Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Het theater, de brief en de waarheid door Harry Mulisch

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
Boekcover Het theater, de brief en de waarheid
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 4e klas vwo | 3488 woorden
  • 19 september 2007
  • 77 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
77 keer beoordeeld

Boekcover Het theater, de brief en de waarheid
Shadow
Het theater, de brief en de waarheid door Harry Mulisch
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Korte samenvatting: Dit boek is moeilijk samen te vatten, omdat het uit meerdere delen bestaat. Deel 1: Herbert Felix, een schrijver, is gevraagd om een dramatische monoloog te schrijven voor een theatergezelschap. Hij herinnert zich een crematieplechtigheid waarvan hij nog videobanden heeft en besluit z’n stuk daarover te schrijven. Tijdens de plechtigheid houdt Herbert een grafrede bij de kist van zijn overleden vrouw. De rede is eigenlijk een bekentenis over de vraagtekens die er zijn achtergebleven na zijn ontvoering. Hij begint te vertellen over zijn eigen joodse afkomst en hoe hij in de tweede wereldoorlog heeft geleden. Ook na de oorlog heeft hij er nog last van. ‘De stoppen slaan bij hem door’ als hij hoort dat er een stuk wordt opgevoerd, ‘Het vuil, de stad, en de dood’. Hij ziet dat als een teken dat het antisemitisme weer de kop op steekt. Dit neemt bij hem hele erge vormen aan. Hij waarschuwt de mensen, maar die geloven hem niet waardoor hij zich niet serieus genomen voelt. Alleen thuis kan hij erover praten met zijn vrouw Magda. Op een dag komt er een dreigbrief binnen. Er staat een hakenkruis op en is ondertekend met ‘Nederlandse Fascisten Jongeren Organisatie’ Als Magda helemaal hysterisch en paniekerig reageert, schrikt Herbert zo van die reactie dat hij de ontvoering zelf in scène zet om zijn vrouw gerust te stellen. Hij komt weer levend terug en wil laten zien dat iedereen veilig is en Magda zich niet druk hoeft te maken. In de grafrede vertelt hij dat hij de politie heeft verteld dat hij de brief zelf geschreven heeft. Maar enige momenten laten zegt hij in de graf rede dat zijn grootste angst was “dat de echte schrijver van de brief iets van zich zou laten horen” (blz. 47) Deel 2: Tussenspel Felix en Vera, een collega van Felix, bespreken de rede van Herbert. Felix zegt dat hij er veel voor voelt om er een stuk over te schrijven omdat het hem erg fascineert. Vera voelt er ook wat voor maar ze spreken af dat schrijvers geen ideeën van elkaar stelen.
Deel 3: Magda Deel 3 is geschreven vanuit de ikpersoon, Vera. Zij stelt zich voor dat Herbert is overleden en Magda deze keer een grafrede houdt. In het begin is de rede hetzelfde als die van Herbert, hoe ze elkaar hebben leren kennen en hoe moeilijk de persoonlijkheid van Herbert was vanwege zijn joodse afkomst en zijn paranoia waanideeën over de fascistische jongeren organisatie. Ze bekent, vooral aan haar kinderen en de rest van de zaal dat zij de dreigbrief heeft geschreven om haar man het idee te geven dat hij niet gek was. Ze wist niet dat het gevolg zou zijn dat hij zijn eigen ontvoering in scène zou zetten en daarna zelfmoord zou plegen. Aantal woorden: 460
Bron: zelf geschreven =) Lange samenvatting: Het verhaal begint vanuit het oogpunt van ene Felix, een schrijver. Hij is gevraagd een dramatisch monoloog te schrijven voor een theatergezelschap. Hij gaat schrijven over ene Herbert en Magda. Het verhaal begint tijdens de begrafenis van Magda. Herbert staat voor z’n katheder. Hij wil een toespraak houden voor zijn overleden vrouw. Zij wordt gecremeerd. Herbert begint over zijn leven te vertellen met Magda. Hij was Joods. Daarna zegt hij dat hij iets moet bekennen. Hij begint te vertellen. Er zijn ook camera’s met journalisten bij. Hij vertelt over de dreigbrief die hij kreeg en hoe Magda daar van streek van raakte. Om Magda meer rust te geven en geruster te stellen, verzint Herbert een nep-ontvoering. Hij ‘ontvoert’ zichzelf en zorg ervoor dat de politie erachter komt. Hij doet dat dus, zodat de politie erachter komt dat Herbert zichzelf ontvoerd heeft en dat hij de dreigbrief ook zelf heeft geschreven, terwijl dat niet zo is. Dat deed hij zodat Magda weer ‘normaal’ werd, want ze was zichzelf helemaal niet meer nadat ze die dreigbrief hadden ontvangen. Na deze bekentenis is Herbert klaar met zijn toespraak en condoleert iedereen die aanwezig is hem. Sommige mensen kijken verbluft naar Herbert, terwijl nog niet tot hen doordringt wat hij allemaal verteld heeft. Na dit hoofdstuk komt er een tussenstuk. In het tussenspel gaat de ik-persoon, (Felix) genoemd, samen met een collega (Vera) naar buiten. Ze bespreken samen de crematie en discussiëren over wat echt en niet echt is aan het verhaal dat Herbert verteld heeft. Er zijn veel vragen: Waarom heeft Herbert het nu pas verteld? Kan het echt gebeurd zijn? Etc. II Magda: ‘Magda’ is het laatste deel van het boek. Nu moet Vera (zij is hier de ik-persoon) een ‘dramatisch monoloog’ schrijven voor een toneelgezelschap en vertelt over de begrafenis van Herbert. Vera is op de begrafenis van Herbert. Hier is alles omgekeerd: Magda is niet dood, maar Herbert. En hier geeft Magda juist een toespraak achter de katheder. Ze vertelt hoe zij en Herbert elkaar hebben leren kennen. Ze vertelt over hun theatergeschiedenis en over de rest van hun leven. Ze vertelt dat Herbert instortte, omdat zijn ouders waren vergast. Dit kwam weer helemaal naar boven toen het bekend werd dat er een toneelstuk opgevoerd zou worden over (tegen) Joden. Magda probeerde hem te helpen, maar tevergeefs. Op een avond hoorde ze dat Herbert zei dat hij het leven niet meer zag zitten. Ze bedacht dat er nu echt iets moest gebeuren om hem nog te redden. Zo besloot ze een dreigbrief te sturen naar haar man. Maar dan natuurlijk niet een brief met haar eigen naam eronder, maar een anonieme brief. Maar zodra ze hem aan Herbert gaf, wist ze dat ze de grootste fout van haar leven begaan had. Ze wist niet meer wat ze moest doen. Aan de ene kant had de brief wel geholpen voor haar man, aan de andere kant had ze een muur gebouwd tussen haar en haar man die ze niet meer weg kon halen. Herbert zette toen een ‘nepontvoering’ in elkaar om Magda te helpen. Ze probeerden elkaar dus eigenlijk te helpen, waardoor ze elkaar hadden verloren. Herbert kon er niet meer tegen en had zelfmoord gepleegd. Aan het eind van het boek blijkt dus dat Magda nog wel leeft en dat Herbert dood is. Het is alleen een raadsel wie nu wat heeft gedaan en wie die brief heeft geschreven, en waarom diegene in godsnaam die brief heeft geschreven. Bron: http://www.scholieren.com/boekverslagen/5133
Note van mij waarom ik het op sommige stukken niet eens ben met het uittreksel van internet: o Herbert verzint geen een nepontvoering, maar hij zet een nepontvoering in scène. Dit doet hij om zijn vrouw te helpen
o Bij de politie ondervraging zegt Herbert dat hij de brief zelf heeft geschreven, maar eigenlijk (blz. 47!) is hij nog steeds bang dat de ware schrijver van de brief zich zou melden. Deze jongen die dit boekverslag gemaakt heeft, heeft dit dus gemist… terwijl het toch een belangrijke zin uit het boek is. o Als laatste heb ik nog een aanvulling op het ‘Tussenspel’. Vera en Felix bespreken hier niet alleen de rede, maar vinden het allebei (eerst Felix) een goed idee om er een stuk over te schrijven. Het stuk van Vera is anders en wordt daarom vanuit Magda geschreven, niet vanuit Herbert. Karakterbeschrijvingen: Felix: Uiterlijk: Felix is de ik-persoon in het eerste deel van het boek. Zijn uiterlijk wordt eigenlijk nergens in het boek beschreven. Karaktereigenschappen: Felix is nieuwsgierig. Hij gaat namelijk niet alleen naar de crematie uit medelijden, maar ook uit nieuwsgierigheid. “Ik was er niet alleen heen gegaan uit piëteit, ook uit nieuwsgierigheid. Ik had het ombestemde gevoel dat er iets ging gebeuren.” (blz. 7) Hij vindt zichzelf ouderwets en denkt erg na over de diepere betekenis van dingen. “’Wat komt het dan goed uit, dat ik ouderwets ben. In het Grieks was een hupokritès een toneelspeler, een “antwoorder” die reageerde op het koor; later kreeg het ook de betekenis “huichelaar”, die het nog steeds heeft. Maar van meet af aan betekende het ook “droomuitlegger”, en dat is toch eigenaardig. We moeten toch niet aannemen, dat de Grieken droomuitleggers beschouwden als huichelaars en komedianten. Zoveel duizend jaar later kun je van Freud toch ook niet zeggen, dat hij een huichelaar en komediant was.’” (blz. 61) Omgang met anderen: Hij gaat met Vera vaderlijk om, terwijl hij maar iets ouder is dan zij. “Nooit bang zijn voor je intuïties, Vera, leer dat van een oudere collega,-ook al weet je niet waar ze je heen zullen voeren.” (blz. 61) Verder is er in dit boek te weinig contact tussen Felix en andere personen om na te gaan hoe hij omgaat met anderen wat betreft zijn karakter. Karakterontwikkelingen: Het karakter van Felix blijft het hele boek hetzelfde, een karakterontwikkeling maak je niet door op één dag. Er wordt in alle delen maar één dag beschreven. Zo snel kan je karakter gewoon niet veranderen
Herbert: Uiterlijk: Herberts leeftijd toen hij de grafrede hield was tegen de 40 jaar. (blz. 8) Hij had een donkerpak aan, zwarte das en was slecht geschoren. (blz. 10) Karaktereigenschappen: Herbert is zorgzaam. Als de dreigbrief binnenkomt, laat hij zijn kinderen (Albert en Paula) onderbrengen bij hun opa en oma in Limburg. “Ze doken toen bij jullie onder, opa en oma, meer dan veertig jaar na de oorlog, en een paar weken lang waren Magda en ik alleen. Pas als je kingeren hebt en die zijn weg, weet je weer wat het betekent om kinderen te hebben. De stilte die er dan valt, is een heel andere stilte die er dan hangt wanneer je geen kinderen hebt.” (blz. 31) Ook is Herbert een liefdevolle echtgenoot die bereid is zichzelf op te offeren voor z’n vrouw. “Bovendien moest ik nu snel beslissen, eer zij zichzelf iets aandeed: het allemaal al te lang geduurd. Het motief was geen robleem: als de antisemieten zelf te lag waren om zich te ontmaskeren, dan nam ik die taak wel van ze over. Daarmee zou ik jullie, Albert en Paula, opzadelen met het beeld van een geesteszieke vader, ik zou een paria worden, nooit meer een rol krijgen, maar dat was het offer dat ik moest brengen voor mamma, die in levensgevaar verkeerde.” (blz. 33) Omgang met anderen: Herbert is tijdens zijn ‘ontvoering’ een leugenaar. “Tot in details vertelde ik in mijn stijve schoolfrans het voorbereide verhaal van mijn ontvoering, hoe een man en een vrouw urenlang met mij door België gezworven hadden op zoek naar een geschikte plek,-waarbij ik juist in die details een paar kleine ongerijmdheden had verwerkt, zodat ik door de mand kon vallen.” (blz. 45) “Enfin, mijn ondervrager, een al wat oudere man met kortgeknipt, steil haar in een coupe die je in Nederland nooit ziet, alleen in België en Frankrijk, schreef alles braaf op en las het mij voor, waarop ik mijn handtekeningen zette onder die lange leugen.” (blz. 46) Karakterontwikkelingen: Herbert was vroeger een gewone normale brave toneelspeler die alles deed wat zijn regisseur hem opdroeg, totdat hij Magda ontmoette. Hij is toen veel creatiever in zijn vak geworden. “Door jou werd ik toen een overloper, een deserteur, en dat heeft mij bevrijd. Hoe was ik opgeleid? Tot een slaaf van de tekst, die ik precies zo had te spreken als de regisseur het wilde. Ook elke beweging werd door hem aangegeven, zonder zijn goedkeuring mocht ik zelfs mijn benen net over elkaar slaan. Eigenlijk was ik niet meer dan een levende buiksprekerspop, en daar heb jij een eind aan gemaakt met je tomaat. Oudere acteurs en actrices kwijnden weg, hun carrières waren gebroken en zij groetten mij niet meer op straat. Maar dank zij jou, en samen met jou, kwam ik terecht in dat bonte circuit van alternatieve, kleine gezelschappen, dat toen ontstond, en die allemaal experimenteerden met nieuwe vormen. Wat een tijd!” (blz. 13) Vera: Uiterlijk: Vera is iets jonger dan Felix (blz. 9) Ze heeft donkere melancholieke ogen. (blz. 48) en droeg in deel “Magda” een zwart mantel pak. (blz. 66) Karaktereigenschappen: Vera is filosofisch, ze denkt na over dingen die andere normaal vinden. “Bijna iedereen vindt het doodnormaal, maar ik vind het wonderbaarlijk. Ik begrijp er eigenlijk niets van, en dat zal wel komen omdat ik een vrouw ben. Daarmee wil ik mij en mijn soort niet afvallen, in tegendeel: ik sla de filosofische verwondering niet lager dan het technische vernuft.” (blz. 68) “’Dat is dan zeker de literaire kritiek. Eigenaardige poëticale opvattingen houd jij er op na. Ieder mensenleven is toch een verhaal?’ ‘Natuurlijk, maar ik bedoel met “verhaal” iets wat iemand is voor mensen die hem persoonlijk helemaal niet kennen. Iets waardoor een kunstenaar pas echt zichtbaar wordt.” (blz. 63) Omgang met anderen: De enige persoon met wie Vera omgaat is Felix. Ze gaat met hem op een gelijkwaardige manier om. Karakterontwikkelingen: Het karakter van Vera blijft het hele boek hetzelfde, een karakterontwikkeling maak je niet door op één dag. Er wordt in alle delen maar één dag beschreven. Zo snel kan je karakter gewoon niet veranderen Magda: Uiterlijk: “Keurig geknipt, ‘aan haar achterhoofd kon ik zien dat ze naar de kapper was geweest’. Ze droeg een eenvoudige, vrij lange, witte jurk en geen kettingen of armbanden” (blz. 66) Karaktereigenschappen: Magda is een zorgzame vrouw en moeder die bereid is zichzelf op te offeren voor haar man. “’Als jullie er niet waren, Albert en Paula, had ik het niet overleefd. Pappa heeft het niet overleefd. Maar waarom kon hij het niet langer verdragen? Waarom voerde hij zelf uit, waarmee ik hem uit liefde had bedreig?’ vroeg zij en sloot haar ogen, alsof hij in zichzelf het antwoord kon vinden.” (blz. 79) Magda was vrolijk, zie onderstaand citaat. “De meesten van jullie hebben haar gekend, jullie weten wat een vrolijk karakter zij had,-heel anders dan het mijne, dat heeft zo zijn redenen, misschien dat wij daarom zo’n goed koppel vormden. Maar plotseling was zijn onherkenbaar. Wat ik ook zei, niets hielp.” (blz. 32) Magda was ook nog een relschopper, ze gooide met tomaten en rookbommen naar het toneel. “De zaal zat vol oproerkraaiers, die zich achter de microfoons verdrongen. Toen zag ik jou opeens Steeds als een van ons het beleid van ons gezelschap en onze vermolmde opvoeringpraktijk verdedigde, kwam jij overeind van je stoel op de derde rij en begon je op je vingers te fluiten..” (blz. 12) Omgang met anderen: Magda wordt na het overhandigen van de dreigbrief een leugenaar. “Maar toen hij haar de brief liet lezen, die zijn uit haar hoofd kende, drong de rampzaligheid van haar daad in volle hevigheid tot haar door. Zij had een muur tussen hen opgericht die tot in alle eeuwigheid niet geslecht kon worden, iets onvergeeflijks, een afgrondelijke leugen – uit haar woorden begreep ik, dat dat besef leidde tot een verscheurende aanval van wanhoop, als bij een gestalte en een Griekse tragedie: ‘Ai Ai’! “(blz. 77) Karakterontwikkelingen: Magda verandert in het deel ‘Herbert’ van een sterke vrouw, in een depressieve vrouw. . “Sinds die rel met dat verdomde toneelstuk was zij het die mij moest bijstaan, nu was ik degene die hulp moest bieden,- maar zonder succes.” (blz. 31 en 32) “De meesten van jullie hebben haar gekend, jullie weten wat een vrolijk karakter zij had,-heel anders dan het mijne, dat heeft zo zijn redenen, misschien dat wij daarom zo’n goed koppel vormden. Maar plotseling was zijn onherkenbaar. Wat ik ook zei, niets hielp.” (blz. 32) Voorlopige mening: Inhoudelijke argumenten: o In het begin vond ik het moeilijk om te bepalen wie wat zei. Want op het ene moment lees je het verhaal van Herbert, en dan weer lees je opeens vanuit ik-persoon Felix. Dit werkte vond ik zelf erg verwarrend en kon ik me soms niet meer geconcentreerd op de tekst. “Langzaam richtte hij zijn hoofd op en overzag met heersersblik het publiek. Mijn allerliefste Magda! Zijn zware, geoefende stem, waarin nu en dan een merkwaardig, hoog snikje meespeelde, vulde meteen alle uithoeken van de aula. Hij sprak uit het hoofd, ook aantekeningen had hij niet neergelegd. Met een breed gebaar wees hij opzij naar de kist. Ik zeg ‘allerliefste Magda’, …. ”(enz. blz. 10) o Het boek bestaat uit 3 delen: .Herbert (waarin Felix schrijft over het verhaal van Herbert) .Tussenspel (waarin Felix en Vera de grafrede bespreken) en .Magda (waarin Vera schrijft over het verhaal van Magda) De overstap van ‘tussenspel’ en ‘Magda’ vond ik moeilijk. Je leest eerst een stukje maar weet eigenlijk nog niet helemaal hoe het zit met wie de ik-persoon is. Ook brengt het je in verwarring, want het is opeens een heel ander verhaal. “ ‘Dat moet jij zeggen. Kom, laten we naar binnen gaan, zo lang er nog plaats is.’ (nieuwe blz. en een nieuw deel) De onbewerkte, vurenhouten kist op de katafalk was overdekt met bloemen. Er naast, op een ezel, stond een ingelijste foto van Herbert, bijna een vierkante meter groot, in een bovendoek getooid met een wit lint.” (blz. 64 en 65) o Ik vind het wel heel knap dat de schrijver een waargebeurde geschiedenis heeft uitgewerkt tot dit boek. Ik heb begrepen, na het lezen van diverse artikelen, dat de schrijver, Harry Mullisch, ook worstelt met zijn oorlogsverleden en op deze manier laat zien dat Jules Croiset misschien nog niet zo gek was. “Ik wil hem en zijn bewonderenswaardige vrouw, die –anders dan de dramatis personae in mijn verhaal- beiden nog leven, zonder bovendien dood te zijn, bedanken voor hun medewerking. Bereidwillig gaven zij mij alle inlichtingen die ik hebben wilde; bovendien kreeg ik een afschrift van het politiedossier, met de verslagen van alle verhoren.”(blz. 85, in de verantwoording) “Ik begon steeds meer respect voor hem te krijgen. Hij was natuurlijk gek, maar zijn radicaliteit boezemde mij afgunst in. Wie was ik zelf? Een toneelschrijver die alom geprezen werd, niet alleen in Nederland, maar hier was iemand die iets gedaan had. (blz. 46) Structurele argumenten: o Ik vind dat er soms moeilijke woorden worden gebruikt. Vooral als het gaat om woorden als ‘Nederlandse Fascisten Jongeren Organisatie’ en andere woorden die met het jodendom te maken hebben. “Vuile smerige Tot-parch! Rot-jood, rot-smous, rot-piegem met je arrogante joden smoel. Je dagen zijn geteld! Krijg de lupus pest in de besneje lul! Ze moeten jou en je verdoemde soort levend verbranden! Als Fassbinder niet word opgevoerd, gaat de beuk erin. Les is op! Jij en die gore Jiddenkoters van je zijn drie Jidden te veel! Neem maar vast afscheid van dat kankerwijf van je! Kan je weduwe weer een andere smous met platvoeten zoeken! Heil Hitler! (blz. 28, de dreigbrief) o De schrijver verwijst naar veel ‘revolutionaire en Angelsaksische filosofen’. Daar weet ik helemaal niks van, dus is het voor mij lastig om het te lezen en te begrijpen. “Net als veel anderen las ik in die opstandige dagen Marx, Negels, Lenin, Marcuse en aanpalende revolutionairen, en vermoedelijk was ik een van de weinigen die tegelijkertijd de bedaarde Angelsaksische filosofie bestudeerde, Russell, Austin, Quine; maar ik was beslist de enige die zich dan ook nog intensief verdiepte in het werk van Nicolaus Cusanus.” (blz. 16-17) o Ook zijn gedachten over God spreken mij niet aan omdat ik niet gelovig ben opgevoed. “Dat ik nooit bang ben geweest voor tegenstellingen, zelfs niet voor tegenspraken, ligt natuurlijk ten grondslag aan mijn zielsverwantschap met die dialectische kardinaal uit het begin van de vijftiende eeuw, de man van de cioncidentia oppositorum, het ‘samenvallen van de tegendelen’ in God, wiens verzamelde geschriften ik nog steeds zou meenemen naar het beroemde onbewoonde eiland. Ik las niet alleen zijn hoofdwerken, zoals de docta ignotantia, ‘Over het wetende niet-weten’, maar alle minder belangrijke ook, zoals de visione dei, ‘Over het zien van God’. (blz. 17) Persoonlijke argumenten: Ik vond dit boek wisselend. Vooral in het begin was het moeilijk om de structuur te ‘snappen’ en om te begrijpen waar het nou eigenlijk over ging. Als je dit wat later door hebt leest het wel weer makkelijk en is het gewoon een goed boek om te lezen. Er zit namelijk ook wel wat spanning in: je wilt weten wie de brief nou eigenlijk heeft geschreven en hoe het verder gaat in het verhaal van Herbert met wat hij allemaal heeft meegemaakt (ontvoering enzo) Het tweede en derde deel van het boek zijn dan weer heel anders. Ook hier (vooral bij deel 3 ‘Magda’) is het in het begin moeilijk om de structuur te begrijpen. Als laatste persoonlijke argument vind ik het taalgebruik moeilijk, er worden soms ouderwetse woorden gebruikt zoals: ‘calvinistische ziel’. ‘anno domini 1999’, de klassieke, dionysche dithyrambe,’ (enz. allemaal van blz. 7)
Morele argumenten: o Het moraal van het verhaal: Dat je in een relatie of huwelijk geen geheimen voor elkaar moet hebben, ook niet uit liefde. Dit kan fout aflopen…. o Waarom is dat het moraal van het verhaal? Je ziet in beide verhalen het fatale gevolgen heeft, namelijk de dood. Daarom denk ik dat je geen geheimen voor elkaar moet hebben in een huwelijk
o Eens/oneens met het moraal van het verhaal: Ik ben het eens met het moraal omdat ik vind dat je gelijkwaardig en eerlijk met elkaar moet omgaan in een relatie en omdat ik zelf ook zo opgevoed ben.

REACTIES

S.

S.

thnx

14 jaar geleden

A.

A.

Excuses maar hier klopt niks van, Magda was degene die zelfmoord pleegde.

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Het theater, de brief en de waarheid door Harry Mulisch"