Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Het zwijgen van Maria Zachea door Judith Koelemeijer

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
Boekcover Het zwijgen van Maria Zachea
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 5137 woorden
  • 31 mei 2007
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
5 keer beoordeeld

Boekcover Het zwijgen van Maria Zachea
Shadow

De oude moeder heeft een hersenbloeding gehad en hult zich sindsdien in een mysterieus stilzwijgen. Ze wordt verzorgd door haar twaalf kinderen. Wat weten die kinderen van hun moeder? Wat weten ze eigenlijk van elkaar? Hoe kijken ze terug op hun gezamenlijke jeugd in de jaren vijftig en zestig? Met hun familiegeschiedenis ontvouwt zich de geschiedenis van Nederland in…

De oude moeder heeft een hersenbloeding gehad en hult zich sindsdien in een mysterieus stilzwijgen. Ze wordt verzorgd door haar twaalf kinderen. Wat weten die kinderen van hun moed…

De oude moeder heeft een hersenbloeding gehad en hult zich sindsdien in een mysterieus stilzwijgen. Ze wordt verzorgd door haar twaalf kinderen. Wat weten die kinderen van hun moeder? Wat weten ze eigenlijk van elkaar? Hoe kijken ze terug op hun gezamenlijke jeugd in de jaren vijftig en zestig? Met hun familiegeschiedenis ontvouwt zich de geschiedenis van Nederland in de twintigste eeuw.

Het zwijgen van Maria Zachea door Judith Koelemeijer
Shadow

Oefenen voor je mondelingen?

Komen je mondelingen er aan en wil je oefenen? Probeer onze Boekenquiz. We stellen je open vragen over de gelezen boeken.

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel: Het zwijgen van Maria Zachea Auteur: Judith Koelemeijer Jaar van eerste uitgave: 2002 Uitgeverij: Plataan Aantal bladzijden: 255 bladzijden Samenvatting: Maria Zachea was moeder van een gezin met dertien kinderen, een groot, katholiek, tuindersgezin uit het Zaans Wormer. Het verhaal vertelt over hoe het leven was bij hun thuis van 1934 tot 2001. Maria Zachea is heel erg ziek de laatste acht jaar van haar leven en overlijdt uiteindelijk in 2001. Gedurende deze acht jaar zorgen haar overblijvende twaalf kinderen voor haar. In elk hoofdstuk worden de herinneringen van een van de kinderen beschreven en dit schetst een beeld van hoe hun familieleven was en hoe die veranderd is met de tijd. Judith Koelemeijer was een van de kleinkinderen van Maria Zachea. Toen ze haar grootmoeder zag zitten met steeds een familielid om haar heen, raakte ze geïntrigeerd in waarom haar grootmoeder niet meer praatte. Ze interviewde haar vader (een van de kinderen) en haar elf ooms en tantes. In elk hoofdstuk komen de herinneringen van een van de kinderen terug en beschrijft dat kind hoe het was toen ze klein was, en waarom ze denkt dat hun moeder zwijgt. Aangezien de twaalf kinderen nu samen zorgen voor hun moeder, terwijl ze uiteengegroeid waren, wordt hun bond sterker, maar eigenlijk laat het boek zien hoe anders elk kind is en dat ze allemaal producten zijn van de maatschappij in welke ze zijn opgegroeid. Aan het einde van het boek takelt hun moeder steeds verder af en wordt euthanasie voorgesteld, wat na veel getwijfel werd aangenomen. Personages: Er zijn vijftien personages, waarvan er eigenlijk maar dertien belangrijk zijn. De andere twee zijn de vader en de zoon Jos, die op zijn negentiende al doodging. De meer belangrijke zijn de moeder en de twaalf andere kinderen.
