Maarten 't Hart
Uitgeverij de Arbeidspers
1e druk september 1978
Samenvatting: Maarten, de ikpersoon, had voordat hij naar school ging geen vrienden en was steeds thuis. De eerste keer dat hij naar het dorp ging merkte hij dat hij pleinvrees had. In dat dorp werden zijn amandelen geknipt maar hij wist niet waarom. Hij ging enige tijd later naar de lagere school, maar voelde zich daar alleen en buitengesloten. Hij kon wel goed leren en werd door het schoolhoofd alleen op een kamer gezet waar hij goed kon leren. Hierdoor werd hij gepest door de rest van de klas en in een driftbui ging hij zelfs drie jongens te lijf die hem achtervolgden. Hij raakt steeds meer geïsoleerd. Na de lagere School ging hij naar de middelbare school waar hij verliefd werd op Martha. Hij kwam dat najaar in de redactie van de schoolkrant waar hij haar ontmoette. Hij durfde haar echter niet aan te spreken. Hij ging op advies van een vriend in de bibliotheek werken waar hij haar tegen zou kunnen komen, maar dit liep ook niet af zoals hij gepland had. Op de dag van de diploma uitreiking kwam Maarten te laat en probeerde hij haar daarom toch nog te ontmoeten in de kerk waar ze altijd heen ging. Aangezien dat niet zijn kerk was, kreeg hij hevige ruzie met zijn vader, die streng gelovig was. Toen hij toch besloot te gaan, kwam hij haar wel tegen, maar schrok ze en vluchtte weg. Daardoor ging hij twijfelen aan het Evangelie; "Wat kon het voor nut hebben verlost te worden door Christus en na je dood naar de hemel te gaan als zij toch alleen maar bang voor je was en voor je wegvluchtte. Je zou tot in eeuwigheid in de hemel zijn, oftewel tot in eeuwigheid die pijn voelen om haar die onbereikbaar was." Later zag hij haar ook nog op een reünie, waar hij een paar woorden met haar wisselde. Maarten ging celbiologie studeren. Vlak na zijn kandidaatsexamen overleed zijn vader. Hij ging bij zijn moeder wonen, maar deze overleed helaas vlak na zijn doctoraalexamen. Vlak voor de dood van zijn moeder kwamen er twee ouderlingen van de kerk waaraan zijn moeder iets te vertellen had. Aangezien ze keelkanker had ging dit moeilijk. Ze wilde een zonde bekennen en de ouderlingen zeiden dat ze niet in de hemel zou komen. Hierdoor werd Maarten zo boos dat hij opnieuw een driftbui kreeg en de twee ouderlingen aanviel. Zijn moeder was hem namelijk erg dierbaar. Toen werd hij hoogleraar in de celbiologie. Op het moment dat het boek begon plukte hij druiven in zijn kas voor kennissen. Op de receptie van die kennissen kwam hij de zuster van Martha tegen en raakte met haar in gesprek. Hij nodigde haar uit voor een concert in de schouwburg en die uitnodiging nam ze aan. Op weg naar huis kreeg hij een dwanggedachte die hem vertelde dat hij nog maar twee weken te leven had. Toen hij vervolgens een andere auto aanreed, zag hij dat als vingerwijzing van de dood. Dat werd nog eens versterkt doordat hij in zijn laboratorium zijn hand verwondde. Maarten ging vervolgens naar een congres in Bern in Zwitserland en werd opgevangen door een vrouwelijke collega. Hij logeerde samen met Adrienne bij Ernst, een andere collega. De volgende dag maakten ze met z'n drieën een bergtocht. Maarten merkte dat hij verliefd was op Adrienne en ergerde zich aan het gedrag van Ernst, die steeds vriendschappelijker met Adrienne omging. Maarten stemde in met het plan een moeilijke afdaling te maken, omdat hij wist dat hij Adrienne daarmee een plezier deed, die van bergbeklimmen hield. Maar de afdaling was te moeilijk voor hem en hij viel naar beneden. Hij wist zich echter nog net vast te grijpen aan een richeltje. Toen hij van de schrik bekomen was schreef hij bij een café een ansichtkaart aan de zus van Martha om hun afspraak af te zeggen. Die nacht kwam de angst van de val naar boven en zag hij in een koortsvisioen het gezicht van Martha. Hij hield een vredig gevoel aan Martha over en hij besloot geen contact aan te gaan met anderen en niet meer te proberen zijn isolement te