Titelbeschrijving
De reis van Sint Brandaan, een reis verhaal uit de 12e eeuw. Vertaald door Willem Wilmink. 2000, Amsterdam.
Motivatie van de boekkeuze
Ik was van plan om dit keer een boek te lezen van vier punten. Het leek me leuk om een keer wat meer moeite ervoor te doen. Ik kon uit ongeveer twaalf boeken kiezen met vier punten. Ik ben naar de bibliotheek gegaan om te kijken welke boeken er waren. Daar hadden ze er maar vier van de twaalf, dus was het makkelijker om te kiezen. Toen ik de achterkant las leek het me wel een interessant boek. Er staat iets over een reis met zeemonsters en een wereld op de zeebodem. Ik was wel benieuwd wat de schrijver daarmee wilde zeggen. Daarom heb ik dus gekozen voor het boek: De reis van Sint Brandaan. Ik moet het boek nog gaan lezen en ben benieuwd naar het verhaal. Het lijkt me leuk, maar ik denk ook dat je er wel goed bij na moet denken. Je krijgt niet voor niks vier punten voor een boek. Na het lezen zal ik zien of mijn verwachtingen klopten.
Samenvatting van het verhaal
Sint Brandaan leest een boek met hele ongeloofwaardige verhalen. Hij gooit het boek op het vuur, allen krijgt dan de opdracht om een reis te gaan maken. In deze reis gebeuren er bijzondere dingen. Het begon al toen ze net op weg waren. Ze zagen een ontzettend groot dier. Het kwam met zijn bek wijd open op het schip afzwemmen om het te vermorzelen. Plotseling komt er een ander dier uit een wolk. Het lijkt wel een soort hert. Hij drijft de draak weg. Zo worden Sint Brandaan en zijn matrozen gered uit de klauwen van het dier. Een poosje ging het goed, totdat ze weer een raar dier zagen. Het was een vis met op zijn rug een groot oerwoud. Toen ze op het eiland wilde gaan, zonk het ineens naar de zeebodem. Het eiland verdween voor hun ogen. Nadat ze zo snel mogelijk waren weg gevaren zagen ze alweer het volgende monster. Dit keer was het een soort zeemeermin. Deze gedaante heeft hun niet echt bedreigd. Hij bleef alleen maar heen en weer zwemmen rond het schip. Na een poos te hebben gebeden tot God zijn ze weer verder gaan varen. In de lange reis waren er veel stormen en tegenslagen. Uiteindelijk kwamen ze aan bij de hel. Snel zijn ze van het eiland afgevlucht. Eenmaal weer op zee zagen ze dat de bodem van goud was. Drie dagen en drie nachten zorgde God ervoor dat het donker was, zodat ze niet meer verder konden. Na deze drie dagen vervolgde ze hun weg. Ze zagen een mooi kasteel waar een hele bijzondere bron bij ontsprong. Er kwamen allerlei verschillende dingen uit de bon. Balsem, olijfolie, honing en nog meer vloeibare stoffen. Het verblijf op dit kasteel beviel de monniken zo goed dat ze eigenlijk niet terug wilden keren. Ze kregen in het kasteel een mooie zaal te zien. Daar stal één van de monniken een paardenteugel en een bit. Daarna zijn ze toch maar weer verder gegaan met hun reis. Toen zag Sint Brandaan een burcht. De burcht was nog veel mooier dan het kasteel. Natuurlijk wilde hij daar ook nog even heen. Voor de poort stond een jongen met een zwaard dat licht gaf. Dit slaat natuurlijk op de engel bij de hof van Eden. Ze konden dus niet verder. Snel gingen ze weer terug naar hun schip. De kapelaan van Sint Brandaan beland in de hel. Uiteindelijk krijgt Sint Brandaan het voor elkaar om hem te bevrijden uit de hel. Ze gaan weer verder, maar een vreselijke storm steekt op. Ze worden ver de zee op geblazen. Ineens dacht Brandaan over het boekje dat hij had gelezen. Dit was de plek die daarin beschreven werd. Dit was het stukje grond dat heel erg vruchtbaar was. Plotseling kwam er een zachte wind. Ze zagen een monnik die kwam aangedreven op een aardkluit. De monnik wilde vluchten van het schip vandaan. De monnik vertelde aan Brandaan dat God hem al negenennegentig jaar gaf wat hij nodig had. Hij zei ook dat hij zich vast zal houden aan de kluit aarde tot aan zijn uiterste einde. Met deze woorden namen ze afscheid.
Ze gingen daarna stuurloos over torenhoge golven. Toen het weer een beetje bedaard was, zagen ze een naakte man. Hij zat op een steen, en aan de ene kant van hem was het heel erg koud, en aan de andere kant scheen de hete zon op zijn lijf. De monniken kregen het met hem te doen. Ze vroegen aan de man wie hij was. Daarop antwoorde hij: Ik ben de arme Judas. Hij vertelde heel zijn levensverhaal. Aan het eind vraagt Brandaan: Denkt u dat God genade had? Hierop zei Judas: Nee, want ik had met God geen erbarmen. Hij denkt dat er geen kans meer voor hem is. Na een lang gesprek vertrekt Brandaan weer.
Veel dagen later waarin hij nog meer aparte dingen heeft meegemaakt, ontmoet hij een heel klein mannetje. Het mensje was niet groter dan een duim en dreef op een blad. Hij stak elke keer zijn griffel in de zee, en probeerde daarmee een kopje te vullen. Als het kopje vol was goot hij het weer leeg. Toen Sint Brandaan vroeg wat hij deed zei het mannetje dat hij daarmee zijn bestemming vervulde. Daarna zei hij tot Brandaan: Gods engel sta je altijd bij en ga nu verder, zonder mij. Nadat de man dit had gezegd, vertrok Brandaan met zijn monniken.
Elf dagen daarna kwam er een hele grote vis die zich helemaal om de boot heen wikkelde. Hij hield zijn staart in zijn bek. De stuurman kon het schip niet meer besturen. Daarom zijn ze in de sloep gegaan om zo bij de vis vandaan te komen. God heeft hun toen verlost.
Toen Brandaan weer thuis was kwam er een engel om te zeggen dat zijn stoel gereed stond in de hemel. Al snel stierf de heilige Sint Brandaan. Hij werd met eer begraven, en iedereen had nog gezag voor hem.
Het boekverslag gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden