Vertelinstantie
Er is in het verhaal sprake van drie vertelinstanties: de achterafvertellende ik, de belevende ik en de personale vertelinstantie.
Bijna het hele verhaal wordt door het hoofdpersonage Ellen verteld. Omdat het grootste deel gaat over gebeurtenissen in het verleden, staat het grootste deel in de verleden tijd, en wordt het grootste deel dus verteld door een achterafvertellende ik.
De belevende ik wordt in de meeste gevallen gebruikt bij de gebeurtenissen die zich niet afspelen in het verleden, maar in het heden. Dit zijn met name de stukken die verteld worden door de 37-jarige Ellen. Er is ook een beperkt aantal stukken dat in de tegenwoordige tijd staat en die verteld worden door de 12-jarige Ellen. Dit zijn de stukken waarvan ze niet weet of wist hoe het afgelopen is.
Een enkele keer wordt er een personale vertelinstantie gebruikt. Dit is wanneer je van buitenaf de gedachten van Margje, Ellens moeder, kan volgen. Dit kleine deel is geschreven in de derde persoon, en wordt door een verborgen ik verteld.
Per vertelinstantie volgen hieronder twee ondersteunende citaten met toelichting.
Achterafvertellende ik, citaat 1:
“Hijgend haalde ik hem in. ‘Heb jij al reeën gezien?’ vroeg ik druk. Hij antwoordde niet. Maar na een tijdje pakte hij mijn hand en stak die samen met de zijne in de warme zak van zijn overjas. ‘Wat vind je, Ellen,’ vroeg hij toen, strak voor zich uitkijkend, ‘heeft mama gelijk en denk ik altijd alleen maar aan mezelf?”
Dit citaat geeft aan dat het verhaal door een achterafvertellende ik verteld wordt. Dit zie je aan de verleden tijd van de werkwoordsvormen en het gebruik van de 1e persoon enkelvoud. Ook ondersteunt dit citaat het feit dat Ellen die achterafvertellende ik is. Dit zie je aan hoe de gene die wat vraagt, namelijk de ik-verteller, aangesproken wordt.
Je vindt dit citaat op pagina 128 van het boek.
Achterafvertellende ik, citaat 2:
“Ik zat doodstil, na die helse daad. Het was alsof ik in alle zes kamers van Bureau Van Bemmel het beschuldigende knerpen van scharen kon horen, en het geritsel van krantenpagina’s die onderzoekend werden omgeslagen.”
De onderstreepte woorden in dit citaat ondersteunen opnieuw het feit dat het verhaal door een achterafvertellende ik wordt verteld. Dit zie je ook hier aan de werkwoordstijd en het gebruik van de 1e persoon enkelvoud.
Je vindt dit citaat op pagina 28 van het boek.
Belevende ik, citaat 1:
“Ik smijt de dweil in de emmer, hol de keukentrap af en neem met een ruk de telefoon op: ‘Hallo?’ ‘Ellen?’ zegt mijn man na enkele ogenblikken stilte. Het is ruim een jaar geleden dat ik hem voor het laatst heb gesproken. Idioot gewoon dat ik nog steeds aan hem denk als ‘mijn man’.”
Dit citaat geeft een stuk dat door een belevende ik-verteller verteld wordt weer. Aan de 1e persoon enkelvoud zie je dat het om een ik-verteller gaat en aan het gebruik van de werkwoorden dat het om een belevende ik gaat, een ik in de tegenwoordige tijd. Ook ondersteunt dit citaat het feit dat Ellen die belevende ik is. Dit zie je aan hoe het ik personage aangesproken wordt wanneer ze de telefoon opneemt.
Je vindt dit citaat op pagina 45-46 van het boek.
Belevende ik, citaat 2:
“Billie stamelt: ‘Dat verdienen we niet, Ellen. Zonder ons zou jij allang…’ ‘Allang wat?’ zeg ik zonder nadenken. ‘Zonder jullie zou ik vrienden en vriendinnen hebben gehad, zonder jullie zou mijn huwelijk niet…’ Ik schrik van de waarheid van mijn eigen woorden. ‘Wat gemeen!’ zegt Billie. ‘Zonder ons had je juist nooit liefde gekend. Dat heb je zelf ook wel duizend keer gezegd!”
Ook dit citaat ondersteunt het feit dat (delen van) het verhaal verteld word(en) door Ellen als belevende ik-verteller. Je ziet het aan het gebruik van de 1e persoon enkelvoud, aan hoe het ik personage aangesproken wordt en aan de tijd waarin de werkwoorden staan.
Je vindt dit citaat op pagina 231 van het boek.
Personale vertelinstantie, citaat 1:
“Mama!’ zegt Ellen. Met een wit gezicht staat ze opeens midden in de keuken. ‘Waar kom jij nou vandaan? En waarom heb je bij de kerk niet op ons gewacht?’ Margje staart haar dochter verbijsterd aan. Dan wordt ze overweldigd door opluchting: ze staat er niet alleen voor. Ellen is zo pienter, die bedenkt wel een oplossing.”
Hier wordt een personale vertelinstantie gebruikt. Je kijkt van buiten het verhaal mee op wat er gebeurt, en weet van één personage wat ze denkt, namelijk van Margje.
Je vindt dit citaat op pagina 89 van het boek.
Personale vertelinstantie, citaat 2:
“De baby sputtert even als ze op dit ongewone uur in haar slaap wordt gestoord. Ze vertrekt haar mondje, maar slaakt dan een berustende zucht. Margje trekt haar snel het roze slobpakje uit. Vanaf nu draagt Ida alleen nog maar wit en slaapt ze onder een witte sprei. Al het andere linnengoed zal acht meter van de appels vandaan begraven worden, een meter voor elke hoofdzonde, en een voor de zekerheid.”
Ook hier wordt een personale vertelinstantie gebruikt. Opnieuw kun je van buiten het verhaal meekijken op de handelingen en gedachten van Margje.
Je vindt dit citaat op pagina 144 van het boek.
Titelverklaring
De titel van het boek is Een hart van steen. Deze titel valt op twee manieren te verklaren.
Ten eerste, lijkt de grafsteen van het graf van de familie van Bemmel, het gezin dat een getraumatiseerde Ellen achtergelaten heeft, volgens Ellen een beetje op een hart. Letterlijk staat er in het boek: “Als je goed keek, zag je dat de grafsteen hartvormig was, een ijskoud stenen hart dat alles zou overleven zonder ooit een tel te hoeven kloppen.”
Ten tweede, heeft Ellen heel wat meegemaakt in haar leven. Er hebben gebeurtenissen plaatsgevonden waardoor ze getraumatiseerd is geraakt, zodanig dat ze zich een lange tijd zoveel mogelijk heeft afgesloten van de buitenwereld. Je zou kunnen zeggen dat haar hart in die periode langzaamaan versteend is geraakt.
Thema
Het thema van het boek luidt:
‘Een traumatische gebeurtenis beïnvloedt de emotionele ontwikkeling van een kind, zodanig dat het een eigen waarheid creëert en deze vasthoudt tot het zover is om met volwassen ogen de werkelijke feiten onder ogen te kunnen zien.’
Zo wordt het beste in één zin omschreven waar het boek over gaat. Ellen is in haar jonge jaren getraumatiseerd en heeft de schuld van de dood van haar familieleden op zich genomen, en dit schuldgevoel vastgehouden tot ze er op haar 37ste ‘per ongeluk’ tijdens een college achterkwam dat het helemaal niet haar schuld was, maar dat haar moeder ziek was. Ze heeft dat door een volwassen activiteit ontdekt, en was ze nog jonger geweest, dan had ze dat niet gedaan.
