De moeder van Nicolien door J.J. Voskuil

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
Boekcover De moeder van Nicolien
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • Klas onbekend | 4479 woorden
  • 13 oktober 2007
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
6 keer beoordeeld

Boek
Auteur
J.J. Voskuil
Genre
Psychologische roman
Taal
Nederlands
Vak
Eerste uitgave
1999
Pagina's
189
Geschikt voor
bovenbouw vmbo/havo/vwo
Punten
2 uit 5
Oorspronkelijke taal
Nederlands
Literaire thema's
Dementie,
Moeder-dochterrelatie

Boekcover De moeder van Nicolien
Shadow
De moeder van Nicolien door J.J. Voskuil
Shadow

Titel: De moeder van Nicolien
Auteur: J.J. Voskuil
Uitgeverij: G.A. van Oorschot
Plaats van uitgave: Amsterdam
Jaar van uitgave: 1999

Informatie over de auteur

Johannes Jacobus Voskuil, Han, werd op 1 juli 1926 in Den Haag geboren.
Hij leeft en schrijft vanuit de ‘Forum-gedachte’. Het tijdschrift Forum. Maandblad voor letteren en kunst kende een korte verschijningsperiode (tussen 1932 en 1935), had weinig abonnees, maar heeft desalniettemin een groot stempel op de literatuur gedrukt. De ideeën (van beide redacteuren Menno ter Braak en Edgar du Perron) leven voort in termen als oorspronkelijkheid en persoon-lijkheidsbesef en plaatsen het zakelijke, het doelmatige en eerlijke op de voorgrond. Zij waren tégen zelfgenoegzame estheticische in de literatuur, en vóór de ‘vent’ die zijn persoonlijkheid’ laat spreken in zijn literaire geschriften. Andere schrijvers die volgens deze stroming schreven waren Slauerhoff, Elsschot en Vestdijk. De stroming sloot aan bij de Nieuwe Zakelijkheid.

Het leven van Voskuil staat geheel in het teken van de ideeën van Forum. Voskuil denkt in literatuur: de literatuur schrijft hem in wezen een manier van leven voor. Twee belangrijke episodes uit zijn leven, zijn studietijd en zijn tijd als wetenschappelijk ambtenaar, heeft hij in zijn boeken verwoord, in respectievelijk Bij nader inzien (1963) en Het Bureau (1996-2000). Hij laat daarin zien hoe studievrienden en mensen op hun werk met elkaar omgaan en hoe hun karakters zich in de loop der tijd ontwikkelen. Voor Voskuil stond de ontdekking van zijn eigen karakter daarbij telkens voorop.

In Bij nader inzien openbaren de Forum-ideeën zich vooral in het denken in termen van ‘vriend en vijand’. Schrijven is iets wat je vanuit een persoonlijke noodzaak en in de eerste plaats voor je vrienden doet. Voskuil zei hierover: ‘Het merkwaardige is dat die persoonlijke noodzaak zich uit in een roman. Alsof het leven vormgegeven in een roman duidelijker is dan in werkelijkheid.’ Ook Voskuils afkeer van wetenschap als maatschappelijk instituut is te zien als een erfenis van Forum. In Bij nader inzien, en later nog uitgebreider in Het Bureau, zet hij zich af tegen weten-schappers die macht en status ontlenen aan hun onderzoek.

De verstrengeling van leven en literatuur leidt bij Voskuil tot een ingewikkelde relatie met de werkelijkheid. In zijn literaire werk geeft hij herhaalde beschrijvingen van het handelen van vrienden, collega’s en zichzelf. Zo probeert hij een ‘objectieve werkelijkheid’ te scheppen. De personages en hun lotgevallen maken op die manier deel uit van een ander soort werkelijkheid, een werkelijkheid die hij aan zijn herinneringen kan toevoegen. Daarmee creëert Voskuil voor zichzelf een ‘hogere werkelijkheid’. Deze hogere werkelijkheid bereikt hij door het scheppen van een ‘virtuele derde’: hij kijkt vanuit iemand anders (Maarten Koning) naar zichzelf (Vos-kuil), hij is dus subject en object tegelijk. Gebruikmakend van zijn alter ego probeert Voskuil zichzelf te leren kennen. Het heeft ook geen zin om krampachtig te proberen J.J. Voskuil en Maarten Koning uit elkaar te houden. Zij overlappen elkaar en zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Voskuils streven rekenschap te geven van zijn verleden en daarmee zijn eigen karakter te ont-dekken heeft ertoe geleid dat hij dicht bij de werkelijkheid is gebleven. De situaties en persona-ges die hij beschrijft, zijn ook gebaseerd op werkelijke situaties en personen. Er bestaat daarom ook veel belangstelling voor de personen àchter de personages, hoewel dit Voskuil ergert: ‘Ik heb een hekel aan mensen die mijn boek als sleutelroman zien.’

Over de boeken van J.J. Voskuil

In Voskuils eerste roman Bij nader inzien wordt een groep van 9 studenten Nederlands in het Amsterdam van de periode 1946-1953 ten tonele gevoerd, onder wie Maarten Koning. De karakters van de leden van deze vriendengroep in het naoorlogse studentenmilieu komen vooral naar voren tijdens de discussies die zij met elkaar voeren over literatuur, politiek en wetenschap. Hierbij staat het ‘bewustwordingsproces van Maarten Koning centraal. Al schrijvend - d.w.z. bij nader inzien - ontdekt Voskuil wie hij was. Maarten ziet zijn vrienden langzaam compromissen sluiten, of nog erger: vermaatschappelijken, en voelt zich door hen verraden.
Voskuil schreef de ruim 1200 pagina’s tellende roman in vijf jaar, tussen 1957 en 1962. Uitgever Geert van Oorschot belde na lezing Voskuil midden in de nacht op om te zeggen dat hij het wilde uitgeven.
De kritieken waren wisselend van aard, maar altijd extreem. In de slechte kritieken werd het boek als monotoon en slecht toegankelijk beschouwd. Voskuil ergerde zich echter vooral aan alle aandacht voor de personen achter zijn romanpersonages. De eerste druk belandde in 1969 in de ramsj bij De Slegte: de twee gebonden delen waren afgeprijsd van f 35,- naar f 9,90!
Hierna schreef hij zonder te publiceren een soort vervolg op Bij nader inzien de roman Binnen de huid. In tegenstelling tot zijn andere boeken schreef Voskuil deze roman van achthonderd pagi-na’s in de ikvorm. De uitgever wilde Binnen de huid echter niet uitgeven, en verder hebben al-leen een paar vrienden het boek gelezen. Voskuil heeft overwogen het in eigen beheer uit te ge-ven, maar vindt het eigenlijk niet geschikt voor publicatie, omdat hij het niet kan voorlezen. “Dat vind ik een criterium. [...] als ik het lees voel ik me weer doodongelukkig.”
Na vele jaren stilte kwam Bij nader inzien in 1985 opnieuw in de belangstelling, door de alge-mene interesse in de jaren vijftig en omdat het thema identiteitscrisis aansloot bij de onzekere maatschappelijk situatie. Dit resulteerde in een tweede en derde druk, en er verschenen enkele recensies waarin het boek vooral als tijdsdocument werd beschouwd. De oplevende aandacht voor Bij nader inzien bereikte een hoogtepunt door de gelijknamige, zesdelige televisieserie on-der regie van Frans Weisz. De serie - die lange tijd de werktitel Mieters! had - werd in de lente van 1991 door de VPRO uitgezonden. Voskuil vond het zelf wel een aardige serie, maar het sce-nario abominabel omdat de nostalgie op de voorgrond werd geplaatst, terwijl Voskuil in zijn boek wilde laten zien hoe iemand wordt zoals hij is. Wel zorgde de verfilming voor een ware hype rond zijn debuut: in 1997 lag de zevende druk in de boekhandel en waren er ruim 15.000 exemplaren verkocht.

Pas in 1996 kwam Voskuil met zijn volgende boek. Ditmaal was het een roman van meer dan vijfduizend pagina’s in maar liefst zeven delen, getiteld Het Bureau. Het bestrijkt de jaren 1957 tot 1989. In de dertig jaar tot 1987 werkte Voskuil als wetenschappelijk ambtenaar in Amster-dam, bij het Bureau voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde (sinds 1979 het P.J. Meer-tens-Instituut) van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Hij werd er hoofd van de afdeling Volkskunde. Het boek speelt zich voornamelijk op dit bureau af en bestaat voor een groot deel uit dialogen tussen Maarten Koning en zijn collega’s. In de zeven delen pas-seren meer dan honderd collega’s de revue. Ook keren figuren uit Bij nader inzien terug.
Maarten Koning doet in Het Bureau onderzoek naar de Nederlandse volkscultuur. Hij houdt zich bezig met zaken als het geloof in kabouters, het omgaan met de nageboorte van het paard en het gebruik van verschillende soorten dorsvlegels. Hij brengt de verspreiding van zulke tradities in ruimte en tijd in kaart. Maarten kiest voor dit werk, omdat het in zijn ogen geen status heeft en volkomen zinloos is. Maar deze houding wringt met zijn in de loop der tijd toenemende verant-woordelijkheid. Dit lijdt op het werk en thuis tot ongemakkelijke situaties.
Net als Bij nader inzien is Het Bureau ‘een persoonlijke verkenning van eigen en andermans tekort’. Met veel aandacht voor details beschrijft Voskuil hoe Maarten Koning met zijn collega’s omgaat in de totale onzinnigheid van de werkzaamheden op het Bureau. Minutieus legt hij de wrijvingen en spanningen tussen deze mensen bloot, die noodgedwongen de hele dag met elkaar omgaan.
Maartens vrouw Nicolien functioneert in Het Bureau als Maartens geweten. Elke stap in zijn loopbaan, elke dreiging af te glijden naar een vermaatschappelijkt leven, wordt door Nicolien grondig bekritiseerd. Haar genadeloze kritiek richt ze op alles wat daar maar naar riekt. Dat kan variëren van het gebruik van een bandrecorder voor het opnemen van volksverhalen en de aan-schaf van een roei-machine, tot abstractere zaken als salarisverhoging, het dragen van meer ver-antwoordelijkheid en deelname aan wetenschappelijke commissies en congressen.
Voskuil schreef Het Bureau in ruim vier jaar: van september 1990 tot februari 1995. Tijdens zijn werk voor het Bureau had hij regelmatig last gehad van hoofdpijn, die als sneeuw voor de zon verdween toen hij met pensioen was gegaan. Toen hij een tijd erna opnieuw gekweld werd door hoofdpijn wist hij dat nog lang niet klaar met de onzinnigheid van zijn werk en begon hij met schrijven, waarin hij zijn dertig jaar als wetenschappelijk ambtenaar ging verkennen. Hierbij kon hij terugvallen op zijn geheugen. Daarnaast op een dagboek, en jaarverslagen en notulen die hij van zijn werk had bewaard. Hij typte zijn boek op de blanco achterkant van papieren van het P.J. Meertens-lnstituut. Op de voorkant zijn zaken te lezen die ook in het boek voorkomen, waardoor het typoscript van Het Bureau in wezen een ‘schaduwboek’ bevat. De zeven delen kregen ieder een eigen accent en kleur en een aparte titel. En elk slot bevat telkens een draaipunt, waardoor het voorafgaande en het volgende deel van elkaar gescheiden worden.
Hoewel uitgeverij Van Oorschot al snel enthousiast was over Voskuils nieuwe megaroman, bracht het uitgeven ervan de nodige praktische problemen met zich mee. Voskuil werd gevraagd zijn boek eerst op de computer over te typen. Daarnaast moest worden bepaald op welke tijdstip-pen de verschillende delen zouden verschijnen. Er waren zelfs plannen voor een Luxe-editie van honderd genummerde en gesigneerde exemplaren à ruim 1600 gulden. Toen hierop maar vieren-twintig mensen intekenden, verdween dit plan van tafel.

Alleen al door de enorme omvang van de roman was er veel belangstelling voor Het Bureau. Ook lieten de mensen achter de personages al gauw van zich horen. Een aantal voormalige me-dewerkers als met wisselende gevoelens. Zij hadden hun eigen herinneringen aan Voskuils tijd bij het instituut, en die strookten niet in alle gevallen met Maarten Konings belevenissen. Hier-door aangemoedigd verbraken ook degenen die model hadden gestaan voor de personages in Bij nader inzien na vijfendertig jaar de stilte, en lieten voor het eerst weten hoe zij hun studietijd en vriendschap met Maarten hadden ervaren.
Na de publicatie van de eerste delen van Het Bureau werd Voskuil benaderd het boek te laten bewerken tot een ‘soapachtige televisieserie’. Zelf zag hij daar weinig in omdat hij bang was dat het in een verfilming vooral om allerlei gebeurtenissen op het Bureau zou draaien en veel minder om de ontwikkeling van de karakters van zijn personages. Wel verleende Voskuil medewerking aan de toneelvoorstelling Maarten en Nicolien van Het Werktheater (met Helmert Woudenberg, Shireen Strooker en Marja Kok), die op 20 januari 2000 in premièere ging in de Stadschouwburg van Utrecht. De gesprekken tussen de drie personages in het stuk, komen vaak letterlijk uit het boek.
En in mei 2000 verscheen Reisdaghoek 1981, een voorpublicatie van Voskuils aantekeningen van zijn wandelingen vanaf 1957. In dit boekje wordt verslag gedaan van twee wandelingen die Voskuil en zijn vrouw in het voorjaar van 1981 in Frankrijk maakten.

De reden dat zijn boeken zo dik zijn is om af te schrikken. Het moet vervelend zijn voor de men-sen die niet zijn lezers zijn. “Dan houd je de mensen over waarop je vertrouwen kunt”, zegt hij.

Voskuil en de varkens
Voskuil heeft zich geprofileerd als mens met hart voor het milieu. In de herfst van 1997 liet Vos-kuil met financiële steun van achtduizend anderen in een aantal kranten een advertentie tegen de bio-industrie verschijnen en wierp hij zich op als voorvechter van het welzijn van varkens. Ook richtte Voskuil de stichting Varkens in Nood op en brengt hij in 1998 samen met Hans Baay het boekje Varkens uit, een verhalenbundel.
Zijn actie werd later overgenomen door schrijver Koos van Zomeren, daarna door Youp van ’t Hek, vijf kinderboekenschrijvers en vervolgens door Robert Long.

Biografie

- Het Nederlands van Hindoestaanse kinderen in Suriname, 1956, non-fictie
- Bij nader inzien, 1963, roman
- Het ophangen van de nageboorte van het paard, 1969, non-fictie
- Van vlechtwerk tot baksteen. Geschiedenis van de wanden van het boerenhuis in Neder-land, 1979, non-fictie
- Kohieren van de tiende penning van Overschie 1561 en Twisk 1561, 1982, non-fictie
- Meneer Beerta (Het bureau 1), 1996, roman
- Vuile handen (Het bureau 2), 1996, roman
- Plankton (Het bureau 3), 1997, roman
- Het A.P. Beerta-Instituut (Het Bureau 4), 1998, roman
- En ook weemoedigheid (Het Bureau 5), 1999, roman
- De moeder van Nicolien, 1999, roman
- Afgang (Het Bureau 6), 2000, roman
- Reisdagboek 1981, 2000
- De dood van Maarten Koning (Het Bureau 7), 2000, roman

Werk óver J.J. Voskuil

- Op bezoek bij J.J. Voskuil, Fontijn, J., Van Oorschot, Amsterdam, 1991
- Een zondagmiddag met J.J. Voskuil, Beckers, J. en Hoeks, H. (red.), Boekhandel Roelants, Nijmegen, 1998
- Wat doe jij in mijn stad? Een literaire wandeling door het Amsterdam van J.J. Voskuil, Tromp, O.S., Bas Lubberhuizen, Amsterdam, 2000
- Lam naast leeuw, Heymans, J., Promentheus, 2000

Internetsites:
· Huizen.dds.nl/~jdfvh/voskuil.html
· www.schrijversnet.nl

Boekbeschrijving

De moeder van Nicolien is een afsplitsing van Voskuil's romancyclus Het Bureau, die in zeven delen verschenen is:
- Meneer Beerta (1996),
- Vuile handen (1996),
- Plankton (1997),
- Het A.P. Beerta-Instituut (1998)
- En ook weemoedigheid (1999)
- Afgang (2000)
- De dood van Maarten Koning (2000).
Na een geslaagde voorpublicatie van een aantal fragmenten in het literaire tijdschrift Tirade (1996/1), wilde Wouter van Oorschot ze in boekvorm uitbrengen. Daarop vulde Voskuil de fragmenten met nieuw materiaal aan tot een volwaardig boek.
Het verscheen tijdens de Boekenweek van 1999, die als thema ‘Familiealbum’ had.

De roman heeft als opdracht: ‘Ter nagedachtenis aan de moeder van L.’. Met “L” wordt Loesje (of Lousje) bedoeld, de vrouw van Voskuil.

De omslag toont een wazige foto uit privé-bezit, in 1963 gemaakt door Voskuil, waarop zijn vrouw en schoonmoeder lopen.

De opbouw van de roman is als volgt: de 187 pagina’s zijn verdeeld in 65 fragmenten, geschei-den door een sterretje. Boven elk fragment staat een cursief gedrukte datum.

Samenvatting van de inhoud

Maarten Koning (geboren in 1926) woont met zijn vrouw Nicolien en de katten Jonas en Marie-tje in Amsterdam, waar hij bij het ‘Bureau voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde’ werkt als wetenschappelijk hoofdambtenaar.
De moeder van Nicolien, mevrouw Haspers, woont in Den Haag. In 1957, als ze ongeveer vie-renzestig jaar oud is, begint zich een proces van lichamelijke en geestelijke aftakeling te manifesteren. Maarten en Nicolien gaan vaak bij haar op bezoek en laten haar ook regelmatig naar Amsterdam komen. Op woensdag en in het weekeind gaat ze meestal naar haar nichten Willy en Bertha.
De dagen die Maarten, Nicolien en haar moeder gedrieën in Amsterdam of Den Haag doorbren-gen vertonen weinig variatie: ze voeren oppervlakkige gesprekjes, maken af en toe een uitstapje, eten gebakjes of ijs, drinken koffie en borreltjes, halen wat herinneringen op, praten over de din-gen van de dag of luisteren naar muziek.
Op een gegeven moment begint mevrouw Haspers aan geheugenverlies te lijden. Dat blijkt bij-voorbeeld in juni 1966 wanneer ze bericht krijgen dat Jan, een familielid overleden is, maar Maarten's schoonmoeder, die net hij Jan gelogeerd heeft, kan zich niet herinneren dat hij ziek was.
Begin jaren zeventig neemt haar gezichtsvermogen sterk af en wordt ze steeds vergeetachtiger. Zo weet ze op 10 mei 1973 niet meer dat Nicolien ( “Niekewiek”) geopereerd is en dat ze al tien jaar een girorekening heeft. De verjaardag van haar overleden man, ongeveer een maand later, vergeet ze echter niet.
Nicolien raakt steeds vaker geïrriteerd door haar moeders kwaaltjes en gaat zich meer zorgen maken over haar lichamelijke en geestelijke achteruitgang. Maarten reageert laconieker op de situatie.
In februari 1974 wordt Nicolien's moeder aan haar rechteroog geopereerd. Ze is opstandig en verdrietig, probeert weg te lopen uit het ziekenhuis en is volkomen in de war. Als ze weer thuis is, blijft Nicolien een paar weken bij haar.
De zorg voor Nicolien’s moeder heeft tot gevolg dat er spanningen en ruzies ontstaan tussen Maarten en Nicolien. De oude vrouw begint ook doof te worden en vergeet haar rekeningen te betalen. Verschillende keren belt ze in paniek op omdat ze haar oogdruppeltjes niet kan vinden of omdat ze (zogenaamd) ziek is. In het huis van Maarten en Nicolien kan ze op een gegeven moment de weg niet meer vinden. Dingen van vroeger herinnert ze zich wel, zoals het Badhotel van oom Jef waarin ze een tijd met haar man en Nicolien gewoond heeft.
Het lukt Maarten niet haar op oudejaarsavond 1974 de regels van Mens erger je niet uit te leg-gen. Een week of zes later blijft ze in bed liggen, omdat Willy en Bertha haar niet meer over de vloer willen hebben.
In juli 1976, als Nicolien’s moeder een tijdje bij hen logeert, krijgt Maarten griep. Nicolien is daar kwaad om en wijt zijn ziekte aan de drank. Haar moeder - inmiddels drieëntachtig jaar - kan zichzelf niet meer verzorgen en haar aanwezigheid begint ook Maarten te irriteren en te benau-wen.
Op nieuwjaarsdag 1977 neemt Maarten met zijn schoonmoeder een vragenlijst ‘voor mensen boven de zeventig’ door. Het wordt geen succes: hij moet telkens vragen herhalen, omdat ze hem niet verstaat en moet de antwoorden uit haar trekken. Na een uitstapje in Amsterdam (in augustus 1977) raakt Nicolien in paniek als ze haar moeder bij de tramhalte kwijtraakt. Een zekere meneer Langeraad brengt de oude vrouw naar het buis van Maarten en Nicolien. Op Nicolien’s verjaar-dag (14 december) is ze weer helemaal in de war en barst in snikken uit. Vijf maanden later loopt ze op een dag in pyjama op straat.
In juli 1978 vindt de huisarts het niet meer verantwoord dat ze nog langer in haar eigen huis blijft. Maarten weet zijn vrouw ervan te overtuigen dat ze haar moeder niet in huis moeten nemen, maar haar moeten laten opnemen in een verpleeghuis. In augustus wordt ze opgenomen in Sammersbrug, aan de rand van Den Haag. Vanaf dat moment gaat ze nog sneller achteruit: ze herkent haar dochter en schoonzoon soms niet meer en belandt in een rolstoel. In februari 1980 ontruimen Maarten en Nicolien haar huis.
Haar zevenentachtigste verjaardag (9 maart 1980) ‘viert’ ze bij Maarten en Nicolien. De sfeer is gespannen en Nicolien valt uit naar Maarten, die ze verwijt dat hij baar overal alleen voor laat opdraaien. Ook bij andere gelegenheden reageert Nicolien zich af op haar man.
Nicolien’s moeder beseft op den duur nauwelijks meer dat ze in een verpleeghuis zit en wie Maarten en Nicolien zijn. Ze wordt apathisch en verdrietig; het enige wat ze wil is naar haar ei-gen huis. Van lieverlede maakt Nicolien’s irritatie plaats voor acceptatie.

Op 11 april 1985 komt het bericht dat haar moeder is overleden, op tweeënnegentigjarige leef-tijd. Na de begrafenis valt er een last van Maarten en Nicolien af. Ze gaan vis eten in een Sche-venings restaurant.

Perspectief (vertelsituatie)

Het perspectief ligt bij Maarten Koning (de hij-figuur), terwijl de moeder van Nicolien, naar wie de roman genoemd is, eigenlijk de centrale figuur is.

Tijd

De gebeurtenissen waarover in de 65 fragementen verteld wordt, beslaan de periode 1 juli 1957 tot en met 15 april 1985, dus ongeveer achtentwintig jaar. Er wordt geen doorlopend verhaal verteld, maar een reeks momenten uit de verschillende jaren beschreven. Het accent ligt duidelijk op de periode 1973 tot en met 1980, met het grootste aantal fragmenten in 1974 (namelijk twaalf). De lengte van de fragmenten loopt uiteen van ongeveer een halve pagina tot ongeveer negen pagina’s. Tussen de fragmenten zitten tijdsprongen, die in duur sterk variëren: van een enkele dag tot verschillende jaren.

Ruimte

Belangrijkste plaatsen van handeling zijn Amsterdam, waar Maarten en Nicolien wonen en waar het Bureau gevestigd is, en Den Haag (met directe omgeving), waar de moeder van Nicolien woont en later in een verpleeghuis zit. Naar het einde van de roman toe spelen veel fragmenten zich al in het verpleeghuis: de wereld van de dementerende wordt steeds kleiner, letterlijk en figuurlijk.
Met het Bureau wordt het Bureau voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde bedoeld (sinds 1979 het P.J, Meertens-Instituut), waar Voskuil van 1957 tot 1987 op de afdeling Volks-eigen werkte.

Personages

- De moeder van Nicolien is een lieve, ontroerende en oprechte vrouw. Ze doet of zegt niets opzienbarends, is helemaal zichzelf. Lange tijd probeert ze greep op het leven te houden door vaste uitdrukkingen, grapjes en versjes te berde te brengen.
- Haar dochter Nicolien is degene die handelend optreedt, initiatieven neemt. Nicolien is nogal overheersend, soms driftig. In de loop der jaren ontwikkelt ze echter een engelenge-duld ten opzichte van haar dementerende moeder. Zij wordt, meer dan haar man, soms ge-kweld door schuldgevoel.
- Schoonzoon Maarten is veel minder actief en volgt in het algemeen lijdzaam zijn vrouw bij alles wat ze wil en doet.
Maarten beschouwt de wereld van het Bureau als ‘een schijnwereld, waarin de mensen hun behoefte aan aandacht, erkenning of macht verbergen achter schijnbaar zinvolle, maar in werkelijkheid zinloze werkzaamheden’. Toch werkt hij met plezier en zelfs in zijn vrije tijd, tot ergernis van zijn vrouw.
De houding die hij het liefst aanneemt is die van ‘de in zichzelf verzonken wijsgeer’, een sto-icijn die zich niet laat leiden door emoties. Hij tilt veel minder zwaar aan de aftakeling van Nicolien’s moeder dan Nicolien zelf, die veel emotioneler is. Maarten kan goed met zijn schoonmoeder overweg. Haar weerloosheid ontroert hem vaak en hij plaagt haar graag op een milde manier. Ze begroeten elkaar meestal op rituele wijze:
‘Ha, die Jansen’, zei hij tegen zijn schoonmoeder.
‘Ha, die Pietersen’, antwoordde ze terwijl hij zich naar haar overboog en haar een zoen gaf.

Thema

- Dementie: het hoofdthema is dementie, een proces van afbrokkeling van de werkelijkheid dat via desoriëntatie eindigt in een totaal isolement. Wie dementeert maakt als het ware een omgekeerd groeiproces door: van zelfstandig personage naar hulpbehoevend wezen. Maarten en Nicolien, die zelf geen kinderen hebben, krijgen te maken met een moeder die weer ‘kind’ wordt en dat valt hun zwaar. Haar dood werkt uiteindelijk als een bevrijding.
Een dementeringsproces brengt uiteraard verdriet met zich mee, niet alleen bij de demente-rende zelf, maar ook hij de naaste familie. Vooral in de periode die aan de feitelijke dementie voorafgaat, overheersen bij de familieleden echter gevoelens van irritatie. Voor een groot deel komt die irritatie voort uit onbegrip, het niet (willen) onderkennen van de voortschrij-dende dementie, maar voor een deel ook uit het feit dat men tot elkaar ‘veroordeeld’ is. Op ruim dertig plaatsen in de roman is duidelijk sprake van gevoelens van ergernis, met name bij Nicolien, maar ook een aantal keren bij Maarten. Opmerkelijk is dat ze op oudejaarsavond 1974 Mens erger je niet spelen! Pas als de dementie een feit is geworden, verdwijnt de erger-nis om plaats te maken voor acceptatie.
- Routine: een ander thema is de routine van het dagelijks leven. Het leven van de personages wordt voor een groot deel bepaald door vaste patronen en handelingen: bezoekjes afleggen, koffie zetten, gebakjes eten, borreltjes drinken, gesprekjes voeren, telefoneren enzovoort. Die routinehandelingen bieden houvast, maar leiden ook tot een beklemmende eentonigheid.

Stijl

Het taalgebruik is helder en ondanks de zware thematiek sober, vaak onderkoeld zelfs.
Belangrijke stijlmiddelen zijn de herhaling en de dialoog. De gesprekjes met de oude demente-rende vrouw worden gekenmerkt door korte, clichématige zinnetjes.
De roman wemelt van dit soort dialoogjes, die op rake wijze de situatie typeren.
Van de oude versjes en liedjes die in het boek voorkomen, keert het rijmpje met de tientallen (‘Tien dat zijn mijn kinderjaren. Twintig ga ik aan het paren.’ enzovoort, p. 8-9) drie maal gedeeltelijk terug (p. 130,153 en 169).
Beeldspraak is schaars.
In de roman is sprake van getemperde humor, een versmelting van de lach en de traan. Maarten kan - in tegenstelling tot Nicolien - af en toe nog om zijn schoonmoeder lachen, hij ziet het ko-mische van haar gedrag wel in. Nicolien neemt hem dat kwalijk en zijn reactie daarop geeft in feite het wezen van de humor weer. Een situatie waarin sprake is van humor is bijvoorbeeld de ‘liedjesmiddag’ in het verpleeghuis.

Kritiek

Carel Peeters: ‘Er heerst in De moeder van Nicolien weer een wurgende eentonigheid, een man-tra van dagelijkse gesprekjes met dezelfde strekking. Het leven wordt hier tot een minimum te-ruggebracht [...]. Met een manische eentonigheid volgen de fragmenten elkaar op in De moeder van Nicolien, wat vooral tegen het einde bijna ondraaglijk wordt. [...] Lekker voel je je niet bij het lezen van De moeder van Nicolien. Voskuil wil met hetzelfde gemene lachje dat Maarten Koning soms heeft, duidelijk maken dat ook dit het leven is, Maar het onmiskenbare mededogen van Maarten steekt erdoorheen, tegelijk met zijn geamuseerdheid over de resten aan grappigheid van zijn schoonmoeder: ‘Het is toch wat als je zo’n gekke moeder hebt’.’
(Vrij Nederland, 20 februari 1999)

Arjan Peters: ‘[...] de roman zet een vrouw in de schijnwerpers die alleen maar zichzelf is, maar die zeil langzaamaan steeds minder scherp weet wie zij ook weer was. Zij verandert van de moe-der van Nicolien, de weduwe die al dolblij is met een gebakje en een bezoekje van haar enige kind op haar verjaardag, in een deerniswekkend gedementeerde bejaarde in een verpleeghuis die in den blinde wuift, ‘tegen niemand’, als haar dochter en schoonzoon afscheid nemen. [..] Hoe frappant derhalve dat Voskuil erin slaagt zijn versie van het thema een eigen gezicht te geven.
(de Volkskrant, 26 februari 1999)

Joyce Roodnat: ‘De moeder van Nicolien is een volwaardige roman die atypisch is voor Voskuil, alleen al omdat hij in een zo kort bestek zo’n enorm onderwerp aansnijdt: het verlies van een moeder; eerst van haar geest, dan van haar wezen, ten slotte van haar leven. Het boek warmt zich aan de plotselinge uitbundigheid van die moeder haar keurige olijkheid, haar sentiment waar haar dochter en schoonzoon bang voor zijn. Het wil voor die moeder een gedenkteken zijn.’
(NRC Handelsblad, 26 februari 1999)

T. van Deel: ‘Maarten is enorm op zijn schoonmoeder gesteld en deze genegenheid bepaalt de ondertoon van de roman, die daardoor een liefdevol portret is geworden. […] De roman ontbeert door het kleine personeelsbestand de gevarieerdheid van 'Het Bureau', waarin de scènes zich tus-sen veel meer personages kunnen afspelen en op veel meer locaties. Die uitdunning of toespit-sing verkleint ook de wereld van de roman, maar we kunnen er altijd 'Het Bureau' naast denken. 'De moeder van Nicolien' is een deelstudie, maar daarom niet minder boeiend.’
(Trouw, 27 februari 1999)

Joris Gerits: ‘Het Bureau is een grote geheugenoefening waarin Voskuil de kleinste tics en de-tails bijhoudt. De moeder van Nicolien is als een negatief ervan, een volgehouden poging om het geheugenverlies zo pijnlijk exact mogelijk vast te leggen. In de suggestie van het onheil daarvan is Voskuil in ieder geval geslaagd.’
(De Morgen, 6 mei 1999)

Bronnen:

- Fontijn, J, Op bezoek bij J.J. Voskuil,1991, Amsterdam, Van Oorschot
- Tromp, O.S., Wat doe jij in mijn stad?, 2000, Amsterdam, Bas Lubberhuizen
- Informatie vanaf internet: www.schrijversnet.nl/voskuil.htm (bibliografie en biografie J.J. Voskuil)
- Informatie vanaf internet: http://huizen.dds.nl/%7Ejdfvh/voskuil.html (diverse uitgebreide informatie over J.J. Voskuil)
- Recensie uit Knipselarchief – J.J. Voskuil: Vrij Nederland, 20-02-1999
- Recensie uit Knipselarchief – J.J. Voskuil: De Volkskrant, 26-02-1999
- Recensie uit Knipselarchief – J.J. Voskuil: NRC Handelsblad, 26-02-1999
- Interview uit Knipselarchief – J.J. Voskuil: De Standaard, 18-03-1999
- Recensie uit Knipselarchief – J.J. Voskuil: De Morgen, 06-05-1999
- Recensie van Trouw internetpagina, 27-02-1999
- Ommen, J. van, Penson, L., Prisma Uittrekselboek, 1984, Utrecht, Het Spectrum

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.