Maria Zachea: Maria is gehuwd met Tinus, een liefhebbende, maar strenge, orthodoxe man. Maria heeft in haar leven veel meegemaakt, tijdens haar huwelijk, waarin ze 13 kinderen baarde, is ze toch met de tijd meegegaan. Haar hele leven heeft eigenlijk in teken van haar gezin gestaan. Ze heeft weinig moeite gehad met haar oudste dochters, Jo en Toos, zij deden immers netjes wat pa, ma of de pastoor hen opdroeg. Maar als de meiden van hun vader niet mochten gaan dansen of hun vriendjes niet goedkeurde, nam zij het wel voor hen op. Jo voelde zich zelfs zo erg thuis, dat ze tot haar dertigste bij moeder bleef wonen. Van Jos, Maarten en Gerard heeft ze ook weinig moeilijkheden van ondervonden, hoewel het hoogst ongebruikelijk en ook nogal duurde was dat zij gingen studeren, was ze toch erg trots op hen. Van de onverwachte dood van Jos, heeft Maria veel verdriet van gehad, hoewel ze het niet echt uitte. En doordat er verder niet over gesproken werd, rustte er ook een taboe op om over emoties te praten. Ook verliepen keuzes van echtgenotes door deze zonen soepel, zelfs pa had er geen moeite mee. Jan, Piet, Guus en Martien trokken meer naar hun vader, ze brachten uren met hem door in de tuin. En ze hebben later het bedrijfje van hun vader voortgezet en uitgebreid. Maar nadat Maria verschillende infarcten heeft gehad, en aan de rolstoel is gekluisterd, zijn zij het juist die het meeste optrekken met hun moeder, en met haar een hechte band opbouwen. Marian, die na zes jongens geboren werd, viel er een beetje buiten. Ze had niet echt een kameraadje in het gezin. Moeder had dit in de gaten, en bracht haar vrije tijd met Marian door. Hierdoor ontstond er een hechte band. Toen de jongste kinderen (Frans, Lucie en Guus) in de pubertijd zaten, hebben zij Maria en haar man vele kopzorgen bezorgd. Vooral door hun rock’n roll- en popmuziek, de afzetting tegen de kerk, hippie uiterlijk, en de pil. Jo: Geboren in 1934, oudste dochter van het gezin. Jo was de oudste van 13 broers en zussen. Ze schaamde zich vaak voor hun grote gezin, en had er af en toe ook de pest aan. Want ze voelde er niets voor om verantwoordelijk te zijn voor haar broers en zussen. Omdat het hoogst ongebruikelijk was voor een meisje, om door te studeren na haar lagere school, deed ze dit dan ook niet. Ze ging naar de huishoudschool, en op haar 15e hielp ze haar moeder met het huishouden. Ze vond het niet erg leuk, maar beklaagde zich nooit, want dat zouden vader, moeder en de pastoor haar erg kwalijk nemen. Ze had af en toe een baantje in een winkel, of als hulp in de huishouding. Maar meestal was ze thuis. Maar spijt dat ze niet had doorgeleerd had ze nooit. ’s Middags deden moe en zij verstelwerk. Ze luisterden naar de radio of zaten urenlang te kletsen. Haar band met haar moeder was haar dierbaar. Vanaf haar zeventiende was ze een 2e moeder voor haar jongere broertjes en zusje. Toen Lucie geboren werd, moest zij 2 weken lang het huishouden runnen, dit viel haar erg zwaar. En ze zwoor toen aan zichzelf dat ze niet meer dan 3 kinderen wilde. Nadat ze op haar dertigste eindelijk trouwde, zat ze haast elke dag nog bij haar moeder. De beroertes die haar moeder troffen, hebben haar erg geraakt. Maar een echte voorstander van de thuisverpleging was ze niet. Het leek haar nogal griezelig, want het was een grote verantwoordelijkheid. Jo vond het ook erg dat haar broers ma moesten aan- en uitkleden. Want, zo vond ze, dat was vrouwenwerk. Ze was nogal zakelijk in het verzorgen van haar moeder, en daarom, denk ik, praatte Maria ook niet meer tegen haar oudste dochter. Want de band die ze vroeger hadden, is langzaam stuk gegaan door het sterfbed van haar moeder. Hoewel Jo de lijdensweg van haar moeder erg zwaar vond, was ze toch tegen het euthanasie-voorstel van Lucie. Maar toen de rest van het gezin vond dat het wel moest gebeuren, gaf ze toe. Toos: Geboren in 1937, een na oudste van het gezin. Toos is heel anders dan Jo, ze is veel bedachtzamer en voelt zich ook eerder verantwoordelijk. Dat laatste is vooral goed te merken tijdens het sterfbed van haar moeder. Ze schrijft dan ook regelmatig in het “logboek” stukjes zoals deze: Gebruik aub altijd het kamerscherm. Dan hebben we het nog niet eens over hoe ze afkoelt. Koude voeten duurt bij haar de hele ochtend. De pantoffels staan ervoor. Ze wacht, dat weten we allemaal, heel lang voor ze een klacht laat horen. Toos had, in tegenstelling tot Jo, wel graag doorgeleerd. Maar dat mocht ze niet. Daarom greep ze ook iedere vrije minuut naar de Deutsche Wortschatz van haar broers, die leerde ze dan uit haar hoofd. Hiervan had ze later veel profijt, als moeder op de avondhavo. Ze zocht eigenlijk een man die op haar broer Jos leek. De dood van hem heeft Toos erg aangegrepen. Ze was er razend over, ze had het willen uitschreeuwen, ze had willen vloeken, stampen. Maar als de tranen kwamen, rende ze snel naar boven of naar de wc, want huilen deed verder niemand thuis. En toen ze eindelijk een man zoals haar broer had gevonden, vertrok ze al snel uit de Zaanstreek naar een chique buurt in Bussum. Toen haar moeder ziek werd, was zij een grote voorstander van de thuisverpleging, want zo zouden ze nog meer het ideaalbeeld van het perfecte gezin uitstralen. Maar toen over het voorstel van euthanasie gesproken werd, was Toos eerst tegen. Maar na een tijdje zag ze in dat dit geen menswaardig bestaan voor haar moeder was. Maarten: geboren in 1939, oudste zoon na de dood van Jos. Hij was samen met Jos de “bolleboos” van het gezin. Ze waren samen anders dan de rest, slimme boerenjongens te midden van rijkeluiszonen. Elke avond zaten ze te studeren in de voorkamer. Voor Maarten was Jos zijn grote voorbeeld. Hij was drie jaar ouder en wist alles eerder. Hij kon hem alles vragen wat je wilde. Hij was goed en eerlijk. Maarten had voor de dood van Jos altijd het gevoel gehad dat hij achter Jos aankwam. Maar plots was hij van de ene op de andere dag eerste. Net als de rest van de familie had hij moeite met het uiten van zijn gevoelens. Maarten herinnerd zijn vader als een warm en hartelijk figuur, van wie hij de kans kreeg zichzelf te ontplooien, zonder dat hij druk voelde om het bedrijf van zijn vader over te nemen. Maar tevens voelde hij zich ook buitengesloten, want thuis ging het altijd over het bedrijf. Ook werd hij door de “werkers”, lacherig “Professor”genoemd. Nadat hij het huis uitging werd de band die hij met zijn familie had, dan ook minder. De ziekte van zijn moeder bracht het gezin weer bijelkaar, en hier was Maarten wel blij mee. Maar hij vond wel dat de lijdensweg van zijn moeder te lang duurde, en hij was dan ook een van de eerste die in stemde met euthanasie. Jan: Geboren in 1941, vierde kind in het gezin. Jan herinnerd zijn moeder als nogal gevoelloos. Hij kan zich niet herinneren dat zijn moeder hem ooit had aangehaald, en verjaardagen werden ook nooit gevierd. Ook als er sprake was van pesterijen in het gezin, schonk moe er geen aandacht aan. Jan schaamde zich voor de armoe die er in het gezin heerste en hij nam dan ook nooit een vriendje mee naar huis. Toen Jan veertien werd, kreeg hij van zijn vader een zwart, manchester werkpak, een paar nieuwe klompen en een sigaret. Nu was hij een man. Vanaf die dag werkte Jan in het bedrijf van zijn pa. Omdat hij zo veel met zijn vader optrok, kreeg hij dan ook een hechte band met hem. En later ook met zijn 3 jongere broers die ook in het bedrijf kwamen werken. Eind jaren ’50 vond de pastoor het tijd worden dat de familie vooruit moest. En dat was niet mogelijk zonder brommer. Hij gaf het gezin een oude Cyclemaster. Deze brommer bracht uitkomst, want nu konden ze ook klussen buiten de Wormerpolder aannemen. Soms hadden pa en hij pech en kregen ze de brommer niet aan de praat. Dan scholden ze samen op “het oude rotkreng”. Dit zorgde voor die hechte band. De jongeren in het gezin vroegen Jan later, veel later, hoe het mogelijk was dat hij pa’s hand op zijn sterfbed vasthield. Ze waren hierover verbaasd en jaloers. Zelf hadden ze het niet kunnen opbrengen. En als ze ernaar vroegen, vertelde Jan altijd over de oude brommer. Toen Jan’s moeder ziek werd, greep hij deze kans aan om ook met haar een goede band op te bouwen. Hij had nu zijn moeder eindelijk voor zichzelf. Hij kon haar nu verwennen en knuffelen, iets wat ze vroeger nooit hadden gedaan. Met de euthanasie had Jan het zwaar, maar ook hij zag in dat het de beste oplossing was om zijn moeder uit haar lijden te verlossen. Piet: Geboren in 1942, vijfde kind in het gezin. Hij herinnert zijn moeder als een liefdevolle vrouw, van wie hij vaak iets extra’s toegestopt kreeg. Hij vroeg zich vaak af of hij het lieverdje van haar was. Toen de tijd van de rock’n roll aanbrak, was hij het die ervoor zorgde, dat ze van sinterklaas een radiocassetterecorder kregen. Piet werd door zijn zussen vreselijk verwend, hij kreeg ook van hen allerlei extraatjes. Hij was ook de jongen die het meest modebewust was, en daarom namen zijn zussen hem regelmatig mee uitwinkelen. Piet droomde, in tegenstelling tot zijn broer, er niet van om tuinman te worden. Maar zijn oom Gerrit zat in het bestuur van een nieuwe katholieke landbouwschool, en had nog een leerling nodig om zijn school te kunnen beginnen. Zijn pa vond dit wel sneu voor Gerrit, dus stuurde hij Piet naar deze school. Piet was het er niet mee eens, maar zei niets. De band met zijn moeder veranderde op het ziekbed. Piet was degene geweest die moe had gevonden toen ze haar eerste beroerte had gehad. Hij mocht van haar geen dokter bellen. Toch was hij er niet gerust op, en tenslotte belde hij zijn oudste zus Jo. Zij aarzelde geen moment, en belde de dokter. In het ziekenhuis werd moe geopereerd aan haar hersenen. Maar tijdens de operatie ging er iets mis, waardoor ze nu met de brokken zaten, vond Piet. Moe had het hem nooit vergeven. Tijdens de eerste jaren van haar ziekte, was moe zo razend geweest dat ze geen woord meer tegen hen sprak. Piet was dan ook de eerste die toestemming gaf voor de euthanasie.
Nico: Geboren in 1943, zesde kind in het gezin. Nico herinnerd zijn jeugd als erg zwijgzaam, want er werd nooit over dingen gesproken die iemand dwars zaten. Zelfs toen hij op een dag helemaal overstuur thuiskwam, omdat hij de schuld van iets had gekregen wat hij helemaal niet had gedaan, schonk moe geen aandacht aan de kleuter. Nico was een slimme jongen, die dan ook mocht gaan studeren in Amsterdam. Tijdens het eerste jaar van zijn studie, kregen ze thuis, als laatste van de buurt, ook een tv. Dit was het begin van het einde van het geloof. Zijn vader keek altijd naar de missen die op tv werden uitgezonden, de kinderen keken braaf mee, maar waren eigenlijk al lang niet meer zo gelovig. Nico kreeg ook in de gaten dat het anders kon. Een priester die een mis voorleidde, preekte met grote bezieling. Dit had Nico nog nooit meegemaakt, en hij was er helemaal van ondersteboven. Ook veranderden door de komst van de televisie zijn denkbeelden over het huwelijk en sex. Toen zijn moeder ziek werd, vond Nico het erg om haar zo te zien lijden. Toen Lucie voor het eerst het onderwerp euthanasie met hem besprak, moest hij er even over nadenken, en wilde hij er meer informatie over inwinnen. Maar uiteindelijk ging hij toch overstag, want ook hij zag in dat het geen menswaardig bestaan voor zijn moeder meer was. Gerard: Geboren in 1945, zevende kind in het gezin. Gerard was ook een slimme jongen, en ook hij kreeg de gelegenheid te gaan studeren. Hij koos voor de studie rechten, want al van jongs af aan kon hij niet tegen onrecht. Gerard leek erg veel op zijn moeder, hij had haar zachtaardige karakter, kon niet tegen onrecht en hield niet van ruzie. Gerard kreeg ook als eerste van de kinderen de nieuwtjes van zijn moeder te horen. Zijn moeder vroeg hem zelfs om raad, toen ze erachter was gekomen dat de vriendin van Piet zwanger was. Gerard werd toen hij ging studeren, een rebelse student, net zoals Nico. Ze zagen beiden in lang niet alles klopte wat de kerk predikte. Als het er thuis over hadden, dan snerpte pa altijd dat ze net communisten waren. Nico ging er dan nog wel eens tegen in, maar hij hield liever zijn mond om de vrede te bewaren. Toen zijn moeder ziek werd, was hij het geweest die vond dat ze allemaal een steentje moesten bijdragen aan de verzorging van hun moeder. Hij maakte de “oppas”-schema’s. Hij vond wel dat zijn moeder nog lang bleef leven, maar dat mocht van hem nog wel voortduren, zolang ze niet ondraaglijk leed. Toen er over euthanasie werd gesproken, was Gerard fel tegen. Hij was de laatste die zich had laten overhalen. Martien: Geboren in 1946, achtste kind in het gezin. Martien herinnert zijn moeder als iemand die weinig aandacht aan haar kinderen schonk. Zijn eerste herinnering is: hij was een jaar of drie en moe had hem achter op het pleintje aan een boom gebonden. Zijn neefje stond er ook. Ze speelden samen met elkaar, en raakten hopeloos verstrikt en krijsten het uit. Martien was een pientere jongen, maar desondanks zag hij niets in verder studeren. Hij wilde liever de tuinbouw in, maar pa was er tegen. En omdat hij niet naar de tuinbouwschool mocht, deed hij in de vijfde klas helemaal niets meer. Hij zakte van de beste van de klas naar een 25e plaats. Maar ook deed hielp niet. Maarten moest hem van zijn pa bijles geven, maar hij hield zich dom. Maar ook dat hielp niet, hij werd toch aan genomen op de vervolg school waar Maarten en Nico ook hadden gestudeerd. Martien was het na een tijdje zo beu, dat hij gewoon niet meer ging. Op dat moment zag ook pa in dat het zo niet verder kon. Hij nam Martien toch maar in het bedrijf. Martien vond het verschrikkelijk om moe zo te zien aftakelen. De ziekte sloopte haar volkomen. Hij hoopte voor haar dat de dood niet lang meer op zich liet wachten. En toen er over euthanasie gesproken werd, was Martien al direct een groot voorstander. Marian: Geboren in 1947, negende kind in het gezin. Marian was een stil, verlegen kind. Marian werd door haar moeder, samen met Frans, Lucie en Guus, erg voorgetrokken, voor hen werden er uitstapjes en logeerpartijen bij de vele tantes in de buurt georganiseerd. Doordat Maria zo stil was, werd er niet erg op haar gelet. Daardoor kwam het waarschijlijk dat ze zoveel van anderen meekreeg. Zo was ze bijvoorbeeld de enige die pa en moe ooit heeft zien huilen, zij was het ook die wist waar moe de sinterklaascadeautjes verstopte, en zij wist waardat Jo en Toos hun liefdesbrieven bewaarden. Marian was ook de eerste geweest, die met een “foute” jongen, in de ogen van haar vader, trouwde. Haar man was protestants opgevoed, en haar vader was fel tegen dit huwelijk. Marian kreeg na de dood van haar vader, een hechte band met haar moeder. Ze deed wekelijks het huishouden voor haar moeder, en ze kwamen ook regelmatig bij elkaar over de vloer. Ze zag het verzorgen van haar moeder, na haar ziekte, als iets gewoons. Ze zag natuurlijk wel dat het slecht ging met moe, maar ze zou uiteindelijk vanzelf doodgaan. Toen Lucie het voorstel euthanasie met haar besprak, raakte ze in de war. Was dit wel wat haar moeder zou hebben gewild? Maar uiteindelijk ging zij ook, hetzij als een van de laatsten, akkoord. Frans: Geboren in 1949, tiende kind in het gezin. Frans was een jongen, die nergens erg veel voor hoefde te doen. Hij koos voor de studie Sociologie. Frans kreeg weinig aandacht in zijn jeugd, zijn ouders waren het zat, na elf kinderen. Maar dat vond hij niet erg, hoe minder op hem gelet werd, hoe gelukkiger hij zich voelde. Hij vond dat zijn ouders een instelling hadden gekregen van “je ziet maar wat je doet, ga je gang maar”, want zijn oudere broers en zussen, die hadden nog van alles gemoeten. Die moesten een goede, katholieke echtgenoot vinden, de eerste en beste student van het dorp zijn of bewijzen dat ze de zaak zelf konden runnen. Maar nu waren de meeste verwachtingen ingelost, het geld was verdiend en pa en moe waren de zestig gepasseerd. Toen Frans 18 was, ging hij samen met Lucie en Guus op vakantie naar Texel. Hij zag hij dingen die hij nog nooit had gezien. Hij hoorde nieuwe muziek, rookte weed en zag welke gevolgen de seksuele revolutie had. Hij was de tweede in het gezin die een niet katholiek meisje huwde, maar hij ging nog een stapje verder dan Marian. Hij ging eerst met haar samenwonen, en trouwde daarna pas. Pa kon hier geen begrip voor opbrengen. Hij vond het vreselijk om zijn moeder te verplegen toen ze ziek werd, hij kon het gewoon niet aanzien haar zo te zien liggen, terwijl ze vroeger zo’n actief mens was geweest. Frans was de eerste die het met Lucie eens was, over het euthanasiebesluit
Lucie: Geboren in 1951, elfde kind in het gezin. Lucie ervoer haar jeugd als prettig. Ze was “het kleintje” en mocht overals bij zijn. Ze was ook de eerste geweest die zwemles kreeg, na school naar gym, gitaarles of naar een vriendinnetje ging. Pa bemoeide zich niet veel met haar. De fijnste herinnering aan haar vader was toen deze haar vroeg of ze het feuilleton voor hem uit de krant wilde knippen. Ze voelde zich vereerd, want nog nooit had haar pa haar nodig gehad. Lucie was het eerste meisje van Koelemeijer dat professor werd. Zelfs pa had er niets op tegen gehad. Lucie kreeg iets met een getrouwde man, die voor haar zijn huwelijk verbrak. Toen ze hem voor het eerst mee naar huis nam, was het enige verzet wat ze te horen kreeg: “Wat moet je toch met een man die getrouwd is geweest?” “Je bent zo;n mooie meid, je kunt toch wel wat beters krijgen.” Het viel haar nogal mee, haar ouders hadden zeker geen zin om weer de strijd aan de gaan. Lucie was degene die het besluit om euthanasie te plegen, met de dokter besprak, kennelijk moest zij het initiatief nemen. Ze had altijd al de rol van bemiddelaarster gehad. De dokter was niet met haar eens, en steunde haar ook niet. Tenslotte sprak ze erover met een bevriende huisarts, deze gaf haar het advies om telkens weer tegen de dokter te blijven zeggen dat haar moeder pijn heeft. Dan moet hij de dosis paracetemol wel verhogen, en als dat ook niet helpt moet hij overstappen op morfine en deze dosis zal ook weer verhoogd moeten worden. Zo zal ze een zachte dood tegemoet gaan. Lucie vond dat ze het moest doen, voor haar moeder. Guus: Geboren in 1953, twaalfde kind in het gezin. Guus werd gezien als het nakomertje, niemand bemoeide zich met hem. Hij was een slimme knaap, maar omdat pa zei dat hij verder moest leren, wilde hij niet. Hij ging liever naar de LTS. Toen hij een jaar of zeventien was, nam Frans hem mee uit. Hij kwam in aanraking met intellectuele figuren, die niet slimmer waren dan hij. En dus besloot Guus dat hij toch maar moest gaan studeren. Hij koos voor rechten, en ging later als financieel en juridisch adviseur in het familiebedrijf werken. Guus las graag, en bezocht verschillende discussiegroepen over anti-psychiatrie en geesteszieken. Al snel had hij in een van deze groepen een vriendin gekregen; een meid die aan de pil was en die wist wat ze wilde. Natuurlijk was zijn vader er tegen, maar veel invloed had hij toch niet op hem. Zijn enige herinnering aan zijn vader is dat toen zijn vader een tijdje ziek was, hem regelmatig bij hem op bed trok, over zijn hoofd aaide en hem liefkozend “kleinste kleintje” noemde. Nadat zijn moeder ziek werd, en na verloop van tijd niet meer tegen hen sprak, had Guus dat niet erg gevonden. Het was nooit anders geweest. Vroeger bewaarde ze de harmonie door haar mond te houden en nu had ze stilzwijgende de familie bij elkaar gehouden. Hij vond dat haar zwijgen haar liefde was geweest. Tijd: Het verhaal speelt vanaf de geboorte van het eerste kind Jo in 1934, tot Maria’s dood in 2001. Deze periode omvat de tweede wereldoorlog, de armoede en wederopbouw van Nederland en de groeiende welvaart. Het gaat over de aanschaf van de eerste brommer, waardoor de handkar niet meer nodig was, de komst van rock ’n roll en de invloed van televisie. Bij elke volgende broer of zus zie je de Nederlandse maatschappij veranderen. Er ontstaat een generatiekloof. De kinderen wilden niet meer naar de kerk, maar gingen naar de eerste Vietnam teach-in. De jongsten uit het gezin Koelemeijer ontdekten de pil, de drugs en “de ontwikkeling van jezelf.” Deze geschiedenis eindigt aan het sterfbed van hun moeder. De vertelde tijd start bij Maria’s jeugd. Toos vertelt dat haar moeder met Toos over haar jeugd gesproken had (bladzijde 33). De vertelde tijd eindigt twee jaar na de dood van Maria, wanneer Lucie Guus tijdens de koffie vertelt dat hun moeder nog bij haar langs was geweest na haar dood (baldzijde 242). Aan de ene kant is het verhaal chronologisch. De hoofdstukken volgen elkaar op in volgorde van het oudste kind tot het jongste. Het verhaal over het ziektebed van hun moeder verloopt ook chronologisch. De jaren verstrijken naarmate de jongere kinderen hun verhaal doen. Aan de andere kant is het verhaal niet-chronologisch, omdat de herinneringen van de kinderen door elkaar lopen. Deze herinneringen zijn niet in volgorde van tijd. Doordat de personen vertellen over hun herinneringen, bestaat het verhaal uit flashbacks. Perspectief: Elk hoofdstuk gaat over de herinneringen van een van de twaalf kinderen. Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van het kind van dat hoofdstuk. Het is echter geen ik- maar een personale vertelsituatie die telkens verandert. Ruimte: Het grootste deel van het verhaal speelt zich af in en om het huis van de familie Koelemeijer in hun woonplaats Wormer, Noord-Holland. Ook is dit de plaats waar Jan en Piet hun eerste tuincentrum opbouwden. De twee oudste dochters gingen naar de huishoudschool in Zaandam. Jos, Maarten, Frans, Lucie en Guus gingen studeren in Amsterdam. De andere jongens werkten in hun vaders tuinbedrijf aan huis. Genre: Het hoofdgenre is lyriek, het verhaal draait om hoe de kinderen zich gebeurtenissen uit hun jeugd herinnerden. Hun emoties spelen een grote rol, de personen vertellen echt hun kant van het verhaal. Het subgenre is historische roman. Het boek gaat over een echte familiegeschiedenis, waarin je door de ogen van de personen de Nederlandse cultuur ziet ontwikkelen. En omdat een familie wordt beschreven, is het ook een familieroman.
Taalgebruik: Taalgebruik in het boek was redelijk makkelijk. Het is heel simpel beschreven, er zijn hier en daar citaten gebruikt maar deze zijn goed te begrijpen. Er is wel verschil in het taalgebruik bij verschillende personages. Dit komt omdat sommige personen hebben gestudeerd en andere niet. Het taalgebruik past dus goed bij de personages. De verhouding dialoog, beschrijving is ook goed. Er wordt meer beschreven, maar dit is niet storend. Te veel dialogen zouden niet goed in het verhaal passen. Er was weinig of geen beeldspraak gebruikt dus dat leverde geen problemen op. Er zijn eigenlijk niet echt bijzonderheden op te merken in het taalgebruik. Thema en motieven: Het boek is gewoon geschreven door Maria’s kleinkind uit nieuwsgierigheid van hoe het toen was. Daarom is het moeilijk om een thema te noemen, maar ik zou zeggen dat het familierelaties is. Dit houdt in dat er precies wordt beschreven hoe de onderlinge relaties zijn tussen broers en zussen, en de relaties met hun vader, maar vooral met hun moeder. Centraal staat natuurlijk de ziekte en het zwijgen van Moe. Ook wordt uitvoerig het gezinsleven in de jaren vijftig en zestig beschreven, aan bod komt dan de invloed van de kerk en de politieke verhoudingen. Motieven zijn: Zwijgen: alle hoofdpersonen, kunnen niet over gevoelens praten, dus vallen ze allemaal in een stilzwijgen. Verwerking: alle hoofdpersonen hebben stuk voor stuk emotionele en psychische problemen die ze proberen te verwerken. Dit doen ze allemaal op hun eigen manier. Opstand: alle kinderen van het gezin van de Koelemeijers, beginnen