Tijd
Historische tijd
Aangezien het verhaal voor een groot deel een flashback is, speelt het zich in verschillende tijden af. De flashback speelt zich af wanneer Ellen twaalf jaar is. Dit is te bewijzen met het citaat: “Hij was zelf ooit ook twaalf geworden. Hij zou dus zeker weten hoe belangrijk deze dag voor mij was.”, op pagina achttien van het boek. Op bladzijde 212 staat: “Het gaat om de datum.’ Hij wijst. 6 april 1973. Op 7 april had de politie, gealarmeerd door Bas, die altijd als eerste het kantoor binnenkwam, ’s ochtends vroeg de vijf ontzielde lichamen in huis aangetroffen.” Dit geeft aan dat de gehele flashback zich afspeelt in 1973. Het andere jaartal waarin een groot deel van het verhaal zich afspeelt is het jaar 1998. Er word verschillende keren gesproken over: 25 jaar geleden, of over: nu, 25 jaar later.. Dit is het jaar waarin Ellen 37 is, het heden van het verhaal.
Verteltijd
De verteltijd van het boek is 238 pagina’s, inclusief epiloog.
Vertelde tijd
Er worden in het verhaal stukken herleefd van toen Ellen twaalf was, en er zijn stukken die zich in het heden afspelen, wanneer Ellen 37 is. Aan de tijd die ertussen zit wordt geen aandacht besteed, enkel een kort stukje wanneer ze achttien is. Tussen twaalf en 37 zit 25 jaar. De vertelde tijd is dus 25 jaar.
Verteltempo
Er verstrijken over 238 pagina’s 25 jaar. De verteltijd is dus klein in verhouding tot de vertelde tijd, want zou elk jaar beschreven zijn, dan zou één jaar beschreven worden in ongeveer 10 pagina’s.
Terugverwijzing – Vooruitwijzing
Af en toe komt er een vooruitwijzing voor. Een voorbeeld hiervan is:
“Ik was ervan overtuigd dat ze in huis waren teruggekomen omdat ik die week twaalf zou worden, een feest dat zij natuurlijk voor geen goud zouden willen missen.”
Ellen heeft het hier over haar twaalfde verjaardag, die ergens die week plaats zal vinden.
Ook komen er regelmatig terugverwijzingen voor. Een voorbeeld hiervan is:
“Hij was zelf ooit ook twaalf geworden.”
Ellen zegt hier dat haar vader een lange tijd geleden dezelfde leeftijd bereikt heeft als zij. Ze verwijst in gedachten terug naar iets uit het verleden.
Flashback
Het heden in het verhaal is wanneer Ellen 37. Ze verplaatst zich echter het grootste deel van het verhaal terug naar de tijd dat ze twaalf was. Bijna het hele boek is dus een flashback.
Chronologisch – Niet-chronologisch
Het verhaal is niet-chronologisch. Het vertellersheden wordt doorbroken door heel veel, en lange flashbacks.
Ab ovo – In medias res
Het verhaal is ‘in medias res’. Het begint niet vanaf het prille begin, maar de voorgeschiedenis wordt in de loop van het verhaal onthuld.
Ruimte
Fysische ruimte
De plaats waar bijna het hele verhaal zich afspeelt, is het huis van de familie van Bemmel, dat zich bevindt op Lijsterlaan 11 in Haarlem. Dit is de plaats waar Ellen opgroeit, waar ze haar trauma oploopt door het drama dat zich er afspeelt, en waar ze uiteindelijk weer terugkomt.
Citaat fysische ruimte:
“Als ik niets beters te doen had, zat ik graag op de trap tussen de eerste en de tweede verdieping, vanwaar ik, als de deuren openstonden, in alle kamers kon kijken.”
Dit citaat is te vinden op pagina 27-28, en gaat over een deel van het huis.
Psychische ruimte
Ellen heeft alleen maar slechte herinneringen aan het huis. Het is immers de plaats waar het familiedrama zich afgespeeld heeft, en waar ze getraumatiseerd is geraakt. Ellen voelt zich dan ook niet goed wanneer ze in het huis bivakkeert.
