Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Dichter op de zeedijk door Kees van Beijnum

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
Boekcover Dichter op de zeedijk
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 6e klas vwo | 3293 woorden
  • 30 september 2009
  • 33 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
33 keer beoordeeld

Boekcover Dichter op de zeedijk
Shadow
Dichter op de zeedijk door Kees van Beijnum
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Boekverslag Nederlands

Algemene informatie
Titel: Dichter op de zeedijk
Auteur: Kees van Beijnum
Aantal pagina’s: 309
Jaar eerste druk: 1995
Gelezen druk: negende druk (1998)

Perspectief:
In het boek is er sprake van een personaal perspectief. Je volgt het hele verhaal door de gedachten van Constant Wegman (de hoofdpersoon). Je ziet hoe hij zijn leventje leidt in café de rode laars en het gedeelte van Amsterdam dat daar redelijk dichtbij ligt. De passage die ik in een ander perspectief ga schrijven is het stuk waar Constants grootmoeder die zich dan op een paardenkoers (paardenrace waar je geld kan inzetten op het paard waarvan je denkt dat het gaat winnen) bevindt en net 14000 gulden heeft gewonnen. Ze belt Constant om hem het goede nieuws de vertellen, en ze belooft hem zelfs een nieuw bootje. Deze passage staat op bladzijde 265 van het boek.

Origineel:
Zijn grootmoeder belde vanaf de paardenkoers, een avondkoers in de buurt van Den Haag, om te vertellen, zeg maar gerust in zijn oor te brullen, dat ze samen met Gijs van Mexico City de ‘doorslag van haar leven’ had gehad. Ze was nogal opgewonden, struikelde over haar woorden. Het kostte hem moeite om uit het warrige verhaal over inzetten, startnummers, een op de baan debuterende merrie die Tosca M heette en een tipgever met de naam Drosse of Drossel af te leiden dat ze veertienduizend gulden had gewonnen. Ze was in de zevende hemel, zei ze, en moest het gewoon even aan hem kwijt. Hij vermoede dat zij die zevende hemel niet op eigen kracht had bereikt. Zo te horen had de brandewijn haar een eindje op weg geholpen.

‘Veertienduizend gulden,’ herhaalde ze. ‘We gaan van de week een bootje voor je kopen. Hoe lijkt je dat?
Hij wist geen boe of ba te zeggen.
‘Hoor je me,’ schreeuwde ze, ‘een bootje.’
‘Ja, ja,’ zei hij, ‘een bootje. Geweldig!
‘Het mooiste bootje van de gracht, voor mijn eigen jongen.’ Haar ademhaling stokte, na een seconde of wat volgde een diepe zucht. Hij meende te horen dat ze een slok nam. ‘Over drie kwartier is het hier afgelopen en dan komen we naar huis. Ga nog niet naar bed, blijf wachten tot ik er ben. Je hoeft morgen niet naar school . Ik wil jou en iedereen zien, dan maken we er nog een leuke avond van. Goed?’
Hij zei dat hij op haar zou wachten. Toen wilde ze Muis aan de telefoon.

Aangepast (personaal perspectief, maar nu van grootmoeder):
Ze kon het niet geloven, 14000 gulden! Maar goed dat die tipgever genaamd Drosse er was, anders had ze nooit geweten dat de debutant Tosca M zou hebben gewonnen. Ze zocht zo snel mogelijk een telefoon om haar kleinzoon te bellen. De telefoon ging twee keer over, toen werd er opgenomen.
‘Dit is de telefoon van café de rode laars, waar kan ik u mee helpen?’ Antwoordde een jongensstem.
‘Constant, ik ben het, je grootmoeder, ik heb de doorslag van mijn leven gemaakt! I-Ik heb veertienduizend gulden gewonnen bij de pa-paardenrennen. Ik ben helemaal in de z-zevende hemel! Ik vond dat ik je dit moest vertellen. Veertienduizend gulden! We gaan van de week een bootje voor je kopen. Hoe lijkt je dat?’
Aan de andere kant van de lijn bleef het stil.