doorbreken, maar het juist te laten voortduren. Personen: Maarten, is een eenzame man van dertig jaar. Hij is hoogleraar is de celbiologie en zijn werk is het enige waar hij zich mee bezig houdt. Een sociaal leven heeft hij niet en dat komt onder andere door zijn fobieën: pleinvrees en dwanggedachten over de dood. We leren Maarten kennen als een eenzaam kind dat erg naar zijn moeder trok, hij was eigenlijk verliefd op zijn moeder. Op de middelbare school ontmoet hij Martha, op wie hij vreselijk verliefd raakt. Hij durft echter geen contact met haar te leggen en een relatie zit er dus niet in. Zowel zijn moeder en de onbereikbare Martha blijven het leven van Maarten beheersen: iedere vrouw die hij ziet, brengt hij in relatie met een van die twee. Hij is een rond karakter. Moeder, De moeder van Maarten is dol op hem, ze zorgt voor hem en geeft hem veel aandacht. Zij is een rond karakter
vader, hij gaat bij zijn moeder wonen, die sterft wanneer hij zijn doctoraal examen doet. Wanneer Maarten Martha voor het eerst ontmoet wordt hij overvallen door de dwanggedachte dat hij zal sterven. Maarten heeft namelijk altijd alleen maar contact gehad met zijn ouders, hij heeft nooit vrienden gehad. Hij ontwikkelde pleinvrees. Op een avond kreeg Maarten een ongeluk, hij rijdt tegen een auto aan wanneer hij door rood reed. Hierdoor krijgt hij opnieuw dwanggedachten over de dood. Maarten kan goed leren, daarom wordt hij buitengesloten. De enige plek waar hij zich thuis voelt is bij de vogels, in de Rietlanden. Toen Maartens moeder stierf kwam er een hele zwerm regenwulpen over. Maarten wordt verliefd op Martha, hij wordt hiermee gepest op school. De kerk heeft ook een bepaalde betekenis, hij zag Martha er die er verdween. Later zag hij er nog een leuk meisje die er ook verdween. Wanneer Maarten naar Bern gaat, voelt hij zich goed. Hij komt Adrienne tegen, en hij nodigt haar uit voor een etentje. Op een feestje voor congresgangers ziet hij in die stad een hoer, die op Martha leek. Maarten maakt met Adrienne en Biztzius een bergtocht. Hij valt en verwondt zijn handen. Plaats: De plaats waar het in het heden van het boek om draait is Bern, een plaats in Zwitserland waar Maarten voor een congres naartoe gaat. In de flashbacks komen een aantal plaatsen voor, de rietlanden bij het ouderlijk huis van Maarten, waar hij uren doorheen kan varen op zoek naar vogels. Ook komen de basisschool en middelbare school voor in de flashbacks en nog een aantal andere plaatsen die niet verder beschreven worden. Tijd: Het boek is chronologisch geschreven, met veel flashbacks erin verwerkt. Hierdoor wordt de chronologie in het boek iets omgegooid. Het heden van het boek duurt ongeveer twee weken, maar met de flashbacks meegerekend beslaat het boek en periode van 24 jaar. Deze manier van schrijven is denk ik aangehouden om het verband tussen dingen aan te geven. Als iets in het heden gebeurt, volgt daarop een gedachte van Maarten die weer een flashback oplevert. Zo zie je welke invloed het verleden heeft op het handelen van Maarten in het heden.
Debuut, Stenen voor een ransuil (1971, roman) Genres, Roman, kort verhaal, essay, autobiografie
Bijzonderheid, Maarten Biesheuvel beweert dat 't Hart steeds aan het schrijven slaat wanneer hij van een ziekelijke verliefdheid wil genezen; zie Biesheuvels verhaal 'De Leeuw van Leiden' in De Weg naar het Licht (1977) Citaat, 'Tussen mijn vijfde en mijn vijftiende las ik ongeveer 2500 boeken en sindsdien nog eens zo’n 9500. [...] Wanneer ik een of twee dagen niet lees, krijg ik last van ontwenningsverschijnselen. Dan word ik onrustig en humeurig, terwijl ik van nature altijd opgewekt ben.' (NRC Handelsblad, 12-7-1991) Recent werk, De nakomer (1996, roman), Wie God verlaat heeft niets te vrezen. De Schrift betwist (1997, essay), De Vlieger (1998, roman), Een deerne in lokkend postuur: persoonlijke kroniek (1999), Johann Sebastian Bach (2000)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden