Er komt een onbekende man de kamer binnen, ontspannen om zich heen kijkend alsof hij in zijn natuurlijke element is te midden van het gekwinkeleer. Aan de on-Nederlandse kleur van zijn huid zie je dat hij uit een ander klimaat komt, het lijkt of al die zonuren van hem af stralen en op deze regenachtige dag de hele kamer verlichten. Aan de lijnen in zijn gezicht zie je dat hij niet zo jong is als je denkt, maar omdat ze precies op de goeie plek zitten lijkt hij tegelijkertijd leeftijdloos. Zijn door de zon gebleekte, aan de slapen grijzende haar draagt hij in een staartje. In een reflex kijk ik naar mijn vader. Door dit soort types gaat onze maatschappij langzaam naar de verdoemis, zou hij normaal gesproken zeggen. Maar hij slaat de binnenkomer onbewogen gade, zonder met zijn ogen te knipperen. Zelfs de ongepoetste laarzen en de flodderbroek van okerkleurige katoen schijnen hem niet te deren. In het midden van de kamer blijft de man staan. Hij lacht en alle lijntjes lachen mee. (…) De man zoent mijn tante, mijn moeder en mijn oom Frank. Of nee, zij komen naar hem toe en hij zoent terug, waarbij hij hartelijk hun bovenarmen omvat. Daarna stapt mijn vader resoluut op hem af, maar zonder te zoenen. Ik sta ernaast en kijk naar het schudden van handen tussen beide mannen, (…) De gebeurtenissen bleven mij boeien, dus ik hoefde me niet erdoorheen te worstelen. Door het gesprek van Bardo en Pa ben ik aan het denken gezet, maar dat leg ik later in dit verslag uit. De mooiste gebeurtenis vind ik is wanneer Bardo Pa gaat scheren (Blz. 143/144). Dan lijkt alles zo vredig. Terwijl zij eerst flinke ruzie met elkaar hadden. Blz. 148 Frank In geen tijden heb ik mijn vader zo opgewekt gezien. Dat zegt Frank wanneer de gebeurtenis vanuit zijn personage wordt beschreven. Ik heb me vrij goed kunnen verplaatsen in de personages. In allemaal. Dat komt doordat er veel gedachtes van hen worden beschreven. Daardoor leer je de personages goed kennen. Ik kan me pas verplaatsen in een personage als ik hem goed leer kennen, vooral de gedachten zijn daarbij belangrijk. De personages kijken terug op de gebeurtenissen en geven tussen door hun commentaar erop. Ook door het commentaar kon ik me verplaatsen in de personages, omdat je precies weet hoe ze over de andere personages en de gebeurtenissen denken. Sommige reacties van personages zijn wel voorspelbaar, andere niet. Ik vind het niet erg dat sommige stukken in het boek voorspelbaar zijn, maar er moeten ook stukken onvoorspelbaar zijn, anders is het boek niet meer interessant en spannend. Ik vond het niet voorspelbaar dat Pa Bardo zo snel al zou mogen en respecteren, omdat hij in het begin zich helemaal tegen hem verzette. Ik vond het niet voorspelbaar dat Floor en Bardo sex zouden hebben, maar ik vond het wel voorspelbaar hoe Edwin daarop reageerde. Ook vond ik het niet voorspelbaar dat Bardo meteen zou weggaan, omdat Edwin dat zei, terwijl de anderen het niet echt wilden. Zij wilden dat Bardo eigenlijk nog zou blijven, ondanks wat er gebeurd is tussen hem en Floor. Ik vind de personages in dit boek levensecht en ook wel herkenbaar. Dat komt doordat het normale mensen zijn, met beroepen die mijn buurvrouw bijvoorbeeld zou kunnen hebben. En hun reacties zijn ook zoals normale mensen zouden reageren. Ook hun gedachten en commentaar maken de personages levensecht. Ondanks dat Bardo een beetje vreemd is, dus niet zoals een normaal mens, is hij toch levensecht. Dat komt ook doordat de andere personages levensecht zijn. Bardo vind ik niet echt herkenbaar, ik ken niemand die zo is. Maar ik vind het niet erg dat sommige personages niet herkenbaar zijn. Maar andere personages moeten dan wel herkenbaar zijn, anders vind ik dat het niet werkelijk overkomt. Door de gedachten van Pa en het gesprek tussen Pa en Bardo ben ik over de dood na gaan denken. Blz. 131 Pa
Het is moeilijk niet aan de dood te denken terwijl ik hier als het ware op hem lig te wachten. Memento mori, zeiden ze in de Middeleeuwen, gedenkt te sterven. Ze schilderde en beeldhouwden een dood die overal lak aan had en zijn slachtoffers bij voorkeur bezocht, tijdens een feestmaal, een drinkgelag of een liefdesnacht. (…) In onze tijd is de dood een grote onbekende. Hij overkomt vooral anderen, op het televisiescherm, een halfuur per dag. Als item is hij populair, er wordt geld aan hem verdiend. Memento vivere is nu het motto, liefst in een hoog tempo, en hebben is in de plaats van zijn. De dagelijkse omgang met de dood zijn we verleerd, we weten niet meer hoe het is met hem op vertrouwde voet te leven. Blz. 135 Pa (het gesprek tussen Pa en Bardo) ‘Een droom van de dood.’ ‘Een droom van de dood… Bardo, ik wil geen duizend doden sterven voordat het eindelijk zover is.’ ‘U moet niet bang zijn. Als u ophoudt bang te zijn zult u er niet meer over dromen. Wees moedig Pa, accepteer het.’ (…) ‘Sterf met uw ogen open, Pa, als het zover is. Sterf met nieuwsgierigheid, kijk uit naar het licht! Er is iets nieuws te leren als u uw ogen openhoudt. Laat u gaan, wees niet bang. Het is de finale bevrijding, u wordt er beter van.’ (…) ‘Je weet het prachtig te brengen, zoals gewoonlijk. Zoals jij het formuleert zou je er bijna zin in krijgen.’ ‘Zo is het ook bedoeld! U moet er zin in krijgen!’ zegt hij geestdriftig. ‘Het is uw dood, niet die van iemand anders. U laat iets achter en er komt iets nieuw en onbekends voor in de plaats. De dood is als het scheppen van een nieuw leven. U weet straks veel meer dan wij. Die kleine hersenpan van ons, die walnoot, kan de dood niet bevatten. U lacht straks om ons. Terwijl wij hier op aarde doormodderen lacht u ons uit.’ Ik schud mijn hoofd. ‘Zoals jij het voorstelt lijkt het een reis naar een buitengewoon interessant doel. (…) Ik vind de opbouw van het verhaal niet ingewikkeld. Het boek is ook niet chronologisch verteld. Een aantal personages, namelijk Pa, Floor, Edwin, Frank, Hilde en Steffie, kijken terug naar de gebeurtenis dat Bardo, een verloren familielid, terugkeerde op Pa’s verjaardag. Ik vind die opbouw leuk, want zo krijg je te weten hoe alle familieleden over die gebeurtenis denken. Alleen de gedachten van Bardo krijg je niet te weten, maar dat vind ik juist goed. Elke personage heeft een aantal hoofdstukken waarin de gedachten over die gebeurtenis worden verteld. Er zijn een aantal flashbacks en ze geven er commentaar en verder gedachtes bij. Aan de volgende voorbeelden kan je merken dat de personages terugkijken op die ene dag. Blz. 161 Steffie
Te teder, vond ik toen, omdat ik nog van niets wist. Blz. 154 Frank
Ook nu nog, wanneer ik eraan terugdenk, krijg ik er een wrange smaak van in mijn mond. Blz. 88 Frank ‘Vertel eens iets over je leven als muzikant,’ hoor ik mezelf nog zeggen. ‘Je hebt toch jarenlang van de muziek geleefd? (…) Blz. 32 Edwin
Wanner ik terugdenk aan de manier waarop hij ons over zijn bomen vertelde, voelde ik weer dezelfde irritatie. In het verhaal zitten best veel flashbacks naar de dag wanneer Bardo terugkeerde. Het boek is zo geschreven dat verschillende personages terugkijken naar die dag, dus het is logisch dat er flashbacks zijn gebruikt. Ik vind de flashbacks in dit boek niet vervelend, omdat je precies weet waar het over gaat. Blz. 73 Hilde