Citaat psychische ruimte:
“Het is doodstil in de tuin. Het begint al te schemeren. De vogels zwijgen en geen zuchtje wind doet de bomen ruisen. Langzaam sta ik op en ga naar binnen. Mijn voetstappen weerklinken in de lege gang. Voor de kelder blijf ik staan. Dit is de enige plek in huis die ik tot nu toe doelbewust heb vermeden. Maar hier moet ik zijn, wil ik er ooit in slagen de draad weer op te pakken: op dezelfde plaats waar die vijfentwintig jaar geleden afbrak.”
Dit citaat is te vinden op pagina 228. De kelder roept bepaalde angstgevoelens op bij Ellen, het is de plek waar ze de draad kwijt is geraakt. Tegelijkertijd weet ze dat het ook de enige plek is waar ze hem weer op kan pakken, en dus moet ze moed tonen om toch naar binnen te stappen.
Zintuiglijke ruimte
Hierbij is een heel duidelijk citaat te geven dat zich bevindt op pagina 14 van het boek.
“We waren allemaal trots op ons huis, met z’n geur van vergeeld papier en archiefkasten tot aan het plafond. Een mooie, ouderwetse villa was het toen nog, vóór die ellendige renovatie, met een stoepje en een betegelde gang en een keuken in het souterrain. Je voelde je al gelukkig en geborgen bij de aanblik, als je kwam aanfietsen door de doodstille, met eikenbomen omzoomde laan die in een flauwe bocht eindigde bij een landelijke manege. ’s Winters konden we midden op straat sleeën, zo weinig verkeer was er.”
Er wordt hier nadruk gelegd op beelden, geuren en geluiden.
Tijd
Historische tijd
Aangezien het verhaal voor een groot deel een flashback is, speelt het zich in verschillende tijden af. De flashback speelt zich af wanneer Ellen twaalf jaar is. Dit is te bewijzen met het citaat: “Hij was zelf ooit ook twaalf geworden. Hij zou dus zeker weten hoe belangrijk deze dag voor mij was.”, op pagina achttien van het boek. Op bladzijde 212 staat: “Het gaat om de datum.’ Hij wijst. 6 april 1973. Op 7 april had de politie, gealarmeerd door Bas, die altijd als eerste het kantoor binnenkwam, ’s ochtends vroeg de vijf ontzielde lichamen in huis aangetroffen.” Dit geeft aan dat de gehele flashback zich afspeelt in 1973. Het andere jaartal waarin een groot deel van het verhaal zich afspeelt is het jaar 1998. Er word verschillende keren gesproken over: 25 jaar geleden, of over: nu, 25 jaar later.. Dit is het jaar waarin Ellen 37 is, het heden van het verhaal.
Verteltijd
De verteltijd van het boek is 238 pagina’s, inclusief epiloog.
Vertelde tijd
Er worden in het verhaal stukken herleefd van toen Ellen twaalf was, en er zijn stukken die zich in het heden afspelen, wanneer Ellen 37 is. Aan de tijd die ertussen zit wordt geen aandacht besteed, enkel een kort stukje wanneer ze achttien is. Tussen twaalf en 37 zit 25 jaar. De vertelde tijd is dus 25 jaar.
Verteltempo
Er verstrijken over 238 pagina’s 25 jaar. De verteltijd is dus klein in verhouding tot de vertelde tijd, want zou elk jaar beschreven zijn, dan zou één jaar beschreven worden in ongeveer 10 pagina’s.
Terugverwijzing – Vooruitwijzing
Af en toe komt er een vooruitwijzing voor. Een voorbeeld hiervan is:
“Ik was ervan overtuigd dat ze in huis waren teruggekomen omdat ik die week twaalf zou worden, een feest dat zij natuurlijk voor geen goud zouden willen missen.”
Ellen heeft het hier over haar twaalfde verjaardag, die ergens die week plaats zal vinden.
Ook komen er regelmatig terugverwijzingen voor. Een voorbeeld hiervan is:
“Hij was zelf ooit ook twaalf geworden.”
