Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De meidenziekte door Tom Pauka

Beoordeling 8.5
Foto van een scholier
Boekcover De meidenziekte
Shadow
  • Boekverslag door een scholier
  • 5e klas vwo | 3567 woorden
  • 13 januari 2005
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 8.5
26 keer beoordeeld

Boekcover De meidenziekte
Shadow
De meidenziekte door Tom Pauka
Shadow
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Bibliografische gegevens Auteur Tom Pauka
Titel De meidenziekte
Plaats Amsterdam
Jaar 1983
Eerste druk 1983
Pagina’s 165 Samenvatting Hans is een jongen van 16 jaar. Hij gaat vaak met zijn twee broertjes Sander en Leo naar buiten en bedenkt dan een ‘plan’ over wat ze zullen gaan doen. Op een dag moeten ze naar binnen om te eten, maar Hans blijft nog even buiten omdat hij misselijk is. Hij gaat dwalen en valt flauw. De politie vind hem en brengt hem naar het ziekenhuis. In het ziekenhuis komen ze erachter dat Hans lijdt aan anorexia nervosa. Een van de redenen waarom Hans anorexia heeft ontwikkeld is dat hij eten vies vindt. Hij heeft enorme smetvrees. Dit komt voort uit een gebeurtenis in zijn jeugd tijdens de oorlog, toen hij met zijn vader moest zingen voor de moffenhoeren. Toen een van hen hem een bonbon aanbood, zag hij opeens voor zich hoe dit chocolaatje misschien 'bevingerd' zou zijn door haar klant. Hij ontwikkelt vanaf die tijd niet alleen een angst voor eten, maar ook voor vrouwen. Daarom krijgt hij vanaf nu structureel 3 maaltijden per dag, in het begin via een slangetje, later mag Hans zelf eten. Na een aantal dagen mag hij zijn bed uit. Zijn broertjes en moeder komen hem vaak bezoeken. Hans’ vader bezoekt hem nooit, waarschijnlijk omdat zijn vader zich schaamt voor hem. Dokter Rozen vindt het een goed idee als Hans gaat werken zodat hij zijn gedachten van zijn eetprobleem af kan helpen. Zo komt hij terecht bij de bijkeuken. Het werk van Hans is om, samen met zijn baas Monsanto, de ladingen voedsel te controleren die het ziekenhuis binnenkomen. Na een tijdje komen ze erachter dat er gestolen wordt; óf door de bewaker, óf door de mensen die in het ziekenhuis werken. Samen proberen ze de dief te pakken door vallen te zetten en door zelf de nachtcontrole te doen. Zo worden Hans en Monsanto langzamerhand goede vrienden. Na een aantal maanden verteld Dokter Rozen dat Hans het ziekenhuis mag verlaten omdat zijn eetpatroon en gewicht weer de goede kant zijn opgegaan. Eigenlijk wil Hans dit niet, omdat hij zijn oude en zwakkere negervriend Monsanto niet in de steek wil laten. Hij vertelt de dokter over Monsanto’s bestaan omdat zij helemaal niks van hem af wist, en hoopt dat er een nieuwe hulp voor hem kan komen. Zo ontsnapt hij op een dag uit het ziekenhuis, zonder dat zijn broertjes en moeder het weten. Hans gaat zwerven, neemt de pond, en besluit in de breken bij een vakantiehuisje tussen de weiden langs het water. Hier treft hij niemand aan, en begint zich helemaal ‘vol te proppen’ met brood. Zijn ‘meidenziekte’ anorexia nervosa is langzamerhand omgegaan in een vreetziekte. Als hij genoeg heeft gaat hij naar boven en besluit in een klein bed te gaan liggen. Hij valt in slaap. Die ochtend wordt hij gewekt door een meisje, Vera Storm. Eerst durven ze elkaar bijna niet aan te kijken, maar langzamerhand raken ze gewend aan elkaar. Ze maken Vera’s huiswerk, eten en drinken wat en gaan ’s middags roeien. Vera vind het bijzijn van Hans steeds leuker; Hans staat steeds klaar met een ‘plan’ om te gaan doen, net als hij altijd deed bij zijn broertjes. Hij vertelt haar veel, ook dingen die niet waar zijn omdat hij toch eigenlijk beter wil lijken dan Vera’s grote broer Lucas. Voor als Vera’s moeder thuis kwam, haar ouders waren immers gescheiden, had Vera bedacht dat Hans een jongen van school was die haar hielp met huiswerk. Gonnie Storm maakte helemaal geen bezwaar toen ze Hans thuis aantrof, hij mocht zelfs mee avondeten om daarna het huiswerk af te maken. Vera moest rond negen uur naar bed, dus was Hans met mevrouw Storm alleen. Hij had haar voorgelogen dat hij met de bus naar huis moest om op tijd thuis te zijn. Toen bleek dat er geen bussen meer reden besloten ze dat Hans dan maar hier moest blijven slapen. Mevrouw Storm vertelde dat ze zich vaak verveelde omdat alles elke dag hetzelfde leek, dus moest Hans ook voor haar ‘plannen’ bedenken om te gaan doen. Hij loog namelijk dat hij zich nooit verveelde. Ze besloten te gaan roeien. Hans gooide een fuik uit en ving een hele grote vis, zo groot dat hij zich moest uitkleden en het water ingaan om de fuik en de vis los te maken. Toen dit was gelukt zag hij plotseling dat mevrouw Storm ook het water was ingegaan, met ontbloot bovenlijf. Hans schrok, en kreeg steeds meer het gevoel dat mevrouw Storm iets van hem wou. ’s Nachts besloot Hans het huisje te verlaten, hij voelde zich niet fijn meer bij zijn leugens en ook niet meer bij mevrouw Storm. Net als bij zijn inbraak kroop hij door het raampje en besloot weer te gaan zwerven. Tijdens zijn verblijf bij Vera en mevrouw Storm dacht Hans vaak aan zijn broertjes en moeder. Zij zouden namelijik binnekort naar zijn oom in Denemarken gaan. Dit zou natuurlijk niet door gaan sinds ze erachter kwamen dat Hans was ontsnapt en aan het rond zwerven was. Daarom wilde Hans weer terug naar zijn familie, omdat hij wist dat hij ze pijn had gedaan. Maar eerst wilde hij zijn vriend Monsanto bij het ziekenhuis opzoeken. Toen hij hier aankwam na een zwerfdag, vertelde de portier hem dat Monsanto niet meer werkte bij het ziekenhuis maar in de gevangenis zat. Iemand had namelijk verteld over de diefstal in het magazijn, en na een huiszoeking bij Monsanto bleek dat hij heel veel thuis had staan. Hans wilde het niet geloven, maar vertrok uiteindelijk toch. Hans liep richting het politiebureau en wilde proberen Monsanto uit de cel te halen. Toen vond hij ineens een briefje in zijn zak wat Vera hem had gegeven, met een muntje en nummer erop. Hans liep naar de telefooncel en draaide het nummer. Hij kreeg mevrouw Storm aan de lijn, die vroeg of ze hem misschien een keer mochten opzoeken in het ziekenhuis toen Hans vertelde dat hij was ontsnapt. Het werd een goed gesprek, en Hans hing met een lachend en goed gevoel op om weer terug te gaan naar zijn echte moeder. Vertelinstantie Het verhaal heeft een belevende-ik-verteller. Alles wordt vanuit Hans beschreven en gedacht. De functie hiervan is dat je goed te weten krijgt hoe Hans als persoon is, wat hij voelt en denkt, waardoor je het verhaal ook beter snapt. Deze belevende-ik-verteller lijdt ook tot subjectiviteit. “Ik was trots, en mijn keelpijn verdween: Monsanto’s naam was door mijn toedoen bekend geworden bij de dokter, en ik ging nu vragen om een echte hulp voor hem, iets waar hij zelfs meer mee geholpen zou zijn dan wanneer ik bleef tot de vijftiende” (Blz. 40) “Mijn blik bleef kleven aan haar armen en benen, een intens gevoel van heimwee kwam op. Ik zou nooit meer met mijn broertjes op een kokosmat tegenover een rommeldoos zitten, voorbij, afgelopen.” (Blz. 95)
Personages Hans
Hans is een round-character. Dit omdat je het hele verhaal door leest hoe hij denkt en voelt, en je dus meerdere karaktertrekken van hem leert kennen. Hans is een jongen van 16 jaar. Hij is heel lang en mager. Hij woont samen met zijn twee broertjes Sander en Leo, en zijn ouders. Hans heeft in zijn jeugd al veel meegemaakt. Hij moest in de oorlogstijd altijd mee met zijn vader naar café’s om daar te zingen. Vanaf zijn tiende stopte hij hiermee, maar hij heeft aan deze tijd altijd nog iets overgehouden, namelijk angst voor vrouwen (vanwege de moffenhoeren), smetvrees en als gevolg hiervan anorexia nervosa. Hans heeft dus problemen met eten, maar ook met het volwassen worden. Zo verandert zijn anorexia nervosa ook nog eens in een vreetziekte, en kan hij bijvoorbeeld niet begrijpen dat mannen en vrouwen eerst kinderen nemen en dan scheiden. Ook wil hij maar niet snappen dat Monsanto dingen stal uit het magazijn, en probeert hier allerlei (kinderlijke) redenen voor te verzinnen. Hans vind zichzelf een verrader. Zo heeft hij ooit zijn opa verraden, en nu dus zijn vriend Monsanto. Zijn relatie met zijn broertjes en moeder is wel heel goed. Zijn vader ziet hij ook bijna nooit, maar dit kan hem ook weinig schelen omdat hij denkt dat zijn vader zich voor hem schaamt. Met Monsanto kon Hans het goed vinden, net als met Vera. Ook zij worden vrienden. Hans vindt de moeder van Vera ook een aardige vrouw, maar dit vermindert doordat hij het gevoel krijgt dat ze iets van hem wil. Verder is Hans een jongen die zich nooit aan een vast structuur houdt, maar steeds met nieuwe ‘plannen’ komt. Monsanto
Monsanto is een flat-character. Je komt niet zo veel over zijn karakter te weten, alleen als Hans bij hem is. Monsanto is een al oudere neger maar ziet er nog wel groot en stevig uit. Hij werkt graag in de opslagplaatsen van het ziekenhuis. Hij leeft wel een teruggetrokken bestaan: niemand in het ziekenhuis wist dat Monsanto er werkte, totdat Hans het vertelde. Monsanto is iemand die graag eerst de kat uit de boom kijkt. Zo vertrouwde hij Hans in het begin niet en vond dat hij vaak dingen verkeerd deed, maar naarmate Hans langer voor hem werkte konden ze het beter met elkaar vinden en werden zelfs vrienden. Vera
Vera is een flat-character. Dit omdat je alleen wat van haar te weten komt in de tijd dat Hans in haar vakantiehuisje is, en je dus verder niet zo veel van haar karakter te weten krijgt. Vera is een twaalfjarig meisje met een best wel vol figuur. Ze houdt ervan nieuwe dingen te doen, en is verder voor niet veel dingen bang. Ze heeft een broer, Lucas, en een moeder, Gonnie Storm. Haar ouders zijn gescheiden, dus haar vader ziet ze niet meer. Soms woont ze in de stad en soms in het vakantiehuisje. Ze heeft een hele goede relatie met haar moeder, en als zij en Hans aan de praat komen kan ze het ook al snel goed met hem vinden. Vera is een zelfstandig meisje omdat haar moeder vaak werken is. Mevrouw Storm
Ook Gonnie Storm is een flat-character. Zij komt namelijk alleen in het boek voor in de avond voordat Hans het vakantiehuisje weer verlaat, dus leer je maar een beperkt aantal karaktereigenschappen van haar kennen. Mevrouw storm is een moeder van middelbare leeftijd met een vol figuur. Ze is erg symspathiek, omdat ze Hans, voor haar een vreemde, zomaar in haar huis laat slapen als de bus niet meer gaat. Ook legt ze snel contacten met nieuwe mensen, zo gaat ze zomaar ’s avonds met Hans een boottochtje maken terwijl ze hem die middag heeft leren kennen. Verder is Gonnie Storm een vrouw die zich vaak verveeld omdat voor haar de dagen er steeds hetzelfde uitzien, en zij zelf niks kan verzinnen om te doen. Daarom kan zij het ook zo goed vinden met Hans, omdat hij steeds klaar staat met nieuwe ‘plannen’. Misschien ziet zij in hem iets wat zij nu mist zonder man, en daarom wordt de relatie tussen Hans en Gonnie na een tijdje toch beperkter. Gonnie heeft wel een hele goede verhouding met haar dochter Vera. Ze woont samen met haar dochter in de etage boven haar textielwinkel. Met haar buren kan ze het niet zo goed vinden. Ruimte Fysische ruimte
Het verhaal speelt zich voor een deel af in Amsterdam. Er worden bijvoorbeeld grachten genoemd uit Amsterdam: “Ik liep van de Helmersstraat naar de kop van de Prinsengracht, vandaar naar de Westermarkt en ten slotte naar het begin van de Singel.” (Blz. 159) “En uw huis... jullie huis is Amsterdam, is het daar leuker, ik bedoel...” (Blz. 122) Het is zomers weer, omdat Hans net voor 15 juli uit het ziekenhuis ontsnapt. Nog een bewijs dat het warm is, is dat Hans en mevrouw Storm buiten in de meren gaan zwemmen. Het verhaal speelt zich dus ook af in een buurt waar Hans heen is gevlucht, waar veel meren en weilanden zijn: “Met langzame slagen zwom ik bij de boot vandaan en keek rond over het meer.” (Blz. 133) Psychische ruimte
Hans voelt zich vrij als hij buiten is, helemaal op rustige plekken bij de meren en weilanden. Daarom vlucht hij hier ook heen. Hier let er niemand op hem, hij kan vrij zijn en doen en laten wat hij wil, en daar voelt hij zich goed bij. Zintuiglijke manier waarop de ruimte wordt geschetst

De plaatsen waar Hans komt zijn vaak vies. In de stad, op de kade en het ziekenhuis waar voedsel wordt gelost is het niet schoon. Daarom heeft hij ook geen trek meer in eten. Als Hans met de boot naar de meren en weilanden gaat ziet het er wel schoon uit en is het er rustig met weinig mensen. Tijd Historische tijd
Het verhaal speelt vanaf 12 april 1950. “Op 12 april 1950 liep ik, met aan iedere hand een broertje, van de speeltuin aan de Gaaspstraat terug in de richting van ons huis.” (Blz. 5) Verteltijd
Twaalf hoofdstukken, 165 pagina’s. Vertelde tijd
Het verhaal begint in april en eindigt in juli. Dat betekend dat er ongeveer 3-4 maanden voorbij gaan in het verhaal. Hans ligt van 15 april tot begin juli in het ziekenhuis. Hierna ontsnapt hij en zwerft nog een paar dagen rond. Terug- en/of vooruitwijzing
Er komen geen vooruitwijzingen voor in het verhaal. Wel komen er terugverwijzingen voor. Deze verwijzen dan terug naar een gebeurtenis van Hans in de oorlog van toen hij bijvoorbeeld met zijn vader mee moest naar het café om te zingen. Er komen ook flash-backs in het verhaal voor. De belangrijkste is over de keer dat Hans na het zingen in een café werd thuisgebracht door de vrouw Dikke Olly, een moffenhoer. Vantevoren gingen ze nog even langs haar huis om expres de taxi’s te laten wachten, en Hans kreeg hier toen bonbons. Dit vond hij raar omdat er hongersnood was tijdens de oorlog, dus begon hij te fantaseren over hoeveel mannen deze bonbond al niet hadden aangeraakt. Sinds dien kreeg hij angst voor eten en vrouwen. (Hfst.8, Blz 105-109) Hieruit maak ik op dat het verhaal niet in chronologische volgorde is verteld. Het verhaal wordt wel in medias res verteld: het begint als Hans 16 jaar is, en langzamerhand kom je meer te weten over zijn jeugd en hoe hij zelf is, oa. met behulp van flash-backs. Motieven Leidmotief - De roeiboot
Een leidmotief in het verhaal is de roeiboot van Vera en mevrouw Storm. Hans gaat eerst met de jonge Vera varen, later met haar moeder Gonnie Storm. Hans is zelf 16 jaar, en zit dus op de grens van het kind zijn en het volwassen worden. Als hij met Vera vaart mist hij zijn broertjes heel erg, en weet hij eigenlijk niet wat hij nou aan het doen is. Hij vaart met een kind en een volwassene, en kan nog alle kanten op roeien. Deze roeiboot staat dus voor het volwassen worden. Hier merk je dat Hans twijfelt of hij nou wel goed bezig is, er is twijfel tussen zijn volwassen en kinder kant: “Vera had al haar aandacht nodig om de boot volgens de aanwijzingen van mijn hoofd in de koers te houden, en omdat ze als roeier met haar rug naar de vaarrichting zat, kwamen we voor haar volkomen onverwacht de schuur binnen. Ze hield op met roeien. ‘Mag je hier eigenlijk komen?’ fluisterde ze. ‘Nee,’ zei ik met mijn gewone stem. ‘Oehhhh,’ zei ze. Ik begon weer te twijfelen, was ik niet te ver gegaan? Ik wist niet zeker of er voor meisjes eigenlijk wel een leuke kant kon zitten aan enge dingen.” (Blz. 71) Vera en Hans varen naar een schuur waar ze even naar binnen gaan. Hier klimmen ze op een stapel kisten. Hans is bezorgd om haar, hij toont hier zijn volwassen kant: “Wat haatte ik die broer van haar die haar nooit fatsoenlijk had leren klimmen, moest je dat zien, dat was vragen om ongelukken!” (Blz. 72) Hans moet voor Vera’s moeder bedenken wat ze kunnen doen. Als mevrouw Storm dan aankomt op het idee te gaan roeien, net als die middag met Vera, twijfelt Hans even of zij dat wel leuk zal vinden. Weer die twijfel tussen kind en volwassenheid: “’O ja,’ zei ik, ‘ja, als...als je dat leuk vind? We zijn met de roeiboot het meer over gegaan en we hebben een schuur van binnen bekeken en dat soort dingen.’” (Blz. 123) Verhaalmotief - Eetziekten
Hans lijdt aan anorexia nervosa. Een reden voor zijn ziekte heeft te maken met het feit dat hij in de oorlog smetvrees heeft opgelopen, en nu dus alles vies vindt. Het is zo erg dat hij in het ziekhuis beland. Hier herstelt hij weer, maar krijgt als gevolg in plaats van anorexia nervosa een vreetziekte. Zijn ziektes bepalen voor een groot deel zijn leven. Hans gaat door zijn ziekte bijvoorbeeld zwerven: “Ik ging in deze toestand niet naar huis. Daar hing nu een etenslucht en je hoorde geluiden van pannen en zo, met het gevolg dat ik aan tafel geen hap door mijn keel kreeg en mijn moeder mij bedroefd zou vragen of ik dacht dat alles nu weer van voren af aan begon. Dus ik bleef nog even uit de buurt.” (Blz. 5) Door zijn ziekte belandt hij in het ziekenhuis: “...Was het een ziekte om kennis te hebben van allerlei soorten bevuiling?... ‘Ik vroeg je,’ zei dokter Rozen, ‘of je wist dat je een meisenziekte had.’” (Blz. 24) Als zijn anorexia nervosa verandert in een vreetziekte, breekt Hans zelfs in om te eten: “Mijn lichaam schreeuwde om eten en mijn gedachten lieten zich geen zijpaden meer op sturen, eten, eten, boterham, broodje, bordje pap. Dat het huis niet zo rigoreus opgeruimd was kon betekenen dat er ook ergens iets eetbaars te vinden was en daar kwam ik al mijn bed uit, alsof ik gehypnotiseerd was, alsof ik een haak had ingeslikt en aan mijn ingewanden werd voortgetrokken.” (Blz. 50) - Jeugd

Een ander verhaalmotief is de jeugd van Hans. In veel gevallen wordt Hans herinnert aan zijn jeugd tijdens de oorlog. Het denkt ook vaak aan het spelen met zijn broertjes. Maar aan de andere kant wil Hans graag zijn jeugd achter zich laten en volwassen worden. Hier zie je dat Hans terugdenkt aan de tijd dat hij met zijn broertjes speelde, hij mist ze. Hij denkt hieraan omdat hij Vera ziet: “Mijn blik bleef kleven aan haar armen en benen, een intens gevoel van heimwee kwam op. Ik zou nooit meer met mijn broertjes op een kokosmat tegenover een rommeldoos zitten, voorbij, afgelopen.” (Blz. 95) Hans herinnert zich zijn familie, en komt met zijn gedachten weer bij de oorlog: “Maar wat de uitgaande vrouwen betreft, ik moest op bepaalde dagen met mijn vader mee en dan zong ik, eerst staand op de klep van de vleugel en later zittend, bepaalde liederen die de Duitse officieren aan thuis deden denken zoals ‘Regentropfen, die an mein Fenster klopfen’.” (Blz. 81) “In de oorlog waren er in de bars natuurlijk ook veel opmerkingen geweest over hoeveel man ik al was, en na mijn tiende, toen ik zo razendsnel in de lengte begon te groeien, was er helemaal geen houden meer aan.” (Blz. 84-85) - Vriendschap
Voor Hans is vriendschap heel belangrijjk in het verhaal. Zo wordt hij niet de hele tijd herinnert aan zijn ziekte. Hans wordt bijvoorbeeld goede vrienden met Monsanto, de negerbaas van het magazijn in het ziekenhuis. Als hij het ziekenhuis verlaat en gaat zwerven, verlangt hij toch weer naar huis. Op weg naar huis wil hij eerst nog langs zijn vriend Monsanto. “Toen herinnerde ik mij dat ik een vriend had en dat tussen hem en mij nooit sprake van een vrouw was geweest. Voor zover ik wist hadden wij nooit één woord tegen elkaar gezegd over dit onderwerp. Voor Monsanto behoorde dit waarschijnlijk tot het vele waarover niet fatsoenlijk was te praten. Dit vond ik een wonderbaarlijk aantrekkelijk idee. Ik liet mijn geslenter varen, knoopte mijn colbert dicht en sprong van het platform. Monsanto, uw vroegere knecht komt op bezoek!” (Blz. 153) Hans is dus goed bevriend geraakt met Monsanto. Het werk in het magazijn was ook een goede afleiding voor Hans. Maar niet alleen Monsanto is een vriend, ook met zijn broertjes was hij altijd heel goed ‘bevriend’. Hij was altijd degene die de ‘plannen’ moest gaan bedenken over wat er te doen was. Net als hij moest doen bij de twaalfjarige Vera. Ook zij kunnen het al snel goed met elkaar vinden. Hier speelt de vriendschap ook een rol als afleiding van zijn ziekte en zwerftocht. Cultuur- historisch motief
Er is geen cultuur-historisch motief te vinden in het verhaal. Thema Het thema van het boek is het langzaam volwassen worden van een 16-jarige jongen. Hans heeft oa. door zijn jeugd smetvrees opgelopen, wat uiteindelijk leidt tot anorexia nervosa. Deze ziekte bepaalt een groot deel van zijn leven. Het heeft invloed op zijn vriendschappen en op zijn gedachtes aan zijn jeugd die steeds weer terugkeren. Hans komt langzamerhand steeds meer in aanraking met volwassen dingen, maar weet vaak niet hoe hij hiermee om moet gaan. De roeiboot is een symbool dat staat voor deze volwassenwording. Titelverklaring De meidenziekte staat voor het feit dat een jongen anorexia nervosa heeft, wat eigenlijk veel vaker voorkomt bij meiden dan bij jongens. Maar hiermee wil de schrijver juist ook laten zien dat deze jongen in onstabiele periode zit; de periode tussen het kind zijn en het volwassen worden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Andere verslagen van "De meidenziekte door Tom Pauka"