Hasse Simonsdochter
Thea Beckman
Uitgeverij Lemniscaat
328 pagina’s ”
Holland, omstreeks 1480, Hasse de dochter van een mandenvlechter woont in het Rietland, dichtbij de stad Kampen. Haar ouders zien haar het liefst als een handwerkende vrouw die trouwt met een goede man, maar Hasse is het daar niet mee eens, het liefst zit ze buiten, bij haar hut in het Rietland. Omdat Hasse zo verschilt van haar andere broertjes en zussen, qua uiterlijk, maar ook hoe ze denkt en doet, zeggen haar ouders dat ze een wisselkind is, door de elven in de wieg gelegd, verwisseld voor het ‘echte’ kind. Daarom word ze slecht behandelt en op een keer als Hasse weer naar haar hut in het rietland vlucht wordt ze lastig gevallen door een groep veedrijvers, maar gelukkig komt er een ruiter langs die Hasse te hulp schiet, maar bij het gevecht wat daarop volgt komt één van de veedrijvers om. Hasse is de man, die Jan van Schaffelaar heet, dankbaar dat hij haar leven heeft gered, en ze voelt meer dan gewone
sympathie voor de charmante, jonge ridder.
Later krijgt ze te horen dat ze uitgehuwelijkt is, maar dat is niet het enige dat ze te horen krijgt, ze hoort ook dat Jan van Schaffelaar onthoofd zal worden wegens de moord op een van de veedrijvers. Hasse vond dat zo erg dat ze op de dag van de executie op het plein voor het gerechtsgebouw aanwezig was. Ze vraagt zich af waarom ze ham niet kan redden. Op het moment dat de beul zijn mes al geheven heeft, en het publiek doodstil toekijkt roept ze: ,,Ik verbidt
hem.” Ze trouwt met Jan om hem zo te redden van de dood.
Samen vertrekken ze naar Zutphen, maar Jan van Schaffelaar is aanvoerder van een troep huurlingen en moet binnen een paar dagen alweer weg, hij huurt voor Hasse een kleine muurwoning, maar daar voelt ze zich niet thuis, ook de kleren die ze als vrouw moet dragen, een rok en schoenen vind ze maar lastig, en ze vertrekt naar het bos om daar de zomer door te brengen. Aan het eind van de zomer hoort Hasse van van Schaffelaars opdrachtgever dat haar man waarschijnlijk gedood is bij een van de gevechten. Hasse besluit terug te gaan naar haar geboortestad Kampen. Verkleed als jongen trekt ze door de bossen en op een nacht komt ze Jan en zijn legertje tegen, die waren helemaal niet gedood
en toen Jan hoorde van haar vertrek is hij haar gaan zoeken.
Intussen is in Kampen de jonge Gerrit aangekomen, die voor klokkengieter leert.
Inmiddels is de winter aangebroken op de boerderij die de groep huurlingen verovert hebben en er komen twee monniken binnen, die het een schande vinden dat zo’n meisje bij zo’n groep weerbarstige kerels leeft, Hasse doet namelijk volop mee met de rooftochten. Van een van die monniken zal Hasse later nog last krijgen, maar daar heeft ze nu geen idee van. Als de monniken vertrokken zijn komt er niet veel later een groep klokkenmakers langs, waaronder Gerrit. De Klokkenmakers worden vastgehouden door de huurlingen, later worden ze weer vrij
gelaten, maar Gerrit is verliefd geworden op Hasse.
Jan, Hasse en de rest van de huurlingen zijn nu voor Bisschop David van Bourgondiër gaan werken, zij komen in de buurt van Barneveld terecht, waar Hasse een kind krijgt. De Barnevelders krijgen echter schoon genoeg van de groep huurlingen die de buurt onveilig maakt en opgestookt door een van de monniken die eerder bij de huurlingen op bezoek zijn geweest en ze willen hen belegeren, De huurlingen krijgen dit in de gaten en vluchten de kerk in. Maar de dorpelingen beschieten de kerk met kanonnen en ze moeten zich overgeven. Ze komen zover dat de huurlingen een vrije aftocht krijgen, op één voorwaarden, dat de aanvoerder, Jan van Schaffelaar zich overgeeft, en gevangen wordt. Jan ziet het echter niet zitten om gemarteld te worden, en springt van de toren, de huurlingen krijgen een vrije aftocht, maar Hasse is diep bedroefd dat haar man zo gestorven is. Nu hun lijder weg is valt de ook eens zo hechte groep mannen uit elkaar, Hasse besluit terug te gaan naar Kampen, waar ze een eenzaam bestaan als waarzegster heeft, maar daar komt ze na velen jaren Gerrit tegen, die nu volleerd klokkengieter is, ze trouwt met hem, en zo wordt Hasse toch weer een beetje gelukkig.
Het verhaal is chronologisch opgebouwd zonder echte tijdsprongen of flashbacks.
SCHRIJF EEN NIEUW SLOT
De scène wanneer Gerrit bij de “waarzegster” komt om te vragen hoe het met Hasse gaat. Voor het gemak wordt de dominicaan even weggelaten omdat ik dat een wat mindere wending in het verhaal vind.
Hij keek de waarzegster aan. Slechts twee zwarte ogen flikkerde achter de donkere sluier die verder haar hele gezicht bedekte. Haar stem klonk helder maar had een mysterieuze onderklank. Hij wist niet of hij het haar wel durfde te vragen. Zijn blik gleed door de kale kamer, een open haard, twee houten stoelen en een wollen kleed waar de hond op lag. In de hoek van de kamer zat een peuter met een pop te spelen. Hij schraapte zijn keel.
,,Tien jaar geleden,” begon hij, terwijl hij nerveus met de uiteinden van zijn shawl speelde, ,,Heb ik een tijdje op een grote boerderij gewoond. Ik leerde daar een meisje kennen, ze was heel… vreemd. Ze leek je te betoveren. Ik…- Ik hield van haar denk ik. Kunt u mij vertellen of het goed met haar gaat?” Hij trilde. Van zijn kruin tot aan het puntje van zijn iets te lange tenen. Eigenlijk wilde hij het antwoord helemaal niet weten, stel nou dat ze niet meer leefde? Hij slikte even bij die gedachte.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden