Een circusjongen door Gerard Reve

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
Boekcover Een circusjongen
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 1694 woorden
  • 28 juli 1999
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
26 keer beoordeeld

Boekcover Een circusjongen
Shadow
Een circusjongen door Gerard Reve
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Titel Een Circusjongen Auteur Gerard Reve Jaar van uitgave 1975 Korte samenvatting Het eerste verhaal is een geboorteverhaal, waarin sterk benadrukt wordt dat de schrijver is gedoemd te leven, en slecht te zijn. Vervolgens treffen we de auteur aan in zijn kasteel La G., in gezelschap van zijn vriend Jakhals. Al spoedig krijgt hun samenzijn een sterk erotisch karakter en begint de schrijver aan Jakhals bedverhalen te vertellen om hem op te winden. Na begonnen te zijn aan het onwaarschijnlijke verhaal over een Mesties waait hem al snel een herinnering aan uit zijn jeugd: hoe hij in een zomerkamp de jongen Wijnand vernederde en bestrafte. Na nog een fragment van het onvoltooide Mestiezensprookje volgt dan het verhaal over Wijnand... De schrijver, een jongen van tien, elf jaar, bevond zich eens geheel alleen in een van de barakken van een zomerkamp, waarna Wijnand de barak binnenkwam -de enige jongen in het kamp die hij hevig vereerde. Wijnand pakt een door de schrijver gebroken beeldje in zijn handen, juist als een van de jeugdleiders binnenkomt. Wijnand krijgt de schuld en wordt afgeranseld, waardoor de jonge schrijver klaarkomt van opwinding. Jakhals overkomt, geheel volgens plan, hetzelfde, waarna hij in slaap valt. De schrijver-verteller blijft eenzaam en in stilte achter, en hij denkt terug naar een herinnering van bijna zeven jaar geleden... ‘Het verhaal over de doodkist' beschrijft de schrijver in zijn woning in Friesland. Hij krijgt dikwijls bezoek van Jurgen en diens vrouw Gabi, en aan hen had hij al enkele malen verteld over zijn plan om een doodkist te gaan kopen of bestellen. Morgen, vertelt Jurgen de schrijver, zal hij hem komen ophalen om samen naar een doodkistenmaker te gaan. Nadat deze afspraak is gemaakt vertrekken Jurgen en zijn vrouw en de schrijver blijft alleen achter en kan niet in slaap komen. Al piekerend had hij aan die nacht - zeven jaar geleden dus - moeten terugdenken aan een gebeurtenis die nog weer zeven jaar verder in het verleden lag: aan de belevenissen met Harry. De schrijver en zijn vriend Wimie nemen Harry op een zekere avond mee naar huis, half uit geilheid, half tegen hun zin. Eenmaal thuisgekomen wil Harry echter uitsluitend ‘neuken!' en de schrijver ziet geen andere mogelijkheid dan aan Harry's verlangen toe te geven, wat leidt tot een vorm van geslachtsgemeenschap die hijzelf als ‘walgelijk' en ‘vernederend' ervaart. Na een korte schets van de situatie in kasteel La G. wordt de geschiedenis van Harry voortgezet. Harry blijkt banketbakker te zijn, en na zijn eerste bezoek komt hij de schrijver en Wimie nog enkele malen verrassen met grote, smakeloze taarten. Jakhals slaapt nog steeds en de schrijver mijmert voort. Zijn gedachten komen bij de volgende ochtend, na die nacht in Friesland... Jurgen was de afspraak niet vergeten en de doodsangstige schrijver probeert de afspraak uit te stellen, maar aangekomen bij de doodkistenmaker, komt men te weten dat deze zojuist overleden is en diezelfde dag zou worden begraven. Jakhals wordt wakker en vraagt wat voor een beeldje de schrijver had gebroken in dat zomerkamp. De schrijver beschrijft een Mariabeeldje (‘het beeld had iets op de arm gedragen'), Jakhals gaat weer slapen en de schrijver spreekt een soort gebed uit. Dan begint een nieuw verhaal, waarin de schrijver vertelt hoe hij ‘niet altijd een schrijver is geweest', maar al heel jong privé-chauffeur was voor een oude dame, en na haar dood een eigen vrachtwagen verwierf, waar hij tijdens lange eenzame ritten fantasieën bouwde ‘van verwerpelijke en zeer onkuise aard'. In zijn liefste jongensfantasie dacht hij aan een broertje en een zusje, die woonden bij een drankzuchtige oom en die bij het zien van een foto van hun moeder, met elkaar verkeerden. Op zekere dag moet de chauffeur een lading vervoeren en laat een liftende figuur instappen met wie hij ‘iets wil dat ongehoord en verschikkelijk en onherroepelijk zou zijn'. Hij probeert aan koele en zakelijke dingen te denken, maar dat lukt niet. Zijn gedachten gaan namelijk terug naar zijn enige broer Frits, wiens dood hem een levensgevaarlijke koorts bezorgde. Hij geneesde, maar in een flits van dwaze haat zoekt hij iemand die schuld zou hebben aan Frits' dood: misschien zijn vriendinnetje Titia ? Op een parkeerplaats lokt de chauffeur de lifster in het woongedeelte van de vrachtwagen en verkracht haar op brute wijze. Het meisje blijkt Titia te heten en krijgt na te hebben ontvlucht een lift van een lijkwagen. In een latere fase van zijn leven is de chauffeur een gevierd schrijver geworden, die regelmatig bij de vorstin op bezoek gaat. Haar vraag naar de aangrijpendste ervaring uit zijn leven doet de schrijver eerst aarzellen, waarna hij een oorlogsverhaal begint te vertellen. Het is het verhaal over een oorlogsincident, waarbij de schrijver (als luitenant) en zijn maats Johnny en Matroos betrokken zijn. Bij een beschieting komen Johnny en Matroos om het leven, de schrijver blijft ongedeerd. Dat hij hevig verliefd was op Johnny, verzwijgt hij voor de vorstin. De vorstin is onder de indruk van het verhaal, maar de schrijver weet zeker dat hij het nooit op zou schrijven. De vorstin deelt hem mee dat hij op grond van zijn schrijverswerk benoemd zal worden tot Ridder in de Order van het Eeuwig Kruis, tenzij er bezwaren tegen hem zullen worden voortgebracht. De schrijver vreest ontdekt te worden, maar wordt inderdaad uitgenodigd voor de uitreiking. De belangrijkste van de twaalf nieuwe ridders blijkt een non te zijn, gewond geraakt bij het redden van kinderen uit een brand. De schrijver meent haar te herkennen en ontvlucht het feest wanneer hij haar naam hoort: Titia. De vorstin had hem echter direct na de plechtigheid ontboden, en als hij daar verschijnt, verzoekt ze hem Titia plaats te willen geven in zijn nieuwe boek. Hij belooft hun dit, ze spreken nog over zonde en genade, en de schrijver besluit een bedevaart te ondernemen: voor zichzelf, maar ook namens de vorstin. Hoofdpersonages De verteller van de verhalen is een schrijver. Dit maakt het boek meteen heel spannend, want de lezer vraagt zich onmiddellijk af welke passages van het boek gebaseerd zijn op delen van het leven van de schrijver zelf. Hij blijkt eenzaam te zijn, wat misschien een reden is voor zijn perverse gedachten en erotische driften. De veranderende leeftijd en activiteit van het hoofdpersonage maakt het boek veelzijdig en interessant, omdat we de ontwikkeling van de schrijver samen met hem kunnen meebeleven. Andere belangrijke personages in het boek zijn Jakhals, de vriend van de schrijver, Wijnand, een onschuldige jongen die door de schuld van de schrijver wordt afgeranseld, Harry, blijkbaar een banketbakker, Jurgen en Gabi, vrienden van de schrijver, Titia, het vriendinnetje van de overleden broer van de schrijver, die later een non is geworden, en de vorstin. Al deze personages zijn bekenden of zelfs goede vrienden van de schrijver.
