Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Herinneringen van een engelbewaarder door Willem Frederik Hermans

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
Boekcover Herinneringen van een engelbewaarder
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 3528 woorden
  • 13 oktober 2007
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
28 keer beoordeeld

Boekcover Herinneringen van een engelbewaarder
Shadow
Herinneringen van een engelbewaarder door Willem Frederik Hermans
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel: Herinneringen van een engelbewaarder
Auteur: Willem Frederik Hermans
Druk: Achtste druk
Jaar van uitgave: 1985
Plaats van uitgave: Amsterdam
Uitgeverij: De Bezige Bij

Achtergronden en uiterlijke beschrijving
De roman Herinneringen van een engelbewaarder. De wolk van niet weten van Willem Frederik Hermans (*1921 te Amsterdam; † 1995 te Utrecht) verscheen in 1971 bij De Bezige Bij te Am-sterdam. Hij heeft er bijna negen maanden aan gewerkt (7-9-1970 - 30-5-1971).
In de herdruk werden correcties aangebracht in de ‘Aantekeningen’ achter de tekst.

In een interview zei Hermans dat hij al aan het boek was begonnen vlak nadat hij De donkere ka-mer van Damokles (1958) had voltooid. Pas in 1970 vatte hij het idee weer op. Naar aanleiding van het derde deel van L. de Jong's Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog (1970) had hij het boek in die vijf oorlogsdagen gesitueerd. Hij was de bedoeling dat de roman de eerste van een trilogie moest worden maar zover is het nooit gekomen.

De gebruikte uitgave heeft een omslag die een tekening bevat van een vliegend figuur, het lijkt op een mens met vleugels maar dan eentje zonder hoofd. Deze figuur wordt gezien door een poort in de muur, en op de achtergrond zie je een soort tuin, boomgaard. Op de grond, in het gras, is een soort gat te zien.
Op de achterkant is een foto te zien van W.F. Hermans.

Deze psychologische roman, die inclusief het voorwerk en ‘Aantekeningen’ 395 bladzijden beslaat, bestaat uit 200 paragrafen die wisselen van een enkele zin tot twaalf bladzijden, die op hun beurt weer verdeeld zijn in zestien grotere onderdelen.
De tekst wordt voorafgegaan door een motto, ontleend aan een veertiende-eeuws Engels ‘hand-boek’ voor mystici, The Cloud of Unknowing: "Wij zijn in staat te denken dat wij zeer verre van God zijn, wegens deze wolk van niet weten tussen ons en hem, maar het zou stellig juister zijn te zeggen dat wij veel verder van hem zijn als er geen wolk van vergeten is tussen ons en de gehele schepping."

De titel heeft betrekking op de engelbewaarder van Bert. Hij vertelt zijn herinneringen in dit boek. De ondertitel, die overigens niet op de omslag vermeld staat, heeft betrekking op het motto.

Samenvatting van de inhoud:
Nadat de 38-jarige Alberegt (de officier van justitie) zijn joodse, communistische vriendin Sysy heeft helpen vluchten naar Amerika haast hij zich naar een rechtzaak. Omdat het vijf minuten scheelt slaat hij een verboden weg in en rijd daar per ongeluk een meisje dood. Hij verbergt het kind in de struiken en rijdt door, ondanks het feit dat zijn beschermengel hierover te zeggen heeft. Op de rechtzitting klaagt hij een journalist aan die Hitler (is -dan nog- een bevriend staatshoofd) beledigd heeft, toch eist Alberegt vrijspraak tegen alle verwachtingen in. Hij doet dit omdat Sysy het proces onzin vindt.
Na de rechtzaak probeert hij zichzelf van het leven te beroven. Ten eerste omdat hij het meisje doodgereden heeft en ten tweede om het vertrek van Sysy. Hij ervaart niet alleen verdriet, maar heeft ook het gevoel dat hij door haar misbruikt is.

De volgende dag breekt de oorlog uit en in de volgende vijf dagen probeert Alberegt op verschil-lende manieren naar Engeland te vluchten, echter steeds zonder succes omdat hij niet aan geld kan komen en omdat de mogelijkheden die er zijn, steeds mislukken.
Op een gegeven moment hoort hij dat zijn broer Rense wordt gezocht door de Gestapo. Deze wil echter niet vluchten. Aan het eind van het boek hoort Alberegt dat zijn broer niet gezocht wordt, maar als hij hem dit wil gaan vertellen, blijkt dat Rense zich heeft opgehangen.

Vertelsituatie:
De schrijver heeft, door het gebruik van de engelbewaarder als verteller, verschillende vertelsitua-ties gebruikt. De engelbewaarder kan namelijk al naar aanleiding van de openingszin (‘... ik kwam - na zoveel jaren’) beschreven worden als een vertellend ik dat terugkijkt op een belevend ik uit het verleden. Zijn bovenmenselijke vermogens maken hem ten aanzien van Alberegt echter ook tot een auctoriale verteller. Dat geldt ook voor zijn intrede in wat eigenlijk Alberegt's verhaal blijkt te zijn. De schrijver maakt de vertelsituatie nog ingewikkelder door de engelbewaarder af en toe bladzijden lang uit de vertelling te 'verwijderen'. In die passages wordt het verhaal gedaan door een onpersoonlijke vertelinstantie, een variant van de auctoriale verteller.

Omdat het memoires betreft, heeft het boek een achteraf-perspectief. Dit perspectief blijft beperkt tot de waarnemingen en ervaringen van Alberegt en de belevende engelbewaarder, die beiden ge-vangen zijn in het verloop van de gebeurtenissen en niet in de toekomst kunnen kijken. Als de engelbewaarder een voorspelling doet, is die vaak misleidend. De lezer kan dan moeilijk vaststellen of het voorspellingen zijn van de belevende engelbewaarder van toen of van de vertellende engel-bewaarder van nu.

Tijd:
Het verhaal begint op donderdagmiddag 9 mei 1940, dus kort voor de Duitse invasie, bestrijkt de vijf oorlogsdagen en eindigt na de Nederlandse capitulatie op dinsdag 14 mei.
Het is voornamelijk chronologisch verteld, in verleden tijd. Alleen de gebeurtenissen op het schip worden in tegenwoordige tijd verteld.

Ruimte:
Het verhaal speelt zich af in Rotterdam en omstreken (Zuid-Holland).

Personages:
Bert Alberegt:
Alberegt is naamloos, gezichtloos en karakterloos. Hij is achtendertig jaar, officier van justitie en heet S.C.H.U.B. Alberegt. De 'S' staat voor Simon, maar zo noemt niemand hem; de "B" voor Bert, hetgeen met de andere voorletters Schubert oplevert: zijn moeder is zangeres. Muzikale re-sultaten heeft de naamgeving niet gehad. "Bert" werd zijn roepnaam, maar zijn familie noemt hem Bobbel en Sysy Beppo.
Zijn gezicht kan nauwelijks sprekend genoemd worden. Zijn hoed, die herhaaldelijk opduikt in het verhaal, lijkt de schamelheid van het hoofd te bedekken en enige identiteit aan de man te geven, maar de hoed was in 1940 een weinig opvallend kledingstuk. Typerend is, dat Alberegt, wanneer hij een ernstige fout heeft begaan, de angst houdt, niet aan zijn gezicht maar aan zijn kleren her-kend te worden.

Hij mist ook een eigen karakter: hij is een verwisselbare mens, hetgeen door zijn relaties met vrouwen bewezen wordt, door de verscheidenheid aan namen waaronder hij leeft, eveneens.
Hij ontleent zijn houding aan de zekerheid van zijn functie en zijn doosje met pepermuntjes.
Op momenten die hem van zijn stuk brengen, neemt hij een pepermuntje. Hij wil zich daardoor de illusie scheppen dat alles toch gewoon doorgaat. Als het gerechtsgebouw in puin ligt, zoekt hij zijn auto. 'Het drong nu tot hem door dat hij iets in zijn hand had. Het was zijn pepermuntdoosje. En hij voelde dat er iets op zijn tong lag. Het was een pepermunt. Hij drukte zijn tong tegen zijn ver-hemelte en hij had het gevoel of hij zich vastklampte aan de sterke smaak.' (blz. 207). Maar tekenend is ook dat het doosje leeg is als hij zijn moeder moet vertellen dat zijn broer Rense zelf-moord heeft gepleegd. Op de allerergste momenten kunnen de kleine zekerheden geen hulp meer bieden.
Hij heeft een negatieve kijk op zijn innerlijk en uiterlijk en hij lijdt eronder dat zaken doorgaans volkomen anders verlopen dan hij had gedacht of gehoopt.
Het is een anti-held. Alles wat hij doet, doet hij met het oogpunt om te vluchten. Hierbij houdt hij weinig rekening met anderen.
De naam Alberegt (al berecht) kan men trouwens ook lezen als toespeling op het vonnis dat het leven zelf inhoudt.

De engelbewaarder:
De engelbewaarder is de personificatie van het geloof. Hij heeft weinig goddelijks, al meent hij van wel. Hij ziet eigen fouten niet en ziet niet dat zijn gedachten van de meest bekrompen soort zijn.
Alberegt kan de stem van de engel niet onderscheiden van zijn eigen gedachten. De engel fungeert als een wat merkwaardig geweten. Hij beurt Alberegt op met troostwoorden, vermaant Alberegt en vergeeft hem.
Wanneer hij echter even niet over zijn beschermeling waakt, met zijn gedachten afdwaalt naar ‘het lijden van de mensheid in zijn geheel’, rijdt Alberegt het meisje dood. Wroeging hierover toont de engel niet. Het is zelfs een beetje antisemitisch want het suggereert dat joodse kinderen alleen bij Jezus terecht komen, als ze dood gereden worden: ‘Het kind is bij Jezus en daar zou het anders misschien nooit gekomen zijn, want het was een joods kind.’ (blz.255). Ook zijn moraal is dubbel-zinnig. Soms maakt hij zich medeplichtig aan Alberegt's misstappen. De lezer kan de engelbewaarder daarom moeilijk nog als betrouwbare verteller ervaren.

De roman maakt de lezer voortdurend bewust van de relatie tussen mens en God, door middel van de engelbewaarder die pretendeert het bestaan van God concreet te maken. Alberegt is zich echter nooit van zijn engelbewaarder bewust en alle verwijzingen naar God als mens vertegenwoordigen niet meer dan een verward toeval.
Kees Fens betoogt in de Volkskrant dat de engelbewaarder het schrijven beter aan Hermans had kunnen overlagen

Erik Losecaat:
Een vriend van Alberegt, een 'avant-garde' uitgever. Hij is in goede doen en heeft veel vriendinnetjes. Het is een 'snelle jongen', heel iets anders dan Alberegt.

Mimi:
De vrouw van Erik en vroegere verloofde van Alberegt.

Rense:
Alberegt's broer, een kunstenaar. Hij wil niet vluchten als blijkt dat hij op een Gestapo-lijst staat, maar pleegt later wel zelfmoord.

Paula:
De vrouw van Rense, kunstenares.

Thilda Alberegt-Grijze:
Alberegt's moeder, operazangeres. Op de vooravond van de oorlog heeft zij een concert gegeven. De kritieken zijn lovend, maar vallen in het niet bij het oorlogsnieuws.

Gerland:
De vriendin van Erik, bij wie de dichter Alewijn gedichten publiceert.

Lina:
De buurvrouw van Erik. Alberegt voelt zich erg tot haar aangetrokken.


Ottla Lindenbaum:
Een 6-jarig joods meisje uit Tsjecho-Slowakije, dat is ondergedoken bij een ouder joods echtpaar, de heer en mevrouw Leikowits. Dit meisje wordt doodgereden.

Sysy:
De vriendin van Alberegt die, behalve in op het schip, niet rechtstreeks in het verhaal voor-komt. Deze figuur wordt eigenlijk niet beschreven.

Otto Beumer:
Alberegt's plaatsvervanger op zijn werk. Alberegt denkt dat hij omgekomen is tij-dens het bombardement, maar dit blijkt niet zo te zijn.

Thematiek:
Hermans laat vaak dezelfde thema's in zijn boeken terugkomen. Hij schrijft zelf alleen op momen-ten dat hij gedeprimeerd is, zijn verhalen zijn daarom ook niet zo optimistisch gesteld. Wat in meerder boeken voorkomt, ook in Herinneringen van een engelbewaarder zijn de volgende thema's:
- Doordat niemand is wat hij lijkt, is een echt contact, laat staan vertrouwen tussen de mensen onmogelijk. De contacten worden beheerst door moedwil en misverstand. (De mens probeert in de wereld van Hermans’ boeken het beeld dat hij bij anderen oproept te beïnvloeden, hij probeert zich, wanneer hem dat uitkomt, ‘beter’ voor te doen dan hij is. Wat hij zegt wordt door de anderen vaak verkeerd verstaan.).
- De mens klampt zich vast aan waansystemen, die zijn gedachten en zijn doen en laten zeer eenzijdig beïnvloeden. Hij probeert een greep op de werkelijkheid te krijgen. Godsdienst is ook zo'n waandenkbeeld.

- De mens is een merkwaardig wezen dat erop uit is de ander te vertrappen, egoïstisch. Hij denkt en handelt chaotisch, omdat hij niet in staat is zichzelf, laat staan de ander, te kennen. Vertrouwen is niet mogelijk, liefde nog minder.
- De wereld is een chaos, waarover niets zinnigs te zeggen valt. Ook het leven is een chaos, waarin de mens er beroerd aan toe is en waarin hem alles mislukt. De mens tracht wel aan de chaos te ontsnappen, maar dat kan alleen maar tijdelijk. Hij houdt zichzelf daarmee alleen maar voor de gek.
Een voorbeeld: in het boek laat Hermans zien hoe de mens (i.c. Alberegt) chaotisch denkt en geneigd is verbanden te leggen tussen gebeurtenissen die vaak elke samenhang missen: En als hij laat horen dat hij Scheveningen kan zeggen, denkt hij trots: Ik ben tenminste een betrouw-bare vaderlander; terwijl natuurlijk iedere vaderlander, betrouwbaar of niet, Scheveningen kan zeggen.
De tegenstrijdige gedachten in één persoon worden met duivel en engelbewaarder duidelijker zichtbaar.
- Het thema van het toekennen aan zaken en gebeurtenissen van symbolische betekenissen. Dit komt vooral voor in ‘Nooit meer slapen’ en ‘Herinneringen van een engelbewaarder’.
- Familie: de vaderfiguur is òf afwezig (dood, gescheiden), òf trekt zich te weinig van de hoofd-persoon aan, of begrijpt hem te weinig. In Herinneringen van een engelbewaarder speelt de vader helemaal geen rol.
De moeder is onbereikbaar (dood, krankzinnig), een enkele keer te dwingend, of te onbelang-rijk om bescherming te bieden.
Tot een huwelijk of vaste relatie komt de hoofdpersoon niet. Er zijn alleen maar vluchtige sek-suele contacten.
Conclusie: ontsnapping uit het isolement door terugval op een beschermend familiemilieu is niet mogelijk.
- De mens is een nietig wezen, ontstaan uit het slijpsel der aarde. Hermans’ figuren zijn bepaald niet imponerend en stellen kleine daden. Bovendien wordt er vaak nauwelijks waarde gehecht aan mensenlevens.
Alle hoofdpersonen bevinden zich ook in één of andere beroerde situatie, waarin ze van hun medemensen òf geen heil te verwachten hebben, òf de goede bedoelingen niet begrijpen.

Het bestaan is doorgaans zinloos.
- Toeval: De gedachten en daden van de hoofdpersonen zijn slechts toevalligheden, veroorzaakt door weer andere toevallige omstandigheden. Die omstandigheden bepalen hun leven. 'Het is, zei hij bij zichzelf, of mijn hele laven ontmaskerd wordt, of alle beslissingen die ik weloverwo-gen genomen heb ik de hoop het beste te doen, een farce geweest zijn, altijd. Van nul en gener waarde. Want niet ik zelf ben het, maar het is de loop der dingen die mijn leven regeert', zegt Alberegt (blz. 340/341).
De mens (Alberegt) kan niet begrepen worden, omdat hij zich niet laat leiden door zijn ver-stand, maar zich afhankelijk maakt van ‘de loop der dingen’ en de waanideeën die daaruit volgen. Die ‘loop der dingen’ wordt bepaald door de volgende uitgangspunten:
- De hoofdpersoon is officier van justitie, gebonden aan een bepaalde gedragscode.
- Sysy, op wie hij verliefd is, vertrekt naar Amerika.
- Hij rijdt een joods kind dood.
- De oorlog breekt uit.

De rol van het toeval is erg groot. Het doodgereden kind is een pleegdochter van vrienden van de uitgever Erik. Bij toeval werkt het pistool niet. Toevallig valt Erik Alberegt steeds lastig met de vraag wat ze moeten doen om het verdwenen kind op te sporen. Toevallig wist Sysy van het bestaan van het kind. Toevallig geeft Alberegt een lift aan Alewijn, die toevallig bij Leikowits op bezoek moet, zodat Alberegt een confrontatie heeft te vrezen.

Er zitten parallellen in het verhaal: Alberegt die zelfmoord wil plegen, Rense doet dit uiteindelijk, Sysy en het kind die verdwijnen, het kind die een knoop achterlaat in de grill van zijn auto, Sysy die geen knoop in zijn huis achterlaat.


Stijl:
De stijl van het eerste hoofdstuk is heel goed. Er zit spanning en vaart in. Dat komt doordat het gebouwd is op twee conflicten die een derde beïnvloeden. Het eerste conflict is dat Alberegt af-scheid moet nemen van Sysy. Het tweede is het doodrijden van het kind. Deze beide rampen bepalen zijn reactie op het derde conflict, de dreiging en het uitbreken van de oorlog. Een gevolg van de beide eerste conflicten is immers dat zijn eis in de beschreven rechtszaak verandert. Een tweede reactie is dat hij naar Engeland wil vluchten.
Na het eerste hoofdstuk wordt de stijl van her boek snel zwakker. Hier en daar komen nog boei-ende episodes voor, zoals op de bladzijden waarop beschreven wordt hoe Alberegt het kind weer opzoekt in de struiken, maar op teveel pagina’s loopt het boek traag als gevolg van lange betogen en wensdromen. Dit zorgt er niet voor dat het boek makkelijk leesbaar is.
Volgens verschillende critici heeft Hermans dit boek te snel geschreven: hij heeft te weinig tijd aan het taalgebruik en de stijl besteed. Fens zegt: 'Ik geloof dat de opzet van de roman ernaast is. Hermans werkt met onbelangrijke figuren (a-helden zou je kunnen zeggen) en hun onbelangrijk gepraat, maar kan daarmee weinig anders dan hun onbelangrijkheid aantonen. Die laatste is al vrij gauw bekend en behoeft niet een hele roman door op gelijke wijze bewezen te worden. Er gaat dan verveling optreden. En Alberegt's voortdurende angst voor verdenkingen en zijn pogingen te vluchten, verdrijven die niet. Die rode draad, nagenoeg het enige onbekende en dus spanning ver-oorzakende element in de roman is te dun voor een boek van deze omvang.'

Context
Herinneringen van een engelbewaarder is Hermans’ laatste en tegelijk ook meest complexe oor-logsroman. Net als in zijn vorige romans wordt de oorlog hier ‘niet als uitzonderingstoestand getoond, maar als exemplarische situatie waarin de mens zijn ware aard laat zien’. Piet Grijs (1971) is van mening dat de roman een paar vormt met het derde deel van L. de Jongs Het konink-rijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog.
De lezer kan ook andere zaken in de roman interpreteren binnen de context van vroegere gebeur-tenissen in Hermans’ schrijversleven, zoals zijn botsingen met de katholieken.

Kritieken, ontvangst van het boek
‘Ik vind het zelf een van de mooiste boeken, die ik geschreven heb. Maar de lezers hebben er toch moeite mee, is mijn indruk.’, zo reageerde Hermans, kennelijk een beetje teleurgesteld, in 1978. Het boek werd indertijd gelanceerd als literaire gebeurtenis. De recensies duiden er over het alge-meen op dat de roman voorzichtig werd behandeld als het werk van een al beroemde schrijver.
Over het gebruik van de engelbewaarder als verteller zijn er grote verschillen van mening. Wam de Moor vond: ‘één van de voorwaarden om door het verhaal geboeid te worden is [...] dat de engel zijn mond houdt.’ Rudy Kousbroek zei daarentegen: ‘Dit procédé levert niet alleen zekere stilisti-sche voordelen op, maar ook metafysische.’ Even uiteenlopend zijn de meningen over de morele positie van de verteller. Michel Dupuis meent dat de engelbewaarder en de duivel op de traditione-le manier verschillen. Kees Fens wijst er echter op dat de engelbewaarder niet besefte dat hij ‘bezig was de duivel met Beëlzebub uit te drijven’. Een aantal recensenten wijst op de clichés die door de engelbewaarder worden uitgesproken en volgens J. Vogelaar heeft de roman ‘de stijl van een slechte bijbelvertaling in de bewerking van een dorpsnotaris’. De meningen lopen ook sterk uiteen met betrekking tot de functionaliteit en overtuigingskracht van historische gegevens. Veel recen-senten hebben waardering voor de juiste weergave van de sfeer tijdens de oorlogsdagen. Alfred Kossmann benadrukt echter: ‘Zo was het niet.’ Een aantal critici wijst historische onmogelijkheden aan, zoals eenrichtingsverkeer of autoradio’s. Piet Grijs wijst de ‘Mussert-fout’ aan. Er bestond geen inzicht bij de recensenten in wat de schrijver met de oorlogsfeiten wilde.

De roman heeft nooit dezelfde status gekregen als De donkere kamer van Damokles of Nooit meer slapen. Wel werd hij verscheidene malen onderworpen aan literaire analyses.
In 1987 werd er een proefschrift aan gewijd.

Bronnen:
- Werkman, H., Aangekruist, 1983
- Lexicon der Nederlandse Literatuur, 1996
- Weck, J.G.M. (red.), In contact met het werk van moderne Schrijvers - W.F. Hermans, 1983, Amsterdam, W. Versluys Uitgeversmaatschappij B.V.
- Uittreksel vanaf Internet (www.internetcollege.nl/verslagen/)
- Uittreksel vanaf Internet (www.internetcollege.nl/verslagen/)
- Uittreksel CD-rom Openbare Bibliotheek
- Recensie vanaf LiteRom, Openbare Bibliotheek: Fens, K., Herinneringen van een engelbewaarder, 1971, De Volkskrant
- Recensie vanaf LiteRom, Openbare Bibliotheek: Kousbroek, R., Onschuld en Boete, 1971, Haagse Post
- Recensie vanaf LiteRom, Openbare Bibliotheek: Franquinet, R., Een treiterend verhaal, 1971, Limburgs Dagblad
- Ommen, J. van, Penson, L., Prisma Uittrekselboek, 1984, Utrecht, Het Spectrum


Stellingen en vragen bij Herinneringen van een engelbewaarder van W.F. Hermans:
1. Kun je het motto ("de wolk van niet weten") verklaren?
2. Haal je nog meer thema's uit het boek?
3. Waarom heeft Hermans de figuur Rense in het boek gebracht? Zou je hem weg kunnen laten?
4. Erik heeft de flair die Alberegt mist. In hoeverre is Alberegt jaloers op hem?
5. Heeft iemand het derde deel van Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van dr. L. de Jong gelezen? Zo ja, vertoont het beeld dat dr. de Jong schetst van de oorlog overeenkomst met het beeld uit Herinneringen van een engelbewaarder?
6. Kun je dit boek een oorlogsroman noemen?
7. Critici hebben gesteld dat de engelbewaarderconstructie geïnterpreteerd kan worden om de rooms-katholieke kerk een beetje belachelijk te maken. Wat vindt je hiervan?
8. Zie je parallellen in het verhaal?
9. Vindt je Alberegt een wilskrachtig man? Waarom wel of niet?
10. Om wie gaf Hermans het meest in zijn leven?

Vragen:
1. De bladzijden 354 t/m 360 bevatten een vertrouwelijk gesprek tussen Mimi en Bert Alberegt.
Analyseer dit gesprek aan de hand van de thema’s. (In hoeverre vertellen ze elkaar wat ze werkelijk menen, in hoeverre zijn het automatische reacties en in hoeverre spreken ze bewust onwaarheid en waarom?)

2. Omschrijf de moeder van de hoofdpersoon. (In termen als gevoelsmatig/verstandelijk, egocen-trisch/altruistisch etc.)
Breng haar in verband met het derde thema. (let b.v. op blz. 81 98 en 271)
3. De volwassenen dichten Ottla bepaalde gedachten toe.
Welke gedachten zijn dat? Kun je die gedachten in verband brengen met het eerste thema?
4. Erik kent de pleegouders van Ottla goed. Hij weet dat zij illegaal in Nederland is, hij weet ook dat zij vermist is. De enige autoriteit met wie hij over haar kan spreken, is Bert Alberegt en van die mogelijkheid maakt hij vaak gebruik.
Welke spanningen ontstaan doordat beiden het meisje kennen, doch Alberegt dit niet kan laten blijken? Met welk thema breng je dit in verband?
5. Tot twee maal toe mislukken de toenaderingspogingen van Alberegt met betrekking tot Lina, door tactische blunders. Maak duidelijk dat vooral de tweede keer ons veel informatie ver-schaft over het karakter van de hoofdpersoon.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Herinneringen van een engelbewaarder door Willem Frederik Hermans"