Gebruikte editie
In april 2006 verscheen bij De Bezige Bij te Amsterdam de gebonden uitgave van “Het satijnen hart”van Remco Campert. De roman is uitgegeven in een mooie, gebonden uitgave, met op de witte voorkant een rood (satijnen) hart afgebeeld. Het is een illustratie van Jim Dine, “Red design for Satin Heart” De roman telt 190 bladzijden.
Genre
“Het satijnen hart”is een psychologische roman over liefde en kunst.
Aanbeveling
“Het satijnen hart” is een mooie roman over een oude (bijna 80-jarige) kunstenaar (een beroemde schilder) die artistiek dood lijkt, maar door de dood van een oud vriendinnetje weer tot leven wordt gewekt. Hij krijgt weer zin om zijn penseel op te pakken en zijn eerste werk zal een nieuw naaktschilderij van Cissy zijn. Campert schrijft in fraaie, poëtische taal het verhaal van de relatie tussen kunst en leven. Wat is belangrijk in het leven en wat niet?
De roman is afgedrukt in een fraaie, gebonden uitgave met een mooi lettertype en een ruime bladspiegel, waardoor de roman in korte tijd snel te lezen is. De inhoud is heel goed te volgen. Verder is de thematiek niet al te lastig en is Campert een gerenommeerde auteur voor de literatuurlijst. Een klein juweeltje met een waardering van 2 punten (voornamelijk vanwege de geringe lengte, waardoor je het bijna een novelle zou kunnen noemen.)
De flaptekst
Twee jaar na ‘Een liefde in Parijs” schreef Remco Campert “Het satijnen hart”, een roman die thematisch nauw aansluit bij de voorganger. De oude kunstenaar Hendrik van Otterlo ontvangt het doodsbericht van zijn ex-vriendin Cissy.
Ruim twintig jaar geleden, in de nacht nadat ze hem had verlaten, maakte hij een woest zelfportret, zijn laatste belangrijke doek. Na die nacht heeft hij zijn atelier nooit meer betreden en geen penseel meer aangeraakt.
Het satijnen hart is een scherp en weemoedig portret van een schilder die tot op hoge leeftijd niet kan. kiezen tussen liefde en kunst.
Motto en opdracht
Er is geen motto en geen opdracht.
Structuur en verhaalopbouw
De roman wordt onderverdeeld in 18 genummerde maar ongetitelde hoofdstukken. De hoofdstukken worden niet allemaal chronologisch verteld. Zo is er een grote flashback over de kennismaking met zijn halfzusje Bettina, wanneer er een verzetsmonument in Zeeland wordt geopend. Die hoofdstukken doorbreken de chronologische volgorde.
Verder zijn er voornamelijk korte herinneringen aan de hand van dialogen die Van Otterlo vooral voert met zijn halfzusje Bettina en zijn collega-vriend Jongerius. Ook een studentje Fiona dat zijn vriend Jongerius heeft opgeduikeld, doet hem zich dingen uit het verleden herinneren.
Perspectief
De roman wordt verteld door de hoogbejaarde schilder Hendrik van Otterlo. Hij doet dat in de o.t.t. als onwetende meebelever en in de passages die over het verleden gaan waarin hij o.a. vaak terugdenkt aan zijn liefde Cissy (“dat rotwijf”) en zijn ontmoetingen met halfzusje Bettina vertelt hij in de o.v.t als achterafverteller.
Titelverklaring
Als de schilder Hendrik van Otterlo terugkeert van een dagreis naar de kust met zijn halfzuster Bettina, die hem met de neus op de feiten heeft gedrukt met betrekking tot zijn relatie met Cissy, ziet hij in de gang zijn mooiste reeks werken: een aantal litho’s waarin hij worstelde in Parijs met de kleuren rood en kobaltblauw. Hij wilde de serie eerst “Hart en hersenen “noemen, maar later zwichtte hij onder invloed van een Franse dichter voor de titel “Le coeur résistant” (het verzetshart) Dit zou kunnen verwijzen naar `Rebel, mijn hart' een beroemd gedicht van Camperts vader. Het is een verzetsgedicht over een hart ``dat gekerkerd en geknecht' dat `` aan de tralies van de al-dag rukt'. (Zie voor het gehele gedicht: de bijlage hieronder)
De schilder Van Otterlo functioneerde in Parijs in die jaren op zijn hoogtepunt. Hij had een vriendinnetje van wie hij zich later de naam niet eens kan herinneren en zijn hart wilde zich niet door haar laten “gevangen zetten.” Het meisje dat gek op hem was, maakte maar weinig indruk op hem. Alleen het rood van haar dunne satijnen sjaaltje (blz. 107) kan hij zich nog herinneren. Het ``rood' dat op zijn litho's de vorm van een hart aannam, was niet de kleur van het verzet maar van een lapje satijn. De kleur was helrood, maar de stof was van satijn.
“Het satijnen hart”staat dus voor het halfzachte, het onware in de kunst. Het zwakke hart speelt hem ook fysiek parten, want hij vreest te sterven in de nacht aan een hartstilstand.
Zo’n oneerbare dood verdient hij niet, maar hij is wel bij de pakken neer gaan zitten na het vertrek van Cissy, waar zijn collega-vriend en kunstenaar Jongerius jr. nog volop maatschappelijk geëngageerd is en met vrouwen aan de gang is, zelfs met een jonge studente Fiona.
Cissy’s dood schijnt hem echter tot leven te hebben gewekt en zijn halfzuster Bettina heeft de gevoelige snaar geraakt, als ze hem verwijt dat hij alles verkeerd heeft gedaan met Cissy. Zijn harde pantser lijkt dan te breken (hij heeft altijd alleen voor de kunst geleefd, als een egoïst, die vrouwen afdankte) Na een dagreisje met zijn zus lijkt hij iets milder te zijn geworden. Zijn hart heeft dan op de juiste manier een mildheid bereikt, die hem wellicht opnieuw tot scheppen in staat stelt.
Tijd en decor
De roman speelt in de 21e eeuw. Dat blijkt uit de opmerkingen op blz. 16 waar de verteller zegt dat de nieuwe eeuw al een paar jaar aan de gang is. En op blz. 44 stelt hij: “Je hebt mensen van voor 11 september 2001 en van na 11 september 2001.”
Het decor van de roman is voornamelijk Amsterdam, de stad waar Hendrik van Otterlo woont. Zijn oude atelier staat in Weesp en ook die plaats vormt dus een achtergrond voor de gebeurtenissen. Aan het eind keert hij terug naar zijn door de hangjeugd vernielde atelier: hij laat het opknappen en begint een nieuw kunstenaarsleven.
Thematiek
In de roman gaat het om de relatie tussen kunst en liefde, maar eigenlijk ook om de zin van het bestaan. De kunstenaar Hendrik van Otterlo heeft altijd een egoïstisch leven geleid, hij had maar een liefde: de kunst. Voor het overige maakte hij gebruik van vrouwen vooral voor de lustbeleving. Maar na een enkele keer seks was de interesse verflauwd en dankte hij de vrouwen af.
Hij leeft een tijdje samen geleefd met de aantrekkelijk Cissy, die echter wat oppervlakkig was. (een kappersdochter). Zij verweet hem dat hij teveel aandacht aan zijn kunst en te weinig aandacht aan haar besteedde en ze is dan ook twintig jaar geleden vertrokken. De enige vrouw die hem ooit in de steek heeft gelaten en derhalve “een rotwijf.” Het is haar schuld.Hij heeft een woest zelfportret geschilderd en daarna heeft hij nooit meer een schilderij gemaakt.
Haar vertrek betekende zijn artistieke dood. Nu loopt hij tegen de tachtig en hij heeft zich min of meer afgezonderd van de wereld:hij komt niet buiten en voelt zich zwak: zijn halfzus Bettina moet hem elke week komen wassen. Hendrik is een afgetakelde kunstenaar.
Maar het kan verkeren. De dood van Cissy wekt hem tot leven: artistiek dan wel gezien. De opmerkingen van zijn zus, de dokter en zijn vriend Jongerius jr. neemt hij eindelijk ter harte. Hij gaat weer naar buiten en hij wil zijn atelier in Weesp zien. Dat is net zo afgetakeld als hij zelf is, maar hij krijgt de kans om via een actiecomité het atelier op te knappen. Die kans grijpt hij toch aan en hij lijkt zijn artistieke dood daarmee overwonnen te hebben. De drank tot scheppen lijkt teruggekeerd.
Enkele literair-historische motieven zijn nog:
- de relatie met zijn halfzusje Bettina
- vriendschap
- de Tweede Wereldoorlog: naweeën en verwerking in de relatie met zijn ouders
- ouderdom en aftakeling
- de dood van een geliefde
Samenvatting van de inhoud
In hoofdstuk 1 wordt de oude kunstenaar Hendrik van Otterlo onderworpen aan een wekelijkse wasbeurt door zijn halfzuster Bettina. Ze hebben dezelfde vader maar een verschillende moeder. Bettina zorgt ervoor dat Hendrik zichzelf niet verwaarloost. Hendrik begint zichtbare tekenen van verval te vertonen. Van Otterlo vindt het ouder worden een voortdurend afscheid nemen van bepaalde ledematen.
Alles wordt slap en rimpelig in tegenstelling tot het lichaam van zijn even oude kunstvriend Jongerius jr. Deze schilder is nog veel actiever en ook maatschappelijk betrokken. Elke week bezoek Jongerius jr. zijn vriend: ze drinken vaak een borrel en praten over het verleden. Bij Hendrik van Otterlo is “het kunstlicht” een beetje uitgegaan, toen twintig jaar geleden zijn geliefde, Cissy, het genoeg vond en zijn huis verlaten had. Hij had haar recent naakt geschilderd: zij vond het geen mooi schilderij, maar hij had haar als een lustobject afgeschilderd. Na haar vertrek had hij zich opgesloten in zijn atelier in Weesp, had van woede een zelfportret geschilderd en daarna had hij de deur van zijn atelier achter zich dichtgetrokken en geen penseel meer aangeraakt. Hij spreekt over Cissy in termen als “rotwijf”, maar zijn kunstvriend zegt dat dit een ouderwetse term is en dat hij tegenwoordig beter kan spreken over “kutwijf”. Zijn halfzusje Bettina is echter van mening dat hij jaren geleden Cissy verkeerd heeft behandeld. Hij had in zijn leven de verkeerde keuzes gemaakt. Het lijkt er inderdaad op of Van Otterlo meer in de kunst heeft geloofd dan in de liefde. De man van Bettina, die hij overigens niet zo graag mag, adviseert hem vaak op financieel gebied. Deze Pieter Mijnssen is schrijver. Hij is niet geweldig bekend, maar zit vaak in jury’s voor literaire prijzen.
De gemeente Weesp wil het atelier waar Van Otterlo sinds twintig jaar toch niet meer in werkt, kopen om er een industrieterrein op te vestigen. Zijn zwager adviseert hem op het bod in te gaan, maar hij wil zich eigenlijk liever aansluiten bij de actiegroep die tegen de bouw van het industrieterrein is.
Hendrik heeft gehoord van het overlijden van zijn vroegere vriendin Cissy. Geboren in Amsterdam, overleden in New York. Van Otterlo vraagt aan zijn vriend of die ook iets heeft gehad met Cissy, want Hendrik kon slecht met vrouwen omgaan, maar die huilden dan vaak weer uit bij Jongerius jr. Deze laatste stelt echter dat hij nooit aan vriendinnen van zijn vriend zou komen. Zoiets doe je niet.
Er komt een studente Fiona zijn geïsoleerde leventje binnen. Ze is hem aanbevolen door Jongerius jr. Dit meisje dat erg onbevangen is, vraagt hem honderduit hoe hij met zijn studie als kunstschilder begonnen is. Het doet de verteller terugdenken aan de jaren na de oorlog toen zijn vader teruggekomen was uit Dachau en zijn eigen moeder uit zijn leven was verdwenen. Zijn vader was daarna met Tine (een verzetsvrouw) getrouwd en uit die relatie was Bettina voortgekomen. De vader van Jongerius jr, was trouwens “fout”geweest in de oorlog, in die zin dat hij zich aangesloten had bij de “Kulturkammer”om zijn werk te kunnen blijven tentoonstellen. Fiona is ook het doelwit van Jongerius om te poseren. Het meisje doet hem denken aan “Leentje” een meisje voor wie hij wel bewondering had en die hij zogezegd had uitgetekend toen hij haar “het”had zien doen met een vriendje. Later bleek dat niet waar geweest te zijn en had hij de seksuele tekening uit zijn fantasie tevoorschijn getoverd.
Zijn huisarts Friso keurt hem medisch en vindt hem nog wel gezond, maar hij moet meer naar buiten gaan.(symbolisch voor meer contact met de buitenwereld hebben, je niet afzonderen) Ze maken later ook een wandelingetje, waarop Van Otterlo de huisarts vertelt van een ontmoeting met de koningin, die hij daarvoor ook al eens had ontmoet. Zijn vriendinnetje Cissy was er stinkend jaloers op geweest dat de koningin Hendrik op een zo persoonlijke wijze had toegesproken.
Hij had Cissy als geliefde gekregen, nadat zij een relatie had gehad met een autocoureur. Alle ogen van de mannen waren altijd op haar gericht. Ze hadden mooie tijden meegemaakt o.a. een studie/werkreis naar Barcelona waar ze heerlijk genoten van de Zuid-Europese mentaliteit. Hendrik was naarmate zijn carrière vorderde, steeds meer op commerciële wijze gaan werken. Massaproductie omdat hij zo bekend geworden was.
Bettina komt Hendrik ophalen voor een reisje naar zee: ze wil met hem oude herinneringen ophalen. Zo weet ze alles nog van de dag dat hij als grote broer haar kwam ophalen voor zo’n dagje aan zee. Hendrik is dat allemaal vergeten. Ze vertelt ook dat Cissy heel erg van hem hield, haar zelfs een aantal keren had opgebeld om te vertellen dat Hendrik zo onbereikbaar voor haar was. In Bergen waar ze wat lunchen, moet Hendrik terugdenken aan Cissy en aan het portret dat hij van haar had gemaakt. Zij wilde echte liefde van hem ontvangen, maar hij had slechts één grote liefde: de kunst. Dus besteedde hij te weinig aandacht aan haar. Ook in een restaurant in Bergen gedraagt hij zich wat horkerig, als hem wordt gevraagd of het eten heeft gesmaakt. Zijn halfzusje is daarover boos en vindt dat hij zich beter had moeten gedragen. Ze benadrukt dat hij alles verkeerd heeft gedaan met Cissy. Toch bedankt hij haar voor het uitje.
Bij thuiskomst ziet hij een mooie serie litho’s staan die hij eens heeft gemaakt in Parijs. Het had hem beroemd gemaakt. Ook Jongerius is later weer enthousiast als hij de serie litho’s ziet. Hendrik had toen in Parijs een vriendin, Jeannette, maar ook dit meisje heeft hij laten barsten. Jongerius weet het nog allemaal heel goed, want het meisje had een tijd naar Hendrik gezocht. Die nacht denkt Hendrik aan de avond dat Cissy zonder een spoor achter te laten het huis verlaten had. Hij had haar portret van de muur gehaald, omdat hij haar niet meer wilde zien. Daarna had hij een zelfportret geschilderd om later niet te kunnen vergeten hoe hij zich op dat moment voelde.
De volgende ochtend gaat Hendrik wandelen: hij neemt blijkbaar de raadgevingen van de mensen uit zijn directe omgeving aan. Als hij thuiskomt, ziet hij Bettina’s auto voor de deur staan. Ze had voor zaterdag afgesproken, maar dan is ze naar een schrijverscongres met haar man. En daarom komt ze hem nu helpen. Het congres gaat over de vrijheid van meningsuiting en Hendrik vindt dat hij zijn halfzusje daarin wat tegemoet moet komen. Hij wil zijn handtekening wel zetten, zodat er een beroemde schilder op de lijst voor actie staat. Hij is namelijk milder aan het worden. Hij vraagt aan Bettina of ze nog wel eens contact heeft gehad met Cissy en ze zegt dat ze haar wel eens gebeld heeft, maar dat ze het hem nooit heeft willen vertellen.
Daarna moet ze op bezoek bij een tante die voor Bettina heeft gezorgd toen haar eigen moeder Tine na de dood van Hendriks vader zelfmoord had gepleegd. De Tweede Wereldoorlog had altijd als en zwaar gordijn in het gezin gehangen.”Twee meter dood” om je heen. Is het een verwijzing naar een passage uit één van de beroemdste gedichten van Jan Campert , Remco’s vader : “ Het lied der achttien doden? (zie voor het gehele gedicht: de bijlage hieronder)
Vader in Dachau en moeder in het verzet en Hendriks eigen moeder is er na de oorlog met een Canadese militair vandoor gegaan..
Hij had Bettina in het begin zoveel mogelijk omzeild, maar ze had een keer na een kunstreis van hem contact opgenomen en hem gevraagd haar te vergezellen naar Zeeland waar een oorlogsmonument o.a. ter ere van hun vader zou worden geopend. Hij stemt node in, ontmoet haar op het station en ergert zich aan de festiviteiten die door de autoriteiten worden georganiseerd. De nacht brengen ze door in een Zeeuws hotel en midden in de nacht komt Bettina vragen of ze bij hem mag liggen. Hij raakt opgewonden door de aanwezigheid van haar lichaam en ze hebben lichamelijk contact. Tot hoever laat de schrijver in het midden. In ieder geval zoenen ze met elkaar. Het was hun goed bewaard geheim gebleven en het had een band tussen hen geschapen.
Dan vraagt hij zich in dat weekend af waar de sleutels van zijn oude atelier zijn. Hij belt Bettina en zij heeft wel eens ergens twee sleutels gezien. Hendrik wil naar Weesp en zijn zwager Pieter wil dat hij lid wordt van de Wesp van Weesp, het actiecomité om de bouw van het industrieterrein tegen te gaan. Als hij aankomt in zijn oude atelier, is het er een puinhoop als gevolg van veel vandalisme en graffiti. Het naakt portret van Cissy is verminkt, maar het is ook geen mooi portret en zijn zelfportret het mooiste wat hij ooit had gemaakt, is ook vernield. Eigenlijk is het atelier een afspiegeling van zijn leven na het vertrek van Cissy (een symbolische ruimte dus)
Zijn zwager zegt hem toe dat ze het atelier zullen opknappen als hij boegbeeld van de stichting Wesp van Weesp wil worden en voor de televisie een verklaring daarover wil afleggen. Hij doet dat en dan wordt zijn atelier mooi opgeknapt. Het eerste wat hij wil gaan maken, is een mooi, nieuw portret van Cissy, een liggend naakt. ``In warme, heldere kleuren met te late liefde geschilderd, maar kunst kent geen tijd slechts eeuwigheid.' De drang om opnieuw schilderwerk te scheppen, brengt de oude en afgeleefde man weer tot leven. De slotzin van de roman luidt . ``Ik ben alleen in een suizende stilte, het geluid van de kunst.' (blz. 189)
De oude kunstenaar die een satijnen hart bezat, heeft weer een ijzeren hart gekregen. Zijn blik gaat naar het lege doek. Hij heeft weer zin om iets te scheppen.
Recensies
Een nieuwe roman van Remco Campert kan altijd rekenen op een aantal recensies in spraakmakende dagbladen. Drie belangrijke recensies zijn hieronder opgenomen.
Arjan Peters op 21 april 2006 in De Volkskrant is van mening dat Campert van zich af begint te bijten: “
Het zachtmoedige zondagskind van de Nederlandse literatuur begint de laatste tijd van zich af te bijten. Twee jaar nadat Remco Campert in de roman Een liefde in Parijs de schrijver Richard Sanders op diens oude dag met de consequenties van zijn slordige, o zo artistieke levensstijl confronteerde zonder hem de kans te geven eronderuit te komen – een verkapte afrekening met mezelf, lichtte Campert in een interview toe –, richt hij in Het satijnen hart zijn pijlen op de schilder Hendrik van Otterlo. [……]Maar dan kent hij Campert nog niet. Die laat niet los voordat hij die eigenwijze bejaarde schaamte heeft laten voelen. Opnieuw zet de schrijver het mes in eigen vlees door de keerzijde van enige onhebbelijke trekjes te thematiseren. Van die typische kunstenaarstrekjes, zogenaamd niemand nodig hebben, altijd voor de Kunst leven, vrouwen zijn ten hoogste affaires die erop uit zijn je gek te maken, als jouw penseel of pen spreekt dan kun je de hele bliksemse boel het zwijgen opleggen; Campert maakt van die attitude voorzichtig maar geenszins zachtzinnig een holle lachspiegel.
Dat geeft het late werk van deze schrijver een onverwachte kartelrand. Hij laat zijn kunstenaars niet in milde weemoed verwijlen. De ironische melancholie is vrijwel afwezig in deze portretten van de kunstenaar als oude man. Er staan nog rekeningen open. […]Zijn gram maakt Campert weerbaar, en houdt ook zijn lezers wakker, die zich door een zoetige romantitel of op grond van sommige columns wellicht instellen op een mild geborsteld genre-stukje. ‘Mijn grootspraak overtuigt mezelf niet’, denkt Van Otterlo halverwege, en je zíet Campert handenwrijven: ha, ik zal die rotzak krijgen! Zo wordt de lectuur van Het satijnen hart een welhaast boosaardig genoegen.
Ook Jaap Goedegebuure in het Brabants Dagblad van dinsdag 25 april schrijft over de scherpte van Campert: “ In zijn meest recente romans, ’Een liefde in Parijs’ (2004) en het pas verschenen ’Het satijnen hart’, lijkt er een zekere scherpte in Camperts timbre te zijn gekomen. Tot twee maal toe tekende hij een kritisch portret van een ouder wordende kunstenaar, wat niet vreemd hoeft te heten voor een auteur om wie dan wel het aura van de eeuwige jongeling hangt, maar die toch ongemerkt de tachtig is genaderd. [……]
Ik ben alleen in een suizende stilte, het geluid van de kunst. Mijn ogen tasten het lege doek af.“ Met die zinnen neemt Van Otterlo afscheid van ons, maar het is een einde dat laat zien dat hij nog in staat is onverwachte bronnen aan te boren. Net als Campert zelf. Want die maakt opnieuw de regels waar die hij meer dan een halve eeuw geleden noteerde: „Elk woord dat wordt geschreven is een aanslag op de ouderdom.“
Ten slotte wint de dood, jazeker, maar de dood is slechts de stilte in de zaal nadat het laatste woord geklonken heeft. De dood is een ontroering.
Elsbeth Etty in het NRC van vrijdag 28 april 2006 beschrijft in een mooie recensie de kleine roman van Campert. De roman heeft geen echte intrige nodig, vindt ze: De onmogelijke keuze tussen kunst en leven beheerste ook “Een liefde in Parijs”, waarin een schrijver tot de conclusie komt dat leven per saldo het belangrijkste is. In “Het satijnen har”t is het omgekeerd: zonder kunst was Van Otterlo ten dode opgeschreven. De drang tot scheppen wekt hem tot leven. Zo eindigt het verhaal. ``Ik ben alleen in een suizende stilte, het geluid van de kunst.'
Deze vitale roman van Campert is in meer opzichten een tegenhanger van Een liefde in Parijs. Die roman had nog een plot, terwijl die in deze prozaversie van ``Rebel, mijn hart' vrijwel ontbreekt. Ook daarin lijkt dit boek op Alleman. Sommige schrijvers hebben geen intrige nodig om hun dilemma's, twijfels, angsten overtuigend over het voetlicht te brengen. Die hebben aan hun taal genoeg.
Over de schrijver
Informatie van de website van de uitgever De Bezige Bij
Remco Campert (Den Haag, 1929), zoon van de dichter Jan Campert, richtte in 1950 samen met Rudy Kousbroek het tijdschrift Braak op. Nog in dat zelfde jaar traden Lucebert en Bert Schierbeek toe tot de redactie van het tijdschrift, dat een klankbord werd van experimentele dichters. Campert zelf was de minst experimentele van deze dichters, zijn werk week minder af van de heersende normen en hij was ook minder uitbundig in zijn experimenten met de taal. Zijn debuut, de bundel Vogels vliegen toch (1951) sloeg meteen aan bij een groot publiek en Campert werd bestempeld als de "meest verstaanbare Vijftiger".
In deze bundel zien we al het thema dat ook zijn latere werk zou beheersen; de poëzie die het opneemt tegen de werkelijkheid. De nuchtere realiteit blijkt echter steeds de overhand te hebben, zodat het gedicht slechts een tijdelijke ontsnappingsmogelijkheid biedt. Dit gegeven zien we ook in Camperts proza terug, zijn personages verzetten zich aanvankelijk tegen de werkelijkheid, maar verliezen in de loop van het verhaal hun idealisme. In het romandebuut Het leven is vurrukkulluk (1961) wordt in een luchtige toon het uiteindelijke falen van het liefdesideaal verwoord. De weemoed verschuilt zich achter de ironie en de taalspelletjes.
In de loop der jaren is zijn taalgebruik steeds soberder geworden. Korte zinnen, eenvoudige woordkeus en een minimum aan beeldspraak leiden ertoe dat zijn werk zowel in stijl als in thematiek dicht bij de werkelijkheid blijft.
Naast zijn grote literaire productie schrijft Campert voor vele tijdschriften en dagbladen. De columns die hij de laatste jaren voor De Volkskrant schrijft, zijn voor het merendeel in boekvorm verschenen. Lange tijd was hij bovendien verbonden aan de organisatie van Poetry International. Daarover schreef hij de novelle Ohi, hoho, bang, bang of het lied van de vrijheid, een persiflage op de belevenissen van de dichters achter de schermen van het dichtersfestival. Samen met Jan Mulder heeft hij een column op de voorpagina van De Volkskrant.
Remco Campert ontving vele prijzen, waaronder de P.C. Hooftprijs voor zijn gehele oeuvre (1976).
Bijlage
In de titelverklaring wordt gerefereerd aan een gedicht van Camperts vader. Rebel, mijn hart.
Hieronder de gehele tekst.
Rebel, mijn hart ...
Rebel, mijn hart, gekerkerd en geknecht,
die aan de tralies van den al-dag rukt;
weest om uw tijdlijk lot geenszins bedrukt,
al zijn de kluisters hard, de muren hecht.
Want in den aanvang werd het u voor-zegd,
dat het aan enkelen steeds is gelukt
het juk te breken, dat hun schouders drukt,
laat dus niet af maar vecht en vecht en vecht.
Breekt uit en blaast de doove sintels aan,
die zijn verdoken onder 't rookend puin;
vaart stormgelijk over den lagen tuin,
die Holland heet; slaat doodlijk toe en snel,
opdat het kwaad schrikk'lijk zal ondergaan,
o hart, mijn hart, o bloedroode rebel.
Een ander gedicht van Jan Campert is “Het lied der Achttien doden “. (zie Samenvatting)
Het lied der achttien doden
Een cel is maar twee meter lang
en nauw twee meter breed,
wel kleiner nog is het stuk grond,
dat ik nu nog niet weet,
maar waar ik naamloos rusten zal,
mijn makkers bovendien,
wij waren achttien in getal,
geen zal den avond zien.
O lieflijkheid van licht en land,
van Holland's vrije kust,
eens door den vijand overmand
had ik geen uur meer rust.
Wat kan een man oprecht en trouw,
nog doen in zulk een tijd?
Hij kust zijn kind, hij kust zijn vrouw
en strijdt den ijdlen strijd.
Ik wist de taak die ik begon,
een taak van moeiten zwaar,
maar't hart dat het niet laten kon
schuwt nimmer het gevaar;
het weet hoe eenmaal in dit land
de vrijheid werd geeerd,
voordat een vloekbre schennershand
het anders heeft begeerd.
Voordat die eeden breekt en bralt
het miss'lijk stuk bestond
en Holland's landen binnenvalt
en brandschat zijnen grond;
voordat die aanspraak maakt op eer
en zulk Germaansch gerief
ons volk dwong onder zijn beheer
en plunderde als een dief.
De Rattenvanger van Berlijn
pijpt nu zijn melodie, -
zoo waar als ik straks dood zal zijn
de liefste niet meer zie
en niet meer breken zal het brood
en slapen mag met haar-
verwerp al wat hij biedt of bood
die sluwe vogelaar.
Gedenkt die deze woorden leest
mijn makkers in den nood
en die hen nastaan 't allermeest
in hunnen rampspoed groot,
gelijk ook wij hebben gedacht
aan eigen land en volk -
er daagt een dag na elken nacht,
voorbij trekt iedre wolk.
Ik zie hoe't eerste morgenlicht
door 't hooge venster draalt.
Mijn God, maak mij het sterven licht-
en zoo ik heb gefaald
gelijk een elk wel falen kan,
schenk mij dan Uw gena,
opdat ik heenga als een man
als 'k voor de loopen sta.
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
Complimenten!
Hier heb ik veel aangehad!
14 jaar geleden
Antwoorden