Niet zelden hebben zij een roze spleet, zijn ze gewillig en bezitten zij zaadvragende ogen. De mannelijke lezer zal misschien denken: waarom kom ik dat soort wijven nou nooit tegen? Het antwoord is eenvoudig. Jan is in alle opzichten geweldig en de lezer is een lul. Daardoor maakt het boek hier en daar een beetje een ouderwetse indruk. Wat in 1969 nog behoorlijk geil, gewaagd en opwindend was, is nu al weer gewoon. Zo verhaalt onze held over het fenomeen van de double penetration, het standje waarbij de vrouw tegelijkertijd zowel vaginaal als anaal wordt benaderd. Maar dat is in de pornowereld al lang weer passé. Inmiddels zijn wij far beyond triple penetration.
Maar ik geef toe: eigenlijk zou je Ik Jan Cremer 3 moet lezen als een historische roman. Meer dan ooit toont Cremer zich een jongen van de gestampte pot, en je mag hopen dat zijn publiek net zo onveranderd is gebleven als de schrijver zelf. Het is machtig je voor te stellen dat Cremer op zijn honderdste nog altijd die onkwetsbare superman zal zijn, die geile vrouwen om zijn vinger windt. De nieuwe roman leest natuurlijk weer als een hogesnelheidstrein die met schril gefluit de tunnel binnendringt, maar ik geef toe dat ik mijzelf er ook wel eens op betrapte snel door te bladeren als de auteur de pagina’s weer lag vol te pompen.
Op het gevaar af zelf te worden uitgemaakt voor een pennenlikker met zweetvoeten, waag ik het erop vast te stellen dat Ik Jan Cremer 3 niet zijn beste boek is (/i>.
Ook Jeroen Vullings in Vrij Nederland is op 14 juni 2008 niet lovend.
Dat Ik Jan Cremer Derde Boek nu pas verschijnt, tweeëntwintig jaar na het tweede deel van deze semi-autobiografische schelmenroman, is aanvechtbaar. Made in USA (1969) leest al als het slotdeel van het Ik Jan Cremer-drieluik. Made in USA was nog verfrissend in die vrije, blije tijd van verschijnen: door een gulle collectie kiekjes van (vrouwen)borsten en billen en door een kennismaking met de Amerikaanse popcultuur.
J.C. Derde Boek is vooral meer van datzelfde en dat is nu, in 2008, echt een probleem geworden. Cremer blijft een goede marketeer, maar zijn product is hopeloos achterhaald geraakt. Een alternatieve titel was geweest: Saaie seks. Cremer heeft een hele grote, schrijft hij, de vrouwen bieden zich in rotten tegelijk aan, en dan: 'Ik schroefde mijn paal diep in de natte spelonk.'
Door de dominantie van de beeldcultuur zijn de eendimensionale plaatjes er in overvloed. En dat is precies wat de reliëfloos schrijvende Cremer biedt. Wel bedacht hij een list. Dit boek, zegt hij in het motto, is 'mijn waarheid' - een vrijbrief om de jaren zestig te annexeren. Allerlei beroemdheden heeft hij, blijkt thans, creatief op weg geholpen; iedereen kent hém. Oppervlakkigheid daarbij is troef: Jagger en Delon zijn dwergen, Bob Dylan: een zak.
Cremers enige stijlfiguur blijft de hyperbool. Gaat-ie Chinees eten, ruikt hij gelijk 'mystieke geuren'. Ligt hij te 'vozen', heeft ze een 'sissende kittelaar'.
In NRC /Next van 2 juni 2008 schrijft Aaft Brandt Corstius : Dit weekeinde was ik in de boekhandel en daar lag in enorme stapels Ik Jan Cremer Derde Boek. Ik kocht het. Misschien zou het jeugdsentiment oproepen. Na vijftig bladzijden, waarin Jan een legioen pronte vrouwen ontmoet die van alles kunnen met colaflesjes, onder wie eentje met de naam Booby Banana, en hij aanbeden wordt vanwege Ik Jan Cremer, had ik het gehad met Jan. Wat een saaie man, met al zijn geneuk en ge-opschep over zijn eerste boek, dat hij steeds ‘de onverbiddelijke bestseller’ noemt. Ja, dat weten we nou wel, Jan!
Ook op 2 juni 2008 schrijft Maarten Moll in het Parool 'Parijs, december 2007' staat op de laatste pagina, wat de indruk wekt dat hij vorig jaar dit boek beëindigde. Maar het is alsof Cremer in die veertig jaar als schrijver geen ontwikkeling heeft doorgemaakt, wat het boek een ouderwets karakter geeft. Nog steeds hanteert Cremer een beperkt, harkerig idioom. Hij is steeds 'smoorverliefd', wacht vaak 'met kloppend hart' situaties af, negers zijn 'gitzwart', en dure jassen zijn altijd 'camelkleurig'. En de seksscènes zijn ook geschreven in de taal van veertig jaar geleden. Er is sprake van de clitoris van een 'hyena', 'robuuste schaamlippen', 'spuitend geil', een 'oververhitte speer', en een 'vochtige vleespoort'.
Kortom; Jan is nog steeds de man, ondanks wat tegenslag af en toe. Maar hij maakt met dit spierballenproza veel minder indruk dan in 1964. En waarom Cremer een contract met zijn Amerikaanse uitgever heeft getekend dat een wurgcontract blijkt, wordt niet duidelijk. Soit. Vreemd is wel dat Jan Cremer in de jaren zestig al de naam Miss Piggy laat vallen, terwijl dat Muppetkarakter toen nog niet op televisie was verschenen. Ook ontmaskert hij Mick Jagger in de jaren zestig al als een geldwolf, en weet hij meer van Dylan dan Dylan toen zelf kon weten. In deze passages lijkt hij zich te verraden door oud materiaal wat op te smukken. Geeft niets, want het is zijn waarheid. De waarheid van Ik Jan Cremer.
Over de schrijver
Bron: website van de uitgever De Bezige Bij
Schrijver en beeldend kunstenaar Jan Cremer (1940) stamt van vaderszijde uit een familie van hoefsmeden en beroepsmilitairen uit Pruisen en Hessen, zijn moeders familie is afkomstig uit Hongarije. Korte tijd volgde hij een opleiding aan de Academie voor Beeldende Kunst in Arnhem. Als schilder kreeg hij snel erkenning met zijn peinture barbarisme', intussen reist hij veel en woont overal.
In 1964 verscheen zijn eerste roman, Ik Jan Cremer. Het boek is een soort autobiografie, een moderne schelmenroman over het woelige leven van Cremer zelf. Al eerder hadden zijn uitspraken de emoties al doen oplopen, maar bij de verschijning van 'de onverbiddelijke bestseller' was de rel compleet. In het gereformeerde Nederland van de jaren zestig werd Cremer gezien als een staatsgevaarlijk individu, een slecht voorbeeld voor de jeugd dat dierlijke driften bij zijn publiek losmaakte. Tegelijk werd hij geprezen door beroemde collega's zoals Willem Frederik Hermans.
Midden in alle hectiek vertrok Cremer naar New York, waar hij de juiste man op het juiste moment was: al snel werd hij opgenomen in de culturele incrowd met alle jonge kunstenaars, popsterren, acteurs en regisseurs van dat moment. De vertaling van zijn eerste boek verscheen en er werden in Hollywood plannen gesmeed het te verfilmen. Intussen richtte hij een poptijdschrift op en werd mede-eigenaar van de bestlopende nachtclub in Manhattan. De verschijning van de Engelse vertaling van zijn boek maakten hem tot een groot succes, dat ook zijn keerzijde kende, en waarover hij veertig jaar na dato Ik Jan Cremer Derde Boek (2008) zou publiceren.
Voor het zover was kwam Ik Jan Cremer Tweede Boek uit (1966), dat eveneens een groot succes was en wereldwijd werd vertaald. Gezien de controverse rond de aan Cremer toegekende Amsterdamse Prozaprijs 1967, bleken de reacties weer ver uiteen te lopen. Vanaf 1970 combineerde zijn werk met zijn reis- en zwerflust. Zes maanden per jaar reisde hij, de andere maanden verdeelde hij zijn tijd tussen schrijven en schilderen. Vele van zijn reizen zijn een reconstructie van de trektocht van de Hunnen onder Attila en de Mongolen onder Djenghis Khan. Cremers fascinatie met dit onderwerp leidde tot de roman De Hunnen (1983).
Van recentere datum zijn onder meer de uitgaven De wilde horizon (reisverhalen, 2003), Verloren gedichten (2004), Brieven 1956-1996 (2005, bezorgd door Hans Sleutelaar), De Cremer Tapes (autobiografie aan de hand van teruggevonden aantekeningen en interviews, 2006). In het voorjaar van 2008 verscheen, 44 jaar na zijn eerste onverbiddelijke bestseller, het nieuwe deel van de autobiografische romancyclus: Ik Jan Cremer Derde Boek. Het is een rauw en openhartig verslag van de keerzijde van het grootste succes dat de Nederlandse literatuur in de jaren zestig heeft gekend.
Bibliografie
Ik Jan Cremer 1
Ik Jan Cremer 2
Ik Jan Cremer 3
De Hunnen
Made in USA
De Cremer tapes
Sneeuw (toneelstuk)
De feestrede van schrijver Joost Zwagerman bij de publicatie van het boek
Bron : website Joost Zwagerman
Ik Jan Cremer deel 3 zou je kunnen omschrijven als Jan Cremers grote en enerverende Amerika-avontuur, met tussenstops in Londen, Venezuela, Colombia en nog zo wat plekken waar onze held voetstappen achterlaat waar vervolgens ofwel helemaal nooit meer gras ofwel het weelderigste bloemperk ter wereld zou groeien. Maar New York is de belangrijkste plaats van handeling in Ik Jan Cremer 3, en wie Jan Cremer over New York en de rest van Amerika leest, raakt plaatsvervangend buiten adem. Wat een overrompelend aantal avonturen! Wat een tsunami aan ontmoetingen met hipsters, wannabe’s, aankomende kunstenaars, uitvreters, gokkers, pooiers, hele en halve oplichters, indianen, gringo’s, laaienlichtende uitgevers, call-girls en superstars, drop-outs en messentrekkers, hippies en slikkers, weirdo’s en snuivers, wacko’s en blowers. Over Amerika zei Jan zelf destijds: ‘Vijf jaar Amerika is vijftig jaar Holland.’ Bedenk dit laatste goed voordat u begint aan Ik Jan Cremer 3. Die vijf jaar worden inderdaad beschreven, maar de rollercoaster van gebeurtenissen geeft je het gevoel alsof je in een doldraaiend tempo vijftig jaar wereldgeschiedenis – pardon: vijftig jaar Cremergeschiedenis meemaakt.
Ergens heb ik Ik Jan Cremer 3 al horen omschrijven als ‘de zoektocht naar de ideale vrouw’. Het jaar 1977 –zoals iedere Cremeriaan weet: het jaar waarop Babette op het toneel verschijnt – is nog lichtjaren verwijderd van het tijdperk dat in Ik Jan Cremer 3 wordt beschreven, maar misschien zit er iets in; misschien is de Hollandse hartenbreker en mega-veroveraar wel op zoek naar de vrouw van wier bestaan hij nog geen weet heeft: de titanische Babette, Jans ideale vrouw. Het is natuurlijk onjuist en allesbehalve in de geest van Cremer om te zeggen dat Babette het beest Cremer getemd heeft, maar misschien kan je wel volhouden dat Babette de mens in het beest beter dan welke andere vrouw heeft aangevoeld.
Stel dat het waar is, stel dat het stuwende, spetterende, stuiterende en stampende Ik Jan Cremer 3 óók in zeker opzicht een zoektocht is naar de ideale vrouw – godallemachtig, wat heeft die zoektocht dan een duizelingwekkend aantal hindernissen gekend, hindernissen in de zich tot in het oneindigende opdelende vorm van Russische vrouwen, Joegoslavische vrouwen, Italiaanse vrouwen, Zweedse vrouwen, Franse vrouwen, Latijns-Amerikaanse vrouwen, Roemeense vrouwen, New Yorkse vrouwen, geëmigreerde vrouwen en honkvaste vrouwen, forse vrouwen, frèle vrouwen, fijne vrouwen, stille vrouwen, robuuste vrouwen, stikjaloerse vrouwen, getemde vrouwen, getrainde vrouwen, getrimde vrouwen, getinte vrouwen, lichtgetinte vrouwen, nauwelijks getinte vrouwen, opvallend getinte vrouwen, subtiel getinte vrouwen, bijna onzichtbaar getinte vrouwen, zwaar getinte vrouwen en niet te vergeten de ongecompliceerd en rechttoe rechtaan zwarte vrouwen, maar ook blonde vrouwen, lichtblonde vrouwen, helblonde vrouwen, hoogblonde vrouwen, onnatuurlijk blonde vrouwen, goedlachse blonde vrouwen, verwende blonde vrouwen, van onderen delicaat en deels geschoren blonde vrouwen, geheel van onderen geschoren blonde vrouwen, kortharige blonde vrouwen met van onderen een toefje als de kuif van een fuut, maar niet te vergeten natuurlijk ook de lekker royaal van onder geheel ongeschoren blonde vrouwen, onder te verdelen in de blonde vrouwen met bijpassend blond schaamhaar, met lichtblond schaamhaar, met donkerblond schaamhaar, met net niet donker- en net niet lichtblond maar er grappig genoeg net tussenin-soort schaamhaar, met opbollend schaamhaar, met welvend schaamhaar, met verlegen naar binnen krullend schaamhaar, met brutaal uitwolkend schaamhaar, met stoppelig en dus voor de bezoekende partij lekker aan de schacht prikkend schaamhaar, met zacht en ballerina-achtig schaamhaar, met wildwoelend schaamhaar, met rossig schaamhaar, met geinig schaamhaar, met schaamhaar dat de schaamlippen verbergt maar ook met schaamhaar temidden waarvan de schaamlippen juist feestelijk uitstulpen – en over feest gesproken, al die vrouwen kun je statistisch ook weer rangschikken onder de sub-sub-sub-categorieën van de exemplaren met doezelige schaamlippen, met vrolijk-dikke schaamlippen, met Japanse mikado-schaamlippen, met huiselijk opengestelde schaamlippen, met roodgloeiende schaamlippen, schaamlippen die veel zijn gebruikt en aanvoelen als gelooid leer, kieskeurig gevouwen schaamlippen; vrouwen met –onmiskenbaar een favoriet van onze held – forse en extra large oftewel oversized schaamlippen, schaamlippen met bovenin een clitoris als van een hyena; vrouwen met gladdig natte schaamlippen of juist rulle en roomvochtige schaamlippen, maar ook met schaamlippen die de eigenares graag zelf spreidt voor onze held of met schaamlippen die zich het liefste door de bezoeker laten openpellen, waarna de bezoeker er zijn Ik Jan Cremer 8 inches or more behoedzaam en subtiel of – en dat gebeurt vele malen vaker in Ik Jan Cremer 3 – gelijk in één moeite door keihard en met de noordenwind erin kan jetsen – kortom, die zoektocht naar de ideale vrouw, die houdt wat in, lieve mensen.
Ik wil daar nog even voor de annalen aan toevoegen dat Jan Cremer ook de ontdekking van het zogenoemde spuitende orgasme van de vrouw historisch bijstelt. U weet misschien nog dat Heleen van Royen in Zomergasten van 2004 een fragment liet zien van een vrouw die zogeheten ‘spuitend klaarkwam’. Ik was dat jaar presentator van dienst, dus ik kan het weten. Wat we zagen was een vrouw die een straal vocht naarbuiten spoot alsof er vanbinnen ineens keihard en dwingend een waterstraal werd opengezet. Plas was het niet – maar wat dan wel? Wie anno 2008 op internet surft naar de daartoe geëigende sites treft daar talloze filmpjes van zogeheten squirting girls aan. Had ik daar vóór Heleen van Royen in 2004 ooit van gehoord? Ik moet bekennen: nee, ik had daar nog nooit van gehoord. Inmiddels is bekend dat in theorie een op de vijf vrouwen op die manier kan klaarkomen, en ik ga hier nu geen enquête houden en vragen ‘wie lukt zoiets? vingers graag’– maar feit is wel dat tien, twintig jaar geleden geen ziel ooit van dit orgasme had gehoord, geen ziel... behalve in één kamer van het Chelsea Hotel in New York, waar net als in de strips van Asterix een klein volkje in de vorm van één kunstenaar moedig standhield... I rest my case. In Ik Jan Cremer 3 staat over ene Melissa, een fotomodel: ‘Wijdbeens achteroverleunend, haar schaamlippen opengesperd, kwamen er dikke golven geil uit haar gleuf. Of ze spoot één stevige dikke straal, als melk uit een koeienspeen. (..) Weer bijgekomen staarde ze mij dan hijgend, rood aangelopen, gelukzalig aan. Met haar hand intussen ter verkoeling ferme petsen gevend tegen haar gloeiende kruis.’ Tot op het detail van die petsende hand zijn er inmiddels filmpjes van dit soort ‘stevige dikke stralen’ te zien, maar is Melissa hier niet de moeder aller squirting girls en was Jan hier niet getuige van de geboorte van dit tot dan toe onvermoede orgasme?
Een ander zou bij deze victorie onmiddellijk een heel boek hebben geschreven over deze gynaecologische ontdekking – maar bij Jan Cremer krijgt het hele avontuur een halve alinea, meer niet. Iedereen kan een voorbeeld nemen aan Cremers nooit genoeg te prijzen bescheidenheid.
Bij al die categorieën en sub-sub-sub-subcategorieën vrouwen ben ik aan één belangrijke categorie nog niet toegekomen, en dat zijn de beroemde vrouwen. Ook die beroemde vrouwen zijn weer te verdelen in de hierboven genoemde categorieën, maar die zal ik nu niet opnoemen, want ik wil nog veel meer zeggen over Ik Jan Cremer 3. U kent misschien de inmiddels legendarisch geworden Edie Sedgwick, u weet wel, die schoonste aller discipelen uit de claque uit de jaren zestig rond Andy Warhol en zijn Factory. Edie Sedgwick is inmiddels, jaren na haar tragische drugsdood, zelf ook een beroemdheid geworden, en ikzelf bewonder als hoofse ridder op afstand al vele jaren lang de adembenemende foto’s waar deze etherisch mooie vrouw op te zien is – maar in Ik Jan Cremer 3 wordt deze duizelingwekkend aantrekkelijke vrouw omschreven als: ‘Edie was een bijzondere meid, niet echt knap.’ Niet echt knap. Dat Edie door Jan Cremer op deze manier wordt getypeerd, geeft een indruk van het uiterlijk van de vrouwen die hij wél echt knap vond. Gaandeweg het lezen van Ik Jan Cremer 3 begin je de uitspraak uit de jaren tachtig van Kees van Kooten steeds beter te begrijpen: ‘Iedere jongen is het gegund om zich tenminste één dag in zijn leven Jan Cremer te wanen.’
Terug naar Edie en Jan. Zij waren op dezelfde dag jarig, blijkt uit Ik Jan Cremer 3, en Edie kwam dat vieren door met een fles ijskoude champagne in de hand bij Jan aan de deur te kloppen. ‘Edie en ik hadden een los-vaste maar passievolle verhouding’, staat in Ik Jan Cremer 3, en de details van die verhouding worden zodanig beschreven dat een onschuldige Edie Sedgwick-bewonderaar als ik ondanks zichzelf toch even meent te moeten mompelen: ‘Hands off, she’s mine.’ In het echt is dat vaak genoeg door tal van anderen tegen Jan Cremer gezegd, en niet door de minsten onder ons. Door Jerzy Kosinski bijvoorbeeld, die zichzelf tegenover Cremer introduceerde met de bits uitgeroepen beschuldiging: ‘Jij hebt mijn vrouw ontmaagd.’ Bij andere gelegenheden werd de prachtige zwarte vrouw Marisol heel vervelend achterna gezeten door een temende en half kwijlende Claes Oldenburg, die wij kennen als een grootheid uit de Amerikaanse pop art, maar die in Ik Jan Cremer 3 voornamelijk fingeert als meelijwekkende geilaard, en die Marisol op wie Oldenburg het heeft voorzien op het laatste nippertje wordt ontzet en gered door.... juist!
Maar de beroemdste aller vrouwen die volhardend en obsessief achter Jan Cremer aanzat was natuurlijk Jayne Mansfield. Zodra Jayne Mansfield in Ik Jan Cremer 3 haar opwachting maakt, verandert het boek van een razendspannende avonturenroman in een ronduit spectaculaire avonturenroman. Want Jayne is in alle opzichten bigger than life, en dat komt goed uit, want Jan is dat zelf ook. Het samenzijn van die twee leidt tot een verhaal dat zo doldriest wordt dat je de Hollywood-verfilming al bijna voor je ziet, zeker wanneer de twee met een hele entourage van agenten, stylistes, assistenten, bodyguards en ja-knikkers naar Zuid-Amerika afreizen: op dat moment wordt Ik Jan Cremer 3 een kruising tussen Indiana Jones, Bob Evers, Gooische Vrouwen en een fantastische vertelling van Gabriel García Márquez aangelengd met een scheut Monty Python.
Van die krankzinnige avonturen in Zuid-Amerika verklap ik niets, behalve één detail, en dat is de deel 3-variant van de wereldberoemde flipstand. Dat is het, in mijn eigen woorden, standje strijkplank. Op een dag, ze logeren weer eens in een luxueus hotel, vraagt Jayne aan Jan: ‘Heb jij het wel eens op een strijkplank gedaan?’ Cremer vertelt niet wat hij haar direct antwoordt maar in Ik Jan Cremer 3 schrijft hij wel: ‘Ik kon dat niet beamen. Wel op paarden, rijdend en stilstaand, in liften, auto’s, boten en vliegtuigen, op bioscoopstoelen, in bedden, op banken en divans, op kale vloeren en dikke tapijten, in telefooncellen, in bossen, op straat, in de trein, op hooizolders, in stallen, in kruiwagens, achter in de bus en in badkamers en toiletten – dat wel, maar nooit op een strijkplank.’
Ik weet niet hoe het met u zit, maar bij mij bleef de blik vooral haken bij ‘in kruiwagens’, waarbij ik me afvroeg wie van de twee, man of vrouw, dan in die kruiwagen zou zitten of liggen en verder of die kruiwagen dan door één van beide flipstanders op de plaats rust werd gehouden of dat de kruiwagen door één van beiden bij de handvaten moest worden genomen om zo al lopend datgene te verrichten wat Jayne Mansfield dus op de strijkplank wilde uitvoeren. Maar vooral stond ik even stil bij de zinsnede ‘op paarden, rijdend en stilstaand’. Godallemachtig. Even voor de mannen onder ons het volgende: er zijn ingrijpende en schier onmogelijke verrichtingen die wij, eenvoudige schoenlappers, niet meer hoeven te doen en ook niet hoeven te proberen of er zelfs maar over hoeven te fantaseren, omdat Jan Cremer alles al heeft klaargespeeld waar wij schoenlappers ongetwijfeld een levenslange whiplash van zouden hebben opgelopen. Zo denk ik er tenminste over als ik vanaf nu paarden zie stilstaan of paarden zie draven. Daarop hoeft het dus niet meer te worden uitgevoerd, Jan heeft dat namens het mannelijk deel van de mensheid al voor ons gedaan, waarvoor dank.
Terug naar de strijkplank. Jan Cremer beschrijft hoe Jayne Mansfield op die plank plaatsnam, die vervolgens onder haar gewicht kraakte en iets doorboog, en hoe het een kwestie was van schier bovenmenselijke acrobatiek en evenwichtskunst. ‘Het duurde even, maar toen had ik de slag te pakken.’ En: ‘Elk moment kon de plank dichtklappen onder het heen en weer deinende lichaam met de zacht schommelende borsten.’ Bij het lezen van de passage schiet de verplichte zin te binnen aan het einde van iedere aflevering van de serie Jack Ass: ‘Don’t Try This At Home.’ Een advies dat maar door één man niet hoeft te worden opgevolgd. Want hoe eindigde de strijkplank-escapade? Zo: ‘“Hier krijg ik nou een kick van,” hijgde Jayne. “Ik hou van gevaar. We doen dit voortaan iedere dag, oké?”’
Don’t Try This At Home is ook de slagzin die je te binnen schiet als Jan Cremer tips en adviezen aan de lezer geeft zodra het gaat over het beminnen en betreden van juist die beroemde vrouwen. Hoe is dat nou? werd Cremer vaak gevraagd. Het antwoord is te lezen in Ik Jan Cremer 3. Heel gewoon, is kort gezegd het antwoord. Eigenlijk net als met alle andere vrouwen. En Cremer eindigt met drie praktische adviezen, te weten: ‘Wil je anaal, ga je anaal. Wil ze dat niet, doe je het niet. Wil je het toch proberen, dan doe je dat ook.’
Het is gek, maar iets in me zegt me dat velen onder ons niet ongestraft en ongehavend wegkomen met het opvolgen van dit laatste advies.
Misschien krijgt u zo langzamerhand de indruk dat Ik Jan Cremer 3 uitsluitend bestaat uit seks, seks en nog eens seks. Die indruk is juist. Maar het wonder is dat Jan Cremer de enige is die een boek kan schrijven over uitsluitend seks, seks en nog eens seks terwijl er intussen nog genoeg ruimte overblijft voor ongelofelijk veel andere dingen. Ik Jan Cremer 3 kun je typeren met twee woorden. Die twee woorden zijn: heel veel. Er is inderdaad heel veel seks te vinden in Ik Jan Cremer 3. Maar ook heel veel avonturen die zich toespitsen op geld, wapens en kunst. Er is sowieso sprake van heel veel geld, maar ook van heel veel gebrek aan geld en ook op momenten van heel veel armoede en honger. Er is heel veel onrust. Er zijn heel veel kunstenaars over wie Jan heel veel anekdotes vertelt. Heel veel kunstenaars komen in luttele zinnen tot leven en staan vervolgens in ons geheugen geëtst. Met heel veel mensen in New York loopt het slecht af. Heel veel karakteriseringen zijn onvergetelijk, zoals bijvoorbeeld de zinnen over Andy Warhol die wij in Ik Jan Cremer 3 zien veranderen van een onbevangen jongen met zakeninstinct tot een plastic man zonder eigenschappen. De laatste zin over Warhol in Ik Jan Cremer 3 is: ‘Hij leek op een achtergebleven huls van een ster die het firmament in was geschoten.’
Dit soort prachtige karakteriseringen vind je heel veel terug in Ik Jan Cremer 3. Er is ook heel veel spot in Ik Jan Cremer 3 als de ego’s van mensen als Bob Dylan, Dennis Hopper en Joan Collins op de korrel worden genomen. En er is ook heel veel liefde die in de zinnen meetrilt zodra er mannen en vrouwen ter sprake komen die Jan Cremer voor eeuwig in zijn grote hart heeft gesloten. Eén zo’n man is Willem de Kooning, met wie Cremer in dit derde deel vaak uit drinken gaat en met wie hij op een gegeven moment op een ochtend in een diner belandt waar ze door de eigenaar worden aangezien voor zwervers zonder één dollar op zak. Wat volgt is een passage die ik nooit zal vergeten en die je niet kunt lezen zonder een brok in de keel te krijgen over die twee Hollandse lefgozers die er ieder voor zich niet over peinzen om met de eigenaar in discussie te gaan. Willem de Kooning is op dat moment op de toppen van zijn roem en is door de New York Times bestempeld als een van de grootste kunstenaars van de twintigste eeuw. Bescheiden en wel rekenen ze af, Bill de Kooning en Jan Cremer, de eigenaar achterlatend met het idee dat hij inderdaad twee zwervers accuraat zijn zaak uit heeft gebonjourd. Er zijn, kortom, heel veel passages te vinden in Ik Jan Cremer 3 die trefzeker in je hart worden gekerfd.
Er is één uitzondering te noemen op dat vele ‘heel veel’. Dat gaat over voedsel. Er wordt heel veel gegeten in Ik Jan Cremer 3, dat wel, maar anders dan bijvoorbeeld in De Cremer Tapes staat de verteller niet zo heel vaak uitvoerig stil bij datgene wat hem wordt voorgeschoteld. Dat is wel eens anders geweest. Cremerianen kennen Jans uiterst rekbare en lenige ideeën over het wel en niet nuttigen van vlees. Ik moest in dat verband bij lezing van Ik Jan Cremer 3 terugdenken aan het verhaal van Kees van Beijnum dat ik ooit las in het vriendenboek Cremer dat verscheen ter gelegenheid van Jans vijftigste verjaardag. Cremer zei ooit over zichzelf: ‘Ik heb eigenlijk maar heel weinig echt goeie vrienden.’ In het vriendenboek komen inderdaad niet zo veel echt goeie vrienden aan het woord, maar 109 om precies te zijn.
In dat vriendenboek blikt Kees van Beijnum terug op de keren dat hij Cremer interviewde. Dat gebeurde altijd in restaurants. Van Beijnum schrijft daarover: ‘Wanneer hij bij het doornemen van de menukaart kalfs- lams- of varkensvlees ontdekte, waste Jan in alle rust de oren van de onzalige, met opschrijfblokje parate man en bij voorkeur ook die van de uitbater, als die zich tenminste nog durfde te vertonen. Hoe ze zo barbaars, wreed en ongelooflijk dom konden zijn om hun clientèle dergelijk vlees voor te zetten. Ze hadden nooit een antwoord.’ En nu komt het: ‘Vervolgens, als de dampende dis op tafel kwam, sprak hij meer tot zijn bord dan tot mij, zijn tafelgenoot: “Mmmm, lekker eten, jongens.” Ik heb dat stukje meerdere malen op mijn cassetterecorder teruggehoord, (..) vanwege dat “jongens:”, die bijna mysterieuze meervoudvorm. Een verklaring heb ik er niet voor.’
Dit is natuurlijk Jan Cremer ten voeten uit. Hij kijkt niet op een tegenstrijdigheid meer of minder. En wat voor die ‘dampende dis’ geldt, geldt dubbel en dwars voor dit dampende nieuwe boek, voor Ik Jan Cremer 3. Hoe kan iemand zo barbaars en wreed zijn om zó’n boek te maken dat lak heeft aan alle ongeschreven regels en wetten van de literatuur; dat zich aan geen enkele literaire conventie iets gelegen laat liggen en dat anno 2008 smakelijk en welgedaan de kont kust van de ooit door Lucebert gemunte dames- en letterheren – ja, verdomd, hoe kan dat? En vlak nadat we ons dit in alle oprechtheid afvragen en hoofdschuddend de naam Cremer voor ons uit lispelen – vlak daarna pakken we Ik Jan Cremer 3 op, slaan het open, leggen het voor ons op tafel of op schoot, en zeggen tegen niemand in het bijzonder – misschien wel tegen het boek zelf: ‘Mmm, lekker lezen, jongens.’
En zo is het. Waarbij, als het nog even mag, één kleine toevoeging ons nog rest. We mogen hier op variëren door te zeggen: ‘Mmmm, lekker lezen, jongens en meisjes’.
Welke meisjes? Alle meisjes. Wie zijn al die meisjes? Ja, dát probeerde ik eerder al uit te leggen en op te sommen, daar is geen beginnen aan, dat laten we over aan de grote avonturier himself. Jongens en meisjes van alle leeftijden en uit aller landen: lang leve het lekkere lezen, lang leve Ik Jan Cremer 3, lang leve onze leeftijdloze Ketelbink, lefgozer en duivelskunstenaar, lang leve Jan Cremer en lang leve de strijkplank die nooit meer dezelfde zal zijn!
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
'k heb wel zitten lachen bij uw recensie die ik vooral heb gelezen om te kijken wat voor boeken ik voor volgend jaar wil lezen want ga nu naar de 6de vwo.
denkt u dak dit boek ook zal mogen lezen in dit jaar?
Heb iig wel zin om dit boek om mijn lijst te zetten om mijn docent eens goed te pesten als hij me erover gaat ondervragen. En het heeft me ook wel nieuwsgierig gemaakt dit boek.
Anyway, ik hoop dat u me een tip kunt geven.
13 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
...echt...niet te geloven dat er nog zóveel aandacht is besteed aan "Ik Jan Cremer 3". Lieten "Ik Jan Cremer 1 en 2" me toen ontelbare malen bulderen van het lachen, dit derde (en hopelijk laatste..) is een van de saaiste en slechtste boeken die ik ooit (gedeeltelijk) heb gelezen. Advies: niet kopen, noch lezen.
6 jaar geleden
Antwoorden