zich in hun pupertijd tegen hun ouders af te zetten. Ieder doet dit op zijn of haar manier, en de ene wat subtieler dan de andere. Euthanasie: omdat moe zo heeft geleden, dat ze geen menswaardig bestaan meer heeft, wordt er besloten om euthanasie te plegen. Niet iedereen is er direct enthousiast over, maar ze gaan uiteindelijk wel akkoord. Lucie was de eerste die het onderwerp aansneed, en al gauw vielen Toos, Frans, Guus en Martien haar bij. Bij Nico en Gerard lag het iets gevoeliger, omdat ze het moeilijk vonden iets te doen wat tegen het geloof van hun moeder inging. Maar ook zij gingen al vrij snel overstag. Maria en Jo waren het moeilijkst te overtuigen, bij haar had Lucie op hun geweten gewerkt, door keer op keer te zeggen dat moe zo’n pijn lijdt. En na een tijdje gingen ook zij akkoord. Auteur: Judith Koelemeijer werd geboren in 1967. Ze is in het dagelijks leven journalist voor onder andere de Volkskrant. ‘Het zwijgen van Maria Zachea’ is pas haar eerste boek. Het boek is geschreven in 2001 en is gebaseerd op het leven van de familie van Judith Koelemeijer. Haar vader is namelijk Piet, een van de kinderen van het gezin Koelemeijer. Ze heeft samen met een nichtje alle broers en zussen van haar vader en natuurlijk haar vader zelf uitgehoord en daarna hun belevenissen en gedachtes in het boek beschreven. Het is pas het eerste boek voor de schrijfster. Het werk is ook niet typerend voor de tijd waarin we leven. Het is eerder een terugblik op de vorige eeuw, waarin veel zaken zijn veranderd zoals de invloed van de kerk bijvoorbeeld.Het werk is in 2001 in voor het eerst gepubliceerd en won in 2002 de prijs van ‘Boek van het jaar 2002’. Dit is de bekende NS Publieksprijs. Het was de eerste keer dat een debutant de prijs won.
Eigen mening: Ik vind dit boek erg bijzonder. Het is erg mooi hoe elk kind beschreven wordt, elk kind is op zoek naar het antwoord op de vraag waarom moeder zwijgt. In elk hoofdstuk wordt ook de jeugd van ieder kind beschreven. Hierdoor krijg je een goed tijdsbeeld van de vorige eeuw. Zie je de mensen veranderen en zie je ook verandering komen in de wereldmaatschappij. Ik vond het hoofdstuk over Frans het leukste, hij sprak me het meest aan. Hij is ook heel anders dan zijn oudere broers en zussen. Je merkt aan hem dat hij minder serieus is en veel lol wil maken in het leven. De oudere broers en zussen zijn vooral serieuze, en vooral harde werkers. Bij hem zie je dat minder, hij probeert duidelijk meer van het leven te genieten. Ik vond dat er geen vervelend of saaie stukken in het boek zaten. Het was allemaal zeer goed te lezen. Ik kan me niet inleven in het probleem in het boek, want ik kom uit een heel andere tijd. Toch vond ik het boek ontzettend mooi, maar denk ik wel dat het voor mensen die zelf uit die tijd komen nog mooier is, omdat zij vast heel veel dingen herkennen uit hun eigen jeugd. Het verhaal blijft interessant, omdat het niet alleen mooi en leuk is, maar je leert ook heel veel over de vorige eeuw. Op school leer je altijd wel van alles over geschiedenis, maar nu zie je al die gebeurtenissen uit de geschiedenis vanuit de belevingswereld van personen. Je merkt zo hoe zij tegen bepaalde ontwikkelingen aankijken en komt ook te weten dat er in de vorige eeuw drastische veranderingen plaats hebben gevonden. Het taalgebruik is heel goed, dit boek is voor iedereen goed te lezen. Er zitten ook geen archaische woorden in, die uit de vorige eeuw stammen. Het boek leent zich uitstekend om vlot doorgelezen te worden, de zinsstructuur is eenvoudig en simpel, maar dat maakt het juist alleen maar beter. Je kan namelijk lekker doorlezen en dat komt het verhaal ten goede. Samenvattend vond ik het een geweldig boek en ik heb er echt van genoten. Andere mensen zou ik dit boek ook kunnen aanraden, omdat het makkelijk leesbaar is en ook nog eens zeer interessant.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Het zwijgen van Maria Zachea door Judith Koelemeijer"