Sinds de gebeurtenissen op Pa’s verjaardag voel ik me moedeloos. Ik twijfel aan mezelfd, en aan mijn professionaliteit. Misschien heb ik een kolossale inschattingsfout gemaakt door Bardo uit te nodigen. Weliswaar hebben Pa en hij de vrede getekend, maar tegen welke prijs? ‘Hij leve lang’ had Frank in de bakkerij op de mokkataart laten schrijven met sliertjes witte banketbakkerscrème, zodat de letters goed uitkwamen en er geen twijfel kon bestaan aan de strekking van de drie woorden. ‘Wat een beauty,’ roept hij als ik binnenkom met de taart, waarop acht brandende kaarsjes staan, voor ieder decennium één. ‘Zonde om aan te snijden!’ Iemand heeft de openhaard in de zitkamer aan gestoken, daarom zijn we na het eten meteen daarheen verhuisd. ‘Er is thee,’ zeg ik. Blz. 23 Steffie
Ik voelde het gevaar, meteen al, lang voordat iemand ook maar de flauwste notie had. Ik doe mijn best haar met Edwin te herenigen, haar erop te wijzen waar haar solidariteit hoort te liggen: ‘Jullie moeten eens van al dat geld gaan genieten, samen een cruise maken of zo…’ Steffie valt me bij. We praten over oceanen en verre kusten en eilanden en de Straat van Bermuda, over zwembaden en balzalen op zee, over de verveling die kan toeslaan, totdat Pa vanuit zijn rolstoel roept: ‘Geld is de nieuwe God!’ ‘Doe niet zo puriteins Pa,’ zeg ik, (…) Blz. 10 Floor
Ik moet steeds naar mijn nagels kijken. Ik heb de lak eraf gehaald en nu zien ze eruit alsof ze van iemand anders zijn. Erg bloot, maar ze passen bij het nieuwe levensgevoel. Eén ding weet ik zeker, als ik niets meer te geven heb dan geef ik mezelf. Terwijl de wielen onder mij vrolijk doordraaien over de A1 vervult die gedachte me met een heerlijk gevoel van onontkoombaarheid. De gebeurtenissen zie je ook door de ogen van verschillende personages, en daarom wordt een gebeurtenis een paar keer verteld, alleen dan met de gedachten en commentaar van een ander personage erbij. Blz. 144 Pa ‘Toen had je nog heren…’ zegt Bardo. ‘Nu ben jij mijn barbier van Sevilla.’ Hij lacht en begin juist een van de bekende deuntjes uit de opera te zingen, wanneer vanuit de deuropening spottend een stem klinkt: ‘Kijk eens aan, welk een tableau vivant, de verloren zoon die zijn vader scheert!’ We hadden ze niet horen binnenkomen. Edwin, Frank en Hilde stonden met zijn drieën naar ons te kijken alsof we een kermisattractie waren en ik had niet door, Ida, dat er iets helemaal mis was. Blz. 148 Frank
Behoedzaam als een dief steekt Edwin de sleutel in het slot. Vanuit de huiskamer klinkt gezang. Bedeesd volgen we Edwin de hal in, waar hij zachtjes de deur van de huiskamer opendoet. Onze bedrukte stemming staat in schril contrast tot het vredige schouwspel waarvan we ongewild getuige zijn. Bardo is Pa aan het scheren en staat daarbij uitbundig te zingen. In geen tijden heb ik mijn vader zo opgewekt gezien. Even gaat het door me heen dat we die tevredenheid niet mogen verstoren, omdat zij kostbaarder is dan al het andere. Maar ik heb niets in te brengen, want Edwin stapt naar voren en zegt cynisch: ‘Kijk eens aan, welk een tableau vivant, de verloren zoon die zijn vader scheert.’ Aan de ene kant kan je zeggen dat het boek een gesloten einde heeft. Want Pa gaat dood, en er is vrede tussen hem en Bardo ontstaan. Om hun ruzie draaide het voornamelijk. Maar aan de andere kant weet je niet hoe het afloopt tussen Floor en Bardo, en Steffie. En tussen Edwin en Floor, en Steffie. Je weet dat Floor Edwin heeft verlaten en Steffie meegenomen en je weet dat ze naar Spanje gaan. Maar je weet niet wat er daar verder tussen hen gebeurt. Ik denk eigenlijk dat het boek meer een gesloten einde heeft dan een open einde, omdat het toch voornamelijk om Pa, en dus zijn ruzie met Bardo, draaide. Ik vind het taalgebruik in het boek niet moeilijk. Er zitten geen moeilijke beeldspraken of vergelijkingen in. Er zitten geen enorm lange zinnen in de tekst. De tekst bevat wel een paar lastige woorden, maar ik kon ondanks dat het verhaal gewoon goed snappen. Ik las over die woorden heen. De betekenis van die woorden maakte niet zoveel uit voor het verhaal. En het waren er maar een paar. De tekst bevat korte en lange zinnen door elkaar heen. Dat vind ik fijn. Blz. 77 Hilde
Hij kijkt me verwijtend aan. Ik weet dat hij kritiek heeft op mijn kleren, mijn haar, mijn schoenen, mijn onopgemaakt gezicht. Vroeger, tijdens onze verkleedpartijen, had hij grote verwachtingen van mij als femme fatale. Ikzelf ook. Wat dat betreft heb ik ons allebei teleurgesteld. De verhouding tussen beschrijving en dialogen en gedachten vind ik ook goed. Ook vind ik de verhouding tussen de flashbacks en de gedachten en het commentaar goed. Blz. 58 Pa ‘Ik bijt ook wel eens in schouders.’ Hij kijkt me tartend aan alsof hij wil zeggen: jij bekrompen ouwe zak met je antieke moraal. Zich behaagziek tot Bardo wendend vraagt hij: ‘Heeft Dolores geen leuke jongere broer?’ Om mij te treffen, Ida, alleen daarom. Bardo grijnst: ‘Schenk me nog eens in.’ Ik vind dat het taalgebruik goed bij het onderwerp past. De gebeurtenis speelt zich zo rond deze tijd af. Dus hedendaags taalgebruik past daarbij, vind ik. Het boek bevat ook best veel dialogen en gedachten van de personages. Die personages spreken dus normaal, hedendaags Nederlands. Ik vind dat dat goed in het verhaal past. Secundaire Literatuur Tessa de Loo is het pseudoniem van Tineke Duyvene de Wit. Zij wordt geboren op 15 oktober 1946 in Bussum. Tijdens haar middelbareschooltijd schildert en tekent ze veel. Ook schrijft ze vaak opstellen en na het eindexamen gaat ze Nederlands studeren in Utrecht. Op twintigjarige leeftijd trouwt ze en na vijf jaar krijgt ze een zoon, Joris. Ze schrijft in die periode weinig. Het stadsleven benauwt haar en ze verhuist naar de Achterhoek, waar ze als lerares werkzaam is. Ze pakt haar studie op, maar besluit toch schrijfster te worden. Ze verhuist naar Pieterburen, Groningen, in 1980 na haar scheiding. In 1994 vestigt De Loo zich in Portugal, waar ze, naar eigen zeggen, een nieuw werk schrijft. Haar pseudoniem is ontleend aan de Texelse achternaam van haar grootmoeder. In 1983 debuteert De Loo met de verhalenbundel De meisjes van de suikerwerkfabriek. Daarvan worden 46.000 exemplaren verkocht en het boek ontvangt de Anton Wachterprijs en het Gouden Ezelsoor. Haar eerste roman Meander verschijnt in 1986. De novelles Het rookoffer (1987) en Isabelle (1989) worden minder goed ontvangen bij de critici. Zij vinden dat er te veel clichés in gebruikt worden. De tweeling, de roman die in 1993 verschijnt, wordt een enorm verkoopsucces. Binnen een jaar worden meer dan 130.000 exemplaren verkocht van deze roman, waarin de relatie tussen Nederlanders en Duitsers na de oorlog centraal ligt. De Loo ontvangt hiervoor de Publieksprijs voor het Nederlandse boek en de internationale Otto von der Gablentz-prijs. Deze laatste prijs wordt uitgereikt aan mensen die zich verdienstelijk maken op het gebied van objectieve informatievoorziening over de Bondsrepubliek Duitsland. Werk: 1983 De meisjes van de suikerwerkfabriek (verhalen) 1986 Meander (roman) 1987 Het rookoffer (Boekenweekgeschenk) 1988 Het mirakel van de hond (novelle) 1989 Isabelle (roman) 1993 De tweeling (roman) 1995 Alle verhalen tot morgen (bevat: De meisjes van de suikerwerkfabriek, Het rookoffer, Het mirakel van de hond, Isabelle en het verhaal De vuurdoop) 1997 Toen zat Lorelei nog op de rots (essay) 1998 Een varken in het paleis (roman) 1999 Een gevaar op de weg: autoportretten (verhalen) 2000 Een bed in de hemel (roman) 2004 De zoon uit Spanje (roman) (bron: internet: - http://www.schrijversnet.nl/loobibl.htm - http://scholieren.samenvattingen.nl/documenten/auteur/763538/)
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden