Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hemelval door Arjan Visser

Beoordeling 8.1
Foto van Cees
Boekcover Hemelval
Shadow
  • Boekverslag door Cees
  • Docent | 6313 woorden
  • 13 april 2006
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 8.1
34 keer beoordeeld

Boekcover Hemelval
Shadow
Hemelval door Arjan Visser
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Gebruikte editie De eerste druk verscheen bij uitgeverij Augustus op 3 maart 2006. Voor dit boekverslag is van deze eerste druk gebruik gemaakt. Er zijn 237 bladzijden in de roman. Op de overwegend zwarte voorkant staat een grote witte duif met uitgespreide vleugels afgebeeld. Op de achtergrond van de foto staat in een donker silhouet een afbeelding van een man. Het zal symbolisch de twee-eenheid tussen Lode, de hoofdspersoon van de roman, en zijn lievelingsduif “De Zoon van Geesje” voorstellen. Genre “Hemelval” is een psychologische roman over eenzaamheid, het loslaten van het verleden en het streven de weg naar huis terug te vinden.
Geschikt voor … bovenbouwleerlingen van havo en vwo. Het verhaal is niet al te lastig om te lezen vanwege de heldere taal van Visser waarmee hij zijn gebeurtenissen beschrijft. Iemand die zijn ironische blik op het leven van de hoofdpersonen die losers zijn, kan begrijpen, zal de roman wel op zijn waarde weten te schatten. De roman is verder niet al te moeilijk qua structuur en ook niet om de gegevens te interpreteren. Vanwege de plaats die de godsdienst in deze roman inneemt, kan Visser wel gezet worden in een rijtje op de literatuurlijst met Maarten 't Hart, Robert Haasnoot, Gert Jan van Dijk en Jan Siebelink. (zie verder hieronder) De waardering van de roman op een literatuurlijst voor havo en/of vwo is 2 punten. Motto en opdracht De roman heeft een opdracht: “Voor Kees Biesheuvel”. De roman heeft een Engelstalig motto: “Well the moral of this story
The moral of this song
Is simply that one should never be
Where one does not belong.”
Bob Dylan in “The ballad of Frankie Lee and Judas Priest” De betekenis van het motto is duidelijk. Letterlijk vertaald luidt het: “De moraal van dit verhaal of dit liedje, is simpelweg dat iemand nergens moet zijn waar hij niet zich niet thuis voelt”. Die boodschap geldt in het bijzonder voor Lode Bast, de hoofdpersoon van de roman. Hij zou de reis naar Lourdes die hem fataal wordt, niet hebben moeten ondernemen. Hij hoorde thuis te zijn. De flaptekst De kleine levens van een gewone man en een gewone vrouw, die worstelen met ouderschap en de last van het verleden Lode Bast zit het liefst op een krukje tussen de duiven, in het hok achter zijn huis. Van wat er in zijn leven is gebeurd, is het meeste hem gewoon maar overkomen. Het zijn de vogels die er namens hem op uit trekken; die van hem een gewaardeerd lid van postduivenvereniging Tot Weerziens hebben gemaakt. Zonder een been te verzetten, ziet hij de wereld. Zonder iets te presteren, wordt hij kampioen. Verblind door zijn passie voor de duivensport, neemt hij genoegen met een gezapige baan en een vreugdeloos huwelijk. Gedurende een geheel verzorgde busreis naar Lourdes - een prijs die hij liever niet had gekregen - dwingt angst voor het onbekende hem tot het overpeinzen van zijn bestaan. Het opdiepen van pijnlijke jeugdherinneringen en het herbeleven van de laatste dagen van de zwangerschap van zijn vrouw brengen hem eerst in verwarring en vervolgens in gewetensnood. Is hij een goede zoon geweest? Kan hij ooit een goede vader worden? Met iedere meter die hij zich verder van zijn duivenhok verwijdert, neemt de paniek toe. Dan komt Lode Bast tot het besef dat hij, in tegenstelling tot zijn geliefde vogels, de weg naar huis nooit terug zal vinden. Zijn vrouw Geesje onderneemt tijdens zijn afwezigheid haar eigen ontdekkingstocht. Structuur en verhaalopbouw Er zijn twee delen in de roman: Deel I is getiteld “Heen” en deel II : “Weer”. De twee titels hoeven eigenlijk geen nadere uitleg. In deel I is Lode op weg naar Lourdes, terwijl hij in principe liever thuis wilde blijven bij zijn vrouw en zijn duiven. In deel II keert Lode weer terug, maar niet op de manier zoals hij waarschijnlijk wel gehoopt zou hebben. Beide delen worden weer onderverdeeld in hoofdstukken: deel I wordt verdeeld in 15 hoofdstukken en deel II in 9 hoofdstukken. De schrijver hanteert een aantal keren dezelfde techniek om in een hoofdstuk eerst een stukje “Nu “te vertellen dan een herinnering in te bouwen om daarna weer terug te keren naar het `Nu”. Er zijn grote stukken tijd in de roman die worden overgeslagen. De elfjarige Lode is een hoofdstuk verder ineens 18 jaar en ook de 10 jaar die hij werkzaam is bij de firma Staal, worden in een hoofdstuk overbrugd. Het verhaal wordt op die manier enigszins scenisch verteld. In deel II overlappen enkele hoofdstukken (1 t/m 3) qua tijd de laatste hoofdstukken van deel I. In hoofdstuk 4 van deel II wordt Lodes dood door politieagenten aangekondigd en daarna vertelt Geesje de gebeurtenissen tot aan het einde van de roman. Aangezien in hoofdstuk 9 van Deel II Lodes prijsduif (die ontsnapt is aan het busongeluk) in de tuin van het huis in de Tomatenstraat 15 neerploft, heeft de roman een cyclische structuur. Immers op de eerste bladzijde van de roman valt er een andere prijswinnaar onder de duiven voor de voeten van Lode. Beide duiven zijn gewond geraakt. De laatste door de kat van haar nieuwe minnaar Adri Zilversmid. De cirkel is rond. Lode is weer thuis.
Perspectief In deel I is de hijverteller Lode Bast (personale verteller dus) de belangrijkste verteller. Vrijwel alles zien we gebeuren door zijn ogen. Slecht een enkele passage geschiedt door de ogen van een ander personage (bijvoorbeeld de eerste seksuele ervaringen en de abortus die er het gevolg van is wordt verteld vanuit het standpunt van Geesje Mosterd.) Ook wordt een relatief kleine passage gezien door de ogen van directeur Staal. In deel II is Geesje de personale verteller(zijverteller) . We zien de gebeurtenissen in dat deel door haar ogen. Het eerste gedeelte van deel II loopt chronologisch parallel met het laatste deel van deel I. In hoofdstuk 4 komen politieagenten melden dat Lode bij het busongeluk om het leven is gekomen. Dit hoofdstuk sluit qua tijd dus aan op het einde van Deel I, wanneer Lode met de bus het ravijn in stort. Titelverklaring “Hemelval” kan in de eerste plaats letterlijk worden opgevat. In het begin van de roman valt een halfdode duif uit de hemel voor de voeten van Lode. Het is de start van zijn voorliefde voor duiven. Maar er vallen meer mensen en dieren in de roman. Lode valt aan het einde van deel I met de touringcar in het ravijn: hij is de enige passagier die omkomt. Zijn val betekent waarschijnlijk een plaatsje in de hemel. Zijn lievelingsduif “De zoon van Geesje” verdwijnt op het moment dat hij sterft uit het geopende dak van de verongelukte bus. Is het de ziel van Lode die zich hier losmaakt? Een vogel als symbool voor de ziel van de overledene is een vaak voorkomend symbool. Deze vogel gaat op weg terug naar Nederland, zoals Lode ook het liefst zou hebben gedaan. Hij draagt in het kokertje om zijn poot de boodschap mee: “Ik kom naar huis.” Aan het einde van deel II valt de duif voor de voeten van Geesje. Ook zijn poot is net als bij de prijsduif in het begin er bijna af. Het verhaal is rond. Ook de “ De zoon van Geesje” is uit de hemel komen vallen. Er is nog een andere betekenis aan het begrip “val.” In duivenmelkerstaal is het “vallen”van een vogel een synoniem voor het terugkomen van een duif naar zijn hok. In dat geval is de terugkeer van “De zoon van Geesje” (een zeer symbolische naam) ook een “val uit de hemel”, nl. een terugkeer uit de hemel. Even daarvoor heeft ze namelijk om een “teken” gevraagd, omdat ze zo onzeker is over de afloop van de zwangerschap. En tenslotte: een heel andere betekenis komt nog in het woordenboek voor “hemelval” voor: ' dat wat goddelijk klinkt, goddelijke, heerlijke taal'. Die woorden komen in de roman vooral voor in de mond van het spirituele medium gesproken door Adri Zilversmid, een op geld en seks beluste charlatan die het hoofd van Lodes vrouw Geesje op hol brengt. Tijd en decor De roman begint op 17 juni 1972, wanneer de 11-jarige Lode Bast een duif uit de hemel ziet vallen. Een dag later pleegt zijn vader zelfmoord. Lode is dan 11 jaar. In 1979 gaat hij werken bij de firma Staal. Wanneer hij daar tien jaar heeft gewerkt wordt hij in het zonnetje gezet (1989) Hij leert dan de caissiere Geesje kennen en binnen niet al te lange tijd trouwen ze. Waarschijnlijk al in 1990. Ze raakt zwanger maar krijgt een miskraam na twintig weken zwangerschap. Niet lang daarna vertrekt Lode op bedevaartsreis naar Lourdes. Het zal 1991 of 1992 zijn. Deel II overlapt een aantal hoofdstukken van deel I: namelijk vanaf de onderbroken zwangerschap van Geesje tot enkele weken na de rampzalige dood van Lode, wanneer de duif eindelijk teruggekeerd is. Wat het decor betreft kunnen we alleen te weten komen dat Lode met zijn ouders in de Tomatenstraat woont. Er wordt geen plaatsnaam genoemd. Het is een wijk met een eenvoudig en saai burgerlijk imago: overal staan tuinkabouters in de tuinen van zijn buren. Het decor past natuurlijk wel in het leven van de loser die Lode nu eenmaal is. Thematiek De roman van Visser draait om het thema van de “weg proberen te vinden in het leven” en is dus nauw verbonden aan de vraag naar de zin van het bestaan. Het verhaal wordt daarom opgebouwd rondom de postduiven en het duiven melken: niet zo zeer een literair motief. Maar de duiven proberen wel altijd zo snel mogelijk de weg naar huis te vinden. Dat geldt min of meer ook voor Lode Bast, die het leven toch als een “loden last” ziet. Hij is niet populair onder zijn klasgenoten; het is het jongetje dat altijd wordt gepest in de klas. Zulke jongetjes trekken het leed aan. Bovendien groeit hij op in een zeer burgerlijke buurt met als symbool een overdaad aan tuinkaboutertjes. Op een dag lijkt de redding letterlijk van boven te komen (er valt een duif uit de hemel voor zijn voeten) maar de gebeurtenis wordt toch een dag later min of meer overschaduwd door de zelfmoord van zijn vader, wat aanvankelijk voor hem verborgen wordt gehouden. Later kan hij er een beetje prat op gaan iets te vertellen te hebben over de dood van zijn vader, maar ook die belangstelling vloeit weer snel weg. Daarna groeit hij op met zijn moeder die nogal beslag op hem legt en hem in de watten probeert te leggen. Het zijn de leden van de duivensportvereniging “Tot weerziens”die hem uit het isolement halen. Bij hen kan hij iemand zijn, al duurt het nog een hele tijd voordat zijn duiven iets te betekenen hebben. Maar hij heeft nu een ziel en een zaligheid om voor te leven. Hij verlaat zijn school en dankzij een lid van de postduivenvereniging krijgt hij een onbenullig baantje op kantoor met heel weinig verantwoordelijkheden. Ook hier is hij het sufferdje en dus vaak het lijdend voorwerp van spot. Zijn moeder sterft in die tijd aan een ongeneeslijke vorm van kanker en Lode begraaft haar. Nu is hij voorlopig alleen. Maar Lode blijft naar die tijd dat hij gelukkig was met zijn moeder terugverlangen. In een interview van Annemiek Neefjes met de schrijver op
www.literatuurplein.nl zegt Visser hierover: “Lode staat bangig in het leven. Zelfs bij zijn vrouw Geesje voelt hij zich ongemakkelijk. Soms denkt hij met heimwee aan een moment in zijn kindertijd: hij staat met zijn moeder in de regen te dansen, achter op het plaatsje, vlak nadat zijn vader zelfmoord heeft gepleegd. Ze dansen uit opluchting, uit een gevoel van plotselinge vrijheid, want die vader was ondraaglijk dominant. Lode verlangt terug naar dat geluk. Maar ja, dat keert natuurlijk niet terug - Lode wordt nooit meer dat jongetje. Hij verlangt het onhaalbare. Dat geeft hem een tragische dimensie.' Wanneer hij tien jaar werkt voor de zaak, ontmoet hij in een supermarkt de caissiere Geesje Mosterd die al een heel roerig (seks) leven achter de rug heeft. Zo heeft ze enkele jaren ervoor een abortus ondergaan, waardoor ze het contact met thuis heeft verbroken. Deze Geesje weet wel waar Abraham de mosterd haalde en wijdt hem ook in de lichamelijke liefde in. Omdat ze toch ook niemand anders heeft, trouwen ze. De sulligheid straalt weer van de bruiloft af nl. tijdens de receptie op de postduivenvereniging. De seks is af en toe wat te masochistisch getint voor Lode (past een beetje bij zijn loser-zijn) maar toch raakt Geesje in verwachting. Helaas wordt de zwangerschap in de 20e week onderbroken door een miskraam. Ze beschouwt het als een straf van God voor de in haar jeugd ondergane abortus. Het schept bovendien afstand tussen Lode en Geesje. Lode gaat zich weer steeds meer bezig houden met zijn duiven en vlucht op die manier voor de communicatie in zijn huwelijk. Zijn duiven (vooral de wonderduif “De Zoon van Geesje” ) beginnen prijzen te vliegen. Zo wint hij o.a. een kleine Suzuki Alto, maar typisch voor Lode is natuurlijk dat hij geen rijbewijs heeft. Ook ontdekt hij iets van een fraudezaak van zijn werkgever, maar de manier waarop hij dat aan het daglicht wil brengen mislukt. Dan wint hij ook nog een reis naar Lourdes, maar Geesje haakt op het laatste moment af. Daar zit het sufferdje dan tussen allerlei bejaarden op weg naar Lourdes, maar ook dan presteert hij het om de boel te laten mislukken. Eigenlijk wil hij het liefst meteen naar huis terug en hij heeft bovendien zijn lievelingsduif “De Zoon van Geesje meegenomen.”Wanneer hij 's avonds vanuit een hotel naar huis belt, neemt een man de telefoon op. Van ellende gaat hij zich aan de drank van de hotelbar en aan pay-tv-porno te buiten, waardoor de reisleidster hem de volgende dag ook nog als persona non grata beschouwt. Wanneer vervolgens tijdens de busreis “De Zoon van Geesje” ontsnapt en een busongeluk veroorzaakt, is loser Lode natuurlijk de enige die daarbij omkomt. De duif weet wel te ontsnappen via het geopende dakluik en gaat richting Holland. Intussen is Geesje aan haar eigen ontdekkingstocht in het leven begonnen. Het was allemaal begonnen na de afgebroken zwangerschap en het saaie huwelijk. Ze verzamelt Swaroski-kristal (toch ook een beetje kitsch en namaak) en komt bij toeval in aanraking met een charlatan in de spirituele wereld. Ze is een gemakkelijke prooi voor deze roofvogel en hij kan haar seksueel meer bevredigen dan Lode. Wanneer ze de boodschap krijgt dat Lode omgekomen is, gaat alles heel snel in zijn werk. Adri Zilversmid neemt bezit van haar, Lodes woning en diens duivenhok. Al gauw merkt ze dat het ook bij Adri niet om