‘Hoor je me’, riep ze nog een keer door de telefoon, ‘een bootje.’
Dit keer kreeg ze antwoord. ‘Ja, ja’ zei Constant, ‘een bootje. Geweldig!’
‘Het mooiste bootje van de gracht,’ zei ze, ‘Voor mijn eigen jongen.’
Ze pauzeerde even en nam een slok van haar brandewijn. Ze bracht onderkant van de telefoon weer naar haar mond. ‘Over drie kwartier is het hier afgelopen en dan komen we naar huis. Ga nog niet naar bed, blijf wachten tot ik er ben. Je hoeft morgen niet naar school. Ik wil jou en iedereen zien, dan maken we er nog een leuke avond van. Goed?’
‘Ik zal wachten oma,’ zei Constant.
‘Kan je Muis nog even geven?’, vroeg ze.

Citaten:

Citaat 1:
Blz. 123:
“natuurlijk was hij geen twintig jaar onderwegen als hij aan het einde van de middag thuiskwam zat zijn grootmoeder gewoon met warm eten op hem te wachten, maar toch.
‘Het lijkt wel of je de hele tijd in jezelf zit te praten,’ zei zijn grootmoeder. Ze sneed een stuk gebakken spek in repen. ‘Hoor jij het ook , Edith?’
‘Ja, het is mij ook opgevallen, tante Griet.’ Edith zou eens nee zeggen! Als zijn grootmoeder haar zou vragen door de schoorsteenpijp te kruipen, zou ze het nog doen ook. Proberen in ieder geval."


Ik vind dit een uiterst komisch citaat. Ten eerste is het grappig wat er staat over Edith die zo de schoorsteenmantel in zou klimmen als Constant’s grootmoeder het zou vragen. Maar door daarachter nog net dat korte zinnetje “Proberen in ieder geval.” te zetten, doet de schrijver er net dat extra schepje bovenop dat de humor compleet maakt. Daarnaast zie je in dit citaat ook meteen een beetje hoe Edith’s karakter in elkaar zit. Ze kan moeilijk nee zeggen, en voelt ook een zekere angst om tegen Constant’s grootmoeder nee te zeggen.


Citaat 2:
Blz. 126
“Ze draaide zich half om naar de vrouw, klaar om los te barsten. Hij kon haar al horen zeggen: ‘Zeg, jij, jij ja, met dat dikke lijf van je. Rot eens even op met die koeienreet. Ik weet niet of je het weet, maar dit is een bus hoor, geen veetrein.’ Maar voor ze haar mond had geopend, legde hij zijn hand op haar arm en met zijn ogen vroeg hij haar stil te blijven."

Ook dit citaat is extreem komisch. Zo’n opmerking verzint niet iedereen, en ik vind dat er heel leuk indirect wordt gezegd dat de vrouw die in de bus zit een varken is. Daarnaast zie je ook goed hoe Constant’s grootmoeder in elkaar zit. Ze heeft niet bepaald een blad voor de mond, en als Constant haar niet had gewaarschuwd had ze haar belediging er zo uitgeflapt.

Citaat 3:
Blz. 101
“Ze twijfelde niet aan zijn woorden. Blijkbaar was het eenvoudig om te liegen, eenvoudig in die zin dat je snel werd geloofd. Maar ook ontdekte hij dat er door de leugen iets was veranderd tussen hem en haar. Vanaf nu werd hij verplicht vol te houden dat zijn schepnet gejat was. Hij kon niet meer terug. Dat schepnet zou voor altijd ‘gestolen’ zijn en daardoor had hij voorgoed iets tussen hem en haar geplaatst."

Dit vind ik een heel mooi citaat met een filosofische lading. Hier wordt op een mooie manier uitgelegd wat een leugen is. Als je eenmaal hebt gelogen kan je niet meer terug en moet je voor de rest van je leven volhouden dat wat jij hebt verteld waar is, ookal is dat niet zo.

Belangrijkste personages
Constant Wegman:
Dit is de hoofdpersoon van het verhaal. Eén van de aparte dingen aan Constant is dat hij zich heel anders gedraagt dan zijn leeftijdsgenootjes. Terwijl zijn klasgenootjes van de glijbaan glijden, ligt Constant op zijn rug op de dijk naar het oneindige aantal weerspiegelde lijnen in het water. Daarnaast is Constant ook heel wetenschappelijk en zoekt hij overal wat achter. Hij zit heel vaak in de boeken. Een voorbeeld van zijn passies voor wetenschap en kennis is de rekensom die Constant maakt om uit te rekenen wat het salaris is van Ansje. Ook probeert hij de hele omgeving waar hij woont uit zijn hoofd te leren, en steeds zijn grenzen te verleggen. Daarnaast was men er niet achter gekomen dat het drankje Green Spot allergische reacties veroorzaakt als Constant geen connectie had gelegd tussen plekken op de huid en het drinken van Green Spot.
Ook krijgt Constant op een gegeven moment de rare neiging om in de menigte op te gaan en niet gezien te worden. Hij gaat kleding dragen die ervoor zorgt dat hij minder opvalt in de omgeving en gaat voor de lol achter mensen aan sluipen. Hij vogelt uit hoe hij precies van de trap in de Rode Laars af te lopen zonder de trap te laten kraken en geniet er van om dan in de keuken achter zijn grootmoeder te gaan staan zonder dat ze het merkt, en dan weer de kamer uit te lopen.

Wat later in het verhaal krijgt Constant ook nog de passie voor het dichten. Hij gaat hiervoor in les bij een dichter die hem begeleidt in het dichten. Constant wil altijd zijn uiterste best doen en neemt dan ook heel lang de tijd ervoor. Hij kan er soms uren over doen om de eerste regel te verzinnen.
(Ik had soms het idee dat Constant licht autistisch was, omdat hij heel veel dingen wilde leren en onthouden, en omdat hij voor bepaalde dingen een hele grote passie heeft terwijl andere kinderen van zijn leeftijd dat helemaal niet hadden).
Constant’s grootmoeder (tante Griet): Zij is een erg impulsief personage in het verhaal. Ze zegt alles wat haar niet zint en kan erg intimiderend overkomen. Als ze iemand uit het café wil hebben gooit ze die persoon gewoon op de straat. Hoewel ze beweert dat ze niet drinkt, zit ze vaak aan de brandewijn (dat ziet Constant gebeuren). Ook heeft ze een verslaving aan gokken. Dat doet ze bij de paardenkoers. Zelfs als ze veel geld wint vergokt ze het alsnog. Deze gokverslaving en het agressieve/impulsieve gedrag zijn belangrijk voor een aantal sarcastische opmerkingen dat Constant maakt. Dat zie je bijvoorbeeld als zijn grootmoeder terugkomt van de paardenkoers nadat ze 14000 gulden had gewonnen, maar die ook weer had vergokt. Iedereen verliet toen zo snel mogelijk het café. Verder kan je aan haar taalgebruik ook goed zien dat ze echt Amsterdams is. Ten slotte is ze ook heel erg op haar centjes. Als ze nog geld van mensen is verschuldigd gaat ze bij die mensen aan de deur staan dreigen, en ze leegt zo’n beetje elke avond de jukebox. Ze probeert ook vaak mensen die op het centraal station aankomen naar het café te lokken.
Edith: Edith is de cafébediende die in het begin van het verhaal in café de Rode Laars werkt. Ze is zelf een behoorlijke drinker. Ze is een best onderdanig typetje (met name naar tante Griet) en kan heel moeilijk nee zeggen (zie citaat 1). Verder is ze ook heel klunzig in haar bediening. Ze laat namelijk nog wel eens wat vallen. Ze heeft soms ook last van depressies in het verhaal.
Ben: Ben is een goede vriend van Constant. Ben is ook één van de weinigen waar Constant echt een goed gesprek mee kan hebben. Ben is heel intelligent en weet veel, en dat past natuurlijk goed bij Constant die graag van alles het fijne wil weten. Constant gaat vaak naar Ben toe om met hem te praten. Constant is ook zo’n beetje de enige waarmee Ben contact heeft. Ben heeft ook een aantal eigen woorden, zoals Petsieee. Hij heeft heel vaak plannen, maar die maakt hij vrijwel nooit af. Dat kan je goed zien aan zijn volgestouwde huis. Als hij beslist om met Constant een boot te bouwen komen ze niet verder dan het vinden en voorbereiden van het hout. Hij is ook erg eigenwijs. Dat zie je goed als hij ziek is. Van de dokter mag hij beslist geen alcohol meer tot zich nemen, maar hij doet het toch. Ook gaat hij met Constant langs het IJ zitten terwijl het buiten hartstikke koud is. Uiteindelijk overlijdt hij ook door zijn eigenwijsheid.
Muis: Muis komt halverwege het verhaal. Ze biedt zich aan als nieuwe cafébediende bij café de Rode Laars. Ze komt oorspronkelijk uit een plattelandsdorpje waar ze in Middeleeuwse termen heel Hoofs leefde. In Amsterdam zoekt ze juist een iets losbandiger leven. Muis wordt door veel mannen begeerd. Constant beschrijft hoe haar omgeving op haar reageert. Hij vindt dat als het ware elk voorwerp in de omgeving door haar een leven krijgt. Elk voorwerp in de omgeving reageert op haar bewegingen, lijkt het. Hij probeert hiermee volgens mij haar schoonheid en elegantie te beschrijven. Veel mannen komen speciaal naar de Rode Laars om zo dicht mogelijk bij haar te zijn. In Amsterdam gaat Muis om met veel mannen, en ze krijgt ook nog een soort relatie met Sjuul (de Surinamer).

De dichter: De dichter is niet zo heel lang in het verhaal, maar is daardoor niet minder belangrijk. De dichter begeleidt Constant namelijk in het dichten. Constant leest hem soms gedichten voor, en de dichter bekritiseert die dan. De dichter is echter wel heel conservatief. Hij blijft er namelijk op doorhameren dat een gedicht zou moeten rijmen. Constant is het niet met hem eens. Hij schrijft dan ook geen rijmende gedichten. Hij vindt het belangrijker dat een gedicht een speciale betekenis heeft en neemt van alles uit zijn omgeving op om zijn gedichten te schrijven.
Drietje: Drietje speelt niet zo’n heel grote rol in het verhaal. Hij is bijna een soort van zwerver en brengt zo’n beetje al zijn vrije tijd door in café de Rode Laars. Hij is ooit een keer van straat geplukt en heeft vanaf dat moment in de bouw gewerkt om zijn brood te verdienen. Als hij klaar is met werken gaat hij vaak naar café de Rode Laars om daar wat te drinken en om uiteindelijk aan de baar in slaap te vallen. Op een ochtend wordt Constant wakker en realiseert zich dat Constant dood is. Constant en zijn grootmoeder regelen een begrafenis voor hem, maar zij zijn de enigen die hem een waardig einde geven. Voor de rest kent Drietje helemaal niemand (het is onbekend wie zijn familieleden zijn).
Sjuul: Sjuul is de Surinamer in het verhaal. Hij communiceert soms met Constant via een lange waslijn waar ze via wasknijpers kaartjes naar elkaar toe trekken. Sjuul is licht geobsedeerd door zijn twatwa (die Constant tot Sjuul’s ergernis telkens parkiet noemt). Hij steekt een groot deel van zijn tijd in de twatwa. De twatwa is een zangvogel, en Sjuul wil er wedstrijden mee winnen. Het is alsof Sjuul en de twatwa geestelijk verbonden zijn, want als het minder goed gaat met de twatwa gaat het ook minder goed met hem. Hij heeft later in het verhaal nog een redelijk korte relatie met Muis, maar Sjuul weet dat Muis ook met andere mannen omgaat en slaat haar daarom op een gegeven moment.

Literaire ingrepen van de schrijver:
1. Wat ten eerste opvalt aan het boek is dat er heel weinig dialoog is in het verhaal. Het verhaal speelt zich meer vanuit de gedachten van Constant af dan vanuit wat Constant zegt. Dat past ook goed in het karakter van Constant. Constant is namelijk een heel dromerig karakter, en denkt vaak ook heel diep door. Zo kan hij geboeid raken door dingen die andere mensen opvatten als standaard. Als je eenden in het water ziet vechten zal je er hoogstens even naar kijken, maar dan doorlopen. Constant raakt hier echter door geboeid. Hij blijft naar twee mannetjeseenden en één vrouwtjeseend kijken. De ene mannetjeseend gaat iedere keer op de andere twee af, waarbij de andere mannetjeseend iedere keer de één met zijn kop onder water duwt, omdat hij die vrouwtjeseend voor zichzelf wil. Maar na twintig pogingen van de ene eend laat de andere eend hem met rust en zwemmen ze gewoon met zijn drieën verder. De eend is dan als het ware onzichtbaar geworden voor de andere twee. Dat is de conclusie die Constant, en dus Kees van Beijnum (de schrijver trekt). Dit is een voorbeeld van een inzicht dat de schrijver met zijn lezers wil delen en zo heeft hij er meer. Wat de schrijver daarna doet is dit inzicht toepassen (herhalen) op zaken die later in het verhaal gebeuren zodat dat inzicht beter bij de lezer blijft hangen. Zo denkt Constant iedere keer terug aan de eend, bijvoorbeeld als zijn oma een spoorwegpolitie uitscheldt of als ze een dronken vrouw het café uitgooit en geduldig wacht tot ze weer overeind krabbelt (dat deed de eend ook).

2. Bij de eerste ingreep is gezegd dat er weinig dialoog is. De dialoog die er wel is, is echter niet slecht en onnodig. Het is namelijk belangrijk om in de sfeer van het verhaal te komen. Een aantal dialogen in het boek is op zo’n manier geschreven dat het heel erg Amsterdams klinkt. Op die manier krijg je een idee van de sfeer van de locatie van het verhaal (Amsterdam, Wallen- en dijkengedeelte).

Voorbeeld (blz. 101):
‘Waar is je schepnet?’ vroeg zijn grootmoeder.
‘Weg.’
‘Hoezo?’
‘Ik ben het kwijt.’
‘Hoe kan dat nou?’
‘Iemand heeft het gepikt.’
‘Gepikt?’
‘Ik stond aan het eind van het sluishoofd en toen hebben ze het achter me rug gepikt.’
‘Wie ze?’
‘Twee mannen. Ik had ze nooit eerder gezien.’
‘De ratten.’
Dit is een typisch voorbeeld van Amsterdams taalgebruik (wat je ook vooral in de cafés en kroegen ziet). Ten eerste zijn de meeste zinnen (met name die van Constant’s grootmoeder) erg kort en afgezaagd. Daarnaast wordt als bezittelijk voornaamwoord niet “mijn”, maar “me” gebruikt. Ook het antwoord van Constant’s grootmoeder “de ratten!” is typisch Amsterdams (dat zie je ook in de musical Ciske de rat).

3. Ook van de ruimte heeft de schrijver goed gebruik gemaakt. En dan bedoel ik niet gewoon beschrijving van de ruimte, maar ook de betrekking van de personages daarbij. Een goed voorbeeld daarvan is het verband tussen ruimte en Muis, de nieuwe cafébediende die ongeveer halverwege het verhaal erbij komt. Voordat Muis naar Amsterdam kwam leefde ze in een beschaafd plattelandsdorpje. Haar ouders zijn heel netjes en zijn nou niet bepaald mensen die een keer iets geks doen. Ze heeft daar in dat plattelandsdorpje dan ook een tamelijk saai leven. In Amsterdam daarentegen gaat ze los. Ze brengt de nacht wel eens door met een andere man die ze nauwelijks kent, en in het café laat ze ook wel eens mannen aan haar decolleté voelen. Als je Amsterdam (waaronder dus de Wallen en ook het ruige kroegleven) vergelijkt met een beschaafd plattelandsdorpje, zie je dat het gedrag van Muis zeker niet raar is op de verschillende locaties.

Thema(‘s):
Een thema dat sowieso bij dit boek past is steden. Het verhaal speelt zich af in Amsterdam, en dat is belangrijk voor veel aspecten voor het verhaal. Je kan een verhaal zoals dit bijvoorbeeld niet in de Randstad plaatsen, of in een luxe villawijk. Het type mensen (ruig, dronkelappen, etc.) vind je nou eenmaal niet op dat soort plekken. Amsterdam daarentegen is de perfecte plek om dit verhaal plaats te laten vinden. Het laat daarom ook goed zien hoe Amsterdam is/was. Daarom past het thema steden goed bij dit verhaal.

Een thema dat ook goed past bij het verhaal is onmogelijke liefde. Er is namelijk de cafébediende Muis. Veel mannen zouden er alles voor over hebben om met haar een relatie te krijgen (of in ieder geval dingen die daar bij horen). In het boek kun je ook lezen dat Constant in een bepaalde periode van zijn leven last heeft van gevoelens voor haar (vermoedelijk verliefdheid) en dat hij daardoor ook ziek wordt en niet eet. Daarnaast zijn er ook mannen die elke avond naar de kroeg komen om naar haar te kijken. Het blijkt echter onmogelijk te zijn om echt een relatie met haar te krijgen, omdat zij zelf een nogal losbandig type is.

Ook het thema jeugd past in dit boek. Je volgt immers het verhaal van de gedachten van een jonge jongen (hij is in het begin van het verhaal nog redelijk jong, +- 5/6 jaar en aan het eind 12/13). Constant gedraagt zich echter erg volwassen voor zijn leeftijd (heel wijs en heel erg wetenschappelijk). Dat geeft het thema jeugd in dit verhaal een speciale lading, omdat het verhaal niet heel erg kinderlijk is, maar toch over een jonge jongen gaat.



REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "Dichter op de zeedijk door Kees van Beijnum"