Genre Het boek is een roman, bestaand uit verschillende verhalen uit het leven van de verteller, en kan daarom ook een (autobiografische) levensroman genoemd kunnen worden. Onderwerp De schokkende en soms pervers-erotische verhalen van een bekende, maar zondige schrijver, die de identiteit aanneemt van een elf-jarige gefrustreerde jongen, een vrachtwagenchauffeur, etc. Tijd De tijd van de verhalen loopt chronologisch, met wel een flash-back. De verhalen worden steeds onderbroken, doordat de verteller van de verhalen even onderbroken wordt (door Jakhals) of we worden even geconfronteerd met de gedachten van de verteller, wanneer hij geconcentreerd na moet denken over het vervolg van een verhaal. Na deze onderbreking keren we óf terug naar hetzelfde verhaal óf wordt er een nieuw verhaal verteld. Opbouw van het boek Opvallend aan de opbouw van dit boek, is dat het bestaat uit verschillende verhalen. Een boeiend aspect van één van de verhalen, het verhaal over de doodskist, is dat het zich verder verdiept in nog een ander verhaal. We treffen hier uiteraard een raamvertelling aan. De verhalen volgen elkaar chronologisch op. Ook treffen we één flash-back aan: het Mestiezensprookje doet de verteller terugdenken aan een herinnering uit zijn jeugd - het verhaal van Wijnand. Perspectief Er is in Een circusjongen sprake van een alwetende verteller, aangezien een verhalenverteller fragmenten uit zijn eigen jeugd zit op te vertellen. Ook bij het vertellen van het Mestiezensprookje, een verhaal niet afkomstig uit zijn jeugd, blijkt de schrijver het verhaal al eerder een keer te hebben gelezen. Een alwetende verteller is onvermijdelijk bij verhalen uit vroegere belevenissen.
Stijl Het boek Een circusjongen is geschreven in een fantastische, sprookjesachtige stijl. Dit komt niet alleen door de sfeer waarin de hoofdpersoon zich tijdens het voorlezen in bevindt, maar ook door het vertellen van verhalen. Titel Als de vorstin vraagt of hij alles werkelijk meent, zoals hij het zelf schrijft en vertelt, antwoordt de schrijver dat hij een circusjongen is, een handige acrobaat, ‘die hoog boven het publiek zijn schitterend, zijn kunstig evenwicht bewaart door telkens bliksemsnel van houding te veranderen' (p.178). Ruimte Het verwisselen van de ruimtes, door de vele verhalen die in het boek voorkomen, brengt veel spanning in het boek. De ruimtes worden nooit grondig beschreven, maar alleen als de lezer de nieuwe omgeving te lezen krijgt (een vrachtwagen!) stijgt de spanning al van het begin af aan. Motief Een circusjongen bevat heel wat motieven. De belangrijksten zijn slechtheid, liefde en (homo)seksualiteit. We krijgen veel te weten over de boosaardige aard, de slechtheid, van de schrijver. Op de eerste bladzijde lezen we:"Het lijdt geen twijfel, dat ik slecht ben...Zo ooit bij enig schepsel, dan zijn wel bij mij mijn slechtheid en onwaardigheid tot leven getoond en vertolkt in de omstandigheden waaronder ik ter wereld kwam." (p. 9). Ook verder in het boek worden we nog regelmatig aan dit motief herinnerd. Onder anderen op pagina 117: "Het was mateloos onheil en ongeluk, dat ik, door eigen allergrootste schuld, nu over mijzelve gebracht had, en dat mijn leven zou blijven tekenen." De liefde speelt een voorname rol in vele delen van het boek. In het laatste verhaal, ‘Vorstin', voeren schrijver en vorstin een ernstig gesprek over het onderwerp ‘liefde', waarbij de schrijver o.a. zegt: "Ik heb nooit anders gezocht, hoe vaak ik ook ontbrand ben in het vuur van het hart- ik heb nooit, Mevrouw, nooit heb ik iets gezocht dan haar, de liefde zelve, en de liefde alleen..."

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.