liefde gaat maar om eigen belang. Ze ziet ook in dat de mannen haar toch laten zitten (of het nu om vogels of om zielen gaat) Toch raakt ze van hem in verwachting en ze ziet weer als een berg op tegen de zwangerschap. Zal alles wel goed gaan? Ze kan het verleden immers maar niet loslaten. In de 20e week komt “De zoon van Geesje” ineens weer op het dak van het duivenhok zitten. Maar de poes van Zilversmid weet het dier te verwonden en het sterft onder de handen van Geesje. Wanneer ze het kokertje dat aan de poot van de duif zit, losmaakt leest ze de boodschap van Lode: “Ik kom naar huis.” Lode is weer thuis, waar hij nooit had moeten weggaan. De invloed van het zware, christelijk geloof is natuurlijk ook in de thematiek terug te vinden . In het interview op www. literatuurplein. nl zegt de schrijver daarover: `Wie voor een dubbeltje geboren wordt, zal als een dubbeltje sterven: die naargeestige mentaliteit ken ik uit mijn dorp. Het is het doemscenario waar ikzelf aan ben ontsnapt. Juist omdat Lodes vader het leven van zijn zoon totaal overschaduwt, vind ik het mooi dat Lode toch geluk vindt, al is het bij zoiets onbenulligs als duiven. Dat kleine geluk ontroert me.' [ …..] `Ik ben zelf een hartelijk iemand. Het zal de God van mijn jeugd wel zijn die me dit influistert. Aan het geloof hoef je geen geluk en hoop te koppelen. De verhalen uit de bijbel konden mij soms bang maken. Ik herinner me vooral het verhaal van Abraham en het offer van zijn zoon Isaac.'s Avonds in bed spookte dat door mijn hoofd: zou een vader echt bereid zijn z'n zoon te offeren? Als je je dat afvraagt, voel je je natuurlijk niet veilig.' Ik zou daarom het thema van de roman vooral willen zien als “het niet los kunnen laten van de last van het verleden” en /of de vraag naar de zin van het bestaan. De literair-historische motieven die hierbij een rol spelen, zijn: - Eenzaamheid en isolement - Een vruchteloze liefdesrelatie - Schuld en boete (sterk in de persoon van Geesje, die de relatie abortus-miskraam legt) - Een close moeder-zoonrelatie - Een moeizame vader-zoonrelatie - Het juk van de godsdienst - Een niet bij iemand passende beleving van seksualiteit Als verhaalmotief in engere zin geldt natuurlijk hier de “duif” In een interview met Iris Pronk in Trouw van 7 maart 2006 zegt Visser hierover: “De duif is natuurlijk een prachtige metafoor voor iemand die bang in het leven staat.“ Altijd weer wil de duif terug naar dat wat hij kent. Ook de duivenmelker zelf is bang. Komen de dieren wel terug? “Intussen stuurt hij wel zijn duiven op pad om de wereld te verkennen.“ Samenvatting van de inhoud Deel I : “Heen” (blz. 11-167) De roman begint met de val vanuit de hemel van een duif met een ringnummer [H68-180611] Het is 17 juni 1972. Het blijkt later een legendarische wedstrijdduif te zijn van een van de duivenmelkers van de postduivenvereniging “Topt weerziens.” De 11-jarige Lode Bast vindt de duif, die een poot verloren heeft en doet hem in een schoenendoos onder zijn bed. De volgende dag blijkt de duif uit de schoenendoos verdwenen te zijn; waarschijnlijk was dat wel gedaan door zijn vader die het levensmotto huldigde”dat alles wat stuk is, je maar beter kunt weggooien.” Misschien gold het ook voor hem zelf, want de vader van Lode Bast pleegt op die dag 18 juni 1972 zelfmoord door zichzelf voor het hoofd te schieten in het schuurtje achterin de tuin.. Dat weet Lode Bast echter een lange tijd niet, omdat de zelfmoord lang voor hem verborgen bleef, totdat hij het van zijn klasgenoten hoorde. Daarna vindt hij het wel een interessante anekdote om te vertellen en korte tijd heeft hij de luisteraars op zijn hand. Overigens lijkt zijn moeder door de zelfmoord van zijn vader redelijk opgelucht verder te kunnen leven: de moeilijke man had het haar tijdens het huwelijk knap lastig gemaakt en Lode voelt zich na het overlijden van zijn vader dan ook een stuk beter. Zijn moeder houdt hem goed in de gaten en probeert hem onder haar vleugels te houden. Op school wordt Lode Bast niet zo goed door zijn medeleerlingen geaccepteerd. Hij is een beetje het pispaaltje dat in iedere klas wel voorkomt. Dat verandert enigszins wanneer de ring die om de poten van de wedstrijdduif heeft gezeten, hem toegang verschaft tot het lidmaatschap van de postduivenvereniging ”Tot weerziens.” Bij de duivenmelkers voelt hij zich aardig thuis en hij begint zich in de wereld van de postduiven te verdiepen. Het zelfmoordschuurtje van zijn vader wordt omgetoverd in een duivenhok en de eerste duiven krijgt hij gratis van een van de leden. Daarmee gaat hij fokken en het lukt hem een respectabel aantal duiven te krijgen in het hok. Tot verdriet van zijn moeder besteedt hij wel erg veel tijd aan zijn duiven en wanneer zij televisie kijkt, wordt het duiven melken zijn hobby voor het leven. Via de duivenvereniging krijgt hij in 1979 [hij is achttien jaar] ook een simpele baan bij de firma Staal, omdat de directeur van het bedrijf een functie heeft in het bestuur van de postduivenvereniging. In het begin mag Lode nog niet al te veel werk opknappen en alle medewerkers doen niet al te geweldige dingen. Er zijn twee vrouwen en een wat oudere man. Staal heeft ook nog een stiekeme relatie met een van de twee vrouwen met wie hij zogezegd klanten afgaat. Net als op school is Lode het sulletje van zijn omgeving. Intussen heeft zijn moeder van de specialist Duivendak de mededeling gekregen dat ze aan een ongeneeslijke vorm van kanker lijdt. Maar hier besteedt Lode toch weinig aandacht aan en zijn aandacht blijft toch meer uitgaan naar zijn duiven. Als zijn moeder sterft, is er eigenlijk maar weinig belangstelling op de begrafenis. Tegelijkertijd is de oude man op het werk ook gestorven. Met de postduiven van Lode gaat het inmiddels steeds beter: hij weet zich soms aardig in de prijzen te vliegen. Op de zaak mag hij ook steeds `belangrijker' karweitjes aanpakken: hij mag de dossiers bijhouden van de verzekeringen die Staal afsluit. Zo komt hij er bij het navorsen van uitbetalingen achter dat Staal en een lid van de postduivenverzekering fraude hebben gepleegd bij het uitkeren van een schadebedrag. De duif die door Lode werd gevonden, is een half jaar daarvoor zogezegd bij een brand omgekomen. En hij is bij de verzekering voor een flink bedrag geclaimd. Lode bergt de kennis op in zijn geheugen: hij heeft een hekel aan Staal en hij kan hem misschien nog wel eens confronteren met deze n frauduleuze handelingen. Intussen heeft Lode zijn eerste vriendinnetje achter de rug, maar dat is niet zo'n succes geworden. Hij wil haar een verrassing bezorgen (nl. zijn duiven laten zien) en zij had zich voorbereid op een vrijpartij. Als hij de duiven laat zien, wordt ze hysterisch, ze kan helemaal niet tegen dieren. Daarna heeft hij wanneer hij tien jaar bij de zaak is (in 1989- hij is dan 28 jaar) en op tompoezen wil trakteren een oogje laten vallen op een meisje achter de kassa van een supermarktketen, Geesje Mosterd. Die laat zich gewillig naar huis brengen door hem en al spoedig komt het tot een vastere relatie. Op seksueel gebiedt wijdt Geesje hem in en ze besluiten te trouwen. In een soort flashback wordt duidelijk dat Geesje bij een eerdere relatie op school al zwanger is geweest, maar dat ze een abortus heeft ondergaan en daarna een nogal losbandig leven heeft geleid, wat niet zo goed viel bij haar christelijke ouders. Ook voor haar is het huwelijk met Lode Bast dus eigenlijk een vlucht uit haar milieu. De bruiloft (zes jaar na het overlijden van zijn moeder) wordt gevierd op de postduivenvereniging, maar het is allemaal niet zo verheffend. Natuurlijk zijn er veel leden aanwezig. Er wordt een herinnering opgehaald van de eerste duif die Lode gevonden heeft. Anders zou hij nooit in deze situatie terecht zijn gekomen. Als sluitstuk van de avond wordt niet “You never walk alone” maar heel cynisch “I will survive“ van Gloria Gaynor gespeeld. Na korte tijd blijkt Geesje zwanger te zijn, maar de zwangerschap wordt na twintig weken afgebroken: ze krijgt een miskraam en ze beschouwt het eigenlijk als een straf voor de zonde die ze heeft gepleegd met de abortus. Omdat Lode naar zijn duiven wegvlucht voor de gesprekken met haar, gaat het steeds minder goed in hun huwelijk . Na de miskraam is seks bijna een taboe, maar voor de zwangerschap was Geesje ook meer gecharmeerd van een soort sm-seks en daarvoor voelde Lode op den duur steeds minder. Het huwelijk verzandt door zijn overdreven belangstelling voor zijn duiven. Intussen heeft hij een nieuw geboren duif “De zoon van Geesje” genoemd en dat is een echte prijsvlieger. Hij wint een hele reeks wedstrijden en krijgt daarvoor een Suzuki Alto ( een heel klein autootje) maar Lode heeft geen rijbewijs; dus hij kan nauwelijks met het ding uit de voeten. Baas Staal maakt hem bovendien belachelijk bij het personeel. Als hij daarop de fraudezaak van zijn baas aan het licht wil brengen, blijkt die bovendien niet zo snel van zijn stuk te brengen als hij gehoopt had, want Staal vindt dat duivenmelkers elkaar een handje moeten helpen. Zo helpt hij ook Lode: er wordt een nieuwe prijs aan hem uitgereikt voor een andere prijsvlieger: een bedevaart naar Lourdes voor twee personen, maar als de vertrekdatum nadert, heeft Geesje helemaal geen zin om mee te gaan. Daarom moet Lode alleen in een bus met bejaarden naar Lourdes. Onderweg in Frankrijk overnachtend in een luxe hotel krijgt hij het heel benauwd: hij wil eigenlijk het liefst naar huis (als een postduif!) Trouwens, hij heeft zijn prijsvlieger “De Zoon” meegenomen in een doosje, omdat hij bang is dat Geesje niet goed voor de lievelingsduif kan zorgen. In het Franse hotel belt hij die avond naar huis: hij hoort een keer een mannenstem en daarna wordt er niet meer opgenomen. Heeft Geesje soms mannenbezoek? Is het de Turk die naast hem is komen wonen en meer dan gewone belangstelling voor zijn duifjes of Geesje heeft? Hij gaat daarna aan de drank uit de hotelbar, kijkt naar pornofilms op pay-tv en laat zijn “Zoon” los, die de hele kamer onder poept. De volgende morgen krijgt hij op zijn duvel van de reisleidster: het geeft op een reis naar Lourdes geen pas om veel alcohol te drinken en pornofilms te kijken. Bovendien heeft hij vergeten de ramen te sluiten, waardoor er duiven zijn binnengekomen (denkt zij) die alles hebben onder gepoept. Hij moet alle kosten betalen. De volgende dag wordt de busrit voortgezet. Lode raakt zijn duif kwijt en hij begint op de bodem van de bus te kruipen. Plotseling begint de bus te zwalken, omdat de chauffeur van de losgelaten duif schrikt. Ze rijden een ravijn in en Lode raakt bewusteloos. “De Zoon van Geesje” ontsnapt via het geopende dak van de touringcar.
Deel II : “Weer (blz. 171-237) Geesje bezoekt weer eens een rommelmarkt op zoek naar Swarovski-kristal. Maar ze blijkt verkeerd te zijn. Het is een spirituele beurs. Ze ontmoet er Sarah Saturnus die aangeeft dat ze op een keerpunt in haar leven staat. Kort daarop wil ze weer een beurs bezoeken waar Sarah zou staan, nl. in de Johannes de Doperkerk, maar Sarah is er niet. Wel is er ene Adri Zilversmid, die zich uitgeeft als medium: het is een beul van een kerel door wie ze gefascineerd raakt. In de weken erna kan ze alleen maar denken aan hem en ze wil graag een kind van hem. Het zijn de weken dat Lode nog gewoon thuis is voordat hij zijn Franse avontuur beleeft. Ze bedriegt hem dus met Adri. Ze gaat bij hem op bezoek en hij is al behoorlijk handtastelijk. Als ze een tweede keer bij hem op bezoek gaat, is ze er tegelijkertijd met een andere vrouw, die later iets in zijn brievenbus duwt. Het kan niet uitblijven: er wordt een nieuwe afspraak tussen Geesje en Adri gemaakt en dan is het natuurlijk wel raak. De seks met Adri is heerlijk, maar doet toch wel een beetje aan sm-seks denken. Nu was Geesje daar zelf niet vies van, maar Adri gaat toch duidelijk verder. Later mishandelt hij haar ook. Geesje is echter voorlopig in de wolken en moet de relatie wel aan Carla, haar beste vriendin van de supermarkt, vertellen. Wanneer die het met haar man over Adri Zilversmid heeft, is die heel wat minder positief over het verleden van Adri. Er zit een crimineel tintje aan Zilversmid. Het feit dat ze haar saaie huwelijk met de duiven melkende Lode wil ontvluchten, is dan ook de ware reden dat ze niet meegaat op de bedevaartsreis naar Lourdes. Als Lode 's avonds opbelt, is het inderdaad Adri die de telefoon een keer oppakt. De volgende morgen heeft Geesje wel wat striemen en blauwe plekken: de seks met Adri verloopt nu eenmaal wat hardhandiger dan met Lode. Maar dan staan de agenten voor de deur die haar komen vertellen dat ze weduwe is geworden. Lode is neergestort in Frankrijk en hij is de enige die niet gered kon worden, omdat hij op de bodem van de bus lag. Het lijkt eerst een opluchting voor Geesje: ze heeft nu immers vrij spel met haar minnaar. Van Lode is bovendien niets overgebleven, dus een echte begrafenis wordt haar bespaard. Het wordt een symbolische en ze laat de naam van Lode beitelen op de grafsteen van zijn moeder. Adri laat er geen gras over groeien: hij trekt al na een heel korte periode bij Geesje in en hij ruimt ook het duivenhok voor haar. Hij doet alle duiven in een plastic zak, terwijl er ook enkele waardevolle prijsvliegers bij zijn. Hij is in geestelijk opzicht de baas over Geesje, onderwerpt haar in de seksuele relatie en haar vriendin Carla ziet het met afgrijnzen aan. Haar man Theo weet steeds meer van Adri en dat is niet positief. Ook komt Geesje erachter dat de vrouw die ooit samen met haar voor de deur van Zilversmids woning stond een werknemer van een deurwaarder is. Hij heeft schulden gemaakt wat zijn huis betreft en dat is de reden dat hij snel bij Geesje is ingetrokken. Hij wil vervolgens het duivenschuurtje ombouwen tot praktijkruimte voor zijn gesprekken met clienten. Dat wil Geesje liever niet, maar als Zilversmid als tegenprestatie aangeeft dat hij Carla en Theo wel wil ontmoeten, gaat ze akkoord. Het etentje bij de Chinees loopt op een mislukking uit: als Theo wil doorvragen over Adri's verleden, staat de laatste op en loopt boos weg. Intussen is Geesje weer zwanger geworden en ze is bang dat ze weer een miskraam zal krijgen. Ze vraagt aan Adri die immers medium is om met de geest van Lode in contact te treden, maar de charlatan zegt dat Lode nog niet gearriveerd is op de plek waar hij moet zijn. Geesje merkt intussen dat het huwelijk met Lode nog niet zo slecht was. Nu Adri bij haar woont, is hij 's avonds ook vaak weg of zit hij in het schuurtje met klanten. Bovendien was Lode veel aardiger, wel een goedsul, maar niet zo overheersende man als Adri is. Ze is eigenlijk van de regen in de drup gekomen. Bovendien begint ze te vrezen voor de zwangerschap: de eerste keer dat ze zwanger was, werd de zwangerschap in de twintigste week afgebroken. En ja hoor, in de twintigste week (!) van haar zwangerschap strijkt er een witte duif neer in de tuin. Hij blijft terugkomen en op een middag gaat hij in de tuin zitten. De kat Mao van Adri loert op hem en springt van de schutting boven op hem neer. Geesje kan het halfdode dier uit zijn klauwen trekken, maar het leed is al geschied. Ook het pootje van “De Zoon van Geesje” (want het is de ontsnapte duif van Lode) ligt er af. Wanneer Geesje het dode diertje in de tuin wil begraven, ziet ze dat er een kokertje om zijn poot zit. Wanneer ze het opent, leest ze in het handschrift van Lode het zinnetje: “IK KOM NAAR HUIS.” Recensies De eerste roman van Visser “De laatste dagen”werd lovend ontvangen en kreeg enkele prijzen en nominaties voor prijzen. Zoals zo vaak zijn de reacties en recensies na een geslaagd debuut altijd wat minder lovend bij de publicatie van een volgende roman. Op 3 maart 2006 wordt de roman in het NRC besproken door Arjen Fortuin: “Arjan Visser heeft het motto van zijn tweede roman, Hemelval, ontleend aan ``The Ballad of Frankie Lee and Judas Priest' van Bob Dylan: ``Well the moral of the story,/ the moral of this song,/ Is simply that one should never be/ Where one does not belong.' Hemelval is inderdaad een boek met een eenvoudige moraal en die moraal luidt dat het verkeerd afloopt met mensen die op plaatsen belanden waar ze niet thuishoren.[…..] Want zoals Adam en Eva terugverlangen naar het paradijs, zouden ook de karakters van Visser graag doen wat de duiven zo goed afgaat: de terugweg vinden. Dat lijkt een simpele moraal te zijn, maar er is een belangrijk verschil tussen de heimwee van de eerste verstotenen en die in Hemelval. Want de duiven vliegen terug naar huis omdat dat hun aard is, niet omdat het thuis nu zo plezierig was. Dat is ook de tragiek van Vissers personages: er is geen paradijs om naar terug te verlangen, maar toch zoeken ze een weg uit het heden. Die ze vervolgens niet kunnen vinden. Dat Hemelval ondanks die inktzwarte moraal toch geen neerslachtig boek is, valt alleen te verklaren uit de zachte ironie waarmee Visser dit alles voor het voetlicht brengt en hier en daar nog een streepje licht aan de hemel laat gloren. Jaap Goedegebuure is negatief over de roman in het Eindhovens Dagblad op vrijdag 17 maart 2006 : “
Wat mij betreft is er geen valer en banaler onderwerp dan het leven van een duivenmelker. Tot voor kort kon ik me niet voorstellen dat daar een mooi verhaal van te maken viel, al bewaar ik bij wijze van uitzondering nog wel goede herinneringen aan Alan Parkers film 'Birdy'. Arjan Visser, in 2003 succesvol gedebuteerd met 'De laatste dagen', zet in zijn nieuwe roman een doodgewone duivenmelker neer. De eerste honderddertig pagina's zijn er dan ook naar. In al hun onopvallendheid weerspiegelen ze getrouw de persoonlijkheid van saaimans Lode Bast. Lode blijft ook na het bereiken van de jaren des onderscheids bij moeder wonen, accepteert een onbenullige baan bij een verzekeringskantoor, komt op tijd voor het eten naar huis en taalt niet naar buitenhuiselijk vertier. Al waarvoor hij leeft en werkt zijn z'n duiven [……] De titel, 'Hemelval', had ons al kunnen waarschuwen, net als de inhoud van zijn debuut dat zich afspeelt in het grensgebied van religie en waanzin. Een 'Zoon' geheten duif die afkomstig is van een Vader die het niet wil zijn en neerdaalt bij een zwangere vrouw die met haar naam (Geesje) verraadt dat ze een karikatuur is van de Geest, en dan ook nog een zilversmid in wie we de verpersoonlijking van het Kwaad mogen vermoeden, riekt dat allemaal niet ernstig naar een tegendraadse gelijkenis? Jawel. Maar de geur van alternatieve heiligheid is niet voldoende om deze uitgesproken vlakke roman alsnog op smaak te brengen. Rob Schouten bespreekt op 18 maart 2006 in dagblad Trouw de man vrij positief: “In het verleden, bij schrijvers als Heere Heeresma of Peter Andriesse, wilden zulke portretten nog wel eens leiden tot ironische beschrijvingen, maar die tendens lijkt voorbij. Juist door Vissers ingehouden toon kan de laatste tocht naar Lourdes van de sukkelachtige maar goeiige Lode, overkomen als een soort hellevaart van Jan Modaal. Eigenlijk is alles mislukt, zijn huwelijk, zijn carriere, de poging zijn gehate baas een beetje onder druk te zetten en dan gaat hij ook nog op een onverdiende, stompzinnige manier ten onder. Vroeger werden boeken als 'Hemelval' tot het sociaal-realisme of gootsteenrealisme gerekend, maar Arjan Visser lijkt er niet op uit verlekkerd een troosteloos milieu of een illusieloos Nederland te schetsen. Bij hem staat het lot van een middelmatig individu op het programma. Hij bezorgt de lezer echt mededogen, en dat is een niet gering literair effect. In BOEK-Magazine nummer 2 van jaargang 3 (2006) bespreekt redactrice Hanny Post de roman onder de titel: “Leven in een schoenendoos.” De conclusie luidt: 'De sobere, ingetogen stijl past Hemelval als een tweede huid. De worsteling met het leven van twee ontheemde zielen, die meer met elkaar gemeen hebben dan zij zelf beseffen, krijgt daardoor een lading die de lezer niet onberoerd laat. Met Hemelval heeft Arjan Visser een meer dan waardige opvolger van zijn bekroonde debuut De laatste dagen geschreven.' In de Varagids van maart 2006 bespreekt Youp van't Hek de roman heel positief: Zijn eerste boek, De laatste dagen, vond ik drie jaar geleden al prachtig. En ik niet alleen. Dit boek over godsdienstwaanzin werd twee keer zeer terecht bekroond en unaniem geloofd & geprezen. Maar dan komt er een tweede boek. Hoe zal het zijn? Maakt hij de verwachtingen waar? Hoe vaak valt de tweede film, het tweede programma of het tweede toneelstuk van een kunstenaar niet bitter tegen? De tweede vrouw meestal ook, maar dit terzijde. Bij Arjan Visser gaat dit niet op. Ik vind dit boek nog mooier dan het eerste. Het relaas van de onfortuinlijke en zeer eenzame ziel Lode grijpt je vanaf het begin bij de strot en in een roes van alsmaar door willen lezen, heb je het boek uit voor je het weet. Daarbij is het verhaal prettig surrealistisch en goed rauw, zonder opsmuk en met veel mededogen opgeschreven. En het prettige is: de bedomptheid van het menselijk bestaan pruttelt nog een prettig tijdje na in je hoofd. In De Volkskrant van vrijdag 7 april wordt de roman ook nog kort besproken door Clara Strijbosch. Ze schetst uitvoerig het saaie bestaan van de sukkelige Lode Bast als duivenmelker, maar laat min of meer in het midden of ze de roman geslaagd of niet vindt. (“t Kleine leven van een duivenmelker”)”
Met tergende nauwkeurigheid worden levens beschreven van een jongen en een meisje die om verschillende redenen met elkaar trouwen en daarna van elkaar verwijderd raken. Het is een en al treurigheid. De mensen komen en gaan als duiven en gelukkig zijn ze niet. Als het goed gaat eten ze chips op de skaileren bank en als het minder wordt, mondt het ongenoegen uit in “alledaags” geweld. Arjan Visser heeft een minimale wereld heel dicht op de huid beschreven, zij het niet altijd in heel vloeiende stijl. De wereld van “Hemelval” is benauwend. De lezer snakt naar ontsnapping. Over de schrijver Arjan Visser (1961) is journalist en programmamaker. Sinds 1998 publiceert hij in het dagblad Trouw interviews aan de hand van de tien geboden. Hij presenteerde voor VPRO-televisie het programma Eer en geweten. Voor de RVU-radio maakt hij het portret-programma Spiegels. Zijn eerste roman De laatste dagen (inmiddels al 7 drukken!) verscheen in februari 2003 en werd juichend ontvangen: de roman werd bekroond met de Anton Wachter-prijs 2004 en de Marten Toonder/Geertjan Lubberhuizenprijs 2003, en stond op de shortlist voor de AKO Literatuur Prijs, de Debutantenprijs en de Schrijversprijs der Brabantse Letteren. Zijn tweede roman, Hemelval, verscheen op 3 maart 2006. Bibliografie: Over smalle wegen (gebundelde interviews, 1998) De tien geboden (gebundelde interviews, 1999) De laatste dagen (roman, 2003) Hemelval (roman, 2006)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Cees