Ellen zegt hier dat haar vader een lange tijd geleden dezelfde leeftijd bereikt heeft als zij. Ze verwijst in gedachten terug naar iets uit het verleden.
Flashback
Het heden in het verhaal is wanneer Ellen 37. Ze verplaatst zich echter het grootste deel van het verhaal terug naar de tijd dat ze twaalf was. Bijna het hele boek is dus een flashback.
Chronologisch – Niet-chronologisch
Het verhaal is niet-chronologisch. Het vertellersheden wordt doorbroken door heel veel, en lange flashbacks.
Ab ovo – In medias res
Het verhaal is ‘in medias res’. Het begint niet vanaf het prille begin, maar de voorgeschiedenis wordt in de loop van het verhaal onthuld.
Ruimte
Fysische ruimte
De plaats waar bijna het hele verhaal zich afspeelt, is het huis van de familie van Bemmel, dat zich bevindt op Lijsterlaan 11 in Haarlem. Dit is de plaats waar Ellen opgroeit, waar ze haar trauma oploopt door het drama dat zich er afspeelt, en waar ze uiteindelijk weer terugkomt.
Citaat fysische ruimte:
“Als ik niets beters te doen had, zat ik graag op de trap tussen de eerste en de tweede verdieping, vanwaar ik, als de deuren openstonden, in alle kamers kon kijken.”
Dit citaat is te vinden op pagina 27-28, en gaat over een deel van het huis.
Psychische ruimte
Ellen heeft alleen maar slechte herinneringen aan het huis. Het is immers de plaats waar het familiedrama zich afgespeeld heeft, en waar ze getraumatiseerd is geraakt. Ellen voelt zich dan ook niet goed wanneer ze in het huis bivakkeert.
Citaat psychische ruimte:
“Het is doodstil in de tuin. Het begint al te schemeren. De vogels zwijgen en geen zuchtje wind doet de bomen ruisen. Langzaam sta ik op en ga naar binnen. Mijn voetstappen weerklinken in de lege gang. Voor de kelder blijf ik staan. Dit is de enige plek in huis die ik tot nu toe doelbewust heb vermeden. Maar hier moet ik zijn, wil ik er ooit in slagen de draad weer op te pakken: op dezelfde plaats waar die vijfentwintig jaar geleden afbrak.”
Dit citaat is te vinden op pagina 228. De kelder roept bepaalde angstgevoelens op bij Ellen, het is de plek waar ze de draad kwijt is geraakt. Tegelijkertijd weet ze dat het ook de enige plek is waar ze hem weer op kan pakken, en dus moet ze moed tonen om toch naar binnen te stappen.
Zintuiglijke ruimte
Hierbij is een heel duidelijk citaat te geven dat zich bevindt op pagina 14 van het boek.
“We waren allemaal trots op ons huis, met z’n geur van vergeeld papier en archiefkasten tot aan het plafond. Een mooie, ouderwetse villa was het toen nog, vóór die ellendige renovatie, met een stoepje en een betegelde gang en een keuken in het souterrain. Je voelde je al gelukkig en geborgen bij de aanblik, als je kwam aanfietsen door de doodstille, met eikenbomen omzoomde laan die in een flauwe bocht eindigde bij een landelijke manege. ’s Winters konden we midden op straat sleeën, zo weinig verkeer was er.”
Er wordt hier nadruk gelegd op beelden, geuren en geluiden.
Motieven
Leidmotief
Een leidmotief zijn de 'vitaminepillen' die Margje toedient aan haar gezin. Omdat deze pillen eigenlijk slaaptabletten en valium zijn, staan deze pillen dus eigenlijk voor de dood. Ook denk ik dat Margje een reden heeft waarom ze de slaaptabletten en valium vitaminepillen noemt. Namelijk omdat ze de dood van haar gezin als een goed iets ziet. Ze denkt dat de duivel schuilt in haar dochtertje Ida, en voelt zich waarschijnlijk prettiger bij het idee dat Ida of een ander familielid geen slechte invloed meer kan hebben na het slikken van de pillen.
Citaat:
"Zachtjes zei zei: 'We houden zo vreselijk veel van jullie.' 'Maak je nou maar geen zorgen, mama! We worden heus niet ziek.' 'Nee, niet als jullie je vitamines innemen.' Ze baadde nog steeds in dat licht van die onaardse schoonheid, een eenzaam soort stralen. Ze keek naar haar handen. Toen zei ze: 'We zullen ervoor zorgen dat jullie niet lijden.' Bij de gedachte dat ze weer een van haar oude buien zou krijgen, ging ik zweten van angst. 'We nemen gewoon twee keer zoveel vitamines als jij denkt dat we dat nodig hebben.' Haar mond glimlachte, maar haar ogen bleven dof, alsof iets haar erge pijn deed."
Dit citaat staat op pagina 204 van het boek. Aan de eerste zin, kun je zien dat Margje het allemaal goed bedoelt, en dat ze wil dat de kinderen de pillen slikken uit liefde. Dat zie je ook aan: 'we zullen er voor zorgen dat jullie niet lijden.' Het is duidelijk dat ze met de vitamines de slaaptabletten en valium bedoelt. Dat kun je bijvoorbeeld zien aan het feit dat je aan haar blik af kunt lezen, dat het haar van binnen veel pijn deed wat er gezegd werd.
Verhaalmotief
Je zou het abstracte begrip ziekte in dit geval een verhaalmotief kunnen noemen. Aan het einde van het verhaal, als Ellen 37 is, komt ze tijdens een college het een en ander te weten over postnatale depressie en de ergste vorm daarvan, namelijk kraamvrouwenpsychose. Door te kijken naar de symptomen komt ze erachter dat dit de ziekte was waar haar moeder aan leidde. Haar gedrag bleek uiteindelijk dus verklaarbaar. Dat Margje aan deze ziekte leed, heeft hele grote gevolgen gehad voor het verdere leven van Ellen. Zij dacht namelijk dat het haar schuld was, en heeft zich hier mentaal ontzettend druk over gemaakt.
Citaat:
"Ik beschouwde mezelf niet als een van hen, ik deelde hun zelfverzekerdheid noch hun opinies en hield me dus afzijdig. Het was mijn gewoonte strak naar de grond te kijken. Maar tot op de dag van vandaag kan ik de plotselinge opwaartse ruk van mijn hoofd voelen, de lagen die mijn hart miste, de tellen die mijn verstand stilstond, toen onze vooruitstrevende docente de zogeheten postnatale depressie met ons behandelde, in haar ergste vorm ook bekend als kraamvrouwenpsychose. 'Heftige stemmingswisselingen, verlies van het contact met de werkelijkheid, hallucinaties, wanen, irreële angsten en overbezorgdheid, verandering van persoonlijkheid en gedrag, gewelddadige neigingen jegens jezelf en anderen,' somde ze de symptomen op. Ze keek in haar papieren. 'De oorzaak ervan is een hormonale stoornis tengevolge van zwangerschap en bevalling. Dat betekent dat de patiënte haar eigen gedrag op geen enkele manier kan beïnvloeden of beteugelen: zij is ten prooi aan een endocrinologische ontregeling." ... "Ik stond op en werkte me door de volle collegezaal naar buiten. Nu kende ik de ware naam van het mysterie dat ons gezin had verwoest. Kraamvrouwenpsychose."
Dit citaat vindt je op pagina 172-173 van het boek. Het geeft de symptomen van postatale depressie aan, symptomen die Margje ook had. Wanneer Ellen hierachter komt weet ze wat het is geweest dat haar familieleven verwoest heeft. Het hele gebeuren is veroorzaakt door een ziekte, niemand was dus schuldig. Nu ze dit weet, kan ze verder met haar leven. Dit is dan ook een hele belangrijke ontdekking.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden